Hoofdstuk 3
Hoe lang zal het huidige samenstel blijven bestaan?
1. Wat hebben velen van ons met betrekking tot de bijbelse beloften gevraagd?
HET is alleen maar logisch dat men wil weten hoe lang het nog zal duren voordat de gebeurtenissen die zo levendig in de bijbel worden beschreven en die hun hoogtepunt vinden in Armageddon, plaatsvinden. Wanneer zal het huidige goddeloze samenstel worden vernietigd? Zullen wij het nog meemaken dat de aarde een plaats wordt waar degenen die rechtvaardigheid liefhebben zich in volledige vrede en zekerheid kunnen verheugen?
2. (a) Welke soortgelijke vraag stelden Jezus’ apostelen? (b) Weten wij precies wanneer het huidige goddeloze samenstel zal eindigen? (c) Maar welke bijzonder nuttige inlichtingen gaf Jezus?
2 Jezus Christus heeft opmerkelijke details verschaft waardoor deze vragen worden beantwoord. Hij deed dit toen zijn apostelen vroegen: „Wanneer zullen deze dingen zijn, en wat zal het teken zijn van uw tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen?” Met betrekking tot de werkelijke vernietiging van het huidige goddeloze samenstel zei Jezus duidelijk: „Van die dag en dat uur weet niemand iets af, noch de engelen der hemelen noch de Zoon, dan de Vader alleen” (Matthéüs 24:3, 36). Toch gaf hij een behoorlijk gedetailleerde beschrijving van de generatie of het geslacht dat getuige zou zijn van „het besluit [Grieks: sun·te·leiʹa] van het samenstel van dingen”, de tijdsperiode die tot „het einde [Grieks: teʹlos]” zou leiden. Leest u dit zelf maar in uw bijbel in Matthéüs 24:3 tot 25:46 en ook in de parallelle verslagen in Markus 13:4-37 en Lukas 21:7-36.
3. Hoe weten wij dat in Jezus’ antwoord niet alleen maar eerste-eeuwse gebeurtenissen werden beschreven?
3 Als u deze verslagen leest, zult u beseffen dat Jezus niet alleen maar gebeurtenissen beschreef die zouden aansturen op en hun hoogtepunt zouden bereiken in de vernietiging van Jeruzalem en zijn tempel in 70 G.T. Het is duidelijk dat hij ook iets in gedachten had wat zich tot ver in de toekomst uitstrekte. Hoe dat zo? Omdat hij in Matthéüs 24:21 over „een grote verdrukking” spreekt zoals „er sedert het begin der wereld tot nu toe niet is voorgekomen, en ook niet meer zal voorkomen”. Hierbij moet veel meer betrokken zijn dan de vernietiging van slechts één stad en de mensen die erin opgesloten zaten. En volgens Lukas 21:31 wijzen de beschreven gebeurtenissen op de komst van het langverwachte „koninkrijk Gods”. Wat is het opmerkelijke „teken” waar zij volgens Jezus naar moesten uitkijken?
EEN SAMENGESTELD TEKEN
4. Wat is „het teken” dat Jezus gaf?
4 Hij voorzei oorlogen, voedseltekorten, wijdverbreide pestilenties, grote aardbevingen en een liefdeloze geest gedurende een tijd van toenemende wetteloosheid. Maar geen van deze gebeurtenissen op zich vormt „het teken”. Wil het beeld volledig zijn, dan moeten al de voorzegde kenmerken binnen de levensduur van één geslacht vervuld worden. Ook zou er „radeloze angst der natiën [zijn], die . . . geen uitweg weten, terwijl de mensen mat worden van vrees” wegens de gebeurtenissen die zouden plaatsvinden in de hemel boven en in de zeeën rondom hen (Lukas 21:10, 11, 25-32; Matthéüs 24:12; vergelijk 2 Timótheüs 3:1-5). In tegenstelling tot dit alles, maar wel als een onderdeel van het teken, voorzei Jezus een wereldomvattende prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk in weerwil van internationale vervolging van zijn discipelen (Markus 13:9-13). Past die beschrijving van het samengestelde teken specifiek in de tijd waarin wij leven?
