Staat uw leven onder de invloed van engelen?
Bestaan engelen alleen maar in de verbeelding? Of spelen zij werkelijk een belangrijke rol in het leven van mensen?
HET was een koele herfstavond, en niet ver van het Judese stadje Bethlehem bevonden zich herders in het veld om hun kudden te hoeden. Plotseling gebeurde er iets waardoor de herders één en al aandacht waren. Zij waren door een verblindend licht omgeven en in het midden van de luisterrijke schittering stond een schepsel dat zij nog nooit eerder hadden gezien. Allen werden door grote vrees aangegrepen. Bestond het schepsel dat vóór hen stond uitsluitend in hun verbeelding?
Neen, zeer beslist niet, want het sprak tot hen, zeggende: „Vreest niet, want ziet! ik maak u goed nieuws bekend omtrent een grote vreugde, die heel het volk ten deel zal vallen, want heden is u in de stad van David een Redder geboren, die Christus de Heer is. En dit is een teken voor u: gij zult een baby vinden in windsels van doeken gebonden en liggend in een kribbe.” Wat een aangrijpende bekendmaking! Degene naar wie reeds zo lang was uitgekeken en die de Messias zou worden, was geboren.
Dit vormde echter niet het einde van deze glorierijke tentoonspreiding of van de hemelse bekendmakingen. Degene die deze dingen getrouw heeft opgetekend, legt uit: „Plotseling verscheen er bij de engel een menigte der hemelse legerschare, die God loofde en zei: ’Glorie in de hoogste hoogten aan God, en op aarde vrede onder mensen van goede wil.’” — Luk. 2:8-14, NW.
De engelen oefenden ontegenzeglijk invloed uit op het leven van deze eenvoudige herders, en dit had tot resultaat dat zij tot de eersten behoorden die de pasgeboren baby Jezus, die de hemelse Koning van Gods eeuwige koninkrijk zou worden, zagen. Wat een wonderbaarlijk voorrecht! — Dan. 7:13, 14.
Dit welbekende voorval geeft aanleiding tot belangrijke vragen, zoals: Wie zijn engelen? Waar komen zij vandaan? Zijn zij ’ontlichaamde’ mensen? Welke diensten verrichten zij ten behoeve van de mensen op aarde? Staat uw leven onder hun invloed?
OORSPRONG EN KENMERKENDE EIGENSCHAPPEN
Vele mensen hebben geleerd dat engelen de overledenen zijn, degenen die eens op aarde hebben geleefd. Zo wordt er gezegd dat bij de dood van het lichaam een onsterfelijke ziel vrijkomt die als een engel in de hemel voortleeft. Bij de begrafenis van een jong tienjarig meisje legde een rooms-katholieke priester enige tijd geleden uit, zoals in de New York Daily Mirror werd bericht: „God had nog een engel nodig en Hij nam Dorothy. Dorothy was door God uitgekozen om slechts deze tijdsduur bij haar ouders te zijn. Daarna riep hij haar om Hem in deze kersttijd te dienen.”
Is dit waar? Zijn engelen personen die eens op aarde hebben geleefd? Zijn zij ’ontlichaamde’ mensen? Neen, niet volgens Gods Woord de bijbel. Deze geïnspireerde geschriften openbaren dat de Almachtige God lang voordat hij deze aarde voor menselijke bewoning geschikt maakte, geestelijke zonen of engelen schiep. Dit blijkt uit de vraag die hij lang geleden aan zijn dienstknecht Job stelde en die in de joodse Targoem als volgt is vertolkt: „Waar hield gij u toevallig op, toen ik de aarde grondvestte? Vertel het mij, als gij inzicht hebt. Toen de morgensterren vreugdevol te zamen uitriepen en alle engelenscharen juichend begonnen te jubelen?” — Job 38:4, 7, voetnoot in de uitgave van 1957.
God heeft deze geesten niet alleen veel eerder geschapen dan de mens, maar hij heeft hen ook als schepselen met een veel hogere levensvorm dan die van de mens geschapen. De bijbel zegt dat „engelen . . . in sterkte en kracht zoveel groter zijn” en dat de mens „een weinig lager dan engelen” werd gemaakt. — 2 Petr. 2:11; Hebr. 2:6, 7, NW.
