Een voorafschaduwing van de afgoderij der christenheid
Maakt de christenheid zich schuldig aan afgoderij? In welke opzichten?
WAT Gods Woord, de bijbel, over het onderwerp afgoderij heeft te zeggen, is duidelijk en ondubbelzinnig. De woorden welke Jehovah tot de Israëlieten richtte, die hij pas uit het land Egypte, het slavenhuis, had gebracht, zijn niet mis te verstaan: „Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in den hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen.” — Ex. 20:3-5.
Alhoewel christenen „niet onder de wet . . . maar onder de onverdiende goedheid” staan, worden zij niettemin eveneens uitdrukkelijk en krachtig tegen afgoderij gewaarschuwd: ’Afgodendienaars zullen Gods koninkrijk niet beërven.’ „Wordt ook geen afgodendienaars.” „Geliefden, ontvliedt de afgoderij.” „Welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden?” „De werken van het vlees zijn openbaar, welke zijn . . . afgoderij.” „Kindertjes, wacht u voor de afgoden.” En tot degenen die geen toegang hebben tot de heilige stad, degenen wier bestemming het meer van vuur ofte wel de tweede dood is, behoren ook de afgodendienaars. — Rom. 6:14; 1 Kor. 6:9, 10; 10:7, 14; 2 Kor. 6:16; Gal. 5:19, 20; 1 Joh. 5:21; Openb. 21:8; 22:15, NW.
Wat is afgoderij? Natuurlijk omvat afgoderij de aanbidding van letterlijke afgoden, van beelden en beeldjes en van stoffelijke voorstellingen van een godheid. Hiertoe is ze echter geenszins beperkt. Afgoderij is de aanbidding van iemand of iets buiten de ware God. Een moderne definitie luidt: „Het schenken van absolute toewijding en volkomen vertrouwen aan iets buiten God; buitensporige gehechtheid aan of verering van iets; eerbied of liefde welke die benadert waarop een goddelijke macht recht heeft.” — Webster’s Third New International Dictionary.
POPULAIRE AFGODEN
De christenheid beweert de God van de bijbel te aanbidden en ziet neer op wat ze heidense afgodendienaars noemt. Uit de feiten blijkt echter, dat degenen die deel uitmaken van de christenheid, zelf schuldig zijn aan afgoderij, en dat in zeer vele opzichten. Denkt u bijvoorbeeld eens aan de vergoding van politieke helden. Ex-president Perón van Argentinië blijkt ook nu nog een groot aantal aanhangers te tellen. Klaarblijkelijk denken velen nog steeds als eens zijn vrouw Evita, toen zij uitriep: „Hij is God voor ons, zozeer dat wij ons de hemel niet kunnen voorstellen zonder Perón. . . . Hij is onze zon, onze lucht, ons water en ons leven.”
Ook de verafgoding van filmsterren heeft in de christenheid ernstige vormen aangenomen, vooral onder de jeugd. De Duitse tieners die op de deuren van de Bamberg-kathedraal in München de woorden schreven: „Elvis Presley — mijn God”, hebben zich beslist aan afgoderij schuldig gemaakt.
Dan zijn er ook mensen die zich zo aan een huisdier hebben gehecht, dat zij het leven van dit dier belangrijker achten dan hun eigen leven. Anderen laten overdadige begrafenisdiensten voor hun lievelingsdieren houden. Ook al deze mensen zijn schuldig aan afgoderij.
Bijna drie jaar geleden beschuldigden vijfentwintig vooraanstaande theologen in de Verenigde Staten de Amerikaanse bevolking ervan, vele valse goden te aanbidden: wetenschap, politieke demagogen, de westerse levenswijze, sex, fysieke kracht, comfort, het eigen ik, enzovoorts. Al deze aanbidding is afgoderij.
