Elkaar verlaten en echtscheiding ter wille van de vrede
1. Wat dient de houding van de gelovige huwelijkspartner te zijn wanneer de ongelovige ondanks alles toch weg wil gaan en gescheiden wil leven?
ER IS een onnoemelijk aantal gevallen bekend van opgedragen, gedoopte gelovigen die de raad van de apostel Paulus hebben opgevolgd en bij hun ongelovige partner zijn gebleven om ten slotte de vreugde te smaken dat hun huwelijkspartner werd ’gered’. Hoe staat het echter met een gelovige die in een poging het huwelijk niet te doen uiteenvallen, met behulp van Gods geest vervolging en tegenstand verduurt, maar waarbij de ongelovige partner de toestand zo toch onaanvaardbaar vindt en de gelovige ten slotte verlaat, door hetzij onafhankelijk ergens anders te gaan wonen hetzij echtscheiding of scheiding van tafel en bed te verkrijgen? Paulus heeft ten antwoord: „Indien de ongelovige er echter toe overgaat heen te gaan, laat hem heengaan; een broeder of zuster is onder zulke omstandigheden niet in dienstbaarheid, maar God heeft u tot vrede geroepen.” — 1 Kor. 7:15, NW.
2. Is er, wanneer men elkaar verlaat, een schriftuurlijke basis voor echtscheiding, waardoor men met een ander kan hertrouwen?
2 In het belang van zijn eigen christelijke vrede mag de gelovige de ongelovige huwelijkspartner laten weggaan om ergens anders te gaan wonen. De ongelovige die de gelovige heeft verlaten, mag evenmin hertrouwen als de christelijke gelovige die is verlaten: „Maar indien zij werkelijk zou heengaan, zij blijve ongetrouwd of anders verzoene zij zich weer met haar man” (1 Kor. 7:11, NW). De verlaten gelovige bezit geen schriftuurlijke gronden om — dat wil zeggen, louter op grond van het feit dat hij of zij in de steek is gelaten of wegens een onverenigbaar verschil van religie — wettelijke echtscheiding te verkrijgen. Zou er dus een echtscheiding worden verkregen, dan zou hij of zij nog niet de schriftuurlijke vrijheid bezitten zich van de onbevredigende wettelijk ongehuwde staat te ontdoen door te hertrouwen. Jezus Christus zelf verklaarde met de volgende woorden dat dit niet het geval was:
3. Wat zei Jezus in dit verband in Matthéüs 19:3-9?
3 „En Farizeeën gingen naar hem toe, erop belust zijnde hem te verzoeken en zeggende: ’Is het wettig wanneer een man zich op allerlei gronden van zijn vrouw laat scheiden?’ Hij gaf ten antwoord: ’Hebt gij niet gelezen dat hij die hen in het begin heeft geschapen, hen man en vrouw heeft gemaakt en zeide: „Om deze reden zal een man zijn vader en moeder verlaten en zijn vrouw trouw blijven, en de twee zullen één vlees zijn”? zodat zij niet meer twee, maar één vlees zijn. Wat God daarom onder één juk heeft samengevoegd, brenge geen enkel mens vaneen.’ Zij zeiden tot hem: ’Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven een wegzendingscertificaat te geven en zich van haar te laten scheiden?’ Hij zeide tot hen: ’Mozes heeft u, uw hardvochtigheid in aanmerking genomen hebbende, de concessie gedaan u van uw vrouw te laten scheiden, maar dit is niet van het begin af zo geweest. Ik zeg u, dat al wie zich van zijn vrouw laat scheiden behalve op grond van hoererij en een ander trouwt, overspel pleegt.’” — Matth. 19:3-9, NW; zie ook Deuteronomium 24:1-4.
4. Vormen Jezus’ woorden een ondersteuning voor het aannemen van een totale anti-echtscheidingswet, en wat is de doeltreffendste manier om het aantal wettelijke echtscheidingen te doen afnemen of echtscheiding te voorkomen?
