Opzieners voor de vreugde van de kudde
1. Wat is noodzakelijk om ijverig aan een taak te blijven werken?
HET is moeilijk om ijverig aan een taak te blijven werken wanneer men dit niet met vreugde doet. Na enige tijd wordt de taak tot een last en groeit het verlangen om ermee op te houden. Daarom doet Jehovah een beroep op zijn dienstknechten om ’in alles wat zij ondernemen, vreugde te scheppen’, zodat zij „niet moede worden goed te doen”. Iemand die droevig en mistroostig is, zal er niet aan kunnen meehelpen om het zuchten en uitroepen van degenen die in deze oude wereld de verschrikkelijke toestanden om zich heen zien gebeuren, te genezen. Het is zoals Spreuken 17:22 het zegt: „Een vrolijk hart bevordert de genezing, maar een verslagen geest doet het gebeente verdorren.” — Deut. 12:18, NW; Gal. 6:9.
2. Wat dient een opziener eerst te bezitten voordat hij in het belang van de vreugde van de kudde dienst kan verrichten?
2 De opzieners in de gemeenten van Gods volk zijn er verlangend naar hun broeders en zusters te helpen getrouw in de Koninkrijksdienst te volharden. Met het oog hierop wordt het hun zorg erop toe te zien dat de geest van vreugde en blijdschap in de kudde wordt aangetroffen. In de eerste plaats dient de opziener zelf vreugdevol gestemd te zijn over zijn toewijzing. Als hij toestaat dat zijn diensttoewijzing met betrekking tot zijn broeders en zusters een last voor hem wordt, zodat hij spaarzaam en mokkend van zijn tijd en energie geeft, alsof het onder dwang geschiedt, zal bij hem de neiging ontstaan ’over de kudde te heersen’ en zal het hem aan vreugde, geestdrift en bereidwilligheid ontbreken. De opziener dient derhalve een grote waardering voor zijn wonderbaarlijke dienstvoorrecht te hebben en er dankbaar voor te zijn, terwijl hij altijd naar Jehovah opziet om hem door middel van heilige geest te ondersteunen, zodat hij in het belang van de vreugde van de kudde dienst kan verrichten. — 1 Petr. 5:2, 3, NW.
3. Wat is de grootste zorg van de opziener?
3 Ongeacht welke diensttoewijzing iemand in de gemeente-organisatie heeft, of hij nu comptabiliteitsdienaar, tijdschriften-gebiedsdienaar of een andere dienaar is, zijn taak bestaat er niet slechts in om als een kantoorbediende berichten bij te houden, terwijl zijn ambt ook niet louter een aangelegenheid is van het aan de broeders en zusters doorgeven van instructies welke van het besturende lichaam afkomstig zijn. Het belangrijkste aspect van zijn toewijzing is veeleer de zorg voor het geestelijke welzijn van de gemeente, opdat ze Jehovah op de doeltreffendste manier kan loven. Een goede fysieke gezondheid wordt weerspiegeld in iemands levenslust. Een goede geestelijke gezondheid wordt herkend aan iemands ijver voor Jehovah’s dienst en aan zijn gelukkige en vreugdevolle geestesgesteldheid. Wees waakzaam voor de symptomen van een slechte geestelijke gezondheid: gebrek aan vreugde, het gevoel dat het predikingswerk een last is en geen resultaten in de bediening. Tracht degenen die hieraan lijden, vervolgens weer geestelijk gezond te maken door onder gebed een schriftuurlijke geneeswijze toe te passen.
4. Hoe dient de opziener raad te geven, en wat is hiervoor nodig?
4 Er zal nooit een gezonde toename in het Koninkrijkswerk komen wanneer er dwang wordt uitgeoefend of uitbranders worden gegeven. Misschien lijkt het in het begin alsof het werk iets vooruitgaat en er enige toename is, maar deze valt weg doordat het de broeders en zusters aan vreugde ontbreekt. Het is gemakkelijk kritisch te zijn en fouten of zwakheden te zien. Het is voor de opziener alleen mogelijk goede opbouwende raad te geven welke aanmoedigend en versterkend is en toch praktische hulp zal bieden bij het overwinnen van de zwakheden, wanneer hij hier tijd voor uittrekt en er onder gebed over nadenkt. Elke opziener die werkelijk belangstelling voor zijn broeders en zusters heeft, die zelf vreugde vindt in zijn dienst en graag ziet dat zijn broeders en zusters ’in alles wat zij ondernemen vreugde scheppen’, zal dit derhalve beslist trachten te doen.
