De drie jaarlijkse nationale samenkomsten
„Drie maal per jaar zal ieder die onder u van het mannelijk geslacht is, voor het aangezicht van den HERE, uw God, verschijnen op de plaats die Hij verkiezen zal.” — Deut. 16:16.
1. Welke nationale samenkomsten werden jaarlijks in het Israël uit de oudheid gehouden?
NAAST de feesten die de joden plaatselijk, in hun geboortesteden en -dorpen vierden, waren er ook voorzieningen getroffen voor drie grote nationale samenkomsten. Het waren heilige samenkomsten voor Jehovah en de wet gebood: „Drie maal per jaar zal ieder die onder u van het mannelijk geslacht is, voor het aangezicht van den HERE, uw God, verschijnen op de plaats die Hij verkiezen zal.” Het was dus Jehovah’s wens dat de hele natie drie maal per jaar op één plaats, een plaats die Hij verkoos, bijeenkwam. Vanaf de dagen van Salomo was deze plaats de tempel in Jeruzalem. Jehovah bepaalde ook de tijd en stelde het programma voor deze jaarlijkse bijeenkomsten op. De eerste samenkomst moest in het begin van de lente worden bijeengeroepen en duurde acht dagen, van 14 tot 21 Nisan, ter viering van het Pascha en het feest der ongezuurde broden. Achterin de lente, op 6 Sivan, kwam men voor een eendaagse samenkomst bijeen om het feest der weken of het pinksterfeest te vieren. De derde en laatste samenkomst was voor de herfst bepaald, van 15 tot 21 Ethanim, en was gewijd aan het Loofhuttenfeest, met een plechtige laatste congresdag op 22 Ethanim. — Deut. 16:16; Lev. 23:4-22, 33-36; Ex. 23:14-17.
2. Hoe trok het volk voordeel van deze samenkomsten?
2 Deze samenkomsten waren „feesttijden” van Jehovah en niemand „zal dan . . . met lege handen voor het aangezicht des HEREN verschijnen: ieder naar zijn vermogen, naar den zegen dien de HERE, uw God, u gegeven heeft”. Dit wil echter niet zeggen dat zij die deze samenkomsten bijwoonden er zelf niet zeer veel voordeel van trokken. De omgang deed hen beseffen dat zij één volk waren, één heilige natie die in verenigde aanbidding Jehovah, de enige ware God, diende. De dagelijkse aanbidding in de tempel, de lof en dank die Jehovah in het openbaar voor zijn goedheid en zijn zegeningen werden toegebracht, de raad die door de priesters werd verstrekt, dit alles gaf de congresbezoekers de kracht Jehovah getrouw te blijven dienen. De feesten waren voor allen een aanmoediging, vooral voor hen die van verre of van afgelegen plaatsen kwamen. Het waren gelegenheden tot grote vreugde voor het aangezicht van Jehovah en tot blijde omgang en vreugdevolle, opbouwende herenigingen van de gehele natie. — Lev. 23:4; Deut. 16:16, 17; Lev. 23:40; Deut. 14:24-27.
3. (a) Hoe toonde Jehovah dat hij de drie „feesttijden” belangrijk achtte? (b) Hoe beschouwden vele gezinshoofden de samenkomsten?
3 Jehovah wist heel goed hoe uiterst belangrijk deze jaarlijkse nationale vergaderingen voor de eenheid van de natie en de reinheid van zijn aanbidding overal in het land waren. Daarom gebood hij dat allen van het mannelijke geslacht aanwezig moesten zijn, en ten aanzien van het Pascha vaardigde hij de doodstraf uit voor elke mannelijke Israëliet die, indien ceremonieel rein en „niet op reis” en dus gerechtigd aanwezig te zijn, opzettelijk in gebreke zou blijven het te vieren (Num. 9:13). Velen van de Israëlitische gezinshoofden schatten de opvoedkundige, opbouwende en sociale waarde van deze samenkomsten zó hoog dat zij niet alléén naar Jeruzalem opgingen, maar hun vrouw en kinderen meenamen. Wat een opwindende en interessante tocht voor een gezin en welk een blijvende indrukken werden er op de jonge geest van die kinderen gemaakt! Vele gezinnen namen ook de raad in de wet ter harte elke maand wat geld opzij te leggen om deze jaarlijkse samenkomsten bij te wonen, en op die manier waren deze reizen geen al te grote financiële last. Jozef, de pleegvader van Jezus, was zulk een bedachtzaam en liefdevol gezinshoofd. Zijn huisgezin was „gewoon om van jaar tot jaar voor het paschafeest naar Jeruzalem te gaan”. — Luk. 2:41-50.