Daarnaast zijn er velen die knielen of bidden voor gesneden beelden van Jezus of de „heiligen”. Hoewel men zegt dat deze aanbidding slechts relatief is en in werkelijkheid tot God wordt gericht, blijkt uit de feiten dat een groot deel ervan wel degelijk naar de beelden zelf gaat. In achtergebleven landen betonen aanbidders deze beelden veel genegenheid, spreken zij ertegen en dragen zij zelfs voedsel aan. Uit het feit alleen al dat bepaalde beelden hoger worden geacht dan andere, dat er bedevaarten naar beelden worden ondernomen en dat er anderszins veel drukte van wordt gemaakt, blijkt dat deze beelden op zichzelf worden beschouwd als iets met een speciale verdienste, los van de persoon die ze voorstellen; anders zou er immers geen onderscheid worden gemaakt? Dit alles is een vorm van afgoderij. De vroege christenen hadden in hun plaatsen van aanbidding geen enkel beeld.a
De bijbel heeft deze toestanden voorzegd. Er is namelijk in voorzegd dat er een tijd zou komen waarin de liefde voor God bij de meesten zou verkoelen, er een afval zou zijn van het ware geloof en mensen meer liefde voor genoegens dan voor God zouden koesteren. — Matth. 24:12; 1 Tim. 4:1-3; 2 Tim. 3:1-5, NW.
PROFETISCHE VOORBEELDEN
De bijbel voorzegt dergelijke toestanden niet alleen met zoveel woorden, maar geeft ons ook door middel van een profetisch visioen dat de profeet Ezechiël ontving over toestanden in zijn tijd die hun tegenbeeld vinden in onze dagen, een uitvoerig beeld van de huidige afgoderij in de christenheid. Dat deze verslagen uit de oudheid voor ons vol betekenis zijn, blijkt uit de woorden van de apostel Paulus: „Alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven.” — Rom. 15:4, NW.
Ezechiël, de zoon van een priester, werd tijdens de regering van koning Jojachin als gevangene weggevoerd naar Babylon. Zes jaar voordat Jeruzalem en zijn tempel werden verwoest, had hij een visioen door middel waarvan Jehovah God hem de verschrikkelijke afgoderij liet zien die in Jeruzalem werd bedreven en die de aanleiding vormde tot Jehovah’s wraak over de stad en haar inwoners. Wij vinden dit visioen opgetekend in Ezechiël hoofdstuk 8.
Het visioen bestond uit vier scènes, die elk een andere vorm van afgoderij uitbeeldden. De eerste scène liet een symbool van jaloezie zien dat aan de ingang van de tempel stond. De tweede beeldde zeventig mannen uit die wierook offerden in de tempel, waarvan de muren onder meer overdekt waren met afbeeldingen van walglijke dieren. De derde stelde vrouwen voor die Tammuz beweenden en in de vierde scène zag Ezechiël vijfentwintig mannen die de zon aanbaden. Dit alles vormde een overtreding van Gods wet, die afgoderij verbood. Het is dan ook geen wonder dat Jehovah God de wereldmacht Babylon toestond zes jaar later verwoesting te brengen over de natie Israël! Terloops zij opgemerkt, dat deze verwoesting door Ezechiël in het volgende hoofdstuk van zijn profetie was voorzegd. — Ezech. 9:1-7.
HET SYMBOOL DAT TOT JALOEZIE PRIKKELT
Op welke afgoderij in de christenheid heeft het eerste voorbeeld, het symbool van jaloezie dat tot jaloezie prikkelt, betrekking? Gods Woord vertelt ons dat Jehovah geen mededinging duldt, dat hij jaloers is of op exclusieve toewijding staat (Ex. 20:5, NW). Dit symbool moet dus iets zijn wat met God wedijvert en hem daardoor tot jaloezie prikkelt. Het was een beeld dat op een plaats stond waarop het geen recht had, in de voorhof van Jehovah’s tempel. Het doet ons denken aan wat Jezus in zijn grote profetie zei over „het walgelijke ding dat verwoesting veroorzaakt . . . [staande] in een heilige plaats” of staand „waar het niet behoort”. Wat is er in de christenheid dat aan deze beschrijving beantwoordt? — Matth. 24:15, 16; Mark. 13:14; Ezech. 8:3, 5, 6, NW.
