Houd in alle dingen uw zinnen bij elkaar
„Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam.” — 1 Petr. 5:8.
1. Waartoe wenden veel mensen zich ten einde de levensproblemen te ontvluchten, en met welke gevolgen?
HOE verkwikkend is het met mensen om te gaan die hun zinnen bij elkaar houden en evenwichtig blijven in situaties die spanning en druk veroorzaken! Vooral thans is dit het geval, gezien de toestanden die over de gehele wereld heersen. Zelfs in afgelegen plaatsen worden mensen beïnvloed door problemen die zulke afmetingen hebben aangenomen dat wereldleiders eraan wanhopen ooit wegen te zullen vinden om er het hoofd aan te bieden, laat staan ze te overwinnen. Veel mensen die zich tegenover deze problemen gesteld zien, hebben geprobeerd ze te vergeten door zich tot alcohol of drugs te wenden in een poging hun zinnen voor de werkelijkheden van het leven te verdoven. Door zo te handelen, scheppen zij echter alleen maar meer problemen voor zichzelf. — Spr. 23:29-35.
2. Wegens welke toestanden die de eerste-eeuwse christenen zouden meemaken, zouden zij hun zinnen bij elkaar moeten houden, en hoe beschreef Paulus dit?
2 Ook in de eerste eeuw werden christenen omringd door toestanden die hen uiteindelijk tot het uiterste zouden beproeven. Kregen zij de raad hun verstand te verdoven, zodat zulke dingen draaglijker zouden worden? Integendeel, hoewel het onaangenaam geweest zal zijn het vooruitzicht van vervolging en van een ernstige afval van het geloof onder de ogen te zien, was het voor standvastigen noodzakelijk te weten wat er in het verschiet lag, opdat zij de problemen met succes zouden kunnen overwinnen. De apostel Paulus heeft de opziener Timótheüs dan ook rechtstreeks voor deze opkomende afval gewaarschuwd met de woorden: „Er zal een tijdsperiode komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar zich overeenkomstig hun eigen begeerten tal van leraren zullen bijeenbrengen om hun oren te laten kittelen, en zij zullen hun oren van de waarheid afwenden.” Met het oog op de nadering van dat gevaar, verklaarde de apostel verder: „Houd gij echter in alle dingen uw zinnen bij elkaar [„wees nuchter” — Kingdom Interlinear]” (2 Tim. 4:3-5). Aldus gewapend, zou Timótheüs in staat zijn een tegenwicht te vormen tegen die listige misleidingen.
3. (a) Waarom is het thans dringend onze zinnen bij elkaar te houden? (b) Waarom moeten ouderlingen waakzaam zijn, zoals door Petrus wordt uitgelegd, en waarom moedigt Paulus tot waakzaamheid aan?
3 In de meer dan negentienhonderd jaar sinds Paulus die woorden schreef, is die afval tot volledige bloei gekomen en kan als de hedendaagse christenheid geïdentificeerd worden. Hoewel Jehovah God zijn ware christelijke gemeente van haar heeft afgescheiden, is er nog steeds dezelfde dringende noodzaak de zinnen bij elkaar te houden, aangezien haar afval het hoogtepunt bereikt en de gehele aarde omvat. Verder kan haar vijandschap jegens Christus’ ware volgelingen elk ogenblik de vorm van intense vervolging aannemen, evenals dit in de eerste eeuw het geval was. Versterken de ouderlingen van de gemeenten hun christelijke metgezellen derhalve in geestelijk opzicht, opdat zij zulk een toegenomen druk zullen weerstaan en loyaal zullen blijven? De apostel Petrus had er een goede reden voor ouderlingen ertoe aan te moedigen ’de kudde Gods die aan hun zorg is toevertrouwd, te weiden’, waaraan hij de volgende waarschuwing toevoegde: „Houdt uw zinnen bij elkaar, weest waakzaam. Uw tegenstander, de Duivel, gaat rond als een brullende leeuw, op zoek om iemand te verslinden” (1 Petr. 5:2, 8). De ernst van het gevaar van die tegenstander is in deze tijd van verslechterende wereldtoestanden toegenomen en moet nuchter onder de ogen worden gezien opdat het jachtige leven van de moderne tijd en het snel veranderende wereldtoneel ons niet in verwarring brengen. De bekwaamheid van ouderlingen om de christelijke gemeente met verstandige, gezonde leiding te beschermen, wordt hierdoor op de proef gesteld. Ook is het geen tijd voor een afgestompte geest. Paulus waarschuwde dat „Jehovah’s dag precies zo komt als een dief in de nacht” en gaf vervolgens de aanmoediging niet ’door te slapen, zoals de overigen, maar wakker te blijven en uw zinnen bij elkaar te houden’ (1 Thess. 5:2, 6-9). Wat moet u dan als ouderling doen om er blijk van te geven dat u de aanmoediging om ’in alle dingen uw zinnen bij elkaar te houden’ ter harte hebt genomen?
