„De God van alle vertroosting” is met ons
„Gezegend zij . . . de God van alle vertroosting, die ons vertroost in al onze verdrukking.” — 2 KOR. 1:3, 4.
1, 2. Wat zei de apostel Paulus in 2 Korinthiërs 1:3-7 over troost in tijden van verdrukking?
JEHOVAH is „de God van alle vertroosting”. De apostel Paulus wist dit uit persoonlijke ervaring. Daarom schreef hij tot aanmoediging van medechristenen de volgende bemoedigende woorden:
2 „Gezegend zij . . . de Vader der tedere barmhartigheden en de God van alle vertroosting, die ons vertroost in al onze verdrukking. . . . Hetzij wij dan in verdrukking zijn, het is tot uw vertroosting en redding; of hetzij wij vertroost worden, het is tot uw vertroosting, die werkzaam is om u hetzelfde lijden te doen verduren dat ook wij ondergaan. Onze hoop voor u is dan ook onwankelbaar, daar wij weten dat gij, evenals gij deel hebt aan het lijden, op dezelfde wijze ook zult delen in de vertroosting.” — 2 Kor. 1:3-7.
3. (a) Hoe kwam het dat Paulus Jehovah als „de God van alle vertroosting” had leren kennen? (b) Waardoor kunnen mede-Getuigen worden vertroost en ertoe worden aangemoedigd verdrukking te verduren?
3 Ja, Paulus had Jehovah als „de God van alle vertroosting” leren kennen. Hij had ervaren hoe zijn hemelse Vader hem had vertroost en hem teder barmhartig was geweest, vooral wanneer hij „ter wille van de rechtvaardigheid” lijden onderging. (Vergelijk Matthéüs 5:10.) De apostel kon anderen derhalve vertroosten en hen ertoe aanmoedigen verdrukking te verduren. Christelijke getuigen van Jehovah die verdrukking hebben verduurd, verschaffen door hun voorbeeld van getrouwheid en hun uitingen van vertrouwen in Jehovah beslist veel aanmoediging waardoor medegelovigen ertoe worden aangezet God getrouw te blijven. En Paulus heeft in het verduren van lijden een schitterend voorbeeld gegeven.
Een bericht van getrouwe volharding
4, 5. (a) Wanneer schreef Paulus Twee Korinthiërs? (b) In welk opzicht kwam Paulus overeen met Korinthe’s „superfijne apostelen”, maar op welke terreinen was hij superieur aan hen?
4 Omstreeks 55 G.T. schreef Paulus zijn tweede geïnspireerde brief aan christenen in de stad Korinthe. Daar kreeg hij tegenstand te verduren van de zijde van degenen die hij sarcastisch „superfijne apostelen” noemde. Moedig verdedigde hij zijn apostolische positie, niet ter wille van zichzelf, maar „voor God”, dat wil zeggen, om de gemeente die aan God toebehoort, te redden (2 Kor. 11:5, 12-14; 12:11; 5:12, 13). De apostel toonde aan dat hij qua afstamming gelijk was aan zijn tegenstanders en zette vervolgens uiteen hoe hij op het gebied van moeizame arbeid, lijden, reizen, gevaren en ontberingen als een ’dienaar van Christus’, superieur aan hen was. Hij schreef:
5 „Zijn zij [zijn tegenstanders] dienaren van Christus? Ik antwoord als een waanzinnige, ik ben het op een meer in het oog springende wijze: in moeizame arbeid overvloediger, in gevangenissen overvloediger, in slagen uitermate, dikwijls de dood nabij. Van de joden heb ik vijfmaal veertig slagen min één ontvangen, driemaal werd ik met roeden geslagen, eenmaal werd ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een nacht en een dag heb ik op de diepte der zee doorgebracht; dikwijls op reis, in gevaren van rivieren, in gevaren van struikrovers, in gevaren van mijn eigen ras, in gevaren van de natiën, in gevaren in de stad, in gevaren in de wildernis, in gevaren op zee, in gevaren onder valse broeders, in arbeid en zwoegen, dikwijls in slapeloze nachten, in honger en dorst, vele malen in onthouding van voedsel, in koude en naaktheid.” — 2 Kor. 11:21-27.
