-
’Uw arbeid is niet tevergeefs’Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1982
-
-
’Uw arbeid is niet tevergeefs’
Wat een geweldige verzekering moet het voor de gemeente in Korinthe geweest zijn toen de apostel Paulus tot hen zei: ’Uw arbeid is niet tevergeefs in verband met de Heer’! (1 Kor. 15:58) Daar deze woorden deel uitmaken van het geïnspireerde Woord van God, dient Paulus’ aanmoediging ook ter versterking van ons. Wij hebben enkele hoogtepunten beschouwd van de schitterende resultaten die Jehovah’s Getuigen gedurende het dienstjaar 1981 wereldwijd in hun activiteiten in het veld hebben behaald. Nu zien wij vooruit in de overtuiging dat ook onze toekomstige „arbeid” niet tevergeefs zal zijn, maar eveneens door Jehovah, de God die wij liefhebben en die „nabij allen [is] die hem aanroepen, allen die hem aanroepen in waarachtigheid”, gezegend zal worden (Ps. 145:18). Wij geven Jehovah alle eer voor datgene wat de theocratische organisatie van zijn getuigen tot stand heeft gebracht.
Naar alle waarschijnlijkheid heeft Jehovah gedurende alle eeuwen sedert de dood van de apostelen, en zelfs sedert het jaar 325 G.T., toen de grote afval een hoogtepunt bereikte doordat de christenheid werd gesticht, altijd enkelen op aarde gehad die loyaal waren aan zijn Woord, aan zijn leringen, aan Christus Jezus als de Loskoper en aan hemzelf als de Oppermachtige. Als deze zienswijze juist is, dan is Jehovah nooit en te nimmer geheel zonder getuigen geweest. Natuurlijk waren zij niet georganiseerd, althans niet in een grote organisatie. Er waren religieuze organisaties, maar die waren en zijn nog steeds een deel van Babylon de Grote, de valse religie, en in feite is de christenheid het laakbaarste deel van Babylon de Grote. Maar wat een wonderbaarlijke verandering zien wij in de ontwikkelingen van de afgelopen eeuw!
Het is geen kwestie meer dat er mogelijk zo hier en daar gedurende al de decennia een enkeling was die zich aan Jehovah’s Woord der waarheid vasthield. Integendeel, in Jehovah’s voornemen is de tijd aangebroken dat er een wereldomvattend getuigenis aan alle natiën op de gehele bewoonde aarde gegeven moet worden. Dit is een getuigenis omtrent de oprichting van zijn koninkrijk, welk getuigenis gegeven moet worden wanneer het Koninkrijk is opgericht. Volgens de profetie van onze Heer Jezus Christus vormt het getuigenis zelf een onderdeel van het teken van zijn tegenwoordigheid en het einde van het oude samenstel van dingen. Toen die tijd in 1914, aan het einde van de tijden der heidenen, aanbrak, verwekte Jehovah onder de leiding van zijn geest getrouwe personen die zich aaneensloten en de basis vormden voor een organisatie die de taak op zich kon nemen, en ook heeft genomen, om aan de eisen van de tijd te voldoen en een wereldomvattend getuigeniswerk ten uitvoer te brengen.
In het voorgaande verslag hebben wij kort nota genomen van de ontwikkeling van deze organisatie, zoals die tot uiting komt in het toenemende aantal Koninkrijksverkondigers, vooral sedert het jaar 1918. Waarom zien wij zo’n wonderbaarlijke ontwikkeling? Waarom bestaat er zo’n ORGANISATIE van verenigde christenen, die zich aan de studie van Gods Woord hebben gewijd en dit Woord in hun leven toepassen, terwijl zij er ook persoonlijk een aandeel aan hebben anderen te helpen kennis en waardering te verkrijgen van datgene wat de Schrift over onze tijd te zeggen heeft? Omdat het thans de tijd van het Koninkrijk is! Dit is de tijd waarnaar de profeten uitzagen. Dit is de „tijd van het einde” (Dan. 12:1, 4). Een alles beheersende factor in het leven van Jehovah’s Getuigen is daarom het feit dat hun hemelse Koning, Christus Jezus, thans in Koninkrijksmacht regeert en door bemiddeling van de heilige engelen de Koninkrijksactiviteit op aarde leidt. Jezus’ loyale volgelingen hebben volledig geloof in de geïnspireerde Schrift, zodat zij ervan overtuigd zijn dat alleen Jehovah aanbeden en gediend moet worden. Degenen uit de mensheid die hem aldus aanbidden en dienen, zullen door het Koninkrijk gezegend worden met leven in een nieuwe ordening. Precies zoals zij in de afgelopen decennia en vooral sedert de geestelijke val van Babylon de Grote in 1919 hebben gedaan, gaan zij ermee voort de Koninkrijksboodschap te prediken.