Afgezien van het feit dat engelen hoger werden gemaakt dan mensen, zijn er ook onder hen zelf verscheidene rangen of afdelingen. De aartsengel Michaël bekleedt de hoogste positie. Zoals duidelijk in de Schrift te kennen wordt gegeven, is hij niemand anders dan het Woord of de Voornaamste Woordvoerder voor God, degene die de mens Jezus Christus werd (Dan. 12:1; Joh. 1:1; Openb. 12:7, NW). Dan zijn er serafs, die de profeet Jesaja in een visioen van Jehovah’s tempel zag toen zij Hem dienden (Jes. 6:2, 6). In de Schrift wordt ook een beschrijving gegeven van de cherubs, van wie afbeeldingen werden geplaatst op de ark des verbonds, die zich in het heilige der heiligen van de tabernakel en later in de door Salomo gebouwde tempel bevond (Ex. 25:18-22; 1 Kon. 8:6, 7; Ps. 99:1). En ten slotte is er een grote groep engelen die als boodschappers dienst verrichten.
Te zamen genomen, zijn er vele miljoenen van deze geestelijke scheppingen van God. In een profetisch visioen van Jehovah’s troon zag de profeet Daniël ’duizend maal duizenden die hem dienden en tien duizend maal tien duizenden die vóór hem stonden’. — Dan. 7:9, 10.
Evenals mensen kunnen deze geestelijke schepselen via een gesproken taal met elkaar in verbinding staan; in de bijbel wordt namelijk melding gemaakt van „de talen van mensen en van engelen”. In tegenstelling tot mensen zijn zij echter aseksueel en dientengevolge niet in staat hun eigen soort voort te brengen. Jezus onthulde dit toen hij uitlegde dat mannen en vrouwen in de opstanding van de doden ’niet ten huwelijk gegeven worden, maar als engelen in de hemel zijn’. Elke engel is een rechtstreekse schepping. — 1 Kor. 13:1; Matth. 22:30, NW.
Er zouden onder deze engelen geen overleden mensen kunnen zijn, want de persoonlijkheid van de mens blijft bij de dood niet voortbestaan. „De levenden weten tenminste, dat zij sterven moeten”, zegt de bijbel, „maar de doden weten niets.” En over de dood van de mens wordt in de Schrift gezegd: „Zijn geest gaat uit, hij keert terug naar zijn aarde, op die dag vergaan zijn gedachten.” Niets van de mens blijft leven. De bijbel verklaart uitdrukkelijk: „De ziel die zondigt, die zal sterven.” — Pred. 9:5; Ps. 146:4, NW; Ezech. 18:4.
Dit wil niet zeggen dat niemand van de mensheid hemels leven zal ontvangen. Toen Jezus Christus uit de doden werd opgewekt, ontving hij een geestelijk lichaam waarna hij naar de hemel is opgestegen (1 Petr. 3:18; Hand. 2:31-33, NW). Jezus werd echter ver boven de engelen verhoogd, en degenen die uit de mensheid worden genomen om de hemelse heerlijkheid met hem te delen, zullen eveneens ver boven de engelen worden verhoogd. De bijbel toont aan dat deze leden van Christus’ bruid, die met hem over de aarde zullen regeren en deze in een paradijsachtige toestand zullen brengen, slechts 144.000 in aantal zullen zijn. — Hebr. 1:4; Openb. 14:1, 3; 5:10; 20:6, NW.
DE VERRICHTE DIENSTEN
Het Hebreeuwse en Griekse woord dat in de bijbel met „engel” is vertaald, betekent eenvoudig een boodschapper. Engelen zijn Gods geestenboodschappers en zij verrichten vaak dienst ten behoeve van mensen. Jezus Christus beschreef hoe bezorgd zij zijn voor Gods dienstknechten toen hij zei: „Zorgt ervoor dat gij niet een van deze kleinen veracht, want ik zeg u dat hun engelen in de hemel altijd het aangezicht aanschouwen van mijn Vader, die in de hemel is.” De psalmist gaf ook de troostvolle verzekering: God „zal aangaande u zijn engelen gebieden, dat zij u behoeden op al uw wegen”. En wederom: „De Engel des HEREN legert zich rondom wie Hem vrezen, en redt hen.” — Matth. 18:10, NW; Ps. 91:11; 34:8 7; Hebr. 1:7, 14, NW.
