Liefde in actie
„De liefde faalt nimmer.” — 1 Kor. 13:8.
1. Waarom dient het gebrek aan echte liefde in de wereld ons niet te verbazen?
IN DEZE wereld wordt het woord „liefde” te pas en te onpas gebruikt. Het komt in liederen, boeken en films voor alsook op posters, aanplakbiljetten en „buttons”. Toch blijken wij in een wereld te leven waarin zelfopofferende liefde werkelijk nauwelijks te vinden is. Dit behoeft geen verbazing te wekken, want velen menen ten onrechte dat hartstocht en sentimentaliteit uitingen van liefde zijn. Zij zijn niet op de hoogte van de liefde waardoor ware discipelen van Jezus Christus worden onderscheiden. Deze liefde gaat verder dan alleen maar iemands naaste liefhebben als zichzelf. Ze omvat zo nodig iemands bereidheid zijn leven voor zijn christelijke broeders af te leggen. Aldus volgt men Jezus Christus na, die vrijwillig zijn leven voor de mensheid heeft afgelegd. — 1 Joh. 3:16-18.
2. Welk onderwerp wordt in Eén Korinthiërs hoofdstuk 13 besproken?
2 Het is duidelijk dat christelijke liefde actief is en zich manifesteert in de positieve goede dingen die ze voor anderen doet. Aangezien deze liefde een gevoel of een emotie is, kan ze niet gemakkelijk gedefinieerd worden. De manier waarop ze zich uit, kan echter wel beschreven worden. En in Eén Korinthiërs hoofdstuk 13 treffen wij een werkelijk meesterlijke beschrijving aan van de liefde die christenen dienen te bezitten. In dit hoofdstuk wordt de nadruk niet gelegd op de uiting van Gods liefde voor de mensheid, noch op onze liefde voor Jehovah God. De belangrijkste strekking van het materiaal is veeleer hoe liefde jegens medemensen ten toon gespreid moet worden.
3. Wat voor problemen bestonden er zoal in de gemeente te Korinthe?
3 De christenen in Korinthe hadden dit onderricht nodig, want zij verheugden zich niet in zo’n beste verhouding tot elkaar. Zoals uit een beschouwing van de gehele brief van Eén Korinthiërs blijkt, had de gemeente aldaar problemen in verband met jaloezie, twist, verdeeldheid, gepoch, immoraliteit, oneerlijkheid en het zich veroorloven van al te grote vrijheden. Sommigen in de gemeente te Korinthe wilden graag prestige genieten. Zij wilden elkaar de loef afsteken met betrekking tot bekwaamheden en gaven of talenten. — 1 Kor. 1:10, 11; 3:2, 3; 4:6, 7; 5:1, 2; 6:7, 8; 8:1, 2, 7-13; 11:18, 19; 12:14-18.
„EEN ALLES OVERTREFFENDE WEG”
4. Bezaten alle christenen in de eerste eeuw G.T. dezelfde gaven?
4 Het was natuurlijk niet verkeerd wanneer iemand de grotere gaven van de geest als wenselijk beschouwde en wanneer een man in de gemeente graag als een apostel, een profeet of een leraar wilde dienen. De apostel Paulus zette echter uiteen: „Zijn soms allen apostelen? Zijn soms allen profeten? Zijn soms allen leraren? Verrichten soms allen krachtige werken? Hebben soms allen gaven van gezondmakingen? Spreken soms allen in talen? Zijn soms allen vertalers?” (1 Kor. 12:29, 30) Er was echter iets wat allen in de gemeente konden doen. Het was iets wat zelfs nog voortreffelijker was dan het nastreven van de „grotere gaven”. Dit blijkt uit de aansporing van de apostel: „Blijft . . . ijverig naar de grotere gaven streven. En toch wijs ik u een alles overtreffende weg.” — 1 Kor. 12:31.
5, 6. (a) Wat bedoelde de apostel Paulus met de uitdrukking „een alles overtreffende weg”? (b) Hoe toonde hij aan dat het bezit van vermogens en gaven niet het allerbelangrijkste was voor ware christenen?