5. Wat zou deze gebeurtenissen tot meer dan een herhaling van de geschiedenis maken?
5 Spotters zeggen misschien schimpend dat de geschiedenis van de mensheid herhaaldelijk door oorlogen, hongersnoden, aardbevingen, enzovoort, is gekenmerkt. Maar zulke gebeurtenissen krijgen speciale betekenis wanneer ze zich alle te zamen voordoen, niet slechts op een paar afgelegen plaatsen maar op wereldomvattende schaal en gedurende een lange tijdsperiode die begint met een jaar dat ver van tevoren voorzegd is.
6, 7. Welke gebeurtenissen en toestanden van de twintigste eeuw komen beslist met dat samengestelde teken overeen? (Gebruik bij het beantwoorden van deze vraag uw bijbel en laat zien welke gedeelten van Jezus’ profetie u bespreekt.)
6 Beschouw deze feiten eens: De oorlog die in 1914 uitbrak, was van zo’n omvang dat die bekend kwam te staan als de eerste wereldoorlog, en sindsdien is de vrede nooit werkelijk tot de aarde teruggekeerd. In het kielzog van de Eerste Wereldoorlog kwam een van de grootste hongersnoden die de mensheid ooit heeft meegemaakt, en zelfs vandaag de dag sterven er jaarlijks zo’n 40 miljoen mensen als gevolg van voedseltekorten. De Spaanse griep van 1918 eiste een tol aan mensenlevens die zonder weerga is in de medische geschiedenis, en ondanks wetenschappelijke onderzoekingen worden zelfs nu nog tientallen miljoenen mensen gekweld door kanker, hartziekten, walgelijke venerische ziekten, malaria, schistosomiasis en onchocerciasis (rivierblindheid). Grote aardbevingen volgen elkaar ongeveer 20 maal zo snel op als gemiddeld in de 2000 jaar vóór 1914. Over de gehele wereld bevinden mensen van alle leeftijden zich in de greep van vrees en radeloze angst. Enkele redenen hiervoor zijn economische beroering, geweldmisdaad en het dreigende gevaar uitgeroeid te worden door een nucleaire oorlog waarin gebruik wordt gemaakt van raketten die van onderzeeboten worden afgevuurd of uit de lucht komen scheren — iets wat vóór de twintigste eeuw nooit mogelijk was.
7 Te midden van dit alles vindt, zoals Jezus heeft voorzegd, een buitengewone wereldomvattende prediking van het goede nieuws van Gods koninkrijk plaats. In meer dan 200 landen en eilanden in de wereldzeeën besteden Jehovah’s Getuigen er elk jaar honderden miljoenen uren aan om mensen uit alle maatschappelijke lagen van de bevolking kosteloos te helpen de betekenis van deze wereldgebeurtenissen te begrijpen in het licht van Gods Woord. Ernstig wijzen de Getuigen de mensen erop hoe zij als onderdanen van het koninkrijk Gods de „grote verdrukking” kunnen overleven. En de Getuigen doen dit ondanks het feit dat zij, zoals in een nieuwsbericht uit Canada werd opgemerkt, „waarschijnlijk meer vervolging voor minder overtredingen ondergaan dan welke andere religieuze groep ter wereld maar ook”.
8. Welke tijdsperiode maakte ook deel uit van deze profetie?
8 Wij moeten ook in aanmerking nemen dat Jezus er als onderdeel van zijn profetie de aandacht op vestigde dat een specifieke tijdsperiode ten einde zou lopen. Hij zei: „Jeruzalem zal door de natiën worden vertreden totdat de bestemde tijden der natiën zijn vervuld” (Lukas 21:24). Zijn deze „bestemde tijden” geëindigd?
„DE BESTEMDE TIJDEN DER NATIËN”
9. (a) Wat is het „Jeruzalem” dat door de natiën werd „vertreden”? (b) Wanneer begon dat „vertreden”?
9 Om het antwoord te kunnen begrijpen, moeten wij beseffen wat er met Jeruzalem wordt bedoeld. De stad met haar koninklijke residentie op de berg Sion werd „de stad van de grootse Koning . . . de stad van Jehovah” genoemd (Psalm 48:2, 8; Matthéüs 5:34, 35). Van de koningen uit het koninklijke geslacht van David werd gezegd dat zij „op Jehovah’s troon” zaten. Daarom was Jeruzalem een zichtbaar symbool van het feit dat Jehovah heerschappij over de aarde uitoefende (1 Kronieken 29:23). Toen God de Babylonische legers derhalve toestond de stad Jeruzalem te verwoesten, haar koning in ballingschap te voeren en het land woest en verlaten achter te laten, vertraden zij het door een nakomeling uit de dynastie van koning David geregeerde koninkrijk Gods. Toen dit in 607 v.G.T. plaatsvond, kenmerkte deze gebeurtenis het begin van „de bestemde tijden der [heidense] natiën”. Nadien heeft er nooit meer een nakomeling van David als koning in Jeruzalem geregeerd.
