Wees bereid te dienen met wat u bezit
TOEN Jezus op aarde was, legde hij de nadruk op de noodzaak waardevolle dingen tegen elkaar af te wegen en te werken voor dat wat werkelijk de moeite waard is. Hij uitte de dringende woorden: „Werkt niet voor het voedsel dat vergaat, maar voor het voedsel dat blijft voor het eeuwig leven.” — Joh. 6:27, NW.
Wat moeten Gods dienstknechten echter doen in verband met hun levensbehoefte zoals voedsel en kleding? Jezus zei: „Weest . . . nooit bezorgd en zegt niet: ’Wat zullen wij eten?’ of: ’Wat zullen wij drinken?’ of: ’Wat zullen wij aandoen?’ Want al deze dingen streven de natiën vurig na. Want uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen nodig hebt.” — Matth. 6:31, 32, NW.
ZIJ DIENDEN MET WAT ZIJ HADDEN
Jezus en de vroege christenen beseften dat God beloofde dat hij in de fundamentele behoeften zou voorzien en niet dat hij hun grote rijkdommen zou verschaffen. Dat is de reden waarom zij niet al hun energie besteedden om te trachten zich grote stoffelijke schatten te vergaren. Jezus zelf was zo druk in de dienst voor God dat hij zich niet de tijd gunde om zich ergens blijvend te vestigen. De bijbel zegt over hem: „De Zoon des mensen heeft geen plaats om het hoofd neer te leggen.” — Matth. 8:20, NW.
Toen Jezus zijn discipelen uitzond om Gods werk te doen, maakte hij hun duidelijk dat zij geen extra bezittingen zouden behoeven te vergaren. Hij zei: „Verschaft u geen goud of zilver of koper voor uw gordelbeurzen, ook geen voedselzak voor de reis, noch twee onderklederen, of sandalen of een staf; want de werker is zijn voedsel waard.” — Matth. 10:9, 10, NW.
Het punt dat wij van Jezus, de apostelen en de andere ijverige eerste-eeuwse christenen moeten leren, is, dat zij tevreden waren met wat zij hadden en God dienden met wat zij hadden, ook al was het maar heel weinig. Zij beseften dat het doen van Jehovah’s wil het voornaamste was. Paulus zei dan ook: „Ik heb geleerd om in welke omstandigheden ik ook verkeer, genoegen te nemen met wat ik heb. Ik . . . heb . . . van beide het geheim geleerd: verzadigd te zijn en honger te lijden, overvloed te hebben en gebrek te lijden.” — Fil. 4:11, 12, NW.
VOLG HUN VOORBEELD NA
De hedendaagse opgedragen dienstknechten van God dienen het voortreffelijke voorbeeld van de eerste christenen na te volgen. Zij dienen te leren tevreden te zijn met wat zij hebben en God te dienen met wat zij hebben, ongeacht hoe weinig dit soms is.
Een christen dient zich niet ongelukkig te voelen als hij geen prachtige schoenen kan dragen. Het kan zelfs voorkomen dat hij helemaal geen schoenen heeft. Dit dient echter geen belemmering te zijn voor de bediening, want alhoewel hij wellicht van mening is dat hij niet in wijken kan prediken waar hij zich niet op zijn gemak zou voelen omdat hij geen schoenen aan heeft, kan hij in vele landen dan toch prediken in gebieden waar anderen in dezelfde omstandigheden verkeren en niet zullen opmerken of Koninkrijkspredikers schoenen dragen of niet.
Hoe veel of hoe weinig u ook op het gebied van kleding en schoeisel heeft, denk eraan dat het feit dat Hij u gezonden heeft de factor is die werkelijk telt. Indien iemand u als een van Gods dienstknechten verwijt dat u in stoffelijk opzicht arm bent, kunt u hem eraan herinneren dat Gods Woord in Galáten 2:6 (NW) zegt: „God gaat niet op de uiterlijke verschijning van een mens af.” Het hart telt bij God, en niet wat iemand op het gebied van kleding heeft. Wanneer Gods dienstknechten er netjes en schoon uitzien, doet het er niet toe hoe oud hun kleren zijn of hoe weinig zij bezitten. Zij strekken Jehovah tot eer omdat zij zijn wil doen.