4 Jezus zei dus niet dat echtscheiding op welke grond dan ook, zelfs op grond van overspel, door de wet van de staat verboden moest worden. De huidige priesters die erop staan dat een dergelijke wet welke echtscheiding onmogelijk maakt, gehandhaafd wordt, willen dat een onschuldige, getrouwde man of vrouw aan een overspelige huwelijkspartner verbonden blijft. Door zulk een wet beschermen zij de overspelige partner en moedigen zij huwelijksontrouw aan en bevorderen zij deze, doordat zij niet toestaan dat de onschuldige man of vrouw zich van de ander bevrijdt. Indien zij het de onschuldige huwelijkspartner zouden toestaan van de overspelige te scheiden, zou het in dat geval zinloos voor de priester zijn via de biecht de overspelige partner nog vergiffenis te schenken. Daar de onschuldige de scheiding zal willen doorzetten, zou in dat geval de overspelige huwelijkspartner — die alleen maar biecht, maar zich niet hervormt — niet door de priesterlijke aflaat of vergeving van zijn of haar zonden beschermd worden. De schriftuurlijke en meest doeltreffende manier om het aantal wettelijke echtscheidingen te doen afnemen of echtscheiding te voorkomen, is niet in een totale anti-echtscheidingswet gelegen, maar in het onderwijzen van de Heilige Schrift en haar zedenleer, en ook hierin dat uit de christelijke gemeente overspelers en overspeelsters worden geweerd. Een dergelijke wet heeft geen einde gemaakt aan overspel.
5. Welke soort van echtscheiding bezit een schriftuurlijke basis, en welk voorrecht schenkt het de onschuldige, gescheiden persoon?
5 Zoals door Jezus in zijn hierboven aangehaalde woorden wordt aangetoond, staat Gods wet onder zijn nieuwe verbond op juiste basis echtscheiding toe. Deze enige basis is volgens de Schrift of het Nieuwe Verbond overspel. Echtscheiding op die basis geeft de onschuldige partner de vrijheid te hertrouwen, zonder hierdoor zelf overspel te bedrijven. Wordt op andere gronden echtscheiding verkregen, dan zijn de wettelijk gescheiden partners niet vrij om te hertrouwen zonder zich in Gods ogen aan overspel schuldig te maken en aldus onwaardig te worden zich in Zijn gemeente onder Christus te bevinden. Zo dienen Jezus’ woorden in de Bergrede begrepen te worden. Hij verwees eerst naar de echtscheidingswet die door de profeet Mozes in Deuteronomium 24:1 was opgetekend en zei toen: „Gij hebt gehoord dat er werd gezegd: ’Gij moet geen overspel bedrijven.’ . . . Bovendien werd er gezegd: ’Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, geve haar een wegzendingscertificaat.’ Ik zeg u echter, dat een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden behalve wegens hoererij, haar een voorwerp van overspel maakt, aangezien al wie een gescheiden vrouw trouwt, overspel pleegt.” — Matth. 5:27-32, NW.
6. Wordt een vrouw zowel door een schriftuurlijke als door een onschriftuurlijke echtscheiding tot een voorwerp van overspel gemaakt, of welk verschil bestaat er, indien er een verschil is?
6 Wanneer een opgedragen christen zich wegens overspel door zijn vrouw, van haar laat scheiden, hoe kan hij haar hierdoor dan tot een voorwerp van overspel maken? Zij is reeds een overspeelster door de loopbaan die zij uit eigen verkiezing volgt. Zij zou niet door de echtscheiding tot overspel worden gebracht. Indien de echtgenoot zich echter wegens andere redenen dan hoererij of overspel — zelfs al zijn die redenen voor de wet van het land aanvaardbaar — van haar laat scheiden, stelt hij haar in de toekomst aan overspel bloot. Hoe dat zo? Omdat de niet-overspelige vrouw volgens Gods wet door een dergelijke onschriftuurlijke echtscheiding in werkelijkheid niet van haar man is gescheiden. Zij is nog steeds zijn vrouw en derhalve niet vrij om te hertrouwen en seksuele betrekkingen met een andere wettige echtgenoot te onderhouden.