EEN NUCHTERE KIJK OP VERANTWOORDELIJKHEDEN ONTWIKKELEN
4. In welke opzichten moet een ouderling ’zijn bediening ten volle volbrengen’?
4 Die vaak herhaalde waarschuwing om ’uw zinnen bij elkaar te houden’, dient ouderlingen attent te maken op de noodzaak een scherpe kijk op hun vele verantwoordelijkheden te behouden willen zij, evenals Timótheüs, ’hun bediening ten volle volbrengen’. Persoonlijke voorkeur zou ertoe kunnen leiden dat een ouderling in uitersten vervalt en voornamelijk aandacht schenkt aan slechts één of twee aspecten van zijn opzienerschap. Dit zou echter geen gezonde zienswijze zijn. Wanneer hij de tijd beschouwt die hem ter beschikking staat, dient hij hierbij veeleer in gedachten te houden hoe hij deze zodanig kan indelen dat hij zorg kan dragen voor gezinsverantwoordelijkheden, voor herderlijk werk, voor het geven van onderwijs en voor de prediking en het maken van discipelen. Wil hij zich met succes van al deze verantwoordelijkheden kwijten, dan moet hij helder denken en evenwichtig en verstandig zijn, opdat aan al deze facetten de juiste aandacht wordt geschonken en geen ervan wordt veronachtzaamd.
5. Moet een ouderling die een huisvader is al zijn tijd aan zijn gezin besteden? Waarom?
5 Neem bijvoorbeeld een ouderling die een huisvader is. Hij heeft er beslist een krachtige reden voor om ’nuchter van geest’ te zijn wanneer hij aan de zware beproevingen en vele vormen van druk denkt waaraan degenen die hem na staan bijna dagelijks worden blootgesteld. Wil hij een ouderling blijven, dan moet hij van oprechte bezorgdheid voor zijn eigen gezin blijk geven en als vader een goed voorbeeld geven aan de gemeente. Paulus zette gedetailleerd de hoedanigheden uiteen waaraan een ouderling moet voldoen en verklaarde dat hij iemand moet zijn „die op een voortreffelijke wijze de leiding over zijn eigen huisgezin heeft, die kinderen met alle ernst in onderworpenheid heeft” (1 Tim. 3:4, 5). Indien hij echter al zijn tijd met zijn gezin zou doorbrengen, zou hij zelfs aan hen geen goed voorbeeld geven. Waarom niet? Omdat het hen ertoe zou aanmoedigen een egocentrische houding te ontwikkelen, waarvan anderen uitgesloten zouden zijn. In plaats daarvan zouden zij ertoe aangemoedigd moeten worden belangstelling voor anderen te tonen, zowel voor degenen in de gemeente als voor personen in de mensenwereld. Zij moesten ertoe uitgenodigd worden een aandeel te hebben aan de bekendmaking van de wonderbare hoop op eeuwig leven, evenals zij die hoop ontvangen hadden. Door deze ruimere kijk zullen zij anderen met mededogen en begrip gaan bezien en het voornemen van de Schepper vollediger begrijpen en waarderen.