5, 6. (a) Wat is één fundamentele vereiste voor vreugde? (b) Hoe geeft de opziener er blijk van dat hij de belangrijkheid van deze vereiste beseft?
5 Om vreugde onder de broeders en zusters te kunnen aankweken, moet men weten welke dingen vreugde veroorzaken. Paulus noemde één fundamentele vereiste voor vreugde toen hij schreef: „Ik zal mij ook blijven verheugen, . . . in overeenstemming met mijn vurige verwachting en hoop.” Paulus koesterde zelf beslist een vurige verwachting en hoop om eeuwig met Christus Jezus te leven. Het duidelijke beeld dat hij van zijn hoop had, gepaard gaande met een waardering voor de opwindende dienstvoorrechten die hem hierdoor in het vooruitzicht werden gesteld, gaven hem een vreugde waardoor hij alle soorten van vervolging en alle moeilijkheden kon doorstaan. En hoe waar was dit in het geval van de Meester, Jezus, die „wegens de hem voorgestelde vreugde . . . een martelpaal [heeft] verdragen”. Of iemand nu de hoop heeft op hemels leven, als een lid van het overblijfsel van de „kleine kudde”, of op aards leven, als een van de „andere schapen”, het is belangrijk dat men er het volste vertrouwen in heeft wil men erdoor worden geschraagd om vreugdevol in Jehovah’s dienst te staan. — Fil. 1:18-29, NW; 3:13, 14; Hebr. 12:2, NW; Luk. 12:32, LV; Joh. 10:16.
6 Ten einde een sterk geloof of een „verzekerde verwachting van datgene waarop men hoopt” te hebben, moet men een degelijke kennis van Gods Woord bezitten. Aangezien de opziener dit beseft, zal hij zelf een goede bijbelstudent zijn en allen in de gemeente ertoe aanmoedigen de bijbel persoonlijk te bestuderen. In zijn zorg voor het opzicht over de gemeente zal hij erop toezien dat de vergaderingen levendig, opbouwend, instructief en aanmoedigend zijn. In zijn gesprekken met de broeders en zusters zal hij over de hoop spreken die zij gezamenlijk bezitten. Indien hij tijdens zijn persoonlijke studie van de bijbel, De Wachttoren en andere publikaties van het Genootschap scherp op nieuwe waarheden, aanmoedigende suggesties en opbouwende raadgevingen let, zal hij op een praktische wijze zijn voorbereid om zijn broeders en zusters op te bouwen en hun hoop te versterken. Laten zijn bezoeken aan zwakke of inactieve verkondigers niet slechts sleurbezoeken zijn om een velddienstrapportje op te halen of regelingen te treffen voor het deelnemen aan predikingsactiviteit, maar laat hij de gelegenheid aangrijpen om de persoon op te bouwen en zijn verlangen naar kennis aan te wakkeren, in gedachten houdend dat indien deze persoon Jehovah’s werk op zich zal nemen en het zal blijven verrichten, hij er de juiste waardering voor dient te hebben en het met vreugde moet kunnen verrichten. — Hebr. 11:1, NW; 1 Thess. 5:14.
7. Op welke wijze brengt Paulus onder woorden waar de juiste zorg van een goede opziener naar dient uit te gaan?
7 Indien u zo bevoorrecht bent een opziener te mogen zijn, zie er dan vooral op toe dat uw zorg voor de gemeente alle personen omvat die ertoe behoren. Laat het uw verlangen zijn iedereen te helpen zich in Jehovah’s dienst te verheugen. Wees er evenals Jezus en de apostelen toe bereid om al uw krachten edelmoedig ten behoeve van hen aan te wenden. Paulus bracht dit als volgt onder woorden: „Ook indien ik geplengd word bij de offerande en den eredienst van uw geloof, verblijd ik mij, en ik verblijd mij met u allen. Verblijdt gij u evenzo en verblijdt u met mij.” Let op de woorden: „Ik verblijd mij met u allen.” In een andere mooie uitspraak betreffende het verlangen dat iedere opziener dient te bezitten, schrijft Paulus vervolgens: „Ik zal blijven en voortdurend bij u allen zijn, opdat gij verder moogt komen en u in het geloof verblijden. Dan zult gij ruimschoots reden hebben om [wegens, NW] mij te roemen in Christus Jezus, wanneer ik weder bij u kom.” — Fil. 2:17, 18; 1:25, 26.