6. (a) In welk boek wordt een verslag gegeven over enkele facetten van Paulus’ christelijke leven voordat hij Twee Korinthiërs schreef? (b) Hoe zullen wij er baat bij hebben wanneer wij Paulus’ bericht van getrouwe volharding nader beschouwen?
6 In het bijbelboek Handelingen van Apostelen (9:3 tot ongeveer 20:4) worden enkele van de bovengenoemde facetten van Paulus’ leven vermeld vanaf de tijd dat hij een christen werd totdat hij Twee Korinthiërs schreef. Laten wij nu zijn bericht van getrouwe volharding eens nader beschouwen. Dit zal ons er ongetwijfeld toe aanmoedigen verdrukking te verduren in het vertrouwen dat „de God van alle vertroosting” met ons is.
’Overvloediger in moeizame arbeid en gevangenzettingen’
7. (a) Wat hield de „moeizame arbeid” in die Paulus in „overvloediger” mate verrichtte? (b) Hoe had de apostel zich van zijn bediening gekweten, zoals uit zijn woorden tot de „oudere mannen” van de gemeente te Efeze blijkt? (c) Wat spoorde Paulus ertoe aan zich krachtig in te spannen ten behoeve van het goede nieuws en de Koninkrijksbelangen?
7 Overvloediger in moeizame arbeid: Als bekendmaker van het „goede nieuws” had Paulus veel „harder gezwoegd” dan zijn tegenstanders (2 Kor. 11:23, Willibrordvertaling). Hij had natuurlijk gedurende een langere periode aan het predikingswerk deelgenomen, en vaak in bijzonder moeilijk gebied. In Efeze, waar de heidense godin Artemis werd aanbeden en Paulus het slachtoffer van een oproer van het gepeupel was geworden, waren zijn krachtsinspanningen in de bediening en ten behoeve van medegelovigen bijzonder inspannend geweest, soms zelfs hartverscheurend. Er waren echter schitterende geestelijke vruchten uit voortgekomen. Later kon hij terecht tot de „oudere mannen” van de gemeente te Efeze zeggen: „Ik [heb] mij er niet van . . . weerhouden u al wat nuttig was te vertellen en u in het openbaar en van huis tot huis te onderwijzen. Doch ik heb zowel aan joden als aan Grieken grondig getuigenis afgelegd omtrent berouw jegens God en geloof in onze Heer Jezus” (Hand. 20:17, 20, 21, 31; 19:1-41). Voordat deze mannen, die nu ouderlingen waren, christenen waren geworden, had de apostel Paulus hen dus door middel van de „van huis tot huis”-predikingsactiviteit in de fundamentele waarheden van het christendom onderwezen. Doordat Jehovah’s Woord en heilige geest op Paulus’ hart inwerkten, werd hij ertoe aangespoord met vurige ijver het goede nieuws te verbreiden en de Koninkrijksbelangen te bevorderen (Jes. 61:1, 2; Rom. 10:8-10). Door deze ijverige activiteit heeft de apostel de twintigste-eeuwse christenen een schitterend voorbeeld gegeven.
8. (a) Waarom kon Paulus zeggen dat hij ’overvloediger in gevangenissen’ was geweest dan de „superfijne apostelen”? (b) Waardoor werden Paulus en Silas ongetwijfeld getroost toen zij in Filippi gevangen zaten, en wat deden zij toen zij door een aardbeving werden bevrijd? (c) Welke aanmoediging kan uit Paulus’ gevangeniservaringen te Filippi worden geput?