5 Wat is deze alles overtreffende weg? Het is de weg der liefde. Ja, de christenen in Korinthe moesten een verandering aanbrengen in hun waardebepaling van „gaven” en moesten ervoor zorgen dat liefde in actie kwam. Aantonend hoe liefde van grotere waarde is dan bekwaamheden en gaven of talenten, schreef Paulus: „Al spreek ik de talen van mensen en van engelen, maar heb geen liefde, dan ben ik een klinkend stuk koper of een rinkelende cimbaal geworden. En al heb ik de gave van profeteren en ben bekend met alle heilige geheimen en alle kennis, en al bezit ik al het geloof zodat ik bergen kan verzetten, maar heb geen liefde, dan ben ik niets. En al geef ik al mijn bezittingen om anderen te spijzigen, en al geef ik mijn lichaam over om te kunnen roemen, maar heb geen liefde, dan baat het mij in het geheel niet.” — 1 Kor. 13:1-3.
6 Wanneer een christen behalve zijn moedertaal ook nog andere talen kon spreken, was dit beslist een waardevolle gave. Het vermogen om in de taal van engelen te spreken, die een schepping hoger zijn dan de mens, zou nog groter zijn. Indien de persoon de gave echter zou gebruiken om zijn belangrijkheid te vergroten of indien hij anderszins verkeerd gemotiveerd zou zijn, zou hij niet opbouwend zijn voor zijn medemensen, met inbegrip van zijn christelijke broeders. Hij zou louter veel geluid voortbrengen, net als in het geval van een koperen instrument of een cimbaal. Zonder liefde zouden de gaven van profetie, wonderbare kennis en wonderbaar geloof bovendien niet tot aanmoediging van anderen dienen. Deze gaven of talenten zouden dan niet goed gebruikt worden. Evenzo zou iemand die louter edelmoedig van zijn bezittingen aan anderen zou geven opdat hij zou kunnen roemen, hier geen voordeel van ontvangen. Hij zou geen beloning ontvangen. Hoe zou het ermee staan als hij het zou verkiezen lijden of zelfs de dood te ondergaan, misschien met de bedoeling een held in de ogen van mensen te worden? Indien hij geen werkelijke liefde voor God of voor zijn medemensen zou hebben, zou zijn bereidheid om het allergrootste offer te brengen hem ook in dit geval niet blijvend tot voordeel strekken. Afgezien van de toejuichingen van sterfelijke mensen, zou hij absoluut niets ontvangen. (Vergelijk Matthéüs 6:1-4.) Aangezien liefde zo belangrijk is, doen wij er goed aan te beschouwen hoe het er met ons voorstaat wat het ten toon spreiden van deze voortreffelijke eigenschap betreft. Jagen wij de „alles overtreffende weg” werkelijk na?
HOE LIEFDE DOOR MIDDEL VAN DADEN GETOOND MOET WORDEN
7. Hoe spreiden wij onder moeilijke omstandigheden liefde ten toon?
7 In Eén Korinthiërs 13:4 staat: „De liefde is lankmoedig en vriendelijk.” Wat wordt er op grond hiervan van ons verlangd? Wanneer anderen ons tergen, onderdrukken, irriteren of verkeerd voorstellen, hoe dienen wij dan te reageren? Een lankmoedig persoon vermijdt haastige reacties of emotionele uitbarstingen. Hij zal geduldig aan moeilijke omstandigheden het hoofd bieden, in de hoop dat degenen die voor de onaangename situatie verantwoordelijk zijn, daardoor geholpen zullen worden hun handelwijze te veranderen. Wegens dezelfde reden moeten wij vriendelijk zijn, niet ruw, nors of hatelijk, maar liefhebbend, zachtaardig, hartelijk en behulpzaam. (Vergelijk Romeinen 12:20, 21; 1 Petr. 2:18-23.) Uit oprechte bezorgdheid voor medegelovigen dienen wij hun eigenaardigheden en eventuele zwakheden in hun geweten blijmoedig te verdragen. In plaats dat wij op onze rechten staan, moeten wij ons ervan weerhouden onze christelijke vrijheid ten volle te gebruiken. Aldus zullen wij anderen niet tot struikelen brengen, waardoor wij hun een reden zouden geven de ware aanbidding de rug toe te keren. — Rom. 14:1-4, 19-21.