4. Waarom eiste het van de gehele mannelijke bevolking geloof om drie maal per jaar naar Jeruzalem op te gaan?
4 Deze gewoonte van alle mannelijke Israëlieten om drie maal per jaar naar Jeruzalem op te gaan ten einde alleen of met het hele gezin de samenkomsten bij te wonen, was een beproeving op hun geloof, want hiervoor was een krachtig geloof in Jehovah’s bescherming nodig. Waarom? Het historische verslag in de Hebreeuwse Geschriften toont aan dat de joden omgeven waren door vijanden en voortdurend voor hun onafhankelijkheid moesten vechten. Daar waren de Filistijnen, de Syriërs, de Amalekieten, de Amorieten, de Ammonieten en de Moabieten, de Assyriërs en de Babyloniërs, die allen hun ogen begerig op het land Palestina richtten. Wat een kans voor deze vijanden, zo scheen het, om het land aan te vallen nu alle mannen op de feesten in Jeruzalem waren! Alleen een paar vrouwen en kinderen waren thuis gelaten. Zou een gehele natie geloof in Jehovah stellen dat hij het land, de ontvolkte steden en huizen zou beschermen in overeenstemming met zijn belofte dat „niemand . . . uw land [zal] begeren, wanneer gij opgaat, om voor het aangezicht van den HERE, uw God, te verschijnen drie malen in het jaar”? (Ex. 34:24) Laten wij onze aandacht echter weer op het toneel vestigen dat in Jeruzalem is ingericht en de joden bij hun jaarlijkse bijeenkomsten gadeslaan; het zal tot onze aanmoediging en opbouw zijn.
HET PASCHAFEEST
5, 6. Beschrijf het paschafeest.
5 Als een joods zoontje bij het vieren van dit Pascha op 14 Nisan zijn vader zou vragen: „Wat betekent deze dienst van u?” (Ex. 12:26) dan zou de vader antwoorden: „Het was op 14 Nisan [1513 v.G.T.], toen onze voorvaders 215 jaar in Egypte hadden gewoond — een groot deel van deze tijd als slecht behandelde slaven onder hardvochtige Egyptische heerschappij — dat Jehovah zijn volk bevrijdde en bewees dat hij machtiger was dan alle goden van de Egyptenaren. Vier dagen daarvoor, op de tiende van de maand, moest elk gezinshoofd een gaaf mannelijk dier, namelijk een lam of bok van een jaar oud in huis nemen. Dit lam of deze bok werd na zonsondergang van 14 Nisan geslacht zonder dat er een been gebroken werd en dan in zijn geheel gebraden. Ondertussen werd het bloed op de bovendorpel van de deuropening en op de twee deurposten gespat, waar iedere voorbijganger het kon zien. Daarna mocht niemand meer het huis verlaten.
6 Later op de avond schaarde het hele gezin zich rond de tafel om het paschalam of de paschabok met ongezuurd brood en bittere kruiden te eten. Zij aten gehaast en gingen niet aan hun tafel zitten maar bleven staan met hun lendenen omgord, hun sandalen aan de voeten en een staf in de hand. Zij waren gereed om nog diezelfde avond te vertrekken, zoals Jehovah door bemiddeling van zijn profeet Mozes had beloofd. En Jehovah bewees dat hij de ware God was. Te middernacht sloeg een engel van Jehovah alle eerstgeborenen van Egypte neer, zowel van mens als dier, van Farao tot de laagste toe. Maar wegens het bloed op de deuren van onze voorvaders ging de engel hun huizen voorbij. Daarom wordt het feest ’Pascha’ genoemd, omdat de engel de huizen van de Israëlieten passeerde of oversloeg, en zo bleven dus al hun eerstgeborenen gespaard. Deze tiende plaag dwong de hardnekkige Farao, Jehovah’s volk te laten gaan. Zeshonderdduizend mannen, buiten de vrouwen en kinderen en een groot gemengd gezelschap, marcheerden de volgende morgen als een vrij volk weg. Een wonderbare bevrijding!