OPLEIDING
Misschien vormt het feit dat u geen goede schoolopleiding hebt genoten voor u een belemmering bij de bediening. Is een dergelijke opleiding echter een vereiste? Beslist niet! Handelingen 4:13 (NW) verklaart: „Toen zij [de regeerders, oudere mannen, schriftgeleerden en de overpriester] nu zagen hoe vrijuit Petrus en Johannes spraken en bemerkten dat zij ongeletterde en gewone mensen waren, verwonderden zij zich.”
Die autoriteiten met hun goede opleiding vroegen zich af hoe mannen die hun scholen niet hadden doorlopen, zo vrijuit konden spreken. Zij kwamen er al spoedig achter hoe dit kwam, want hetzelfde vers voegt eraan toe: „En zij herkenden hen als personen die met Jezus waren geweest.” Daarom waren zij zo vrijmoedig! Zij waren met Jezus geweest en waren door hem onderwezen in dat wat werkelijk belangrijk was!
Niet dat de eerste christenen niets wisten. Integendeel. Zij waren intelligente mensen. Alleen waren velen van hen niet in de gelegenheid geweest een goede schoolopleiding te ontvangen. Laat een gebrek aan schoolopleiding u dus niet van de bediening weerhouden. De beste bedienaar van het evangelie die ooit op deze aarde heeft gewandeld, had geen graad behaald aan een instelling voor hoger onderwijs! Jezus was echter door God onderwezen door middel van zijn Woord, en dat was het allerhoogste onderwijs dat hij maar kon krijgen. Dat hebt u nodig. Indien u wel een goede schoolopleiding hebt genoten en hiervan in de bediening een goed gebruik weet te maken, is dat prachtig, maar beschouw deze opleiding niet als een vereiste om een dienstknecht van God te worden.
Daarnaast behoeft geen enkele opgedragen dienstknecht van God de mening toegedaan te zijn dat hij te weinig van de bijbel weet om tot anderen te prediken. Dat u uw leven aan Jehovah hebt opgedragen, is er een bewijs van dat u Gods fundamentele voornemens en vereisten begrijpt en naar waarde schat. Dat is al voldoende om aan anderen te vertellen, want het is meer dan de overgrote meerderheid van de mensen die op aarde wonen, weet.
MAAK EEN VERSTANDIG GEBRUIK VAN WAT U BEZIT
Ten aanzien van stoffelijke bezittingen kunnen wij zeggen, dat zij die hun leven aan God hebben opgedragen, beslist een enorm voordeel op anderen hebben. Hoe dat zo? Zij kunnen veel meer met hun geld doen omdat zij het niet verkwisten aan een losbandige levenswijze, immorele vrouwen, overmatig drinken, roken of overdadige ontspanning en andere buitensporigheden. Noch gooien zij hun geld over de balk door te gokken. Doordat Gods dienstknechten hun geld niet dwaas besteden, kunnen zij meer voor noodzakelijke dingen uitgeven.
Is het mogelijk een positie te verwerven waardoor u er in stoffelijk opzicht op vooruitgaat, dan is dit natuurlijk goed. Betekent het echter dat er geestelijke belangen opgeofferd moeten worden om meer van de goederen van deze wereld te krijgen, dan zegt de christen Neen!
Denk nooit dat mooie kleren, een prachtig huis of de meest uitgelezen delicatessen iemand tot een betere dienstknecht van God maken. Het tegendeel is waar. Veel geld en stoffelijke bezittingen vormen gewoonlijk een belemmering voor een geestelijke gezindheid, want de kans bestaat dan dat die dingen het enige zijn wat men verlangt.
Neem dus genoegen met wat u bezit en dien God, ongeacht in welke toestand u verkeert. Maak u niet al te veel zorgen als u in stoffelijk opzicht arm bent. In Gods nieuwe ordening zullen allen die het leven waard zijn, met vele stoffelijke bezittingen gezegend worden omdat zij nu de geestelijke belangen de eerste plaats toekennen. Dan zullen zij zich verheugen in vrede en voorspoed en zelfs dingen gebruiken die andere mensen van deze wereld nu vergaren.
Ja, wees bereid God te dienen met wat u bezit, en hij zal u zegenen met leven, gezondheid en overvloed in zijn rechtvaardige nieuwe ordening, die nu zo nabij is!