Naarmate de gehele mensheid steeds verder in de tijd van het einde komt, worden de toestanden van de laatste dagen steeds moeilijker om door te komen en steeds kritieker (Luk. 21:25, 26; 2 Tim. 3:1-5). Deze verschrikkelijke omstandigheden beklemtonen hoe noodzakelijk het is dat alle mensen de hulp aanvaarden waarin Jehovah door middel van zijn Woord, zijn geest en de organisatie van zijn getrouwe volk voorziet. Deze hulp via de wereldomvattende gemeente van Jehovah’s Getuigen is noodzakelijk voor een ieder die Jehovah succesvol wil dienen. Op dit punt in de menselijke aangelegenheden is het voor wie maar ook, of men nu een belijdend christen is of niet, onmogelijk om onafhankelijk te zijn van de ene organisatie die in overeenstemming met Psalm 145 en, in feite, in overeenstemming met de gehele Schrift, over de gehele wereld getuigenis aflegt van Jehovah, zijn goedheid en zijn oppermacht.
De ontwikkelingen die door middel van dit korte verslag zijn aangeroerd, zijn betekenisvol als een onderdeel van de „tekenen der tijden” (Matth. 16:1-4). Wij stellen het op prijs dat jullie het verslag lezen en zoals wij aan het begin hebben gezegd, hopen wij dat jullie dit met belangstelling hebben gedaan en er veel profijt van getrokken hebben. Wij vertrouwen erop dat de Koninkrijksboodschap een zegen en een troost voor jullie zal zijn, zodat jullie hoop met betrekking tot Jehovah’s voorzieningen wordt gesterkt en jullie waardering voor datgene wat Jehovah’s Getuigen over de gehele aarde doen, wordt vergroot.
Als Jehovah’s Getuigen genieten wij grote voorrechten. Dat wij deze voorrechten hebben aangegrepen, is gedurende het afgelopen jaar beslist niet tevergeefs geweest en zal ook in de voor ons liggende tijd niet tevergeefs zijn.
Weest verzekerd van onze liefdevolle belangstelling voor jullie en de gehele broederschap overal op deze aarde, die Jehovah op zijn bestemde tijd tot zijn lof heerlijk zal maken.
Jullie broeders,
BESTUREND LICHAAM VAN JEHOVAH’S GETUIGEN
-
-
Jaartekst voor 1982Jaarboek van Jehovah’s Getuigen 1982
-
-
Jaartekst voor 1982
„Wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer.” — 1 Kor. 15:58.
Deze geïnspireerde vermaning van de apostel Paulus is in deze tijd bijzonder betekenisvol voor ons. Of wij nu reeds lang in de waarheid zijn of nog maar pas aan de wedloop om het leven zijn gaan deelnemen, wij allen moeten „standvastig” zijn, vastberaden aan ons standpunt vasthouden en vaststaan in het geloof. Wij moeten „onwrikbaar” zijn, onwankelbaar in onze loyaliteit aan Jehovah. Nooit dienen wij toe te laten dat er twijfels binnensluipen, die onze rechtschapenheid ondermijnen of ons ervan afhouden Jehovah’s geboden na te komen. — Ef. 4:14; Jak. 1:6-8.
Een van de grootste hulpmiddelen om standvastig en onwrikbaar te zijn in onze loyaliteit aan Jehovah, is ’altijd volop te doen te hebben in het werk van de Heer’. Jehovah houdt niet van luie mensen en zegent hen ook niet. Aan de andere kant kan het zijn dat iemand heel ijverig en energiek bezig is met zijn eigen plannen en programma’s en doet waar hij zelf zin in heeft. Of misschien gaat hij zo gebukt onder de zorgen van dit leven en de beslommeringen van dit samenstel van dingen, dat hij geen tijd heeft voor „het werk van de Heer”. Ook dit is iets waarvoor wij op onze hoede moeten zijn. Onder de druk van de gejaagde levenswijze in deze twintigste eeuw, moeten wij niet toelaten dat de dagelijkse zorgen ons overweldigen of afleiden. Waarom zijn wij uit de duisternis geroepen en in het wonderbaarlijke licht van Jehovah’s geest gebracht? Om de heerlijkheid van zijn naam en koninkrijk te verkondigen. Laten wij er daarom voor zorgen dat wij het doel van Gods onverdiende goedheid niet missen, ja, laten wij ervoor zorgen dat wij ’volop te doen hebben’ door de Koninkrijksbelangen te dienen. — 2 Kor. 6:1; 1 Petr. 2:9.
Er is in deze tijd beslist ’volop te doen’ in het predikings- en onderwijzingswerk. Jezus zei dat vóór het einde van het huidige satanische samenstel van dingen ’eerst in heel de wereld het goede nieuws gepredikt moest worden’. — Mark. 13:10.
Hoe bevoorrecht zijn wij dat wij een aandeel aan dit door God geleide werk mogen hebben! Laten wij daarom met geheel onze ziel als voor Jehovah werken, wetend dat onze arbeid „niet tevergeefs is in verband met de Heer”. En niet slechts gedurende 1982. Laten wij werken met het oog op de eeuwigheid — wanneer de Koninkrijksheerschappij zich tot de uiteinden der aarde uitstrekt, wanneer de aarde tot een paradijs wordt gemaakt en de doden worden opgewekt. Wanneer wij zo werken, zullen wij gelukkig en tevreden zijn en zal bovenal Jehovah’s woord en naam geëerd en geprezen worden.
-