7. Welke ceremoniële kenmerken werden eraan toegevoegd? Waarom?
7 Deze dag moet door Israël altijd herdacht worden. Reeds vóór de bevrijding had Jehovah Mozes geboden: ’Daarom moet gij dezen dag onderhouden in uw geslachten als een altoosdurende inzetting.’ Het eten van het paschalam met ongezuurd brood en bittere groenten herinnert de Israëlieten niet alleen aan de kwellingen die zij in Egypte ondergingen en aan het haastige vertrek, maar ook aan de verbazingwekkende bevrijding uit de wrede slavernij aan de machtige Farao. Dit heeft het Pascha tot een vreugdevol feest gemaakt. Om uiting aan deze vreugde te geven, kwam er later wijn bij die tijdens dit feest gebruikt moest worden en er werden liederen gezongen, zoals het ’Egyptische hallel’ gedurende het eerste deel van de viering, dat wil zeggen Psalm 113 en 114, en tot besluit van het feest Psalm 115 tot 118. Zo zie je dus, mijn jongen, dat het offer van het paschalam niet alleen de joodse eerstgeborenen spaarde, maar ook de grote bevrijding van ons volk bracht. En het vieren van dit feest dient de joden dankbaar en vol waardering jegens Jehovah, hun grote God en Bevrijder, te stemmen. Het moet een vreugdevol feest tot lof en eer van Jehovah zijn.” — Ex. 12:14, 27-42.
EEN BETERE BEVRIJDING
8. Wie is het ware Paschalam?
8 Het Pascha was niet alleen een vreugdevol feest ter herdenking van gebeurtenissen die in het verleden hadden plaatsgevonden, maar het was ook een schaduw van betere dingen die zouden komen en wees vooruit naar het ware en grotere Paschalam. De apostel Paulus identificeert het ware Paschalam voor ons: „Want Christus, ons pascha, is geslacht” (1 Kor. 5:7). Ja, precies op 14 Nisan werd Christus Jezus in het jaar 33 G.T. als het volmaakte Lam Gods geslacht. Door dit slachtoffer werd het fundament voor een veel grotere bevrijding dan de verlossing uit Egyptische slavernij gelegd.
9. (a) Wat werd door het sparen van de eerstgeborenen ten tijde van het Pascha in Egypte afgebeeld? (b) Wat werd er na het paschafeest gevierd, en wat word erdoor afgebeeld?
9 Deze bevrijding is voor Jehovah’s geestelijke „eerstgeborenen” en Christus’ geestelijke broeders, de 144.000. Jehovah heeft hen bevrijd uit de slavernij aan zonde en de dood en heeft hen tot geestelijke zonen gemaakt met het vooruitzicht op onsterfelijk leven in de hemel. Op het Pascha vierden de Israëlieten evenwel de bevrijding van de eerstgeborenen, maar het feest der ongezuurde broden dat zeven dagen daarna duurde, kwam overeen met de tijd van de bevrijding van geheel Israël te zamen met het gemengde gezelschap bij de Rode Zee. Het offer van Christus legt derhalve ook het fundament voor de bevrijding van de grote schare van Jezus’ „andere schapen”, die in Armageddon van deze wereld onder de heerschappij van de grotere Farao, Satan de Duivel, zullen worden bevrijd, terwijl zij tevens de gelegenheid ontvangen eeuwig leven op aarde te krijgen. — Ex. 12:37-39, 42; 1 Kor. 5:8; Openb. 7:9; Joh. 10:16.
HET FEEST DER ONGEZUURDE BRODEN
10. Waaraan werden de joden bij het feest der ongezuurde broden herinnerd?
10 De dag na het Pascha kenmerkte het begin van het feest der ongezuurde broden, dat zeven dagen duurde, van 15 tot 21 Nisan. Gedurende deze zeven dagen bleven de Israëlieten ongezuurde broden eten; ja, er mocht zelfs geen zuurdeeg in hun huizen gevonden worden. Deze wet was zeer strikt; een ieder van wie werd ontdekt dat hij iets gezuurds at, moest van het volk worden afgesneden, ter dood worden gebracht. Het verwijderen van alle gist en oud gezuurd brood gaf te kennen dat de joden de slechte religieuze, politieke en morele Egyptische invloeden achter zich hadden gelaten en als een gereinigd, vrij volk waren gaan leven, dat geheel aan Jehovah, hun God en Beschermer, was toegewijd. Het feest zou hen derhalve niet alleen herinneren aan de bevrijding van de kwellingen van Egypte en hun haastige uittocht, maar het zou hen er ook aan herinneren dat zij vrij moesten blijven van alle heidense praktijken, vrij van het zuurdeeg van Satans wereld. De ongezuurde broden moesten hen ervan doordringen dat zij Jehovah in oprechtheid en waarheid moesten dienen. — Ex. 12:39; Deut. 16:3.
11. Welk offer werd er op 16 Nisan gebracht? Waarom?
11 De volgende dag van de samenkomst, 16 Nisan, was weer een gekenmerkte dag. Het was de tweede dag van het feest der ongezuurde broden, het officiële begin van de oogst. Vóór deze dag, waarop de eerstelingen aan Jehovah geofferd moesten worden, mochten de joden niet van de opbrengst van de nieuwe oogst eten. Op deze dag moest de hogepriester een garve van de eerstelingen van de gerst voor het aangezicht van Jehovah in het heiligdom heen en weer bewegen (Lev. 23:10-14). Gedurende het zevendaagse feest moesten er, behalve de normale offers, dag na dag twee ossen, één ram en zeven mannelijke schapen als een brandoffer en een bok als een zondoffer gebracht worden. Het hoogtepunt van het feest was een laatste algemene vergadering op de zevende dag, 21 Nisan. — Lev. 23:8; Num. 28:19-24; Ex. 23:15.