7. Welke soort van gescheiden persoon bedoelde Jezus dan toen hij zei dat iemand die een gescheiden vrouw huwt, overspel bedrijft?
7 Wanneer Jezus derhalve zegt, „aangezien al wie een gescheiden vrouw trouwt, overspel pleegt”, bedoelt hij niet élke gescheiden vrouw. Hij heeft de vrouw in gedachten die „behalve wegens hoererij” een wettelijke echtscheiding heeft verkregen; dat wil zeggen, een gescheiden vrouw die geen overspel heeft bedreven. Ditzelfde beginsel gaat op in het geval van een echtgenoot wiens vrouw zich van hem heeft laten scheiden hoewel hij niet overspelig heeft gehandeld. Elke vrouw die met hem zou huwen, zou hem tot een overspeler maken terwijl zijzelf een hoereerster wordt.
8, 9. (a) Wat zouden de verklaringen van Markus en Lukas, op zichzelf genomen, voor alle gescheiden personen betekenen? (b) In overeenstemming waarmee moeten de verklaringen van Markus en Lukas worden uitgelegd, en waarom wordt door overspel de huwelijksverbintenis werkelijk verbroken en de weg geopend voor een schriftuurlijke echtscheiding?
8 In Markus 10:11, 12 (NW) luidt Jezus’ commentaar op echtscheiding: „Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden en een ander trouwt, pleegt overspel jegens haar, en indien een vrouw, nadat zij zich van haar man heeft laten scheiden, ooit een ander trouwt, pleegt zij overspel.” Lukas 16:18 (NW) luidt op soortgelijke wijze: „Een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden en een ander trouwt, pleegt overspel, en hij die een vrouw trouwt die van een echtgenoot is gescheiden, pleegt overspel.”
9 Deze verzen verbieden echtscheiding niet. Op zichzelf genomen, zouden ze echter zeggen dat geen enkele gescheiden persoon het recht heeft om te hertrouwen behalve na het overlijden van de partner van wie men is gescheiden; en dat, wanneer men tijdens het leven van de partner van wie men is gescheiden, zou hertrouwen, dit erop zou neerkomen dat men Gods wet welke overspel verbiedt, zou overtreden. Deze twee lezingen van Jezus’ woorden betreffende echtscheiding moeten echter in het licht van het door de apostel Matthéüs opgetekende vollediger verslag worden verklaard, waarin wordt aangetoond dat wat Markus en Lukas betreffende echtscheiding hebben geschreven, waar is wanneer de grond waarop de echtscheiding is verkregen, iets anders is dan overspel van de zijde van de ontrouwe huwelijkspartner. De ongehuwde persoon die met een ontuchtige vrouw hoererij bedrijft, maakt zich „één lichaam” met een vrouw die niet zijn echtgenote is. Insgelijks maakt ook de overspeler zich tot één lichaam, niet met zijn wettige vrouw, maar met de immorele persoon met wie hij onwettig samenligt. De overspeler zondigt dus tegen zijn eigen vlees. Ja, niet alleen tegen zijn eigen persoonlijke vlees, maar ook tegen zijn wettige vrouw die tot op dat moment „één vlees” met hem is geweest (1 Kor. 6:16, 17). Daarom wordt de huwelijksverbintenis door overspel werkelijk verbroken. Vandaar dat de huwelijksverbintenis door echtscheiding op basis van overspel, op formele en wettelijke wijze wordt ontbonden. De onschuldige partner verkrijgt er de vrijheid door om tijdens het leven van de schuldige gescheiden partner in alle eerbaarheid en zonder smet op een juiste morele houding, te hertrouwen.