6. Hoe moet een ouderling de noodzaak van het in zich opnemen van kennis bezien?
6 Ook dienen ouderlingen „bekwaam [te zijn] om te onderwijzen”; vandaar dat zij een ernstige studie moeten maken van Gods Woord (1 Tim. 3:2). Afhankelijk van het onderwijs dat zij hebben genoten, het aantal jaren dat zij de bijbel bestuderen en andere factoren, zullen sommigen van mening zijn dat zij een aanzienlijk deel van hun tijd aan studie, aan onderzoek in de Schrift en aan de voorbereiding van lezingen moeten besteden. Ook op dit gebied kan een ouderling in uitersten vervallen, tenzij hij er zorgvuldig op toeziet dat hij zijn andere verantwoordelijkheden goed in het oog houdt. Paulus wijst op een listig gevaar waarin degenen verstrikt kunnen geraken die te veel aandacht aan kennis besteden, door te zeggen: „Kennis blaast op, maar liefde bouwt op” (1 Kor. 8:1; 13:2). Dit wil niet zeggen dat kennis niet belangrijk is, maar veeleer dat ze met liefde gepaard moet gaan wil ze iets tot stand brengen wat de moeite waard is. Liefde verschilt van kennis doordat ze tot uitdrukking wordt gebracht in de vorm van activiteit en niet slechts bestaat in onwerkzame gegevens die in de geest zijn opgeslagen. Een ouderling die ’zijn zinnen bij elkaar houdt’, zal studie dus combineren met het verrichten van dienst ten behoeve van zijn broeders en degenen in de mensenwereld; aldus zal hij een goed gebruik maken van zijn kennis. — 1 Joh. 3:18.
7. (a) Hoe dringend is het herderlijke werk? (b) Hoe kan een ouderling zich ervan vergewissen dat zijn liefde volledig is?
7 Paulus legde veel nadruk op het verrichten van herderlijk werk, en hij spoorde de opzieners van Éfeze ertoe aan „de gemeente Gods te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht” (Hand. 20:28). Met het oog op de gevaarlijke tijd waarin wij leven, waarin niets minder dan het leven van christenen op het spel kan staan, bestaat er geen twijfel over dat dit een dringend werk is (2 Tim. 4:2). Bovendien is er voor het verrichten van doeltreffend herderlijk werk tijd nodig. Het kost vele uren om vergaderingen en lezingen voor te bereiden en degenen die hulp nodig hebben of die ziek zijn, te bezoeken en aan te moedigen. Toch moet ook dit belangrijke werk in de juiste verhouding tot andere aspecten van de verantwoordelijkheid van een ouderling gezien worden. Jezus toonde aan dat hoewel liefde voor de christelijke broeders een belangrijk bewijs van waar discipelschap vormt, dit zijn volgelingen er niet van ontheft liefde voor personen van de mensenwereld te tonen. Hun liefde zou zelfs onvolledig zijn indien ze zich niet tot zelfs tegenstanders zou uitstrekken, zoals Jezus zei: „Gij hebt gehoord dat er werd gezegd: ’Gij moet uw naaste liefhebben en uw vijand haten.’ Ik zeg u echter: Blijft uw vijanden liefhebben en blijft bidden voor hen die u vervolgen” (Matth. 5:43-48). Hoe belangrijk het herderlijke werk ook is, toch moet ook dit werk in evenwicht worden gebracht met de andere verantwoordelijkheden die een ouderling heeft.
8. (a) Welk werk onthult Jehovah’s liefde en mededogen, en hoe geraken mensen hiermee bekend? (b) Hoe alleen zullen onze „voortreffelijke werken” God verheerlijken?