12. Wat leren wij uit 2 Kronieken 30:21, 22?
12 Degenen die de samenkomst bijwoonden, voelden zich ongeveer als die joden die in Hizkia’s tijd naar Jeruzalem opgingen: „Zeven dagen lang vierden de Israëlieten die zich te Jeruzalem bevonden, het feest der ongezuurde broden met grote vreugde. De Levieten en de priesters loofden den HERE dag op dag onder begeleiding van instrumenten tot lof van den HERE. . . . Zij aten het feestoffer zeven dagen lang, slachtten vredeoffers en loofden den HERE, den God hunner vaderen” (2 Kron. 30:21, 22). Het was een vreugdevolle en opbouwende samenkomst, waardoor de gehele natie aan hun bevrijding uit Egypte en aan hun verplichting rein en loyaal in Jehovah’s dienst en aanbidding te blijven, werd herinnerd. Het hele volk werd gesterkt en elk afzonderlijk in een betere geestelijke toestand gebracht.
„LATEN WIJ HET FEEST . . . VIEREN”
13. Hoe vieren christenen thans het feest?
13 In 1 Korinthiërs 5:7, 8 geeft Paulus aan christenen, zelfs van onze twintigste eeuw de instructie het feest der ongezuurde broden te vieren, en wel met de volgende woorden: „Doet het oude zuurdeeg [evenals de joden deden] weg, opdat gij een nieuw deeg moogt zijn, zoals gij ongezuurd zijt. Ja, want Christus, ons pascha, is geslacht. Laten wij het feest daarom niet met oud zuurdeeg vieren, noch met zuurdeeg van slechtheid en goddeloosheid, maar met ongezuurde broden van oprechtheid en waarheid.” Op grond van Jezus’ slachtoffer zijn de 144.000 geestelijke Israëlieten bevrijd van de wereld onder Satan en van de veroordeling die op haar rust. Zij zijn tot „een uitverkoren geslacht, een koninklijke priesterschap, een heilige natie, een volk tot een speciaal bezit” voor Jehovah verklaard (1 Petr. 2:9). Zolang zij op aarde zijn, moeten zij in deze heilige toestand blijven, zoals door de ongezuurde broden werd voorschaduwd. Zij moeten vrij blijven van het zuurdeeg van het oude samenstel van dingen, van de valse religie en de morele degeneratie die er een kenmerk van vormen. Er wordt geen geestelijke of morele onreinheid onder hen toegestaan. Zij moeten, in alle oprechtheid en waarheid, een voortdurend feest van lof en vreugde vieren en de voornemens van Jehovah met blijdschap over de gehele wereld bekendmaken. Zij die deel uitmaken van de „grote schare” „andere schapen” en zich thans met hen hebben verbonden, moeten dezelfde geesteshouding bezitten.
14. Wat wordt door het bewegen van de eerstelingsgarve van de gersteoogst door de hogepriester afgebeeld?
14 Door het bewegen van de eerstelingsgarve van de gersteoogst werd nog een belangrijk punt voorschaduwd. Weer is het de apostel Paulus die ons het juiste inzicht verschaft: „Maar nu is Christus uit de doden opgewekt, de eersteling van hen die ontslapen zijn . . . Christus, de eersteling.” Er was geen zuurdeeg — waardoor zonde wordt afgebeeld — met de aanbieding van de eersteling van de gersteoogst verbonden, want Jezus Christus was „loyaal, schuldeloos, onbesmet, afgescheiden van de zondaars”. Zoals de garve op 16 Nisan werd bewogen, werd Jezus op 16 Nisan, 33 G.T., als de „eersteling” of „eerstgeborene uit de doden” opgewekt. Aangezien Jezus de „eersteling” of de „eerstgeborene uit de doden” wordt genoemd, zou hij nog door anderen worden gevolgd. Dit wordt door het volgende feest afgebeeld. — 1 Kor. 15:20-23; Hebr. 7:26; Hand. 26:23; Kol. 1:18; Openb. 1:5.
HET FEEST DER WEKEN
15. (a) Wanneer werd het feest der weken gevierd? (b) Welk speciale offer werd er gebracht?