8. Waarom zijn snoeven, pochen en jaloezie liefdeloze uitingen?
8 Er wordt ons verder gezegd: „De liefde is niet jaloers, ze snoeft niet, wordt niet opgeblazen” (1 Kor. 13:4). Als wij onze christelijke broeders werkelijk liefhebben, hoe zouden wij dan ooit jaloers of afgunstig op hun prestaties, zegeningen of bekwaamheden kunnen zijn? Wij zullen ons veeleer met hen verheugen en blij zijn wegens het aandeel dat zij eraan kunnen hebben om de gemeente op te bouwen (Rom. 12:15, 16). Ja, hoe zouden wij onszelf dan voortdurend op de voorgrond kunnen stellen en op onze eigen prestaties en ervaringen prat kunnen gaan? Dit zou voor degenen die naar ons luisteren, ontmoedigend kunnen zijn. Zij zouden kunnen gaan denken dat zij in vergelijking met ons maar heel weinig hebben gedaan. Ons gesnoef en gepoch zou anderen alleen maar afbreken en zou afbreuk doen aan de heerlijkheid die aan Jehovah God gegeven zou moeten worden. Wat zou dat liefdeloos zijn! Wij zouden er veel beter aan doen wanneer wij onze eigen rol zouden bagatelliseren. Wij zijn slechts slaven van God, en alle eer en lof voor de groei in de christelijke gemeente dient aan hem gegeven te worden (1 Kor. 3:5-9). Nederigheid zal ons ervoor behoeden een opgeblazen mening over onszelf te hebben en zal ons ervan weerhouden te trachten anderen met onze veronderstelde belangrijkheid te imponeren.
9. Wat wordt er van ons verlangd doordat liefde ’zich niet onbetamelijk gedraagt’?
9 Bovendien „gedraagt [liefde] zich niet onbetamelijk” (1 Kor. 13:5). Als wij echte liefde bezitten, haten wij alle vormen van slechtheid. Er is echter nog meer bij betrokken. De uitdrukking ’zich niet onbetamelijk gedragen’, kan ook betekenen ’niet grof zijn’. (Zie The New English Bible.) In alle betrekkingen brengt liefde een juist gedrag voort. Een liefdevol persoon kijkt niet op de armen en behoeftigen neer, zodat hij hun gezelschap mijdt. Hij beperkt zijn omgang niet slechts tot een uitgelezen groepje. (Vergelijk Jakobus 2:1-9.) Betamelijk gedrag omvat ook achting voor juiste autoriteit. Als wij ware liefde hebben, zullen wij de persoon en bezittingen van anderen respecteren. Hiertoe behoren beslist onze vergaderplaatsen. Hoe ongepast is het wanneer kinderen op stoelen schrijven of rondhollen en misschien zelfs wel mensen omver lopen! Zulk onbetamelijk gedrag komt in de christelijke gemeente niet te pas. Het werpt een ongunstig licht op de wijze waarop de ouders de leiding hebben over hun kinderen.
10. Hoe kunnen wij er blijk van geven dat wij niet ons eigen belang zoeken?
10 De apostel Paulus vervolgt zijn beschrijving van liefde door te zeggen: „[Liefde] zoekt niet haar eigen belang” (1 Kor. 13:5). Ja, ze legt een actieve belangstelling voor alle leden van de gemeente aan de dag — zowel jong als oud, de zieken en zwakken en degenen die hard werken in het geven van onderwijs, de prediking en het maken van discipelen. Liefde ziet waakzaam toe op de behoeften van medegelovigen en zal prompt gunstig reageren en de helpende hand bieden. Ze staat er niet op de dingen op haar eigen manier te doen (1 Kor. 10:23, 24). Deze voortreffelijke eigenschap heeft niets gemeen met de „ik eerst”-filosofie. Ze is volledig onzelfzuchtig.
11. Wat moeten wij vermijden, aangezien liefde ’niet geërgerd wordt?
11 Aangezien liefde ’niet geërgerd wordt’, zou het beslist verkeerd zijn wanneer wij verontschuldigingen zouden zoeken om in woede te ontsteken (1 Kor. 13:5). Wij dienen „langzaam [te zijn] met betrekking tot gramschap”, en woedeuitbarstingen te vermijden (Jak. 1:19). In het gezin betekent dit dat allen ernaar moeten streven geduldig te zijn ten aanzien van elkaars tekortkomingen. En in de gemeente moeten vooral de ouderlingen een voorbeeld stellen in geduld wanneer broeders en zusters vergeetachtig en nalatig lijken te zijn of in gebreke blijven zich ernstig van hun christelijke verantwoordelijkheden te kwijten.