10. Welke vrijheid schenkt een echtscheiding de overspelige en de onschuldige huwelijkspartner?
10 Wanneer men zich van een overspelige partner laat scheiden, wordt de gescheiden overtreder daardoor niet aan overspel blootgesteld. Het is veeleer zo, dat het wettelijke huwelijk zolang het heeft geduurd, de ontrouwe persoon niet tegen immoraliteit heeft kunnen beschermen. Iemand die derhalve met de overspelige gescheiden persoon in het huwelijk treedt, huwt louter een onreine persoon die een immoreel bericht heeft; en de overspelige gescheiden persoon wordt niet, doordat hij opnieuw een huwelijk aangaat, voor de eerste maal een overspeler. Wanneer de onschuldige huwelijkspartner zich van de overspelige partner laat scheiden, krijgt de onschuldige partij hierdoor de vrijheid om te hertrouwen. De persoon die op schriftuurlijke grond scheidt, doet dit niet enkel en alleen om van een overspelige partner die hij of zij niet meer liefheeft en met wie men fysiek niet meer veilig kan samenwonen en gemeenschap kan hebben, af te komen. Zo’n persoon maakt zich in werkelijkheid vrij om — indien dit ten gevolge van de behoefte aan een getrouwe, opgedragen levenspartner raadzaam wordt — te hertrouwen. Door zich van de overspelige partner te laten scheiden, geeft degene die de echtscheiding wil, de overspelige partij slechts de gelegenheid het soort van leven te gaan leiden dat door hem of haar wordt gewenst, namelijk, een immoreel leven.
HET OORDEEL TEGEN IMMORELE PERSONEN
11. Op welke belangrijkere verhouding dan het wettelijke huwelijk, kan overspel — in het bijzonder nu Jehovah tot zijn tempel is gekomen — een rampzalige uitwerking hebben?
11 Het bedrijven van overspel kan, wegens de echtscheiding die eruit kan voortvloeien, een rampspoedige uitwerking op de wettelijke huwelijksband hebben. Het heeft echter stellig een rampzalige uitwerking op de verhouding waarin men tot God staat, die nu met zijn rechterlijke Boodschapper Jezus Christus voor oordeelswerk tot zijn geestelijke tempel is gekomen. Hij waarschuwt: „Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen; en Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, . . . [die] Mij niet vrezen, zegt de HERE der heirscharen.” — Mal. 3:1, 5, SV; ook Hebreeën 13:4.
12. Wat is de gerechtelijke beslissing betreffende een dergelijke immorele persoon, en alleen op welke wijze kan een dergelijke persoon van de eeuwige vernietiging worden gered?
12 Dit goddelijke oordeel zou tot uitdrukking worden gebracht doordat de overspelige buiten de gemeente zou worden gesloten. De gerechtelijke beslissing die aan de gemeente is voorgelegd, luidt: „Gij . . . moet [niet] omgaan met iemand, die, al heet hij een broeder, een hoereerder . . . is; met zo iemand moet gij zelfs niet samen eten. . . . Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg” (1 Kor. 5:11-13). Buiten Gods morele organisatie bestaat geen eeuwig leven. Het uitsluiten van de hoereerder en de overspeler zou daarom de eerste oordeelsdaad kunnen zijn waardoor de schuldige de weg naar de eeuwige vernietiging wordt gewezen, tenzij hij een ongeveinsd, diepgevoeld berouw jegens God aan de dag legt en zich hervormt door het oprechte besluit te nemen moreel rein te blijven en Gods gemeente niet meer te verontreinigen en er geen smaad meer op te brengen. In dat geval zou God zijn gemeente machtigen de berouwvolle, bekeerde zondaar te herstellen, waarbij ze hem gedurende een bepaalde periode op voorwaarden stelt totdat hij het vertrouwen van de reine gemeente heeft teruggewonnen.