8. Hoe kan de opziener of een van de andere dienaren, ’zich met allen’ in de gemeente ’verblijden’?
8 Als opziener kunt u het heel erg druk hebben wanneer u in verband met de gemeentevergaderingen in de Koninkrijkszaal bent. Zowel vóór als na de vergaderingen zijn er met de andere dienaren van de gemeente noodzakelijke dingen af te handelen. Neem er toch enige tijd voor af, ook al zijn het maar een paar minuten, om met de verschillende broeders en zusters te spreken. In grote gemeenten is het niet mogelijk om tijdens elke vergadering met alle broeders en zusters te spreken, maar stel het u ten doel elke keer weer anderen aan te spreken. Let erop wie u hebt overgeslagen en stel het u ten doel tijdens de volgende vergadering met hen te praten; zorg er ook voor dat u iets aanmoedigends hebt te zeggen. Ditzelfde geldt voor de andere dienaren in de gemeente. De bijbelstudiedienaar zou bijvoorbeeld kunnen merken dat er een nieuw bijbelstudierapportje is ingeleverd. Misschien is het wel de eerste bijbelstudie welke die Koninkrijksverkondiger ooit heeft geleid. De persoonlijke belangstelling van de dienaar zal hem ertoe bewegen een paar minuten te gebruiken om met die broeder te spreken ten einde zijn vreugde onder woorden te brengen over de door de broeder gemaakte vorderingen in de bediening en belangstellend naar de pas opgerichte studie te informeren. Een vriendelijk, hoewel door omstandigheden wellicht kort woord van de opziener of een andere dienaar, wordt door de verkondigers bijzonder gewaardeerd en draagt er veel toe bij hun vreugde in de dienst te vergroten. Door zo te handelen, verheugt u zich met hen, terwijl zij op hun beurt blij zijn en zich met u verheugen. Heb het nooit zo druk met gemeente-aangelegenheden dat u nooit tijd hebt voor een aanmoedigend, opbouwend woord voor uw mede-bedienaren van het evangelie.
9, 10. (a) Welke reactie van de zijde van de gemeente maakt de dienst van de opziener vreugdevol? (b) Wat blijkt voor de vreugde van de gemeente funest te zijn?
9 Wil een opziener zijn werk echter goed verrichten en er vreugde en bevrediging in vinden, dan moet er van de zijde van degenen die hij dient, ook een blijde reactie komen, zoals uit de hierboven aangehaalde woorden van Paulus blijkt. Indien de leden van de gemeente respect tonen voor de theocratische organisatie door zich gehoorzaam te onderwerpen aan de goddelijke wil en aan de ordelijke wijze waarop deze onder leiding van de door de geest aangestelde opzieners ten uitvoer gebracht moet worden, door snel op aansporingen en raadgevingen te reageren en niet te klagen of te murmureren, hoe draagt dit dan tot het geluk van de opziener bij en hoeveel doeltreffender wordt dan zijn zorg voor het geestelijke leven van de kudde! Welnu dan, „gehoorzaamt uw voorgangers en onderwerpt u aan hen, want zij zijn het, die waken over uw zielen, daar zij rekenschap zullen moeten afleggen. Laten zij het met vreugde kunnen doen en niet al zuchtende, want dat zou u geen nut doen”. — Hebr. 13:17.