8 Eén verantwoordelijkheid die de gehele gemeenschap van christenen kan helpen dragen, is het dringende werk dat erin bestaat het goede nieuws te prediken en discipelen te maken (Matth. 24:14; 28:19, 20). Door dit werk geraken mensen op de hoogte van de liefde en erbarming die Jehovah God voor de mensheid heeft, een liefde die zo groot is „dat hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat een ieder die geloof oefent in hem, niet vernietigd zou worden, maar eeuwig leven zou hebben” (Joh. 3:16). Zij zullen het licht der waarheid alleen maar door bemiddeling van Gods dienstknechten kunnen ontvangen, want Jezus zei over hen: „Gij zijt het licht der wereld.” Wat moeten zij met dat licht doen? Zij moeten het niet verbergen, maar moeten doen wat hij zei: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven” (Matth. 5:14-16). „Voortreffelijke werken” identificeren personen als voortreffelijke mensen — werken zoals die welke voortreffelijke en ordelijke huisgezinnen, eerlijke werknemers en gemeenten bestaande uit christenen die oprechte liefde voor elkaar hebben, voortbrengen. Zouden de meeste mensen echter ooit de werkelijke betekenis van deze „voortreffelijke werken” zien als wij nooit over de waarheid zouden spreken en het goede nieuws van huis tot huis zouden bekendmaken? Zij zouden ons waarschijnlijk alleen maar als ’goede mensen’ beschouwen. Indien wij echter vrijuit spreken, zullen zij onderscheiden hoe het komt dat wij anders zijn en waardoor wij vruchtbaar zijn in voortreffelijke werken, en dan zullen zij, in plaats van ons de eer te geven, ’onze Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven’. Vooral ouderlingen dienen er ernstig naar te streven dat zij een volledig aandeel aan de bekendmaking van het goede nieuws hebben en in dit opzicht „voorbeelden voor de kudde” zijn, terwijl zij hun broeders er persoonlijk toe aanmoedigen zich in dit belangrijke werk bij hen aan te sluiten, evenals ook de apostelen een aandeel hadden aan het predikingswerk. — Matth. 4:19, 20.
DWALENDEN TERECHTBRENGEN
9. Welke evenwichtige aanpak beheerst de wijze waarop ouderlingen degenen zullen behandelen die verkeerd handelen?
9 Behalve de bovengenoemde verantwoordelijkheden van ouderlingen, komt het ook voor dat zij moeten trachten degenen van hun christelijke broeders die verkeerd handelen en in zonde vervallen, terecht te brengen. Ook in dit opzicht moeten zij ernaar streven ’hun zinnen bij elkaar te houden’, ten einde zich op evenwichtige wijze van deze taak te kwijten. Het is bijvoorbeeld niet hun verantwoordelijkheid het op zich te nemen te trachten het leven van anderen te leven. Ook dienen zij een kleine kwestie niet tot een groot strijdpunt op te blazen of anderen de een of andere persoonlijke zienswijze of maatstaf op te leggen. Petrus gaf veeleer de raad: „Dat niemand van u . . . lijde . . . als iemand die zich met andermans zaken inlaat” (1 Petr. 4:15). Niettemin dienen zij waakzaam op de behoeften van hun broeders acht te slaan en gereed te staan om hun indien nodig hulp te verschaffen.
10. (a) Waarom is de houding van een ouderling belangrijk wanneer hij met dwalenden te doen heeft? (b) Hoe verschilt de overtreder die met zachtaardigheid wordt behandeld van degene die een ernstige bestraffing verdient?
10 Ook is hun houding tegenover dwalenden erg belangrijk. Het spreekt vanzelf dat zij niet hardvochtig mogen zijn of dwalenden eens flink de les mogen lezen. Zo’n houding zou iemand die werkelijk berouwvol is, alleen maar wegjagen, terwijl vriendelijkheid ertoe kan bijdragen dat zelfs degenen die wat koppig zijn, zich herstellen. U gelieve op te merken hoe dwalenden volgens de raad van Paulus bejegend moeten worden: „Broeders, zelfs al doet iemand een misstap voordat hij zich ervan bewust is, tracht gij, die geestelijke hoedanigheden hebt, zo iemand in een geest van zachtaardigheid te herstellen” (Gal. 6:1). Paulus maakt dus duidelijk dat indien een ouderling zo iemand werkelijk wil helpen, hij een „geest van zachtaardigheid” dient aan te nemen, terwijl hij liefdevol zal trachten zijn broeder te herstellen en zijn hart terug te winnen. Degene over wie Paulus spreekt, heeft niet een ernstige bestraffing nodig, zoals degenen die hij „weerspannigen, zinloze praters en bedriegers van de geest” noemde (Tit. 1:10, 13). Degene die wil luisteren, is geen verstokte beoefenaar van zonde, maar veeleer iemand die ’een misstap heeft gedaan voordat hij zich ervan bewust was’. Hij verdient het dus niet als een vijand behandeld te worden. Ja, de ouderling en hij hebben beiden een gemeenschappelijke vijand, Satan; het zou dus verkeerd zijn wanneer een ouderling een verpletterende last zou toevoegen aan hetgeen iemand die berouw heeft over zijn zonde, reeds te dragen heeft. Niet de overtreder dient gehaat te worden, maar de verkeerde daad die hij heeft bedreven. — Jud. 22, 23.