10. (a) Wat zou het einde van het „vertreden” betekenen? (b) Vanuit welk „Jeruzalem” zou Jezus dan regeren, en waarom?
10 Wat zou dan het einde van dat ’vertreden van Jeruzalem’ betekenen? Dat Jehovah opnieuw een koning van zijn keuze, een nakomeling van David, op de troon had geplaatst, die nu niet alleen autoriteit zou uitoefenen over de joden maar ook zeggenschap zou doen gelden in de aangelegenheden van de mensheid in haar geheel. Die koning is de Heer Jezus Christus (Lukas 1:30-33). Maar vanwaar zou hij regeren? Vanuit de aardse stad Jeruzalem? Jezus verklaarde duidelijk dat voorrechten in verband met het koninkrijk Gods weggenomen zouden worden van het Israël naar het vlees (Matthéüs 21:43; zie ook 23:37, 38). Daarna zouden aanbidders van de ware God naar „het Jeruzalem dat boven is”, Gods hemelse organisatie van loyale geestelijke schepselen, opzien als hun moeder (Galáten 4:26). Jezus zou in dat hemelse Jeruzalem op de troon worden geplaatst om van daaruit regeringsmacht met betrekking tot de aarde uit te oefenen (Psalm 110:1, 2). Dat zou aan het einde van „de bestemde tijden der natiën” plaatsvinden. Wanneer zou dat zijn?
11, en tabel (blz. 27). (a) Hoe wordt het einde van de „bestemde tijden” berekend? (b) Wat begon derhalve toen die „bestemde tijden” eindigden? (c) Hoe bezien geschiedschrijvers 1914? (Zie bladzijde 29.)
11 Tientallen jaren van tevoren was het bekend dat dit in 1914 zou geschieden, aan het einde van de vervulling in het groot van de in Daniël 4:10-17 opgetekende „zeven tijden”.a Maar een volledig besef van de betekenis hiervan kwam geleidelijk in de jaren die op 1914 volgden. Successievelijk zagen bijbelonderzoekers hoe zich voor hun ogen details ontvouwden van het samengestelde teken dat volgens Jezus op zijn hemelse tegenwoordigheid in Koninkrijksmacht zou duiden. Het werd duidelijk dat zij inderdaad „het besluit van het samenstel van dingen” waren binnengegaan, dat Christus in 1914 als Koning was gaan regeren en dat mensen die tot het geslacht behoorden dat het begin van deze dingen had gezien, ook het einde van deze goddeloze wereld zouden meemaken.
OP WELKE DEUGDELIJKE GRONDEN ZIJN UW VERWACHTINGEN GEBASEERD?
12. Wegens welke onjuiste verwachtingen is het voor sommigen moeilijk deze conclusie te aanvaarden? (Matthéüs 24:26, 27; Johannes 14:3, 19)
12 Sommigen die zich bewust zijn van de gebeurtenissen die zich als vervulling van Jezus’ profetie voordoen, vinden het moeilijk de hierdoor aangegeven conclusie te aanvaarden. Waarom? Omdat zij iets anders verwachten. Hun is geleerd dat de wederkomst van Christus zichtbaar zou zijn en dat dan de gehele mensheid bekeerd zou worden. In de eerste eeuw koesterden de joden ook verwachtingen die niet vervuld werden. Zij hoopten dat de Messías zou komen met een tentoonspreiding van macht waardoor zij van het juk van Rome bevrijd zouden worden. Omdat zij aan hun verkeerde verwachtingen vasthielden, verwierpen zij Gods eigen Zoon. Hoe onverstandig zou het zijn om in dezelfde fout te vervallen nu Christus in Koninkrijksmacht tegenwoordig is! Hoeveel beter is het te onderzoeken wat de Schrift zelf werkelijk zegt!