8 In gevangenissen overvloediger: Clemens van Rome, die tegen het einde van de eerste eeuw G.T. schreef, zegt dat Paulus bij zeven gelegenheden gevangen is gezet. Voordat hij Twee Korinthiërs schreef, was hij reeds vaker in de gevangenis geweest dan de „superfijne apostelen”. In Handelingen treffen wij een verslag aan van een van zulke gevangenzettingen — in de Macedonische stad Filippi. Paulus en Silas waren kennelijk blij dat zij „ter wille van de rechtvaardigheid” lijden ondergingen, want toen zij gevangen zaten, baden zij tot God en loofden zij hem met een lied. Het overdenken van de Schrift en het besef dat God hun gebeden hoorde en verhoorde, schonk hun troost (Ps. 65:2; 119:52). Toen zij door een aardbeving werden bevrijd, maakten zij zich niet snel uit de voeten, maar spraken zij „het woord van Jehovah tot [de gevangenbewaarder] en tot allen die in zijn huis waren”. Het resultaat? Welnu, de gevangenbewaarder en zijn huisgezin werden christenen! (Hand. 16:16-40) Dit verslag moedigt gevangengezette getuigen van Jehovah die in deze tijd leven er beslist toe aan vervolging met godvruchtige vreugde te aanvaarden, gebedsvol te zijn, over Gods Woord te mediteren en er moedig over te spreken! — Hand. 4:29-31.
„In slagen uitermate” en „dikwijls de dood nabij”, maar toch niet afgeschrikt
9. Wat wordt te kennen gegeven door de woorden „in slagen uitermate”?
9 In slagen uitermate: Paulus heeft vaak meegemaakt dat hij zeer hevig geslagen werd. Er wordt ook gezegd dat hij vaak „oog in oog [had] gestaan met de dood” (11 vs. 23, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal). Dit zou erop kunnen duiden dat de slagen die hij bij sommige gelegenheden had ontvangen, zo hevig waren dat men hem bijna doodgeslagen had.
10. (a) Hoe was Paulus „dikwijls de dood nabij” geweest? (b) Wat heeft de apostel klaarblijkelijk kracht geschonken toen hij ’oog in oog stond met de dood’?
10 Dikwijls de dood nabij: Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs alleen betrekking te hebben op de slagen die hij bij bepaalde gelegenheden ontving. Eerder in dezelfde brief had Paulus gezegd: „Altijd verduren wij overal in ons lichaam de dodelijke behandeling die men Jezus deed toekomen” (2 Kor. 4:10, 11). De apostel was in Damaskus, Antiochië in Pisidië, Ikónium, Lystra, Thessaloníka en Beréa in levensgevaarlijke situaties terechtgekomen of had zelfs hevige pijnen geleden die tot de dood hadden kunnen leiden (Hand. 9:23-25; 13:49-51; 14:1-6, 19, 20; 17:1, 5-9, 13, 14). Ja, misschien is hij zelfs blootgesteld geweest aan de dodelijke gevaren van de Romeinse spelen, aangezien hij opmerkt dat hij ’te Efeze met wilde beesten heeft gevochten’ (1 Kor. 15:32; vergelijk Handelingen 19:23-41; 2 Korinthiërs 1:8-11). Aangezien de apostel zo vaak in levensgevaar was geweest, kon hij beslist zeggen: „Dagelijks zie ik de dood onder de ogen” (1 Kor. 15:31). De vele malen dat de apostel ’oog in oog stond met de dood’, hebben Jehovah’s heilige geest en zijn geloof in Gods kostbare beloften hem ongetwijfeld kracht geschonken. — 2 Kor. 1:20-22.
11. Wat voor slagen had Paulus van de joden ontvangen?
11 Van de joden heb ik vijfmaal veertig slagen min één ontvangen: Paulus gaf te kennen dat de slagen die hij bij vijf gelegenheden „ter wille van de rechtvaardigheid” had ontvangen, afkomstig waren geweest van de joden, misschien in hun synagogen (11 vs. 24; Matth. 10:17). De Mozaïsche wet bevatte een voorziening voor het geven van stokslagen of slagen met een roede, waarbij de rechters het aantal slagen vaststelden op grond van de misdaad die was begaan. De straf was echter uit humane overwegingen beperkt tot 40 slagen, en de joden hadden dit aantal tot 39 teruggebracht om het te vermijden de wettelijke limiet per ongeluk te overschrijden (Deut. 25:1-3). Zulke slagen waren bijzonder pijnlijk. Maar „de God van alle vertroosting” sterkte Paulus opdat hij deze behandeling met getrouwe volharding kon verduren.
12. (a) Naar welke behandeling verwees de apostel klaarblijkelijk toen hij zei dat hij ’driemaal met roeden was geslagen’? (b) Met welke hulp kunnen slagen „ter wille van de rechtvaardigheid” worden verduurd?
