-
Het leven in het oude EfezeDe Wachttoren 1978 | 15 juni
-
-
gebruikend voor de tijd die hij in Efeze had doorgebracht. — Hand. 20:1, 17-38; vergelijk Handelingen 19:8-10.
Het is interessant dat de apostel Paulus de christenen in Korinthe vroeg: „Indien ik, gelijk mensen, te Efeze met wilde beesten heb gevochten, wat baat het mij?” (1 Kor. 15:32) Mogelijk doelde Paulus op conflicten met beestachtige mensen in die stad die tegen zijn predikingswerk gekant waren. Maar als zijn woorden letterlijk opgevat moeten worden, kan het zijn dat hij zich tegen letterlijke wilde dieren moest verdedigen en dat Jehovah hem in hetzelfde stadion dat in het oude Efeze opgegraven is, door een wonder heeft bevrijd. — Vergelijk 1 Korinthiërs 4:9; 2 Korinthiërs 1:8-10; 11:23-27.
DE LATERE JAREN VAN DE STAD
Omstreeks 60-61 G.T., tijdens zijn gevangenschap in Rome, schreef Paulus onder goddelijke inspiratie een brief aan de Efezische christenen. Daarin legde de apostel de nadruk op de belangrijkheid van geestelijke rijkdommen en gaf hij personen die in deze fabelachtig welvarende stad woonden zeer nuttige raad (Ef. 1:7, 15-18; 2:6, 7; 3:8, 14-16). Efeze stond ook bekend om zijn immoraliteit. Daarom waarschuwde Paulus hen terecht zich niet te vermaken met gesprekken over hoererij en met ontuchtig gescherts (Ef. 5:3-5). Daar spiritistische praktijken in de stad hoogtij vierden, gaf Paulus uitstekende raad hoe weerstand te bieden aan goddeloze geestenkrachten (Ef. 6:10-20). Het spreekt vanzelf dat de godvruchtige vermaningen van de apostel ook tot voordeel zijn van degenen die ze nu in hun leven toepassen, vooral als zij in een omgeving zoals die van het oude Efeze leven.
Met het verstrijken van de jaren verdroegen de christenen in Efeze trouw veel lijden ter wille van de rechtvaardigheid. Maar de verheerlijkte Jezus Christus constateerde dat sommige leden van de gemeente tegen het einde van de eerste eeuw G.T. de alles verterende liefde die zij eens voor Jehovah God hadden gekoesterd, hadden verloren. — Openb. 2:1-6.
Tijdens de regering van Antoninus Pius (138-161 G.T.) werd een groot deel van Efeze herbouwd. Omstreeks 262 G.T. echter verwoestten de Goten de stad en daarmee ook de grote tempel van Artemis. Nu er een eind was gekomen aan de historische betekenis van de stad, valt er nog maar weinig te zeggen over Efeze in later tijden, behalve dat het vaak in andere handen overging. Zo namen de Turken het in 1308 in en bouwden zij een stad in het nabijgelegen Ayasoluk. Beide steden werden in de veertiende eeuw door de johannieters van Jeruzalem veroverd. Stukje bij beetje werd de eens zo luisterrijke stad — het „begerenswaardige” Efeze — verlaten; met de ruïnes is er nog slechts een glimp overgebleven van haar vroegere grandeur.
-
-
„Altijd vreedzaam”De Wachttoren 1978 | 15 juni
-
-
„Altijd vreedzaam”
● Christenen worden er door de bijbel toe aangespoord ’naar vrede te streven’ en ’een voortreffelijk gedrag te bewaren’ (Hebr. 12:14; 1 Petr. 2:12). Er vloeien vele zegeningen uit voort als men deze raad opvolgt. Dit werd onlangs in Zuid-Afrika geïllustreerd.
● De autoriteiten van de Afrikaanse woonwijk Soweto, buiten Johannesburg, stonden vanwege de onrust in het hele land in twijfel of zij Jehovah’s Getuigen zouden toestaan het Amfitheater van die stad voor een congres te gebruiken. Maar de beheerder die wist hoe zij zich op vroegere vergaderingen hadden gedragen, zei: „Zij zijn de laatste mensen wie men gebruik van het theater zou moeten weigeren. Hun bijeenkomsten zijn altijd vreedzaam.” Er werd hun toestemming verleend de faciliteiten te gebruiken.
● Ondanks de onrust in het land werd er een voortreffelijke, vredige christelijke bijeenkomst gehouden. 4620 personen, waarvan er 50 als symbool van hun opdracht aan Jehovah God gedoopt werden, woonden de vergadering bij. Toen de vergadering ten einde was, merkte de beheerder op dat de Getuigen het Amfitheater schoner hadden achtergelaten „dan het ooit was geweest”.
-