15 Vijftig dagen na 16 Nisan, op 6 Sivan, brak de tijd aan voor de tweede nationale samenkomst, het feest der weken, ook Pinksteren genoemd, hetgeen vijftigste dag betekent. Het was een eendagscongres. Vele congresgangers bleven vanaf het paschafeest tot Pinksteren in Jeruzalem. Pinksteren was een buitengewoon vreugdevolle bijeenkomst; het was „het feest van den oogst, der eerstelingen van uw vruchten, die gij op den akker zaaien zult” (Ex. 23:16). In de meeste streken was de tarweoogst geëindigd en nu werden, in het heiligdom, de eerstelingen aan Jehovah aangeboden. „Uit uw woonplaatsen zult gij twee beweegbroden meebrengen. . . . gezuurd zullen zij gebakken worden, eerstelingen voor den HERE.” Het is interessant het gebruik van zuurdeeg gedurende dit feest op te merken. Er werden nog vele andere slachtoffers gebracht en de mensen brachten persoonlijke, vrijwillige offers, overeenkomstig de zegeningen die Jehovah, hun God, hun had geschonken. Allen moesten zich verheugen, met inbegrip van de slaven, de buitenlanders, de wezen en de weduwen. — Lev. 23:17-21; Deut. 16:10-12.
16. Wat beeldden de twee broden af? Waarom twee?
16 Het opmerkelijkste feest der weken uit de hele geschiedenis was het feest dat na Jezus’ opstanding in het jaar 33 G.T. werd gevierd. De geschiedschrijver en arts Lukas heeft de gebeurtenissen van dit gedenkwaardige Pinksteren gedetailleerd beschreven. (Zie Handelingen, hoofdstuk 2.) Op deze dag begon het bewegen van de twee gezuurde broden in vervulling te gaan. De twee broden beeldden symbolisch het gehele lichaam van de 144.000 door de geest verwekte leden van Christus’ lichaam af dat door Christus Jezus, de grotere Hogepriester, voor Jehovah werd bewogen of als heilig voor Hem, aan Jehovah werd aangeboden. De 120 discipelen die in de bovenkamer waren vergaderd, waren de eerste leden die werden aangeboden, en de bijeenvergadering van de overigen heeft van Pinksteren 33 G.T. tot onze tijd voortgeduurd, terwijl er nog een overblijfsel op aarde leeft. De eersten werden uit de natuurlijke joden genomen, zoals door een van de broden werd voorschaduwd, en vervolgens werden de anderen uit de heidense natiën genomen, te beginnen in 36 G.T., toen Petrus tot Cornelius predikte, zoals door het tweede „brood” werd afgebeeld. — Hand. 10:1-48.
17. (a) Wat werd afgebeeld door het feit dat de broden met zuurdeeg werden gebakken? (b) In welk opzicht zijn degenen die door de tarwebroden worden afgebeeld „eerstelingen”?
17 Dat de twee broden zuurdeeg bevatten, beeldde af dat alle christenen door overerving zondige schepselen waren die Jezus’ slachtoffer nodig hadden om in Jehovah’s ogen heilig te worden. Evenals de twee broden de eerstelingen van de tarweoogst waren, zijn ook deze 144.000 de eersten die uit de zondige mensheid worden genomen en in Jehovah’s ogen gerechtvaardigd en heilig worden verklaard, zoals wij lezen: „Omdat hij het wilde, heeft hij ons voortgebracht door het woord der waarheid, opdat wij zekere eerstelingen van zijn schepselen zouden zijn.” „Dezen zijn het die . . . uit het midden van de mensen [werden] gekocht als eerstelingen voor God en voor het Lam.” Zij zijn „eerstelingen” in het algemeen, „zekere eerstelingen”. Evenals de gerst en niet de tarwe DE eersteling opleverde, is Jezus Christus de voornaamste eersteling voor God. Aangezien deze 144.000 op hun beurt zekere eerstelingen uit het midden van de mensheid worden genoemd, moet er een veel groter aantal van de mensheid tot eeuwig leven worden gered, weliswaar niet in de hemel, maar op aarde. Wat dit alles nu zo interessant maakt, is dat dit door de derde en laatste samenkomst wordt voorschaduwd. — Jak. 1:18; Openb. 14:4.