12. Waaruit zal blijken dat wij het kwaad dat ons is aangedaan, ’niet aanrekenen’?
12 In harmonie met de bijbelse beschrijving van liefde, dienen wij bovendien „het kwade” dat ons wordt aangedaan, ’niet aan te rekenen’ (1 Kor. 13:5). Het zou liefdeloos zijn om een wrok te koesteren en het onrecht dat bepaalde personen ons hebben aangedaan opnieuw de revue te laten passeren, alsof wij er boek van houden. Het verleden dient terzijde geschoven te worden en degenen die ons misschien onrecht hebben aangedaan, mag geen vriendelijkheid worden onthouden. — Spr. 20:22; 24:29; 25:21, 22.
13. Wat zijn sommigen van de onrechtvaardige dingen waarover liefde zich niet verheugt?
13 Wat zal liefde nog meer niet doen? „Ze verheugt zich niet over onrechtvaardigheid” (1 Kor. 13:6). Liefde zal zich er derhalve niet over verheugen wanneer anderen door kwaaddoen worden verstrikt, zich schandelijk gedragen en in het verderf worden gestort. Ware christenen zijn hier niet blij over en zullen niet zeggen dat de persoon het heeft verdiend dat hij in moeilijkheden is geraakt (Spr. 17:5; 24:17, 18). Ook zullen wij ons niet verheugen wanneer iemand zich behendig uit een situatie manoeuvreert waarin hij voor straf in aanmerking zou komen (Ps. 50:18). Zelfs wanneer wij onrechtvaardige dingen zien die in films of op televisieprogramma’s worden afgebeeld, dient dit ons geen genoegen te schenken. Verder zou het ook onjuist zijn partij te kiezen voor onhandelbare gemeenteleden en aanmerkingen te maken op de terechtwijzing die hun is gegeven. De kwaaddoener zal hierdoor niet worden geholpen positieve stappen te doen om zich volledig te herstellen van de geestelijke zwakheid die tot het verkeerde gedrag heeft geleid.
14. Waarover verheugt liefde zich?
14 Waarin dienen wij ons te verheugen? Liefde „verheugt zich met de waarheid” (1 Kor. 13:6). Omdat waarheid in deze passage tegenover onrechtvaardigheid wordt gesteld, wil dit klaarblijkelijk zeggen dat wij ons dienen te verheugen wanneer wij de krachtige invloed ten behoeve van rechtvaardigheid zien die de waarheid in het leven van mensen uitoefent. Wij dienen behagen te scheppen in alle dingen die zegeningen tot gevolg hebben, die een gezonde, opbouwende uitwerking op anderen hebben en die tot bevordering van de zaak van waarheid en rechtvaardigheid leiden.
„DE LIEFDE FAALT NIMMER”
15. Welke verzekering geeft de bijbel ons dat ware liefde nooit ergens in te kort zal schieten?
15 Behalve dat liefde een alles overtreffende weg is, zal de weg der liefde nimmer eindigen of ergens in te kort schieten. Dit wordt prachtig onder onze aandacht gebracht door de volgende woorden: „Ze verdraagt alle dingen, gelooft alle dingen, hoopt alle dingen, verduurt alle dingen. De liefde faalt nimmer.” — 1 Kor. 13:7, 8.
16. Hoe ’verdraagt de liefde alle dingen’?
16 Aangezien ware liefde ’alle dingen verdraagt’, laat ze zich niet snel verdringen, ontmoedigen of uitschakelen. Ze is niet overgevoelig en ook komt ze niet snel tot de conclusie dat men niet hoeft te hopen bij anderen verbetering waar te nemen. Als wij liefdevol zijn, zullen wij onze medemensen, ondanks hun ondankbaarheid, goed blijven doen. — Matth. 5:44-48.
17. In welke betekenis ’gelooft de liefde alle dingen’?
17 Hoe moeten wij de woorden ’de liefde gelooft alle dingen’ verstaan? Dit betekent beslist niet dat wij lichtgelovig zullen zijn en bijvoorbeeld in gebreke zullen blijven te onderscheiden wat werkelijk slecht is. Het betekent veeleer dat liefde niet achterdochtig is. Dus ook al doen en zeggen onze geestelijke broeders misschien dingen die ons kwetsen, toch zullen wij niet onmiddellijk de conclusie trekken dat zij ons met opzet pijn hebben gedaan. Wanneer wij het gedrag van anderen zien, zullen wij niet onmiddellijk het ergste denken, maar ernaar streven het in een zo goed mogelijk licht te beschouwen. Wij zullen onze christelijke broeders het voordeel van de twijfel gunnen en hun geen slechte plannen of beweegredenen in de schoenen schuiven. — Pred. 7:21, 22.