13, 14. (a) Hoe kan de huwelijksband in stand worden gehouden en het echtpaar samen blijven wonen, wanneer een der huwelijkspartners overspel heeft bedreven? (b) Waardoor kan de gemeente de onschuldige, vergevende huwelijkspartner ervoor behoeden met een uitgesloten huwelijkspartner te moeten leven? (c) Wat moet er, hoewel de overspelige partij vergiffenis kan zijn geschonken, met verantwoordelijke ambten of diensttoewijzingen die hij wellicht in de gemeente heeft, gebeuren, en waarom?
13 Indien de overspelige huwelijkspartner zijn overtreding belijdt, een oprecht berouw aan de dag legt, het besluit neemt voortaan eerlijk en trouw aan de huwelijksbelofte te zijn en dan om vergiffenis vraagt, kan de onschuldige partner er de voorkeur aan geven hem of haar vergeving te schenken, de huwelijksbetrekkingen met hem weer opvatten en zich niet van de overspelige laten scheiden. Onder bepaalde omstandigheden wordt daardoor niet alleen de huwelijksband in stand gehouden, maar wordt de onschuldige partner er eveneens voor behoed met een uitgesloten partner te moeten leven, eten en slapen, hetgeen in geestelijk opzicht een moeilijke situatie zou vormen. Hoe dan wel?
14 Immoraliteit is van invloed op de voorrechten die iemand in de gemeente kan genieten. Om deze reden dient de overspelige partner ook de vertegenwoordigers van de gemeente over zijn overtreding in te lichten. Deze verantwoordelijke dienaren van de gemeente kunnen het berouw en de spijtgevoelens van de schuldige in aanmerking nemen en tevens of de overtreding voor het eerst werd begaan; voorts zouden zij barmhartig het feit dat de onschuldige partner de berouwvolle, bekeerde partner heeft vergeven, kunnen eerbiedigen, en ten einde de geestelijke eenheid van het echtpaar te bewaren, zullen zij de overspelige partij dan niet buiten de gemeente sluiten. Zij zullen de onschuldige partner ervoor verantwoordelijk stellen de vergiffenis geschonken zondaar lang genoeg op voorwaarden te stellen om hem er blijk van te laten geven dat hij weer een juist zedelijk gedrag aan de dag legt, en zij zullen de schuldige een vol jaar lang maandelijks controleren om goed van hem op de hoogte te blijven. Wanneer de zondaar echter verantwoordelijke ambten en diensttoewijzingen in de gemeente had, zal het vertegenwoordigende gemeentelijke comité ervoor moeten zorgen dat de zondaar deze ambten of toewijzingen worden afgenomen. Waarom? Omdat, wil men overeenkomstig de schriftuurlijke vereisten voor een verantwoordelijke positie en speciale diensten in de gemeente in aanmerking komen, men een voorbeeld en onberispelijk moet zijn, een rein geweten moet hebben en er geen smaad van de zijde van de dienstknechten van de Duivel aan hem moet kleven (1 Tim. 3:1-9; Tit. 1:5-9). Daarom moet de bekeerde overspelige, zelfs al is hem zijn overtreding door zijn onschuldige huwelijkspartner en het vertegenwoordigende gemeentecomité vergeven, toch als ongeschikt voor het bekleden van een ambt of het verrichten van speciale diensten worden beschouwd.
15. In welk geval zou de door de onschuldige partij geschonken vergiffenis niet een uitsluiting kunnen voorkomen?
15 In vele gevallen kan de vergiffenis van de zijde van een onschuldige partner niet krachtig genoeg blijken te zijn om de overspelige van alle ernstige gevolgen van de immorele daad te vrijwaren. Indien de immorele partner met iemand buiten de gemeente, zoals een ontuchtige persoon of een hoer, overspel heeft gepleegd, behoeft de gemeente niet handelend tegen de immorele buitenstaander op te treden. Er bestaat geen noodzaak om de zich buiten de gemeente bevindende ontuchtige persoon of hoer om vergeving te laten vragen of met een dergelijke immorele buitenstaander de aangelegenheid in het reine te brengen. Indien iemand de seksuele onreinheid echter binnen de eigen gemeente of in een andere christelijke gemeente heeft bedreven, kan de vergiffenis door de onschuldige partner wel eens niet toereikend zijn om uitsluiting van de overtreder te voorkomen.