HET LOOFHUTTENFEEST
18. Hoe vierden de joden het loofhuttenfeest?
18 In het najaar, aan het einde van het jaar, werd de derde en laatste nationale samenkomst bijeengeroepen. Dit congres zou van 15 tot 21 Ethanim of Tisjri worden gehouden, met een slotvergadering op de 22ste. Weer moesten alle mannelijke Israëlieten in het heiligdom in Jeruzalem voor het aangezicht van Jehovah verschijnen, deze keer om het loofhuttenfeest te vieren. Gedurende dit feest moesten de congresgangers zeven dagen achtereen in loofhutten of tenten wonen die van de „takken van palmen en twijgen van loofbomen” gemaakt waren. De hutten werden op de daken en in de tuinen van de huizen opgezet, ja, men bouwde ze op de straten, op het tempelplein en zelfs op het open veld, tot een afstand van een sabbatsreis buiten de stadsmuur. Het feest herinnerde de Israëlieten aan hun nomadenleven, toen Jehovah hen gedurende hun veertigjarige tocht door de wildernis in hutten heeft laten wonen, en vooral aan Gods zorg voor hen nadat hij hen uit Egypte had bevrijd. Zij konden met vreugde en dankbaarheid terugdenken aan de vaderlijke liefderijke goedheid die Jehovah jegens hen ten toon had gespreid toen hij hun voedsel en onderdak verschafte, „die [hen] deed gaan door de grote en vreselijke woestijn, met vurige slangen en schorpioenen en dorstig land zonder water; die uit de harde rots voor u water tevoorschijn deed komen, die u in de woestijn met het manna voedde, dat uw vaderen niet gekend hebben”. — Lev. 23:40-43; Deut. 8:15, 16; 16:16; Neh. 8:17 16.
19. Waarom werd het feest ook het „feest der inzameling” genoemd?
19 Het feest werd ook het „feest der inzameling” genoemd, omdat het aan het einde van de inzameling van de opbrengst van het land — de graanvelden, olijfgaarden en wijngaarden — werd gevierd. Het was een oogstfeest, waarbij alle mensen bijeenkwamen om Jehovah dank te zeggen voor zijn goedheid en hun waardering te tonen door vele slachtoffers te brengen. Alleen al voor het speciale brandoffer dat zeven dagen achtereen werd gebracht, waren zeventig stieren nodig, nog afgezien van de vele andere offers die werden gebracht. — Num. 29:12-34.
20. Waarom was dit het meest vreugdevolle feest van het jaar?
20 Het feest der inzameling werd slechts vijf dagen na de verzoendag, waarop de joden ceremonieel van hun zondigheid waren gereinigd, gehouden. Aangezien het volk aldus een gevoel van reinheid bezat en voor het aangezicht van Jehovah een positie als zijn volk innam, kon het dit laatste feest derhalve met grote vreugde en blijdschap vieren. Het was de meest vreugdevolle samenkomst van het jaar. Elk zevende jaar, wanneer er als gevolg van het sabbatjaar geen oogst was, en ook in het vijftigste of jubeljaar, kwam het volk gedurende dit loofhuttenfeest bijeen om naar het voorlezen van de wet te luisteren. — Deut. 16:16; 31:10-13.
21. Beschrijf de kenmerken die later aan het loofhuttenfeest werden toegevoegd.
21 Na verloop van tijd werden er andere kenmerken aan dit feest toegevoegd. De joden begonnen palmtakken te dragen als een teken van vreugde en overwinning. Elke ochtend vulde een priester een gouden kruik met water uit de vijver van Siloam en droeg deze naar de tempel, waar op trompetten werd geblazen en de woorden van Jesaja 12:3 werden uitgesproken: „Gij [zult] met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils.” Op de avonden was het gebruikelijk de voorhof der vrouwen in de tempel met grote gouden lampen te verlichten. De gehele cyclus van drie nationale samenkomsten werd besloten met een passende algemene vergadering van de gehele natie op de achtste dag, zonder de verscheidene kenmerken van de voorgaande zeven dagen. Dit was het hoogtepunt van de vreugdevolle feestviering en een uiting van lof en eer aan Jehovah, hun God. Letterlijk iedereen keerde met een dankbaar hart en geestelijk gesterkt en aangemoedigd naar zijn huis terug.
„ANDERE SCHAPEN”
22. Welk verband bestaat er tussen Johannes 10:16 en het feest der inzameling?
22 Jezus heeft gezegd: „Ik heb nog andere schapen, die niet van deze kooi zijn; ook die moet ik brengen” (Joh. 10:16). De bijeenvergadering van deze „andere schapen” in onze tijd werd ook op wonderbare wijze door het feest der inzameling afgebeeld. Sinds 1919 houdt het overblijfsel van het geestelijke Israël zich druk bezig met de prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk. Als gevolg van dit predikingswerk heeft „een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natiën en stammen en volken en talen,” zich bij hen aangesloten (Openb. 7:9). Zij worden geoogst, dat wil zeggen, bijeengebracht naar Jehovah’s tempelklasse, zoals die door het overblijfsel wordt vertegenwoordigd, om gedurende de komende oorlog van Armageddon beschermd te worden. Evenals Jehovah het bijeenbrengen van de joden in de oudheid zegende, zegent hij het bijeenbrengen van de „andere schapen” in deze tijd.
