Hoe Jehovah zijn werk voorspoed schenkt
De fenomenale groei van Jehovah’s getuigen in 179 landen brengt velen ertoe te vragen: Wie financiert het werk? Het Genootschap vindt het prettig deze en aanverwante vragen in het volgende artikel te kunnen beantwoorden.
V. Heffen Jehovah’s getuigen tienden?
A. Neen. In Jehovah’s vóórchristelijke gemeente was het heffen van tienden Gods methode om zijn tempelwerkers, levieten genaamd, van het nodige te voorzien; buiten bepaalde steden bezaten zij namelijk geen stamgrond. Zelfs toen konden Jehovah’s aanbidders vrijwillig voor speciale ondernemingen, zoals de uitrusting van de tabernakel en later de tempelbouw, bijdragen schenken (Ex. 35:29; 1 Kron. 29:17). Jehovah nagelde het oude Wetsverbond aan Jezus’ martelpaal; Paulus verklaarde dienovereenkomstig: „Christus is het einde der wet” (Rom. 10:4). Zoals in 2 Korinthiërs 9:7 wordt uiteengezet, spruit christelijk geven geheel en al uit liefde voort en is het nooit gedwongen: „Een ieder doe, naardat hij zich in zijn hart heeft voorgenomen, niet met tegenzin of gedwongen, want God heeft den blijmoedigen gever lief.” Jehovah’s getuigen beoefenen deze schriftuurlijke methode.
V. Huldigt u collecte-enveloppen, het bewerken van de mensen, diners en soortgelijke methoden om geld bij elkaar te krijgen?
A. Wanneer christenen op de juiste wijze in Gods Woord worden onderwezen, Jehovah leren kennen en zijn voornemens begrijpen, ondersteunen zij bereidwillig zijn Koninkrijkswerk. Zij behoeven niet tot geven te worden gedwongen doordat er een beroep op hun verlangen naar genoegens wordt gedaan of er pressie op hen wordt uitgeoefend. Daar de christenheid haar mensen geen geestelijk voedsel heeft verschaft, moet ze thans haar toevlucht nemen tot middelen als bingo, bazaars, verlotingen, carnavals, het verhuren van kerkbanken, collectes, het heffen van tienden en zelfs speciale preken om geld bijeen te brengen. Jezus gebruikte nooit dergelijke methoden en de huidige getuigen van Jehovah doen dit evenmin. — Matth. 10:8.
V. Hoe financiert u projecten zoals uw nieuwe school- en slaapgebouw in Brooklyn, VS, en nieuwe bijkantoorgebouwen over de gehele wereld? Wordt dit allemaal door het hoofdbureau betaald?
A. Jehovah God heeft zijn wonderbaarlijke hoedanigheden van liefde, wijsheid, gerechtigheid en macht in elk land aan zijn kinderen geopenbaard (Joh. 6:45). Zonder discriminatie of onderscheid bezit een ieder die zich aan het doen van Gods wil opdraagt, het voorrecht zijn tijd, energie en materiële steun aan Jehovah’s zaak — de rechtvaardiging van zijn naam door zijn koninkrijk onder Christus Jezus — te geven. Jehovah stort op al zijn getuigen zijn heilige geest uit en stelt hen hierdoor in staat „om wèl te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vasten grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen” (1 Tim. 6:18, 19). Deze geest van onzelfzuchtigheid brengt Jehovah’s getuigen ertoe om het werk in eigen land zoveel mogelijk zelf te ondersteunen. In het afgelopen jaar besteedden 916.332 Getuigen in 179 landen 131.662.684 uren aan de prediking van Gods Woord tot anderen. Zij brachten geïnteresseerde personen 44.440.977 maal verdere bezoeken en leidden wekelijks 640.458 huisbijbelstudiën. De hieraan verbonden reiskosten werden door de persoon die het bezoek bracht, betaald. Hierbij komen ook nog de onderhoudskosten voor de plaatselijke Koninkrijkszalen waarin Jehovah’s getuigen bijeenkomen. Dit liefdewerk heeft Jehovah beloond met een toename van 69.027 Getuigen die zich hebben laten dopen.