In het bijbelboek Daniël worden twee in het oog springende voorbeelden genoemd waarin Gods engelen redding bewerkstelligden. Het eerste voorval deed zich voor toen de Babylonische koning Nebukadnezar drie jonge Hebreeuwse dienstknechten van God liet grijpen en in een gloeiend hete oven liet werpen omdat zij hadden geweigerd zich voor zijn kolossale gouden beeld te buigen. Toen er een vierde gedaante in de oven verscheen om de mannen te beschermen, zei Nebukadnezar: „Geloofd zij de God van Sadrach, Mesach en Abednego! Hij heeft zijn engel gezonden en zijn dienaren bevrijd, die zich op Hem hebben verlaten.” — Dan. 3:19-28.
Het andere voorval vond plaats toen de bejaarde Daniël, een vriend van die drie getrouwe Hebreeën, in een leeuwekuil werd geworpen omdat hij had geweigerd op te houden tot zijn God Jehovah te bidden. De volgende ochtend haastte de koning zich naar de leeuwekuil en vroeg: „Daniël, gij dienaar van den levenden God, heeft uw God, dien gij zo volhardend dient, u van de leeuwen kunnen bevrijden? Toen sprak Daniël tot den koning: O, koning, leef in eeuwigheid. Mijn God heeft zijn engel gezonden en den muil der leeuwen toegesloten, en zij hebben mij geen kwaad gedaan.” — Dan. 6:16-22.
Engelen hebben ook voor Jezus diensten verricht. Nadat hij aan het begin van zijn aardse bediening door de Duivel was verzocht, „zie! engelen kwamen hem dienen”. En toen hij op de allerlaatste nacht van zijn aardse leven tot zijn hemelse Vader bad, „verscheen hem een engel uit de hemel, die hem sterkte”. De engelen stonden klaar om Jezus te dienen, als gevolg waarvan hij kon zeggen: „Of denkt gij dat ik geen beroep op mijn Vader kan doen om mij op dit ogenblik meer dan twaalf legioenen engelen te verschaffen?” — Matth. 4:11; Luk. 22:43; Matth. 26:53, NW.
Een in het oog springend voorbeeld dat aantoont bij welke werkzaamheden de engelen opdracht hebben gekregen Gods dienstknechten speciaal te helpen, wordt in Handelingen hoofdstuk vijf aangetroffen. Jezus’ apostelen hadden ijverig het goede nieuws van Gods koninkrijk en van zijn Christus gepredikt, en om aan deze activiteit een einde te maken, sloegen „de hogepriester en allen die met hem waren . . . de handen aan de apostelen en zetten hen in de openbare plaats van hechtenis”. Let nu echter eens op wat er gebeurde! „Doch in de nacht opende Jehovah’s engel de deuren van de gevangenis, bracht hen naar buiten en zei: ’Gaat heen, stelt u op in de tempel en blijft alle woorden omtrent dit leven tot het volk spreken.’” Gods engel zag er dus actief op toe dat het predikingswerk niet werd belemmerd. — Hand. 5:17-20, NW; zie ook Handelingen 12:3-11, NW.
De engelen deden echter meer dan dat, want zij zorgden er zelfs voor dat Gods dienstknechten met rechtvaardig gezinde personen in contact kwamen. Bij een zekere gelegenheid sprak „Jehovah’s engel [namelijk] tot Filippus en zei: ’Sta op en ga naar het zuiden, naar de weg die van Jeruzalem naar Gaza loopt.’ . . . Toen stond hij op en ging, en ziedaar! een Ethiopische eunuch . . . zat in zijn wagen, terwijl hij hardop de profeet Jesaja las”. Filippus werd ertoe geleid de wagen te naderen en toen hij de bijbelse waarheden omtrent Jezus uitlegde, nam de man deze verheugd aan en werd gedoopt. — Hand. 8:26-38, NW; zie ook Handelingen 10:1-22, NW.
STAAT UW LEVEN ONDER HUN INVLOED?
Er kan geen twijfel over bestaan dat engelen een belangrijke rol hebben gespeeld in het leven van mensen uit het verleden, maar wat valt er over onze tijd te zeggen? Staat uw leven onder de invloed van engelen?