23. Wat werd voorschaduwd door (a) het wonen in hutten? (b) de zeventig stieren die werden geofferd? (c) het dragen van de palmtakken?
23 Dat de joden gedurende het feest in hutten woonden, beeldde af dat het overblijfsel en de „andere schapen” hun verblijf hier in dit oude samenstel van dingen slechts als van tijdelijke aard beschouwen, aangezien zij naar een blijvende woonplaats uitzien: in de hemel voor het overblijfsel en in een paradijs op aarde voor de „andere schapen”. Die hutten waren niet uitgebreid gemeubileerd; zo nemen Jehovah’s getuigen in deze tijd, afgezien van het feit dat zij godvruchtige toewijding bezitten, ’genoegen met wat zij hebben, aangezien zij voedsel en kleding hebben’, waarmee zij tevreden zijn (1 Tim. 6:6-8). Het stemt hun blij en buitengewoon vreugdevol dat zij aan dit grotere inzamelingswerk een aandeel mogen hebben en mensen thans mogen helpen Jezus als de losprijs te aanvaarden. Zij weten dat alleen Jezus’ slachtoffer werkelijke vergeving van zonden zal teweegbrengen. Dat er gedurende de zeven dagen van het feest zeventig stieren werden geofferd, duidt erop dat Jezus’ slachtoffer zowel vanuit menselijk als vanuit hemels standpunt bezien, volledig is en voor de gehele mensheid is bestemd, zoals deze door de zeventig in Genesis hoofdstuk tien genoemde geslachten wordt afgebeeld. Als een teken van vreugde droegen de joden destijds palmtakken, en het is interessant dat de grote schare mensen die in Openbaring 7 vers 9 wordt genoemd, palmtakken in de hand heeft. Zij hebben er beslist een gegronde reden voor hun vreugde tot uitdrukking te brengen als zij met een luide stem uitroepen: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam.” — 7 Vs. 10.
24. Wat deed Jezus op het feest, en wat betekent dit voor ons?
24 Gedurende het loofhuttenfeest werden de mensen in de Wet onderwezen, en Jezus zelf heeft deze gewoonte gevolgd, zoals wij lezen: „Toen nu het feest reeds half voorbij was, begaf Jezus zich naar de tempel en ging er onderwijzen.” Hetzelfde geldt voor het overblijfsel in deze tijd; het predikt en onderwijst de wet van God over de gehele aarde, ondersteund door ongeveer een miljoen „andere schapen” die reeds zijn bijeengebracht. Dit geven van onderwijs duidt op iets wat verfrissender is dan de wateren uit de bron van Siloam. Daarom zei Jezus op de laatste of zevende dag van het feest tot zijn luisteraars in de tempel: „Indien iemand dorst heeft, hij kome tot mij en drinke. Wie geloof in mij stelt, zoals de Schrift heeft gezegd: ’Uit zijn binnenste zullen stromen van levend water vloeien.’”
25. Naar welk aspect van de viering, dat een onderdeel vormde van de avonden van dit feest, kan Jezus hebben verwezen?
25 Dit onderwijs schenkt ook meer verlichting dan de vier gouden lampen die de tempelvoorhof van de vrouwen op de avonden van het feest verlichtten. Hiernaar kan Jezus hebben verwezen toen hij, mogelijk op de dag na dit feest in 32 G.T., zei: „Ik ben het licht der wereld. Wie mij volgt, zal geenszins in duisternis wandelen, maar zal het licht des levens bezitten.” Het grote feest der inzameling is aan de gang; duizenden „andere schapen” zijn reeds Jehovah’s organisatie binnengebracht en er zullen nog duizenden meer worden binnengeleid, alles tot rechtvaardiging van Jehovah en tot Zijn lof en eer. — Joh. 7:14-16, 37, 38; 8:12.
HEDENDAAGSE GROTE VERGADERINGEN
26. Waarom zijn grote vergaderingen en congressen noodzakelijk voor christenen in deze tijd?
26 Met grote waardering hebben wij de joden hun feesten zien vieren. Gedurende het bestuderen van deze feesten zal bij u misschien het verlangen zijn opgekomen zich met uw gezin onder de congresgangers in Jeruzalem te bevinden, ten einde met hen een aandeel te hebben aan de omgang, de aanbidding en het offeren van slachtoffers en lof aan Jehovah en in deze vreugde en blijdschap te delen. Uw verlangen kan in deze tijd in een nog grotere mate worden bevredigd. Evenals Jehovah er voor zijn volk uit de oudheid voorzieningen voor trof dat zij in heilige samenkomsten konden feestvieren en grote vergaderingen konden beleggen, treft hij in deze tijd net zulke regelingen voor zijn volk. Net als in de dagen van de joden bestaat ook thans voor christenen dezelfde noodzaak om tijdens vreugdevolle en opbouwende samenkomsten of congressen bijeen te komen. En het historische verslag van de hedendaagse christenen toont aan dat zulke congressen buitengewoon nuttig zijn.