13. Welke gebeurtenissen worden door de bijbel zelf met Christus’ tegenwoordigheid in verband gebracht?
13 De bijbel laat zien dat Christus te midden van zijn vijanden zou beginnen te regeren (Psalm 110:1, 2). Daarin staat dat nadat Christus Koninkrijksmacht zou hebben ontvangen, Satan en zijn demonen uit de hemel naar de omgeving van de aarde geworpen zouden worden; er zou dus een tijd zijn waarin de ellende op aarde zou toenemen (Openbaring 12:7-12). Gedurende die tijd zou de Koninkrijksboodschap intensief gepredikt worden ten einde mensen in de gelegenheid te stellen stappen te doen met het oog op overleving (Matthéüs 24:14; Openbaring 12:17). Maar zou dit een wereldbekering tot gevolg hebben? Integendeel, de bijbel toont aan dat hierna een vernietiging zou komen die zonder weerga zou zijn in de menselijke geschiedenis. Ofschoon mensen de verheerlijkte Jezus Christus nooit met hun letterlijke ogen zullen zien, zullen allen die de feiten met betrekking tot Christus’ koninklijke tegenwoordigheid niet bereidwillig hebben aanvaard, ertoe gedwongen worden te „zien” dat hij het is die, zoals voorzegd, de vernietiging over hen brengt. — Openbaring 1:7; Matthéüs 24:30; vergelijk 1 Timótheüs 6:15, 16; Johannes 14:19.
14, 15. Waarom is het feit dat er sinds 1914 al vele jaren zijn verstreken, geen reden om eraan te twijfelen dat wij werkelijk in „de laatste dagen” leven?
14 Maar wordt nu door het feit dat er sinds 1914 al zeventig jaar zijn verstreken, niet te kennen gegeven dat er wellicht enige twijfel over bestaat of wij wel werkelijk sinds dat jaar in „de laatste dagen” leven en of Christus’ komst als Oordeelsvoltrekker nabij is? Volstrekt niet! Met betrekking tot degenen die de vervulling van het „teken” vanaf het begin in 1914 zouden zien, zei Jezus: „Voorwaar, ik zeg u dat dit geslacht geenszins zal voorbijgaan totdat al deze dingen gebeuren” (Markus 13:30). Er zijn nog steeds mensen van dat geslacht in leven, alhoewel hun aantal snel afneemt.
15 Het is waar dat de statistieken te kennen geven dat de gemiddelde levensverwachting op wereldomvattende schaal nu slechts zestig jaar is, maar miljoenen mensen worden veel ouder. Volgens beschikbare statistieken leefden er in 1980 nog ongeveer 250.000.000 mensen die in 1914 al leefden. Dat geslacht of die generatie is dus nog niet uitgestorven. Het is echter interessant op te merken dat uit cijfers die door de Verenigde Naties zijn gepubliceerd, blijkt dat er in 1980 naar schatting nog maar 35.316.000 mensen leefden die in 1900 of nog vroeger, geboren waren. Het aantal daalt dus snel naarmate personen de leeftijd van zeventig en tachtig bereiken. Wanneer deze feiten te zamen met alle details van Jezus’ profetische teken worden beschouwd, duiden ze er krachtig op dat het einde nabij is. — Lukas 21:28.
16. Wat dient derhalve onze houding te zijn?
16 Het is er nu niet de tijd voor apathisch te zijn. Het is dringend noodzakelijk te handelen! De waarschuwing die Jezus aan zijn discipelen gaf, luidt: „Toont ook gij u daarom gereed, want de Zoon des mensen [Jezus Christus] komt op een uur waarvan gij het niet hebt gedacht.” — Matthéüs 24:44.
[Voetnoten]
a Zie voor verdere inlichtingen het boek „Uw koninkrijk kome”, blz. 127-39, 186-9.
[Kader op blz. 29]
Hoe geschiedschrijvers 1914 bezien
Om goede redenen is de oorlog die in 1914 begon, de Grote Oorlog en de Eerste Wereldoorlog genoemd. Nog nooit was er zo’n verwoestende oorlog gevoerd, en de oorlogen sindsdien zijn alleen maar een voortzetting geweest van wat in 1914 is begonnen. Beschouw eens wat onderstaande commentaren te zeggen hebben over de gevolgen van dat gedenkwaardige jaar:
● „Niet alleen had de oorlog de kaart van Europa veranderd en revoluties ontketend waardoor drie rijken ten onder gingen, maar de directe en indirecte gevolgen op bijna elk gebied strekten zich veel verder uit. Na de oorlog trachtten zowel politici als anderen het proces dat nu had ingezet, te vertragen of tot staan te brengen en de wereld weer terug te brengen tot ’normaal’, tot de situatie die vóór 1914 had bestaan. Maar dat was onmogelijk. De schok was zo hevig en langdurig geweest dat de oude wereld tot op haar fundamenten uiteengereten was. Niemand kon de wereld in haar oude staat herstellen, met haar sociale stelsels, haar wereld van gedachten en haar morele beginselen.” — Världshistoria — Folkens liv och Kultur (Stockholm; 1958), Deel VII, blz. 421, 422.