10 Hoe waar zijn die woorden! Wanneer er geen eenheid en samenwerking is tussen de gemeente en de opziener, met het gevolg dat de opziener zijn taak wellicht in een geest van ergernis of ontmoediging „zuchtende” moet verrichten, is dit dan niet funest voor ons allemaal, omdat wij hierdoor de vreugde in onze christelijke activiteiten en op onze vergaderingen verliezen? „Hoe goed en hoe liefelijk is het” daarentegen „als broeders [in eenheid, NW] tezamen wonen”! In een dergelijk klimaat van vrede en eenheid kan goed christelijk werk gedijen, zodat de vruchten van de geest tot vreugde van ons allemaal in overvloedige mate zullen groeien. — Ps. 133:1.
PRAKTISCHE WIJSHEID EN OVERLEG
11, 12. Hoe kan de vrede en eenheid van de gemeente door een gebrek aan praktische wijsheid en overleg worden aangetast?
11 Zulke gezegende toestanden moeten ontwikkeld en gehandhaafd worden, en praktische wijsheid en overleg zullen hier veel toe bijdragen. Wegens gebrek aan deze hoedanigheden kunnen er toestanden ontstaan waardoor de eenheid en de vrede in de gemeente zeer labiel kunnen worden. Bijna iedereen van ons heeft bijvoorbeeld wel eens van de spreekwoordelijke familie gehoord die op stap gaat om ergens te picknicken. Zij rijden weg in de auto, met hooggespannen verwachtingen en blij er eens heerlijk een dagje tussenuit te gaan. De moeilijkheden beginnen wanneer zij verschil van mening krijgen over de beste weg die zij zouden kunnen nemen. Wanneer zij zich dan ergens op een eenzame weg bevinden en blootgesteld zijn aan de hete zon, begint de motor te sputteren totdat de auto stilstaat — vader heeft vergeten de benzinetank bij te vullen! Zij zijn hard aan een verkwikkend kopje koffie toe om hun zenuwen te stillen, maar bemerken dat de thermosfles leeg is — moeder heeft vergeten de fles te vullen! En zo gaat het door, zodat een dag die veel scheen te beloven, in getwist, nutteloze verwijten en teleurstelling voor allen eindigt. Op soortgelijke wijze kunnen mooie vooruitzichten in verband met theocratische activiteiten ten gevolge van een gebrek aan voorbereidingen en overleg worden tenietgedaan. Dit zou het geval kunnen zijn bij het treffen van voorbereidingen voor de bouw van een Koninkrijkszaal, het regelen van het vervoer voor een congres, de een of andere speciale velddienstactiviteit in geïsoleerd gebied of het organiseren van een serie openbare lezingen. Wanneer wij alle details nauwkeurig van te voren voorbereiden, is succes verzekerd en zullen wij in alles wat wij ondernemen, vreugde scheppen.
12 Het is ook goed om duidelijk en punctueel te zijn wanneer men voor de een of andere activiteit regelingen treft. Dubbelzinnigheid leidt tot misverstanden, welke op hun beurt weer tot teleurstelling en verspilde tijd en energie leiden. Het is waar dat wij lankmoedig en vergevensgezind moeten zijn en met de fouten van anderen rekening moeten houden, maar wij kunnen vermijden dat er teveel van deze hoedanigheden wordt gevergd door praktische wijsheid en overleg te gebruiken, waardoor wij datgene wat wij ons hebben voorgenomen, met succes ten uitvoer kunnen brengen. — Spr. 11:14.
DE VREUGDE HANDHAVEN DOOR VERSTANDIG OPZICHT
13. Waarom is het belangrijk het doel en de reden voor een bepaalde activiteit of raad te vermelden?
13 Iets anders wat ertoe bijdraagt om in alles wat wij doen vreugde te scheppen, is dat de verkondigers niet alleen begrijpen wat er gedaan moet worden en hoe dit moet gebeuren, maar ook waaróm dit noodzakelijk is. Wanneer u hen ertoe aanspoort aan een speciale activiteit deel te nemen of wanneer u de nadruk legt op de een of andere nieuwe methode of regeling, is het altijd goed de gemeente erbij te helpen de reden hiervoor te begrijpen, waaróm het gedaan moet worden en hoe het tot voordeel van anderen zal zijn. Door dit na te laten, zou u wel eens geen algehele ondersteuning kunnen krijgen. Zo dient een kringdienaar, wanneer hij raad geeft aan een gemeente, er bijvoorbeeld tijd voor af te nemen om de verkondigers aan te tonen welke voordelen het zal afwerpen om een bepaalde raad op te volgen, waarom dit raadzaam is en hoe gehoorzaamheid hieraan tot het welzijn van de gemeente zal bijdragen. Dan zullen de broeders en zusters er dankbaar gunstig op reageren en het dienstvoorrecht waarderen. Ja, de geest waarin u een taak aanpakt, staat nauw in verband met het feit of u in het verrichten van het werk vreugde zult scheppen.