Gods Woord toont aan dat zijn koninkrijk de enige hoop der mensheid is en dat het een einde zal maken aan oorlogen en blijvende vrede zal brengen (Ps. 46:9-11 8-10; 72:1, 7; Matth. 6:9, 10, NW). De geestelijken der christenheid verwachten thans echter van de Verenigde Naties dat die dit tot stand zullen brengen, zoals zij dit nog niet zo lang geleden van de voorganger der Verenigde Naties, de Volkenbond, verwachtten.b Door niet Gods koninkrijk maar deze door mensen in het leven geroepen organisaties voor te stellen als de hoop der mensheid, hebben de geestelijken ze een plaats gegeven waar ze niet behoren te staan, een heilige plaats. Een dergelijke aanmatiging is een belediging voor God en prikkelt hem tot jaloezie, in het bijzonder omdat deze geestelijken God beweren te dienen. Het is werkelijk een vorm van afgoderij die walglijk is in Gods ogen.
Daar Jehovah God zichzelf niet kan verloochenen, zal hij dit symbool, dat hem tot jaloezie prikkelt doordat het zich als een plaatsvervanger van zijn koninkrijk opwerpt, niet altijd tolereren. In de snel naderende strijd van Armageddon zal hij zowel dit symbool als allen die het verafgood hebben, vernietigen.
DE EVOLUTIONISTISCHE GEESTELIJKHEID
Na een gat in de muur van de voorhof van de tempel geboord te hebben, in het visioen natuurlijk, zag Ezechiël vervolgens „allerlei afbeeldingen van gruwelen — kruipend gedierte en beesten — en van al de afgoden van het huis Israëls, als graveerwerk op den muur, overal in het rond; en zeventig mannen uit de oudsten van het huis Israëls . . . stonden daarvóór; ieder had zijn wierookvat in de hand, en de geurende wolk van het reukwerk steeg op”. — Ezech. 8:10, 11.
Van wat in onze tijd zou dit alles een afbeelding kunnen zijn? Wij kunnen zeggen dat de aanwezigheid van dieren in Jehovah’s huis van aanbidding haar tegenbeeld vindt in de aanvaarding door de christenheid van de evolutietheorie, de levensbeschouwing die alle lagere dieren een rol laat spelen bij de „opkomst” van de mens. De hedendaagse geestelijken der christenheid hebben het evolutiebeginsel in de plaats gesteld voor de Schepper, de God van de bijbel. De bijbel zegt dat de eerste mens Adam de „zoon van God” was, maar volgens de evolutionistische geestelijkheid was de eerste mens de zoon van een lager dier; de evolutionisten kunnen het er niet over eens worden van welk lagere dier precies.
De evolutietheorie heeft het geloof van talloze miljoenen verwoest, zoals ook Darwin moest toegeven dat hij er een volslagen agnosticus door geworden was.c Hebben de geestelijken der christenheid, doordat zij het wonderbaarlijke brein en organisme van de mens aan evolutie toeschrijven en daardoor God de eer ontnemen die hem toekomt, zich niet aan afgoderij schuldig gemaakt? Stellig!
DE FUNDAMENTALISTEN
De christenheid bestaat voornamelijk uit twee groeperingen, de modernisten en de fundamentalisten. De modernisten hechten meer waarde aan de wijsheid van deze wereld dan aan de wijsheid van God, die in de bijbel wordt aangetroffen, want zij prediken politiek, sociale hervormingen, hogere kritiek, waardoor de inspiratie van de bijbel wordt geloochend, en evolutie. De fundamentalisten beweren in de inspiratie van de bijbel te geloven, maar wanneer zij zich voor een tegenstrijdigheid tussen hun geloofsbelijdenissen en de bijbel geplaatst zien, laten zij hun geloofsbelijdenissen zwaarder wegen dan de bijbel. De in de christenheid heersende neiging tot modernisme en wereldsgezindheid staat hun helemaal niet aan. Zij betreuren in het bijzonder de achteruitgang van hun instellingen, zij het niet altijd in aantal, dan toch in kwaliteit en invloed.
Zij schijnen goed afgebeeld te worden door wat Ezechiël vervolgens aan de ingang van de poort van Jehovah’s huis zag, namelijk „vrouwen, die Tammuz beweenden”. — Ezech. 8:14.
Dat vrouwen de god Tammuz beweenden, was een specifiek kenmerk van vele heidense religiën in de oudheid. In de Schrift wordt herhaaldelijk over religieuze organisaties gesproken als over vrouwen (2 Kor. 11:2; Gal. 4:27; Openb. 22:17, NW). Bovendien is het een bekend verschijnsel, dat in de meeste religiën der christenheid de vrouwen verreweg in de meerderheid zijn; het zijn voornamelijk hún belangstelling en steun, financieel en anderszins, waardoor deze zogenaamd christelijke organisaties zich kunnen handhaven.