● „Een halve eeuw is verstreken, maar het stempel dat door de tragedie van de Grote Oorlog op het lichaam en de ziel van de naties werd gedrukt, is niet uitgewist . . . De fysieke en morele omvang van deze slachting was van dien aard dat niets van het oude was overgebleven. De maatschappij in haar geheel: regeringsstelsels, nationale grenzen, wetten, strijdkrachten, betrekkingen tussen de staten onderling, alsook ideologieën, het gezinsleven, fortuinen, posities, persoonlijke verhoudingen — alles werd van boven tot onder veranderd. . . . De mensheid verloor ten slotte haar evenwicht, om tot op de dag van vandaag nooit meer te herstellen.” — Generaal Charles de Gaulle, tijdens een in 1968 gehouden toespraak (Le Monde, 12 november 1968).
● „Sedert 1914 is iedereen die zich bewust is van de loop der wereldgebeurtenissen, diep verontrust door hetgeen wel leek op een door het noodlot voorbestemde en voorbeschikte opmars naar steeds grotere rampspoed. Vele nadenkende mensen hebben het gevoel gekregen dat er niets gedaan kan worden om de ondergang af te wenden. Zij zien het menselijke ras, gelijk de held uit een Grieks treurspel, voortgedreven door toornige goden en niet langer meester van het noodlot.” — Bertrand Russell, New York Times Magazine, 27 september 1953.
● „Wanneer wij vanuit het heden terugblikken, zien wij thans duidelijk dat met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een twintigste-eeuwse ’Tijd van moeilijkheden’ — zoals de Britse geschiedschrijver Arnold Toynbee het uitdrukte — werd ingeluid die onze beschaving nog geenszins te boven is gekomen. Alle beroeringen van de laatste halve eeuw zijn direct of indirect terug te voeren tot het jaar 1914.” — The Fall of the Dynasties: The Collapse of the Old Order (New York; 1963), door Edmond Taylor, blz. 16.
Maar hoe is zo’n keer in de wereldgebeurtenissen te verklaren? Alleen de bijbel geeft een bevredigend antwoord.
[Tabel op blz. 27]
1914 — Een door de bijbelse chronologie en de wereldgebeurtenissen gekenmerkt jaar
Chronologie
→ De bijbel voorzei een periode van „zeven tijden”,
waarna God de wereldheerschappij zou geven aan
degene die hij verkoos (Daniël 4:3-17)
→ „Zeven tijden” = 2520 jaar
(Vergelijk Openbaring 11:2, 3; 12:6, 14; Ezechiël 4:6.)
→ Begin van „zeven tijden”: 607 v.G.T.
→ Einde van „zeven tijden”: 1914 G.T.
Jezus Christus werd toen in de hemel op de troon
geplaatst en begon te midden van zijn vijanden
te regeren (Psalm 110:1, 2)
Satan werd uit de hemel geworpen; wee voor
de mensheid (Openbaring 12:7-12)
Laatste dagen begonnen (2 Timótheüs 3:1-5)
Voorzegde gebeurtenissen als kenmerk van laatste dagen
→ Oorlog (Eerste wereldoorlog begon in 1914;
vrede is nooit werkelijk teruggekeerd)
→ Hongersnood (Eist nu zo’n 40 miljoen levens
per jaar)
→ Epidemische ziekten (Ondanks gevorderde
wetenschappelijke research)
→ Aardbevingen (Gemiddeld ongeveer 20 maal
zoveel grote aardbevingen sinds 1914)
→ Vrees (Voor misdaad, economische ineenstorting,
nucleaire vernietiging)
Huidige goddeloze wereld zal door God vernietigd worden voordat het geslacht dat 1914 heeft meegemaakt, verdwijnt (Matthéüs 24:3-34; Lukas 21:7-32)