11. Hoe illustreert Paulus de situatie van de overtreder, en wat is er nodig om hem zijn verkeerde handelwijze duidelijk te maken?
11 Paulus illustreert de situatie van een overtreder door hem te vergelijken met een ongelukkig dier dat in de strik van een jager terechtgekomen is. Het betreft hier echter niet een gewone jager; zulke personen worden gevangen in „de strik van de Duivel, aangezien zij door hem levend gevangen zijn om diens wil te doen” (2 Tim. 2:24-26). Het is waar dat men een in een strik gevangen dier los kan krijgen door er ruw aan te trekken, maar daardoor zou men het beslist ernstig verwonden. Zou het niet veel beter zijn om tederheid en zachtheid aan te wenden opdat het dier, wanneer het eenmaal bevrijd is, gemakkelijker kan genezen van de wonden die het door eigen schuld heeft opgelopen? Zo moeten ook dwalenden met mededogen worden bejegend, alhoewel ook een mate van vastberadenheid nodig is ten einde hen van het gevaar van hun verkeerde handelwijze te doordringen. Zulke personen moeten leren het verkeerde dat zij hebben gedaan werkelijk te haten, en zij moeten leren inzien hoe verfoeilijk het is. Het is van het allergrootste belang dat zij begrijpen waarom Jehovah’s kijk op de zaak gezond is en hun welzijn en geluk beoogt, terwijl zij moeten inzien hoe belangrijk het is dat zij aan zijn Woord vasthouden, zoals er ook staat geschreven: „Want het gebod is een lamp, en een licht is de wet, en de terechtwijzingen van streng onderricht zijn de weg des levens.” — Spr. 6:23.
12. Hoe zou beschroomdheid om kwaaddoeners terecht te wijzen of terecht te brengen bloedschuld over ouderlingen kunnen brengen?
12 Ouderlingen die een oprechte liefde hebben voor personen die dwalen, zullen er nooit beschroomd voor terugdeinzen hen terecht te wijzen of terecht te brengen. In plaats daarvan zullen zij in harmonie handelen met Spreuken 27:5, 6, waar staat: „Beter is een onthulde terechtwijzing dan een verborgen liefde. De wonden, toegebracht door iemand die liefheeft, zijn getrouw, maar de kussen van een hater moeten worden afgesmeekt.” Zou een ouderling in gebreke blijven een passende waarschuwing of terechtwijzing te geven wanneer het duidelijk is dat er een verkeerde handelwijze wordt gevolgd, dan zou dit zelfs tot bloedschuld van zijn zijde kunnen leiden. Paulus vergewiste zich ervan dat er geen smet op hem kwam, en daarom kweet hij zich onbevreesd van zijn opdracht, terwijl hij zei: „Ik [roep] u op de dag van heden tot getuigen dat ik rein ben van het bloed van alle mensen, want ik heb mij er niet van weerhouden u al de raad Gods te vertellen” (Hand. 20:26, 27). Indien ouderlingen evenals Paulus hun zinnen bij elkaar houden en zich moedig van hun verantwoordelijkheden kwijten, zullen zij zien dat degenen die zij hebben geholpen zich van een eigenzinnige handelwijze te herstellen, blijvende voordelen ontvangen.
VERANTWOORDELIJKHEDEN IN HET NEMEN VAN BESLISSINGEN NIET UIT DE WEG GAAN
13. Wat is de bron van de verantwoordelijkheid die op ouderlingen rust, en waarom zijn zij bekwaam om juiste beslissingen te nemen?