12 Driemaal werd ik met roeden geslagen: Klaarblijkelijk werd Paulus bij drie gelegenheden hevig afgeranseld door Romeinse functionarissen die een roede bij zich droegen (11 vs. 25). Deze slagen met een roede werden toegediend nadat men het slachtoffer van zijn bovenklederen had ontdaan. Als een Romeins staatsburger was Paulus wettelijk vrijgesteld van het ontvangen van dergelijke slagen. Dat behoedde hem en Silas er echter niet voor „vele slagen” te ontvangen voordat zij als bekendmakers van het goede nieuws te Filippi gevangen werden gezet (Hand. 16:19-24, 33, 35-40). Zulke afstraffingen konden behoorlijk wreed zijn, maar met de hulp van Gods geest heeft Paulus deze hardvochtige behandeling „ter wille van de rechtvaardigheid” verduurd. En met een overeenkomstige goddelijke steun hebben veel hedendaagse christenen hun rechtschapenheid jegens God ondanks een vergelijkbare fysieke mishandeling bewaard.
13. Waar werd Paulus gestenigd, maar maakte dit een eind aan zijn bediening?
13 Eenmaal werd ik gestenigd: In Lystra „stenigden [fanatieke joden] Paulus en sleepten hem buiten de stad in de mening dat hij dood was”. Natuurlijk had die steniging de dood ten doel. (Vergelijk Leviticus 20:2; Handelingen 7:58-60.) Maar „toen de discipelen hem omringden, stond hij op en ging de stad binnen”, terwijl hij reeds de volgende dag zijn zendingsreizen vervolgde. — Hand. 14:19-22.
Schipbreuk en gevaar op zee
14. Van welke schipbreuken maakte Paulus melding, en welke uitwerking hadden ze op zijn reizen ten behoeve van het goede nieuws?
14 Driemaal heb ik schipbreuk geleden: In het boek Handelingen wordt melding gemaakt van slechts één schipbreuk, en die deed zich voor nadat Paulus aan de Korinthiërs had geschreven. Paulus was toen op weg naar Rome (Hand. hfdst. 27). Voordat dit gebeurde, reisde de apostel echter vaak aan boord van zeeschepen, en het was niet ongewoon dat schepen op een route langs de kust schipbreuk leden. Dus ook al verschaft de Schrift geen details betreffende de drie hier genoemde schipbreuken, toch blijkt duidelijk dat de gevaren van zeereizen op de Middellandse Zee Paulus er niet toe brachten zijn reizen ten behoeve van het goede nieuws te beperken.
15. (a) Wat bedoelde Paulus toen hij zei dat hij ’een nacht en een dag op de diepte der zee had doorgebracht’? (b) Hoe hielp „de God van alle vertroosting” Paulus in het bovengenoemde geval, en welk vertrouwen dient dit ons te geven?
15 Een nacht en een dag heb ik op de diepte der zee doorgebracht: Natuurlijk bedoelde de apostel niet dat hij op wonderbare wijze een 24 uur durende periode onder water had overleefd. Als een schipbreukeling kan hij die hachelijke uren hebben doorgebracht door misschien wel te proberen in onstuimige wateren te zwemmen of door zich aan drijvende planken of overblijfselen van het verongelukte schip vast te houden. Zelfs als hij zich op een vlot bevond, heeft de apostel deze kwellende ervaring (die nergens anders in de Schrift wordt genoemd) alleen maar kunnen doormaken door op moedige wijze net zo lang te volharden totdat hij gered werd of veilig het land bereikte. Paulus heeft beslist ’in zijn nood tot Jehovah geroepen, en God heeft hem uit zijn benauwenissen gevoerd’. (Vergelijk Psalm 107:23-31.) Dezelfde „God van alle vertroosting” kan ook onze gebeden verhoren. — Vergelijk 1 Johannes 5:13-15.
Onze God een bron van onuitputtelijke vertroosting
16, 17. Waarom kan er worden gezegd dat de hulp van Jehovah’s heilige geest van onschatbare waarde is wanneer wij „ter wille van de rechtvaardigheid” lijden ondergaan?
