-
Jehovah — Een God van liefde en geduldDe Wachttoren 1965 | 15 oktober
-
-
illustratie werd uitgesproken naar aanleiding van de houding van de Farizeeën en schriftgeleerden. Zij legden net zo’n superieure houding aan de dag tegenover de zondaars en belastinginners als de oudste zoon tegenover zijn broer. Een behoorlijk groot aantal van deze religieuze leiders kwam later echter tot bezinning. Het verslag onthult zelfs dat „een grote schare priesters . . . het geloof gehoorzaam” werd. — Hand. 6:7, NW.
25 Wendt Jehovah zijn eigenschappen van liefde en geduld nog steeds aan? Hebben zich sinds 1935 bepaalde ontwikkelingen voorgedaan waardoor dit wordt bewezen? Op welke wijze kunnen wij van de verkeerde stap van beide zoons voordeel trekken en wat kunnen wij van de houding van de vader leren, zoals zo duidelijk door Jezus wordt beschreven? Wij hebben vanzelfsprekend een levendige belangstelling voor de huidige situatie en zullen deze vragen in het volgende artikel bespreken.
-
-
Zich tot Jehovah kerenDe Wachttoren 1965 | 15 oktober
-
-
Zich tot Jehovah keren
1. (a) Hoe kwam het dat Mozes’ gezicht straalde, met welke resultaten? (b) Op welke wijze maakte Paulus duidelijk wat de werkelijke oorzaak van de moeilijkheid was?
„WANNEER men zich tot Jehovah keert, wordt de sluier weggenomen.” Dit schreef de apostel Paulus toen hij de uitnemende heerlijkheid van het nieuwe verbond besprak en die vergeleek met de heerlijkheid van het wetsverbond dat door bemiddeling van Mozes als middelaar met Israël was gesloten. Toen Mozes met „de tweede tafelen der getuigenis” de berg Sinaï afkwam, straalde zijn gezicht, zodat het volk hem niet durfde te naderen. Hij moest zijn gezicht derhalve sluieren. Zoals Paulus echter uitlegde, lag de moeilijkheid in werkelijkheid aan de Israëlieten zelf. Zij hadden niet de juiste harte- en geestestoestand. „Hun geestelijke waarnemingsvermogen was afgestompt. . . . Ja, tot heden toe ligt er telkens wanneer Mozes wordt voorgelezen een sluier over hun hart.” Zij hadden hun hart en geest niet in liefderijke toewijding tot Jehovah gekeerd. In plaats daarvan waren zij zo eigenzinnig om hun hart te verharden, zoals Jehovah over hen zei: „Zij dwalen altijd af in hun hart, en zíj hebben mijn wegen niet leren kennen.” — 2 Kor. 3:12-16, NW; Ex. 34:29-35; Hebr. 3:10, NW.
2. (a) Kan de wereld zich er in dit opzicht op beroemen beter dan Israël te zijn? (b) Hoe komt de grondoorzaak van de moeilijkheid aan het licht?
2 Wanneer Paulus over de wereld in het algemeen spreekt, gaat hij vervolgens in dezelfde trant verder door te zeggen dat er „in werkelijkheid een sluier ligt over het goede nieuws dat wij bekendmaken . . . onder hen die vergaan, onder wie de god van dit samenstel van dingen de geest van de ongelovigen heeft verblind opdat het verlichtende licht van het glorierijke goede nieuws over de Christus . . . niet zou doorschijnen” (2 Kor. 4:3, 4, NW). Het is zoals Jesaja zei: „Wij allen dwaalden als schapen, wij wendden ons ieder naar zijn eigen weg” (Jes. 53:6). Dat is de moeilijkheid. Wij houden van onze eigen weg of manier van doen. Dat was de grondoorzaak van de verkeerde stap die beide zonen in de zojuist besproken illustratie van de verloren zoon deden. De jongste zoon wilde een leven van genotzucht en de oudste zoon wilde zijn eigen weg volgen door trots door het leven te gaan, zelfs in die mate dat hij de wensen van zijn vader weerstond.
-