27. Welke voorzieningen treft Jehovah’s organisatie voor grote vergaderingen, en hoe dient men deze te bezien?
27 Jehovah’s getuigen komen niet alleen elke week plaatselijk bijeen op vijf gemeentevergaderingen, maar zij komen gewoonlijk ook drie maal per jaar op kring- en districtsvergaderingen en nationale en internationale congressen bijeen. Zij nemen deze bijeenkomsten ernstig op door er aanwezig te zijn. Evenals de Israëlieten uit de oudheid zijn zij dankbaar voor zulk een voorziening en zij hebben een grote waardering voor de opvoedkundige en aanmoedigende waarde van zulke grote vergaderingen. Zij slaan acht op Paulus’ raad ’het onderling vergaderen niet na te laten, . . . maar elkaar aan te moedigen, en dat te meer naarmate gij de dag ziet naderen’. — Hebr. 10:25.
28. Hoe komt het dat Jehovah’s hedendaagse dienstknechten niet „met lege handen” op hun wekelijkse vergaderingen verschijnen?
28 Evenals de Israëlieten niet met lege handen voor het aangezicht van Jehovah mochten verschijnen als zij tijdens de feesttijden van Jehovah bijeenwaren, verheugen Jehovah’s getuigen in deze tijd zich erin iets te mogen bijdragen tot de vergaderingen die zij bijwonen, of dit nu de wekelijkse vergaderingen of grote congressen zijn. Zij zijn blij gestemd en hun vreugde wordt tot uitdrukking gebracht. Zij spreiden deze ten toon door zich goed op elk aandeel dat zij wellicht aan het programma zullen hebben, voor te bereiden. Zij bereiden zich er bijtijds op voor commentaar te geven tijdens de bijbelstudievergaderingen. Zij laten niet toe dat zij als gevolg van persoonlijke moeilijkheden met een droevig en triest gezicht op de vergaderingen verschijnen, maar zij komen met een blijde opgewektheid op de bijeenkomsten, want zij zijn blij dat zij in vriendelijkheid en goedheid met hun broeders kunnen omgaan en de vreemdeling op de vergaderingen kunnen verwelkomen. Op deze wijze brengen zij Paulus’ raad ten uitvoer elkaar op een werkelijk praktische wijze aan te moedigen.
29. Hoe geldt dit zelfde beginsel op grotere vergaderingen?
29 Op de grotere vergaderingen zijn zij blij hun diensten vrijwillig aan te bieden ten einde in de verschillende congresafdelingen te werken, ongeacht of zij nu werk zullen doen als dienstverlener, in de afdeling reiniging, voor het programma of op welke plaats maar ook waar zij hun talenten en bekwaamheden als een bijdrage aan Jehovah’s dienst kunnen gebruiken. Sommigen openen hun huis voor congresafgevaardigden. Anderen bieden vrijwillig het gebruik van hun uitrusting aan. Sommigen betalen congresonkosten uit eigen middelen. Aangezien zij aldus door Jehovah’s geest worden bewogen, vormen hun congressen een vreugdevol succes en een lof voor Zijn naam, want buitenstaanders zien zulke congressen als een voorbeeld en worden daardoor tot meer respect voor Jehovah, zijn Woord en zijn organisatie aangezet.
30. Hoe bezien Jehovah’s getuigen hun grote vergaderingen, en welke uitwerking hebben ze gehad?
30 En evenals de Israëlieten uit de oudheid de opbrengst van hun velden en veestapel van tevoren voor hun feesttijden terzijde stelden, bereiden Jehovah’s getuigen in deze tijd zich van tevoren op hun congressen voor door hun vakantie in die tijd op te nemen en geld te sparen, zodat hun gehele gezin op de grote vergaderingen aanwezig kan zijn. Als resultaat hiervan is er een groot getuigenis tot eer van Jehovah’s naam gegeven en hebben zij elkaar aangemoedigd, zoals gedurende de onlangs gehouden congressen in Latijns-Amerika, waar honderden mede-getuigen uit de Verenigde Staten, Canada en andere landen aanwezig konden zijn, waardoor er een sterkere band van eenheid met hun christelijke broeders werd gesmeed en hun inzicht en liefde voor elkaar werden vermeerderd. — Deut. 14:22-27.