18. Waartoe zal liefde ons in staat stellen wanneer het op hoop en volharding aankomt?
18 Evenzo hoopt liefde dat alles goed zal aflopen. Dit wil niet zeggen dat liefde naïef is. Ze hoopt, ja, bidt veeleer dat er een goede afloop zal zijn. Liefde is optimistisch. Wanneer wij bijvoorbeeld in een hard gebied bezoeken afleggen, kunnen wij dit derhalve doen in de hoop dat sommigen zich na verloop van tijd tot de waarheid zullen wenden. (Vergelijk Romeinen 9:1-3.) Ook hoopt een gelovige partner terecht dat de ongelovige het „goede nieuws” uiteindelijk zal aanvaarden (1 Petr. 3:1, 2). Hoewel liefde ons helpt het beste te hopen, stelt ze ons ook in staat allerlei vervolgingen, beproevingen, beschimpingen en verkeerde voorstellingen van zaken te verduren.
19. Waarom zullen wij het nooit betreuren liefdevol gehandeld te hebben?
19 In welke situatie wij ook verkeren, het zal altijd goede resultaten afwerpen als wij liefdevol zijn. Wij zullen het nooit betreuren dat wij liefdevol hebben gehandeld. Liefde, ware zelfopofferende liefde, heeft een slechte omstandigheid nooit verergerd. Hebben wij er derhalve geen goede reden voor onze hemelse Vader, wiens overheersende eigenschap liefde is, na te volgen? — 1 Joh. 4:7, 8.
20. (a) Hoe lang zal de weg der liefde, zoals in 1 Korinthiërs 13:8-13 wordt aangetoond, „een alles overtreffende weg” zijn? (b) Hoe kunnen Christus ware discipelen nog steeds herkend worden, ook al zijn de wonderbare gaven van de geest opgehouden?
20 Niet slechts in dit samenstel van dingen, maar tot in alle eeuwigheid zal liefde de alles overtreffende weg blijven. Ze zal nooit „falen” of eindigen. De apostel Paulus zette dit uiteen toen hij zei: „Hetzij er gaven van profeteren zijn, ze zullen worden weggedaan; hetzij er talen zijn, ze zullen ophouden; hetzij er kennis is, ze zal worden weggedaan. . . . Nu blijven echter geloof, hoop, liefde, deze drie; maar de grootste van deze is de liefde” (1 Kor. 13:8-13). De geschiedenis van de christelijke gemeente bevestigt dat de wonderbare gaven inderdaad zijn verdwenen, klaarblijkelijk tegen de tweede eeuw G.T. Niettemin kunnen ware discipelen van Jezus Christus tot op de huidige dag nog steeds geïdentificeerd worden door de liefde die zij onder elkaar hebben.
21. Wat zouden wij ons, met het oog op de belangrijkheid van liefde, kunnen afvragen?
21 Hoe staat het in dit verband met ons persoonlijk? Verruimen wij ons in onze liefde voor onze christelijke broeders? Maken wij vorderingen in het ten toon spreiden van liefde op de door de apostel Paulus beschreven manier? Dit dient beslist het geval te zijn. Bidden wij, aangezien liefde een vrucht van Gods geest is, om meer van die geest, opdat liefde vollediger in ons leven tot uiting kan komen? (Gal. 5:22) Moge liefde actief blijven in ons leven, opdat wij tot in alle eeuwigheid mogen blijven leven, ja, blijven liefhebben als loyale dienstknechten van de God van liefde, Jehovah. — 1 Joh. 4:20–5:3.
„Ik geef u een nieuw gebod, dat gij elkaar liefhebt; net zoals ik u heb liefgehad, dat ook gij elkaar liefhebt. Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Joh. 13:34, 35.
[Illustratie op blz. 19]
Om op christelijke vergaderingen liefde ten toon te spreiden, moeten wij de kinderen in toom houden
[Illustratie op blz. 20]
Liefde in actie wordt getoond door anderen te helpen