14, 15. Hoe is dit op het gezinsleven van toepassing, en wat wil dit desondanks niet zeggen?
14 Hetzelfde geldt voor het opleiden van kinderen. Theocratische ouders bekommeren zich veel om de vreugde en het geluk van hun kinderen. Wanneer verstandige ouders hun kinderen derhalve in of bij het huis een taak te doen geven of hun zeggen dat zij iets moeten verbeteren of anders moeten doen, zullen zij er de tijd voor afnemen om hun uit te leggen waarom dit zo moet gebeuren, zodat het de kinderen bevrediging zal schenken om gehoorzaam te zijn, daar zij dan beseffen dat zij aan het welzijn en het geluk van het gehele gezin meewerken. Dit wil niet zeggen dat ouders aan elke opstandige neiging van de zijde van het kind moeten toegeven. Kinderen hebben er tijd voor nodig om tot het inzicht te geraken waarom sommige dingen goed en andere dingen fout zijn, en er dient gedurende deze periode streng onderricht te worden gegeven. De ouders hebben echter altijd de belangen van de kinderen op het oog, en naarmate de ouders in inzicht toenemen, zullen zij hun kinderen op juiste wijze kunnen helpen om de goede dingen meer te gaan waarderen, zodat zij met het goede tevreden leren te zijn en vreugde scheppen in het kennen en doen van de goddelijke wil.
15 Zo is het ook in de gemeente. Hoewel de opziener een intense belangstelling heeft voor de vreugde en het geluk van de broeders en zusters in Jehovah’s dienst, zal hij nimmer ten aanzien van bijbelse beginselen schipperen. Hij zal nooit toelaten dat de goede, theocratische orde in het gedrang komt omdat hij het opstandigen op zelfzuchtige wijze naar de zin wil maken. Terzelfder tijd zal hij het de broeders en zusters niet moeilijk maken door hun onnodige regelingen en bepalingen op te leggen, maar zal hij hen trachten te dienen door dusdanige regelingen te treffen dat zij op de doeltreffendste en geschiktste wijze met elkaar kunnen werken en vergaderen.
16. (a) Hoe zal de opziener tonen evenwichtig te zijn bij het behandelen van moeilijkheden? (b) Welke diepgaande vragen zouden onder dergelijke omstandigheden zeer terecht gesteld kunnen worden?
16 Wanneer er in de gemeente moeilijkheden ontstaan, moet de opziener een gezond evenwicht bewaren. Een opziener zou zich er zo mee kunnen bezighouden de gemeente te beschermen en rein te houden, dat hij de situatie van degene die verkeerd is gaan handelen en de noodzaak om te trachten die persoon in liefde te herstellen, wel eens uit het oog zou kunnen verliezen. Wanneer iemand echter een goddeloze geestesgesteldheid aan de dag legt doordat hij opzettelijk opstandig is en geen berouw heeft, is het natuurlijk mogelijk dat uitsluiting uit de gemeente de enige weg is die openstaat. Zouden wij in andere gevallen de afgedwaalde echter kunnen herstellen? Wij zouden ons inderdaad kunnen afvragen: Zou zijn fout verhinderd hebben kunnen worden wanneer wij hem van tevoren hadden vermaand en hem raad hadden gegeven? Zijn wij waakzaam genoeg geweest om op te merken dat hij geestelijk zwak werd? Ontbrak soms de juiste geest van vreugde en geluk in de gemeente, zodat hij daardoor in een dergelijke zwakke toestand is geraakt? Wanneer wij deze vragen oprecht overwegen, komen wij misschien tot de ontdekking dat er dringend in een nog veel grotere behoefte dan die van onze afdwalende broeder, een behoefte welke de gehele gemeente en onszelf als dienaren daarvan aangaat, moet worden voorzien. — Gal. 6:1, 2; 2 Kor. 2:7, 8.