In de Verenigde Staten zag het Genootschap onlangs de noodzaak van nieuwe slaap- en schoolfaciliteiten. De gemeenten en de Getuigen werden van de bouwplannen op de hoogte gesteld en uitgenodigd in verband hiermee bijdragen te doen. Hierop werd naar tevredenheid gereageerd. Velen zonden giften, en al deze blijken van liefde werden zeer op prijs gesteld. Thans is de nieuwe Wachttoren Bijbelschool Gilead met in de huidige klas 101 studenten van over de gehele wereld, in werking, terwijl het Genootschap alle hiermee verbonden kosten betaalt. Bovendien heeft het Genootschap in verschillende landen scholen der Koninkrijksbediening ingesteld, waar plaatselijke leidinggevende dienaren gratis zullen worden opgeleid ten einde Gods kudde op bekwamere wijze te weiden. Op soortgelijke wijze wendt het Genootschap bijgedragen fondsen die naar de bijkantoren van het Genootschap worden gezonden aan om het verblijf van 742 zendelingen in 266 zendingshuizen en 1299 geordineerde bedienaren van het evangelie in vijfentachtig bijkantoorgebouwen te bekostigen. Het vorige jaar hielp het Genootschap 5148 speciale pioniers om in geïsoleerde gebieden te blijven ten einde daar de bijbel te onderwijzen en nieuwe gemeenten op te richten. Door zichzelf in sommige gevallen iets te ontzeggen, hebben Jehovah’s getuigen in de Verenigde Staten dit werk vrijwillig ondersteund, door bijdragen te zenden naar de Watch Tower Bible and Tract Society of Pennsylvania, het kantoor van de penningmeester, Columbia Heights 124, Brooklyn 1, N.Y., VS. In andere landen sturen de Getuigen hun giften naar het plaatselijke bijkantoor, waarvan zij het adres in de lijst die meestal achterin de boeken en brochures van het Genootschap staat, hebben gevonden. Daar Jehovah’s getuigen uit liefde geven, schenkt het bevorderen van het wereldomvattende bijbelse onderwijzingswerk hun grote vreugde.
V. Waarom bezit u niet zoals vele religieuze groeperingen zendingshospitalen of -klinieken en houdt u zich niet met reliefwerk en andere sociale activiteiten bezig?
A. Jehovah’s getuigen geven vaak gehoor aan oproepen uit door oorlogen of natuurrampen getroffen gebieden. Ons bijkantoor in een rampgebied ontvangt voedsel en, vaker nog, enorme hoeveelheden kleding voor onmiddellijke hulpverlening aan bekende slachtoffers. Net zomin echter als wij een brandweer of een politiemacht in stand houden, bezitten wij ziekenhuizen of klinieken, allemaal instellingen die voor het vleselijke lichaam zorgdragen. Als opgedragen bedienaren van het evangelie bestaat ons levenreddende werk erin om vóór het einde van dit stelsel in Armageddon over de gehele wereld het goede nieuws van Jehovah’s koninkrijk te prediken en te onderwijzen (Matth. 24:14; Openb. 16:14, 16). Zoals Jezus zei, is het werk groot en zijn er maar weinig arbeiders. Daarom zou het onvergeeflijk zijn om dit uitermate belangrijke werk te verwaarlozen en op andere terreinen activiteit te ontplooien, hoe verdienstelijk deze ook mogen zijn. Hoewel het kan voorkomen dat sommige Getuigen dokter, verpleegster en ziekenhuisemployée van beroep zijn, is dit ondergeschikt aan hun eerste beroep, de bediening.
V. Verschaft uw uitgebreide drukactiviteit de bestuurders of leden van het Genootschap financiële rijkdom?
A. Hierop kan nadrukkelijk met Neen worden geantwoord. Bij tijd en wijle hebben onze tegenstanders deze gevolgtrekking gemaakt, klaarblijkelijk om ons snel uitbreidende werk in diskrediet te brengen. Het Genootschap is wettelijk een vereniging zonder winstgevend doel. Er zijn geen aandeelhouders, er wordt geen dividend uitgekeerd en er worden zelfs geen salarissen betaald. Elke prediker op het hoofdbureau — met inbegrip van de president van het Genootschap, bestuurders en leden — ontvangt een toelage van $14 per maand, plus voedsel en onderdak, terwijl bovendien zijn reiskosten worden betaald indien hij een opdracht van het Genootschap heeft, meestal bestaande in een spreektoewijzing of een reis om lezingen te houden. Nergens ter wereld laten onze bedienaren van het evangelie zich betalen voor het voltrekken van huwelijken of doopplechtigheden of voor het leiden van een begrafenis. Op onze openbare lezingen of congressen wordt geen entree geheven noch gecollecteerd en wanneer geld het doel zou vormen, zou dit vanzelfsprekend het geval zijn.