16. Waarom kan het gebeuren dat de gemeente van de overtreder — in het geval dat iemand in zijn eigen of in een andere gemeente overspel heeft bedreven — toch, ondanks dat de onschuldige huwelijkspartner vergiffenis heeft geschonken, tot een uitsluiting moet overgaan?
16 Veronderstel maar eens dat de immorele daad met de man of vrouw van een ander echtpaar in dezelfde of in een andere gemeente werd begaan, of met een minderjarige persoon die nog aan de zorg van ouders of een voogd is toevertrouwd. Dan heeft men met anderen die ernstig bij de morele overtreding zijn betrokken, te maken. De echtgenoot van de vrouw die onteerd werd, of de vrouw van wie de man met iemand anders vrouw heeft gezondigd, of de ouders wier kind werd verontreinigd — vergeven zij? Of willen zij dat er disciplinair tegen de immorele gehuwde persoon wordt opgetreden? De onschuldige huwelijkspartner kan dan wel om persoonlijke redenen vergiffenis hebben geschonken, maar die partner kan geen vergeving schenken voor de anderen die erdoor zijn geschaad. Dat anderen buiten de huiselijke kring de overtreder rekenschap vragen, kan niet doordat hem persoonlijk en binnen het huwelijk vergiffenis is geschonken, teniet worden gedaan. Eisen de andere erbij betrokken personen dat de gemeente disciplinaire maatregelen neemt of dat er door middel van een wettelijk optreden van de zijde der rechtbanken van het land genoegdoening wordt verkregen, dan kan dit hierdoor niet worden voorkomen. De gemeente kan daarom — ondanks dat de onschuldige partner de overtreder persoonlijk vergeving heeft geschonken — het besluit nemen tot uitsluiten te moeten overgaan.
17, 18. (a) Hoe zou bijvoorbeeld een reizende man in een officiële hoedanigheid in enkele van zulke andere gemeenten een aantal vrouwen die voor hem zwichten, kunnen bezoeken en verderven, en ook nog in een verkeerde veronderstelling blijven bidden? (b) Welke beschrijving gaf Judas van een dergelijke man?
17 Het gemeentecomité moet eveneens de omvang van de overtreding in aanmerking nemen. Wie of wat was er allemaal bij betrokken? Waren er andere gemeenten bij betrokken, en werd de reinheid van hun plaatselijke organisatie aangetast? Stel bijvoorbeeld dat een gehuwde man geregeld een aantal gemeenten bezoekt en in al deze gemeenten of enkele ervan op ongepaste wijze ongehuwde of gehuwde vrouwen tracht te benaderen om eens te zien of hij geen gewillige of zwichtende zuster kan vinden. Hij maakt het tot zijn gewoonte immorele daden te begaan, en dat in Gods heilige gemeente. Hij verontreinigt Gods organisatie doordat hij verschillende tot deze organisatie behorende gemeenten bezoedelt. Hij maakt misbruik van de een of andere verantwoordelijke positie die hij wellicht met betrekking tot die gemeente heeft. Onder de dekmantel van het verrichten van officiële dienst slipt hij naar binnen louter om zijn verdorven verlangens te bevredigen. Hij intimideert zwakke, timide zusters dusdanig dat zij aan zijn onreine verlangens toegeven. In zijn persoonlijke gebeden tot God vraagt hij om vergiffenis, maar hij doet geen werkelijke krachtsinspanningen om zich in bedwang te houden en te verbeteren. Zo blijft hij met zondigen voortgaan, in de verkeerde veronderstelling dat de zonden die hij zonder zich om de reinheid en naam van Gods gemeente te bekommeren, genotzuchtig bedrijft, door Gods door bemiddeling van Christus tot uitdrukking gebrachte liefderijke goedgunstigheid teniet gedaan zullen worden.