16 Wij hebben enkele bronnen van vertroosting opgemerkt die Paulus hebben geholpen Jehovah ondanks verdrukking trouw te blijven. Hedendaagse getuigen van Jehovah dienen hier vaak over te mediteren, want dit zal hen helpen lijden „ter wille van de rechtvaardigheid” te verduren.
17 De hulp van Jehovah’s heilige geest is van onschatbare waarde. Vooral tijdens verdrukking dienen wij om de geest te bidden, ons aan de leiding ervan te onderwerpen en de vruchten ervan ten toon te spreiden (Luk. 11:13; Ps. 143:10; Gal. 5:22, 23). Wanneer Jehovah’s geest op ons hart inwerkt, maakt deze ons bewust van zijn liefde, en deze vertroostende verzekering zal ons helpen verdrukking te verduren. — Rom. 5:3-5; 8:35-39; 2 Thess. 3:5.
18. Hoe kan geloof in Gods kostbare beloften ons gedurende verdrukking die wij als christenen ondergaan, troost schenken?
18 Geloof in Gods kostbare beloften, zoals die in de Schrift staan opgetekend, zal ons ook troost schenken (Rom. 15:4). Houd in gedachte dat Jezus Christus ’wegens de hem voorgestelde vreugde een martelpaal heeft verduurd’ (Hebr. 12:1, 2). Ook al zouden wij sterven ten gevolge van het hevige lijden dat wij ondergaan, toch is er het wonderbaarlijke vooruitzicht van een opstanding en van eindeloos leven in Gods nieuwe ordening, of wij nu een hemelse of een aardse hoop hebben (Matth. 10:28; Luk. 23:43; Joh. 5:28, 29; 17:3; 1 Kor. 15:53; 2 Petr. 3:13). Wat is verdrukking toch eigenlijk maar ’van korte duur en licht’ wanneer wij de eeuwigheid voor ogen hebben! — 2 Kor. 4:16-18.
19. Hoe schenkt gebed ons troost te midden van verdrukkingen?
19 Dat God ons als antwoord op onze gebeden vrede des geestes en kracht verschaft, vormt ook een grote bron van troost gedurende verdrukking. (Zie Lukas 22:32; Handelingen 4:23-31; Jakobus 5:16-18.) Jezus heeft vurige smekingen en smeekbeden opgedragen aan Jehovah, „die hem uit de dood kon redden, en hij werd gunstig verhoord wegens zijn godvruchtige vrees”. Ja, Jehovah zond een engel om Jezus in een tijd van beproeving te sterken (Hebr. 5:7; Luk. 22:43). Als wij zien dat Jehovah onze gebeden verhoort wanneer wij in verdrukkingen zijn, worden wij hier beslist door vertroost.
20. Welke andere manieren waarop Paulus Korinthe’s „superfijne apostelen” overtrof, zullen wij vervolgens beschouwen?
20 Wanneer wij er oprecht moeite voor doen om als christelijke getuigen van Jehovah getrouw te volharden, zal „de God van alle vertroosting” met ons zijn, evenals hij met de apostel Paulus is geweest. Tot dusverre hebben wij Paulus’ moeizame arbeid en lijden beschouwd. Maar uit zijn verdediging van zichzelf als een ’dienaar van Christus’ blijkt dat hij Korinthe’s „superfijne apostelen” ook overtrof in reizen, gevaren en moeilijkheden. Wat kunnen wij uit deze ervaringen leren?
Herinnert u zich de volgende punten?
□ Hoe kwam het dat de apostel Paulus Jehovah als „de God van alle vertroosting” had leren kennen?
□ Hoe kunnen christenen die verdrukking hebben verduurd, medegelovigen ertoe aanmoedigen Jehovah trouw te blijven?
□ Welk werk was inbegrepen bij de „moeizame arbeid” die de apostel in „overvloediger” mate verrichtte?
□ Hoe kunnen wij voordeel trekken van Paulus’ gevangeniservaringen?
□ Wat zijn enkele van de manieren waaruit blijkt dat Jehovah God een bron van onuitputtelijke vertroosting is?
[Illustratie op blz. 13]
Paulus kwam vaak in de gevangenis terecht, zoals hem en Silas in Filippi overkwam
[Illustratie op blz. 15]
Viermaal heeft Paulus tijdens zijn bediening een schipbreuk meegemaakt