U denkt misschien van niet, maar toch is het wel zo. Gods Woord maakt duidelijk dat wij in de laatste dagen van dit goddeloze samenstel van dingen leven, de tijd waarin Christus, zoals de profetie beschrijft, „zijn engelen [zou] uitzenden” ten einde „zijn uitverkorenen [te] vergaderen”. De engelen hebben niet alleen de „uitverkorenen”, degenen die ten slotte leden van Christus’ hemelse bruid worden, vergaderd, maar zij hebben er ook een aandeel aan de mensen van de naties te scheiden, zoals Jezus uitlegde: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen zal zijn in zijn heerlijkheid, en alle engelen met hem, . . . zal [hij] de mensen van elkaar scheiden, zoals een herder de schapen van de bokken scheidt.” — Matth. 24:31; 25:31-33, NW; zie ook Openbaring 14:6-10, NW.
Alhoewel de engelen onzichtbaar blijven, hebben zij een zeer actief aandeel aan dit scheidingswerk, want evenals in de eerste eeuw, merken zij het rechtvaardig gezinde hart van met schapen te vergelijken mensen op en leiden zij Gods aardse dienstknechten naar deze mensen toe. Er worden ongetwijfeld vele ervaringen opgedaan die overeenkomst vertonen met datgene wat een Koninkrijksverkondiger in het midden van de Verenigde Staten meemaakte. Zoals de Getuige vertelde, gebeurde tijdens de van-huis-tot-huisbediening het volgende:
„Zij vertelde mij dat zij er die dag over had gedacht zich van het leven te beroven, maar juist toen zij in plaats daarvan tot God in gebed was gegaan om hem te vragen of hij haar op de een of andere manier wilde helpen, klopte ik op de deur. Dit kwam haar voor als een wonder, want daar stond ik, met mijn bijbel in de hand, bereid om Gods Woord met haar te delen.” Er werd een afspraak gemaakt de vrouw en haar man opnieuw te bezoeken, en wel met het volgende resultaat.
„Dat was een avond die wij nooit zullen vergeten. Zij verlangden er zo vurig naar Gods Woord te horen, en toen wij uitlegden hoe zij door een systematische studie van de bijbel nog meer konden leren, stemden zij er van harte mee in dat zij dát nu juist nodig hadden. . . . Na vier studies geven zij al getuigenis aan hun familieleden en buren, zo verlangend zijn zij om de wonderbaarlijke waarheden die zij hebben geleerd, weer met anderen te delen.” Zulke ervaringen vormen een bewijs dat engelen nog steeds geestelijke bijstand verlenen aan hen die God ernstig zoeken.
Zelfs zij die geen geloof oefenen in Jezus Christus en in het eeuwigdurende Koninkrijk, waarvan de engel Gabriël tot Jezus’ menselijke moeder zei dat Jezus er de heerser over zou zijn, zullen echter weldra voor de aandacht van engelen in aanmerking komen. Deze belevenis is evenwel niet prettiger voor hen dan ze dit was voor de 185.000 Assyrische krijgslieden die door de engel van Jehovah in één nacht werden gedood. Het zal hun verdelging betekenen! „Bij de openbaring van de Heer Jezus vanuit de hemel met zijn krachtige engelen”, zo zegt de bijbel ons, ’zullen zij die God niet kennen en zij die het goede nieuws omtrent onze Heer Jezus niet gehoorzamen, de gerechtelijke straf van eeuwige vernietiging ondergaan.’ — 2 Thess. 1:6-9, NW; 2 Kon. 19:35; Luk. 1:28-33, NW.
Stellig dienen dan ook thans de nodige stappen te worden gedaan om onder de heilzame invloed van de engelen te komen. Op welke wijze? Door het „eeuwige goede nieuws” dat Jehovah’s getuigen onder de leiding van engelen prediken, ter harte te nemen; eveneens door het gebod van de engelen te gehoorzamen dat in Openbaring 14:6, 7 (NW) staat opgetekend: „Vreest God en geeft hem heerlijkheid.” Maak het onmiskenbaar duidelijk dat u aan deze vermaning van de engelen gehoor hebt gegeven, doordat u anderen ronduit aanmoedigt God te aanbidden zoals hij in zijn Woord der waarheid voorschrijft; dring er bij hen op aan zich thans aan Gods regerende Zoon Jezus Christus te onderwerpen. Op deze manier zult u bewijzen dat u in eendracht met Gods heilige engelen bent en zal hun dienst voor God ook voor u een zegen zijn.