18 Een dergelijke persoon bewijst dat hij tot hen behoort over wie in Judas 4 wordt gesproken: „Er zijn zekere mensen binnengeslopen — reeds lang tevoren tot dit oordeel opgeschreven — goddelozen, die de genade van onzen God in losbandigheid veranderen en onzen enigen Heerser en Here, Jezus Christus, verloochenen.”
19. Waarom moet een dergelijke man, ook al schenkt zijn vrouw hem vergiffenis en laat zij zich niet van hem scheiden, toch worden uitgesloten?
19 Op Gods tijd worden de daden van deze verantwoordelijke rondreizende man ontdekt en aan de kaak gesteld. Zijn vrouw vergeeft hem wanneer hij toegeeft dat hij verkeerd heeft gehandeld. Is haar vergiffenis echter van enige waarde? Neen! Het vrijwaart hem niet tegen de verdiende gevolgen. Hij kan zich niet zomaar plotseling veranderen. Dat hij gedwongen werd om schuld te bekennen en zijn spijtgevoelens tot uitdrukking te brengen, betekent geen werkelijke hervorming. Hij vormt te midden van de gemeenten van Gods opgedragen volk een gevaar, een krachtig stuk zuurdeeg dat het gehele deeg kan doen gisten. Hij is een opzettelijke, verstokte ontwijder van wat heilig is. Hij is onbetrouwbaar, een gevaar, iemand die wij niet onder ons moeten hebben. Volgens de bijbelse beginselen moet hij buiten de gemeente worden gesloten. Gods gemeente moet rein zijn en worden beschermd, zelfs al vergeeft zijn vrouw hem en laat zij zich niet van hem scheiden.
20. Tot wie zal een ongehuwde volwassene die hoererij heeft bedreven, zich wenden om zijn zonde te belijden, en hoe zal de gemeente hem behandelen?
20 Wat moet er echter gebeuren wanneer een volwassen, ongehuwde persoon hoererij bedrijft en hij of zij geen huwelijkspartner heeft tegenover wie de overtreding beleden kan worden? Kan de betrokkene, wanneer hij diep bedroefd is over zijn verkeerde daad en hij er harteleed van heeft, naar iemand toe gaan om geholpen te worden? Het gemeentelijke dienstcomité van geestelijk bekwame broeders dient de gehele gemeente. Wanneer een ongehuwde persoon door een overtreding van Jehovah’s wet is overvallen, kan hij zijn schuld tegenover het comité belijden. Het comité moet dan beslissen welke disciplinaire maatregel er in zijn geval genomen zal worden — of hij uitgesloten of op voorwaarden gesteld moet worden. Zij zijn verantwoordelijk voor het welzijn van de gemeente en elk lid ervan, en moeten een beslissing nemen waarmee de gemeente het meest gebaat is. Indien zij bemerken dat de ongehuwde persoon plotseling door een haastige daad is overvallen, en dat het zijn eerste overtreding van deze aard was, terwijl uit zijn houding blijkt dat hij er werkelijk spijt en berouw van heeft, gaan de leden van het comité hun verplichtingen tegenover Jehovah niet te buiten wanneer zij, net als in het geval van een gehuwde overtreder, barmhartig zijn, en een voorwaardenperiode vaststellen, gedurende welke tijd de overtreder hen regelmatig van zijn gedrag en zijn krachtsinspanningen om zich te hervormen, op de hoogte houdt. Betreft het een dienaar, dan dient hij zijn ambt natuurlijk neer te leggen, daar hij niet langer meer onberispelijk is.
HET NAJAGEN VAN VREDE DOOR DE GEHUWDEN
21. (a) Hoeveel personen werden er gedurende het dienstjaar 1958-1959 buiten de Nieuwe-Wereldmaatschappij gesloten? Hoevelen werden er hersteld? Hoevelen bleven uitgesloten? (b) Is het percentage uitgeslotenen te verwaarlozen?