13 Uit hetgeen wij zojuist hebben besproken, blijkt duidelijk dat ouderlingen het af en toe nodig kunnen achten ernstige beslissingen te nemen die in sommige gevallen misschien zelfs van invloed zijn op het leven van hun broeders en zusters. Deze zware verantwoordelijkheid om als opzieners en herders op te treden is niet van een aardse bron afkomstig maar wordt hun verleend door Gods heilige geest, hetgeen hen tot zijn vertegenwoordigers maakt. Paulus legde het als volgt aan de ouderlingen in de gemeente Éfeze uit: „Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente Gods te weiden” (Hand. 20:28). Evenals Timótheüs dienen zij zichzelf dus te bezien als personen die aan God en Christus rekenschap verschuldigd zijn voor het ten uitvoer brengen van het werk dat hun is toegewezen (2 Tim. 4:1, 2). In de meeste situaties zijn ouderlingen goed toegerust om juiste beslissingen te nemen, omdat Jehovah God hun een geest van „kracht en van liefde en van gezond verstand” heeft gegeven (2 Tim. 1:7). Zij ontvangen „kracht” of bekwaamheid, opdat zij de geestelijke gaven die zij bezitten, zullen kunnen gebruiken. Zij hebben de ’geest van liefde’, zodat zij anderen met de juiste beweegredenen zullen helpen, en met „gezond verstand” worden zij in de juiste richting geleid als zij zich inspannen om zich van hun verantwoordelijkheden te kwijten.
14. (a) Leg uit waarom veel kwesties vaak teruggeheveld moeten worden naar de plaatselijke ouderlingen, opdat zij een beslissing zullen nemen. (b) Hoe kunnen ouderlingen zich erop voorbereiden kwesties plaatselijk te behandelen, en tot wie kunnen zij zich wenden voor hulp?
14 Ondanks deze hulp van God en zijn geschreven Woord vragen ouderlingen af en toe aan het bijkantoor van het Wachttorengenootschap of aan het besturende lichaam of deze broeders bepaalde beslissingen voor hen willen nemen, zoals beslissingen die betrekking hebben op aanbevelingen voor de aanstelling van ouderlingen en overeenkomstige kwesties. Ondanks de bereidwilligheid en het oprechte verlangen van de zijde van het bijkantoor om hulp te bieden, moet de kwestie vaak weer teruggeheveld worden naar de ouderlingen die de feiten hebben, opdat zij de aanbeveling zelf zullen doen. De ouderlingen kunnen vragen stellen, antwoorden krijgen en meer feiten met betrekking tot de desbetreffende kwestie verkrijgen indien dit nodig is voordat zij een definitieve beslissing nemen. Ook bevinden zij zich in geestelijk opzicht niet in een ongunstige positie. Bovendien hebben zij van God de verantwoordelijkheid gekregen zulke beslissingen te nemen, zonder deze onnodig op de schouders van anderen te leggen. Zij dienen zich er dus door middel van studie en gebed op voor te bereiden juiste beslissingen te nemen die in harmonie zijn met de wil van God. Paulus drukte Timótheüs op het hart hoe belangrijk het is zich van ganser harte op de Schrift te verlaten, aangezien deze „door God geïnspireerd [is] en nuttig [is] om te onderwijzen, terecht te wijzen, dingen recht te zetten, streng te onderrichten in rechtvaardigheid”. Indien een ouderling zijn beslissingen op de Schrift baseert, geeft hij er blijk van een man Gods te zijn die „volkomen bekwaam [is], volledig toegerust tot ieder goed werk” (2 Tim. 3:16, 17). De hulp van andere ouderlingen kan eveneens nuttig blijken te zijn. De bijbel zegt dat „plannen . . . tot mislukking [zijn] gedoemd waar geen vertrouwelijk gesprek is, maar in de veelheid van raadgevers komt iets tot stand” (Spr. 15:22). Wanneer de kring- of districtsopziener de gemeente bezoekt, kan ook de raad van deze opziener ingewonnen worden.
15. Wanneer dienen ouderlingen kwesties aan het bijkantoor van het Genootschap kenbaar te maken?
15 Welke handelwijze dienen ouderlingen echter te volgen wanneer er nadat er een grondige studie is gemaakt en de Schrift zorgvuldig is onderzocht, geen antwoord op een bepaalde kwestie of een bepaald probleem wordt gevonden? Het zou beslist buitengewoon onverstandig zijn wanneer zij zelfstandig te werk zouden gaan en een beslissing zouden nemen waarbij zij misschien naar het antwoord gissen of wanneer zij een eigenmachtige beslissing zouden nemen die op hun eigen inzichten is gebaseerd. In een dergelijk geval kunnen de ouderlingen het beste contact opnemen met het bijkantoor van het Genootschap dat de belangen van hun land behartigt en de broeders aldaar om hulp vragen.