17, 18. Welke eigenschappen van Filémon en Timótheüs worden in de Schrift geprezen?
17 Toestanden die droefheid en ontmoediging in een gemeente veroorzaken, dienen stellig dringend verholpen te worden, en de opziener zal van zijn zorg voor de vreugde van de broeders en zusters blijk geven door aan dergelijke aangelegenheden onmiddellijk aandacht te schenken (2 Kor. 1:24–2:4). Laat het werk van de opziener te allen tijde het resultaat zijn van een intense belangstelling voor het welzijn van de kudde welke aan zijn zorg is toevertrouwd, waarbij hij voornamelijk hun redding tot eeuwig leven in gedachten houdt. Met het oog hierop zal hij zich dus ’gaarne offers getroosten en zich zelfs uitputten’. — 2 Kor. 12:15, PC.
18 Welk een zegen zijn zulke opzieners voor de broeders en zusters! Hun dienst in de gemeente wordt een bron van veel vreugde en steun. Op zulke opzieners is de lof welke aan Filémon werd gegeven, zeer wel van toepassing: „Ik heb veel vreugde en troost genoten in uw liefde, omdat het hart der heiligen door u verkwikt is, broeder.” Ja, zij zijn als de getrouwe Epafrodítus en Timótheüs, wier dienst onder de vroege christenen zulk een zegen voor hen vormde. Over Timótheüs werd geschreven dat er „niemand” was „van gelijke gezindheid als hij, die oprecht uwe belangen [die van de gemeente te Filippi] behartigen zal”. — Filem. 7; Fil. 2:25-30, 19-23, OB.
19. Wat zullen reizende opzieners derhalve in gedachten houden wanneer zij tot hun broeders en zusters spreken?
19 Evenals in het geval van Epafrodítus en Timótheüs, die reizende vertegenwoordigers waren van het besturende lichaam van de vroege kerk, kunnen de broeders die in deze tijd reizen om de gemeenten te bezoeken, zoals de kring- en districtsdienaren en de zone- en bijkantoordienaren, heel goed voordeel trekken van hun voorbeeld en van wat er over hen werd gezegd. Hoe noodzakelijk is het in deze tijd, nu de grote vijand Satan zo’n hevige druk uitoefent in zijn pogingen om Jehovah’s dienstknechten te ontmoedigen en hen ertoe te brengen met Zijn dienst op te houden, om bemoedigend tot het hart van de broeders en zusters te spreken! Zulke reizende bedienaren van het evangelie zullen derhalve meer willen doen dan alleen maar een analytische bespreking te voeren over de toestanden die zij aantreffen en praktische raad ter verbetering te geven; zij zullen met warmte en aanmoedigend spreken ten einde het hart van hun broeders en zusters tot vreugdevolle activiteit aan te sporen. Het doel van het door Tychicus, een „geliefde broeder en getrouwe dienaar in den Here”, gebrachte bezoek aan de broeders en zusters te Efeze, was dat hij „[hun] harten zou vertroosten”. — Ef. 6:21, 22.
20. Aan welk werk kunnen wij thans een aandeel hebben, en met welke geestesgesteldheid?
20 De vooruitzichten van Koninkrijksdienst welke nog in het verschiet liggen voordat de vernietiging van dit huidige samenstel van dingen in Armageddon een einde maakt aan onze prediking van het goede nieuws, zijn opwindend. De steeds groter wordende stroom van mensen van goede wil die uit alle natiën komen om in de Nieuwe-Wereldmaatschappij toevlucht te vinden, bewijst welk een groot bijeenvergaderingswerk er thans wordt verricht. Hoe lang het voorrecht om aan dit grootse werk te mogen deelnemen, zal duren, is ons niet bekend. Laten wij echter vastbesloten zijn om er vreugdevol een volledig aandeel aan te hebben. Laten wij alles wat de vrede bevordert, najagen en ons met de blijdschap van Jehovah’s natie verheugen. — 1 Petr. 3:11, 12; Ps. 106:5.