21 Gedurende het dienstjaar 1958-1959 werden er door de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen om verschillende redenen 6552 personen buiten de gemeente gesloten. De meeste van deze gevallen stonden met immoraliteit — hoererij of overspel — in verband. Waar het gepast leek en de juiste tijd hiervoor was aangebroken, werd er barmhartigheid betoond, zodat er in genoemd dienstjaar, na bewezen godvruchtige spijt, en nadat men van berouw en hervorming blijk gaf, 1597 van alle in de afgelopen jaren buiten de gemeente gesloten personen werden hersteld. Dezen werden voor een redelijke tijdsperiode op voorwaarden gesteld, voordat hen weer de algemene voorrechten die allen in de gemeente genieten, werden verleend. Zo was er aan het einde van het genoemde dienstjaar van al degenen die gedurende de afgelopen jaren zijn uitgesloten, nog een totaal aantal van 25.143 personen die nog van de gemeente van Jehovah’s volk waren afgesneden. Hoewel het heel erg is dat iets het noodzakelijk heeft gemaakt hen uit te sluiten, is het toch een vertroostende gedachte dat van al de honderdduizenden die over de gehele aarde bericht over hun predikingsactiviteit inleveren, slechts 0,81 percent werd uitgesloten. Dat is slechts achttiende van één percent. Toch vormt zelfs dit lage cijfer voor elk van ons een waarschuwing.
22. Tot wat zijn gehuwde christenen geroepen, en hoe dienen zij dit te bewaren?
22 Een uitsluiting verwijdert iemand uit zijn vreedzame verhouding tot Jehovah God. Gehuwde christenen dienen vol vrees een dergelijke vredebreuk met God te vermijden. Hij heeft gehuwde christenen tot vrede geroepen (1 Kor. 7:15, NW). Laten zij in hun gehuwde staat hun vrede met hem angstvallig bewaren. Dit betekent dat zij voor zover mogelijk, de huiselijke vrede zoals die tussen man en vrouw bestaat, dienen te bewaren. Laten zij te dien einde een leven leiden waarbij zij God en zijn Christus, alsmede hun huwelijkspartner, met wie zij „één vlees” zijn, trouw blijven.
23. (a) Waarom is er speciaal thans, net zoals vroeger in Eden, geen plaats voor een onjuist huwelijksgedrag? (b) Wat dienen gehuwde christenen daarom te doen ten einde Hem die het huwelijk tussen man en vrouw in het leven heeft geroepen, te rechtvaardigen?
23 Aan de andere zijde van de universele, thans niet meer zo ver van ons verwijderde strijd van Armageddon, ligt het herstelde aardse Paradijs. In de tegenwoordige tijd heeft de grote Planter en Bebouwer Jehovah God zijn opgedragen getuigen echter reeds sinds 1919 op aarde in een geestelijk Paradijs gebracht. Daar verheugen zij zich in vrede, vreugde, en alle andere vruchten van de heilige geest, en door over de gehele aarde het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken, brengen zij alle vruchten van goede werken voort. Evenals oorspronkelijk in de hof van Eden, toen die nog door de volmaakte Adam en Eva werd bewoond, is er in dit geestelijke Paradijs geen plaats voor polygamie, een onjuist huwelijksgedrag of veronachtzaming van de theocratische verhouding tussen man en vrouw. Mogen gehuwde gelovigen de situatie op de juiste wijze bezien en de gelegenheid aangrijpen om aan de redding van hun geliefde huwelijkspartner te werken. Door hun gedrag in het huwelijk kunnen zij God eren. Hun beloning zal groot zijn. Hun huwelijk zal Zijn voornemen dienen en eraan meewerken Hem voor de wijze waarop hij liefderijk in deze waardige, eerbare en vredige verbintenis van man en vrouw heeft voorzien, te rechtvaardigen.