Alhoewel de fundamentalisten zich op het standpunt plaatsen dat hun religieuze organisaties bij de aanbidding van God worden gebruikt, verkiezen zij, wanneer zij worden geconfronteerd met wat God in zijn Woord zegt, toch hun stervende organisaties boven Gods Woord, waardoor ook zij zich aan afgoderij schuldig maken.
DE ZON VAN HET INTELLECTUALISME
In de laatste scène van zijn visioen zag Ezechiël vijfentwintig mannen tussen de voorhal van de tempel en het grote altaar, die met hun rug naar de tempel gekeerd de zon aanbaden (Ezech. 8:15, 16). Wat zou dit kunnen afbeelden? Wij weten dat de zon licht geeft en licht is een symbool van kennis omdat kennis de geest verlicht zoals de zon het lichaam, het organisme, van licht voorziet. De zon is echter een schepping en ondanks haar rol bij het in stand houden van het leven op aarde, verdient ze het niet aanbeden te worden, want ze is onbezield en volgt slechts de wetten die God heeft vastgesteld.d
Deze aanbidding van de zon vormt dan ook een goede afbeelding van de moderne aanbidding van kennis, filosofie, psychologie en intellectualisme zoals deze door de geestelijkheid en haar volgelingen wordt beoefend. Ze is een aanbidding of waardering van kennis op zich. Zoals een vooraanstaand lid van de Canadese anglicaanse kerk het onder woorden bracht, ’wordt God vervangen door het intellect van de mens als de aandrijvende kracht die de wereld vorm geeft’.
Deze tendens is altijd al een valstrik geweest voor Gods belijdende volk. Vlak voor de tijd van Christus en kort erna zijn de joden erin verstrikt geraakt. Nadat de apostelen in de dood waren ontslapen, viel ook de vroeg-christelijke gemeente in deze valstrik, met als gevolg de grote afval en het aanvaarden van leerstellingen als de drieëenheid en de onsterfelijkheid van de menselijke ziel. In de hedendaagse tijd neemt ze ook de vorm aan van beschouwingen over de ontologie, de leer van het „zijn”, die ook bekendstaat als de „eerste filosofie”; van het existentialisme, de wijsheid die de mens centraal stelt en grotendeels zelfs atheïstisch is; van Zen en andere hedendaagse stromingen in oosterse en westerse religiën. Allen die aldus de wijsheid van de mens boven Gods wijsheid stellen, schieten te kort in eerbied jegens Jehovah God en zijn daarom schuldig aan afgoderij.
Maakt de christenheid zich schuldig aan afgoderij? Beslist. Haar afgoden omvatten niet alleen de beelden die vele van haar kerken opsieren, maar ook de Verenigde Naties, de evolutietheorie, haar religieuze instellingen en het intellectualisme. Wat zal Jehovah God met deze afgoderij doen? Hij zal ze verdelgen, zoals hij ook een eind heeft gemaakt aan de afgodische praktijken van de Israëlieten in de dagen van Ezechiël. In Armageddon zal Jehovah opnieuw uiting geven aan zijn toorn ten aanzien van allen die hem hebben gekrenkt door afgoden te aanbidden in plaats van de ene ware God Jehovah, de Enige die onze aanbidding waard is. — Ezech. 8:17, 18; Openb. 16:14, 16, NW.
Zij die thans verstandig zijn, zullen alle afgodische praktijken van de christenheid de rug toekeren en ’Jehovah, rechtvaardigheid en zachtmoedigheid zoeken’, in de hoop in de dag van Gods toorn verborgen te worden. — Zef. 2:1-3, NW.
[Voetnoten]
a The History of the Christian Church, J.F. Hurst, Deel 1, blz. 508.
b Zie Ontwaakt! van 22 april 1963, de bladzijden 16 tot en met 24.
c Life and Letters, Darwin, Deel 1, blz. 828.
d Zonaanbidding kwam in het Egypte uit de oudheid veel voor en het centrum ervan was On, later bekend als Heliopolis. Jozef trouwde met Asnath, een dochter van de priester van On. — Gen. 41:45.