16. Welk beginsel dient gevolgd te worden wanneer ouderlingen met personen te maken krijgen die populair, gerespecteerd of invloedrijk zijn?
16 Ouderlingen dienen zich er nooit door mensenvrees van te laten weerhouden handelend op te treden. Het is waar dat zij soms te maken zullen krijgen met personen die populair zijn of gerespecteerd worden of invloedrijk zijn. Dit dient hen er echter niet toe te brengen een beslissing ten gunste van die persoon te nemen. De maatstaf van Gods Woord is in dit opzicht heel duidelijk. Hierin wordt verklaard: „Gijlieden moogt bij de rechtspraak geen onrecht begaan. Gij moogt de geringe niet partijdig bejegenen, en gij moogt de persoon van een groot man niet begunstigen. Met gerechtigheid dient gij uw volksgenoot te richten” (Lev. 19:15; Jak. 2:1-9). Hieruit blijkt heel duidelijk dat het verkeerd is van begunstiging blijk te geven, aangezien men daardoor de wet van God overtreedt.
BASEER UW BESLISSINGEN OP DE BIJBEL
17. Hoe kunnen ouderlingen van een diep respect voor de Schrift blijk geven?
17 Ouderlingen dienen bovenal te tonen dat zij een diep respect voor het Woord van God hebben door al hun raad erop te baseren (2 Tim. 2:15). Dit betekent dat zij het angstvallig zullen vermijden hun eigen ideeën als de autoriteit op het gebied van bepaalde kwesties tot uitdrukking te brengen, maar in plaats daarvan getrouw het onderwijs zullen doorgeven dat zij uit de Schrift en van Jehovah’s dienstknechtklasse, de „getrouwe en beleidvolle slaaf”, hebben ontvangen (Matth. 24:45; 1 Tim. 4:6, 16). Hun christelijke broeders moeten ook kunnen zien dat ouderlingen niet slechts over de bijbel praten, maar dat zij levende voorbeelden zijn van de kracht van Gods Woord, zoals deze door de toepassing van goddelijke beginselen in hun leven ten toon wordt gespreid. Hierdoor zal de gehele gemeenschap van christenen worden geholpen de leiding van de ouderlingen naar waarde te schatten en hun voorbeeld op het gebied van geloof te volgen. — Hebr. 13:7.
18. Wie moeten, behalve ouderlingen, nog meer hun zinnen bij elkaar houden, en met welke verzekerde verwachting voor ogen?
18 Ten slotte is het goed in gedachten te houden dat alle dienstknechten van God ’hun zinnen bij elkaar moeten houden’, niet alleen de ouderlingen, omdat wij allen dezelfde gevaren van de wereld onder de ogen moeten zien. De kritieke toestanden die thans heersen, onderwerpen elke christen aan een ware beproeving op zijn geloof. Het is zeer beslist een tijd om ernstig na te denken, een tijd om de dingen duidelijk in het licht van Gods Woord te bezien, zodat wij allen verstandige beslissingen kunnen nemen. Alleen op deze wijze kunnen wij allen te zamen elkaar helpen ’wakker te blijven en onze zinnen bij elkaar te houden’, zodat Jehovah’s oordeelsdag ons niet als een dief overvalt. Dan zullen wij als „zonen van het licht en zonen van de dag” door de komende wereldvernietiging heen beschermd worden en de nieuwe ordening van Gods makelij binnengaan, tot Zijn eeuwige lof en onze eeuwige redding! — 1 Thess. 5:5, 6.
[Illustraties op blz. 553]
Een ouderling moet zijn tijd zo indelen dat hij zich van zijn gezinsverantwoordelijkheden kan kwijten . . .
. . . lezingen kan voorbereiden en zich met persoonlijke studie kan bezighouden
[Illustraties op blz. 554]
Herderlijke bezoeken vormen een onderdeel van de verantwoordelijkheid van een ouderling . . .
. . . en ook het deelnemen aan de velddienst