Terloops zij opgemerkt dat onlangs in verband met een door het Genootschap wegens onrechtmatige belastingheffing aanhangig gemaakte rechtszaak, de advocaat van de tegenpartij de boekhouding van het Genootschap aan een nauwkeurig onderzoek onderwierp ten einde, indien mogelijk, aan te tonen dat het zich uit winstbejag met het drukken van lectuur bezighoudt en als gevolg daarvan geen aanspraak kan maken op vrijstelling van belasting. Zoals in het tijdschrift Awake! van 22 januari 1961 reeds is gemeld, verleende het hof van appèl van de staat New York het Genootschap op 17 november 1960 als een charitatieve, weldadige organisatie zonder winstgevend doel recht op vrijstelling van belasting. De raadsman van de tegenpartij vond geen bewijzen voor de valse beschuldiging dat de bestuurders of de leden van het Genootschap commercieel van de drukactiviteiten profiteren.
V. Hoe bestrijden de plaatselijke gemeenten hun uitgaven, daar er nooit wordt gecollecteerd?
A. Zij bestrijden hun uitgaven plaatselijk op dezelfde wijze als zij het werk in het algemeen ondersteunen — vrijwillig. Dicht bij de ingang van de Koninkrijkszaal is een bijdragenbus geplaatst (2 Kon. 12:9). Alle gaven, met inbegrip van de „twee koperstukjes” van de weduwe, helpen alles te bekostigen, of het nu de bouw van de Koninkrijkszaal, huur, brandstof, licht, water, enzovoorts, is (Mark. 12:42). Er worden geen beloften aanvaard en ook wordt er geen contributielijst bijgehouden. Eens per maand leest de voor de boekhouding verantwoordelijke dienaar de gemeente een kort verslag voor waarin hij hen van de totale ontvangsten en uitgaven op de hoogte stelt. Wanneer pasopgedragen Getuigen begrip krijgen van deze regeling, nemen zij er vrijwillig aan deel, iedereen „naarmate van zijn welvaart” (1 Kor. 16:2, LV). Deze methode wordt in elk van de 21.008 gemeenten over de gehele wereld gevolgd.
V. Met Pinksteren hadden de eerste christenen alles gemeenschappelijk. Is dit met Jehovah’s getuigen ook het geval?
A. Met Pinksteren ontstond er ten aanzien van voedsel en onderdak een precaire situatie, doordat de pasbekeerde christenen in de stad bleven ten einde nog verder geestelijk verlicht te worden. Dit vormde de aanleiding tot een vrijwillig verkopen van eigendommen en een gedurende die voortgezette periode van omgang gemeenschappelijk delen van alles (Hand. 2:1, 38-47; 4:32-37). Niemand was verplicht om iets te verkopen of bijdragen te schenken, maar wel werd van iedereen verwacht dat hij de waarheid vertelde. Ananias en Sapphira overlegden met elkaar om ten aanzien van de grootte van hun bijdrage te liegen en zij werden door God weggerukt (Hand. 5:1-11). Dit gemeenschappelijke bezitten vormde geen communisme, zoals sommigen veronderstellen, maar het was een tijdelijke regeling; iets dergelijks gebeurt wanneer de getuigen van Jehovah die in een stad wonen waar het Wachttorengenootschap een congres heeft georganiseerd, bezoekende afgevaardigden in hun huis verwelkomen en voedsel en onderdak met hen delen. Zo worden er ook wel eigendommen aan het Genootschap overgedragen en wordt het in testamenten als begunstigde genoemd. Al dergelijke giften helpen net als met Pinksteren de geestelijke verlichting verbreiden. Niets hiervan is ooit verplicht of communistisch.
V. Leert u dat stoffelijke gaven een middel vormen tot verzoening voor zonden?
A. Neen. De bijbel zegt: „Wetende, dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt vrijgekocht van uw ijdelen wandel, die u van de vaderen overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als van een onberispelijk en vlekkeloos lam.” — 1 Petr. 1:18, 19.
Jehovah’s getuigen erkennen dat er voor de doeltreffende verbreiding van het goede nieuws van Gods rechtvaardige nieuwe wereld een aanzienlijke hoeveelheid geld nodig is (2 Petr. 3:13). Zij beseffen eveneens dat het geven van bijdragen ten behoeve van deze bekendmaking een door Jehovah geschonken voorrecht is. Net als David zeggen zij: „Van U, o HERE, is de grootheid en de kracht, de heerlijkheid, de roem en de majesteit, ja, alles wat in den hemel en op de aarde is; . . . Want het komt alles van U, en wij geven het U uit uw hand.” — 1 Kron. 29:11, 14.
Op deze wijze schenkt Jehovah zijn werk voorspoed.