Christelijke rijpheid — noodzakelijk voor leven
„Blijft wakker, staat vast in het geloof, gedraagt u als mannen, wordt machtig.” — 1 Kor. 16:13.
1. Hoe staat groei in verband met leven?
VOOR alle meercellige aardse levensvormen is groei iets natuurlijks. Insekten, vogels, vissen, amfibieën en zoogdieren hebben allemaal hun eigen kleine begin en groeien dan, op hun door God vastgestelde wijze, op totdat ze de toestand van rijpheid hebben bereikt, ten einde het doel te vervullen waarvoor hun Schepper hen, in zijn oneindige wijsheid, heeft doen ontstaan. Ook mensen worden niet volgroeid geboren, niet in fysiek en ook niet in mentaal opzicht. En wij verwachten dat kinderen opgroeien en de fysieke, mentale en emotionele gestalte bereiken van volwassenen met verantwoordelijkheidsgevoel. Bij het leven in Gods regeling van dingen is duidelijk groei betrokken.
2. Wat is de juiste zienswijze in verband met het verwerven van geestelijke rijpheid, en waarom?
2 Ook christenen groeien. Zij blijven geen geestelijke kinderen maar groeien op tot geestelijke volwassenheid, christelijke rijpheid. Deze geestelijke rijpheid is niet een onbereikbaar, ongrijpbaar doel, en ook niet iets wat slechts door een uitgelezen klein aantal bereikt kan worden. Evenals van levende schepselen wordt verwacht dat zij van nature tot fysieke rijpheid geraken, dient ook geestelijke rijpheid te worden verwacht en door elke christelijke „baby” te worden nagestreefd. Het is binnen het bereik van allen die de nodige krachtsinspanningen doen. Iemands woonplaats, ervaring, vermogens of opvoedkundige achtergrond vormen geen bepalende factoren. De apostel Paulus spoorde christenen die nog geen geestelijke volwassenen waren geworden, ertoe aan ’tot rijpheid voort te gaan’ (Hebr. 6:1). Hiertoe moesten zij eerst hun ware geestelijke toestand beseffen en vervolgens aan het werk gaan om vorderingen te maken.
GEESTELIJKE ONRIJPHEID IDENTIFICEREN
3. Beschrijf een onrijpe, „vleselijke” christen.
3 Volgens de bijbel is een onrijpe christen „vleselijk”, hetgeen wil zeggen dat hij zich doorgaans overeenkomstig beginselen gedraagt welke door mensen worden gevolgd die van God en Christus vervreemd zijn. Destijds in de eerste eeuw waren er in de gemeente Korinthe zulke onrijpe christenen. Paulus kon niet tot hen spreken „als tot geestelijke mensen”, maar moest tot hen spreken „als tot vleselijke mensen, als tot kleine kinderen in Christus”. Hij voedde hen alleen met „melk” van de christelijke waarheid, aangezien zij niet „sterk genoeg” waren. Doordat zij „vleselijk” waren, heerste er jaloezie, twist en een sektegeest onder hen. — 1 Kor. 3:1-4.
4. Welke vragen zouden wij onszelf kunnen stellen om vast te stellen of wij al dan niet „vleselijk” zijn?
4 Zijn sommigen van ons net zo — labiel, nog steeds geneigd mensen te volgen? Zijn sommigen „vleselijk” of werelds in hun denkwijze, over het algemeen kritisch ten aanzien van hun broeders en het werk dat zij doen in plaats van harmonieus met hen samen te werken onder de leiding van Christus als hoofd? Zijn er enkelen die nog niet de liefde hebben ontwikkeld die iemand ertoe aanzet zich met het oog op de opbouw van de christelijke gemeente krachtig in te spannen? Dan dienen zij er beslist naar te streven christelijke rijpheid te verwerven.
5. Waarom spoorde de apostel Paulus bepaalde christenen ertoe aan ’tot rijpheid voort te gaan’?
5 Ook in de eerste eeuw bleven sommige christenen in gebreke verder te komen dan de „elementaire dingen van de heilige uitspraken Gods”, en dit ondanks het feit dat er voldoende tijd was verstreken om tot rijpheid te groeien, zodat zij niet alleen een deugdelijk en rijp geloof hadden moeten bezitten, maar ook de hoedanigheden hadden moeten verwerven om anderen in het algemeen te onderwijzen. Merk op in welke krachtige bewoordingen de apostel Paulus zich tot hen richt: „Ofschoon gij eigenlijk leraren moest zijn met het oog op de tijd, hebt gij wederom iemand nodig om u van het begin af de elementaire dingen van de heilige uitspraken Gods te leren, en gij zijt geworden als zij die melk, geen vast voedsel, nodig hebben. Want een ieder die melk gebruikt, is onbekend met het woord der rechtvaardigheid, want hij is een klein kind. Vast voedsel behoort echter bij rijpe mensen, bij hen die door gebruik hun waarnemingsvermogen hebben geoefend om zowel goed als kwaad te onderscheiden. Laten wij daarom, nu wij de grondleer over de Christus hebben verlaten, tot rijpheid voortgaan, niet wederom een fundament leggend.” — Hebr. 5:12–6:1.
6. Hoe zouden sommigen thans een overeenkomstige aansporing nodig hebben?
6 Bevinden zich onder ons personen die jarenlang met de christelijke gemeente zijn verbonden en die toch nog niet in staat zijn de fundamentele leerstellingen van de bijbel aan anderen te onderwijzen? Hebben sommigen er, na jaren met Gods volk verbonden te zijn, nog steeds moeite mee op grond van hun geweten een onderscheid te maken tussen goed en kwaad? Willen zij nog steeds dat anderen in gewetenszaken beslissingen voor hen nemen? Degenen die bemerken dat zij nog steeds in de fundamentele punten van de christelijke leer en levenswijze onderricht moeten worden, dienen er beslist hard aan te werken rijpheid te verwerven. Christenen dienen niet als bouwers te zijn die nooit verder komen dan het fundament van het gebouw, welk „fundament” in dit geval de elementaire of grondleerstellingen over de Christus zijn. Zij dienen voort te gaan om het bouwwerk zelf, of de bovenbouw die op dat fundament rust, namelijk de meer gevorderde leer over Gods voornemen zoals dit door zijn Zoon is geopenbaard, te voltooien.
7. Waarom verkeert een onrijpe christen die in gebreke blijft zich krachtig in te spannen om in geestelijk opzicht op te groeien, in een gevaarlijke positie?
7 Een onrijpe christen die in gebreke blijft zich krachtig in te spannen om krachtig in het geloof te worden en die niet verder komt dan de elementaire dingen van Gods Woord, verkeert in een ernstig gevaar. Hij bezit niet werkelijk de kracht om de druk van dwaling en valse wereldse redeneringen te weerstaan en kan derhalve gemakkelijk ’als door golven heen en weer geslingerd worden’ en naar een rampspoedig einde worden gevoerd (Ef. 4:14; Hebr. 6:4-8). Degenen die „vleselijk” blijven, door jaloezie, afgunst en vijandschap te koesteren, verkeren eveneens in een gevaarlijke positie voor het aangezicht van Jehovah God. Zulke eigenschappen behoren tot de werken van het zondige vlees die iemand ervan kunnen buitensluiten leven te verwerven. De apostel Paulus drukte het als volgt uit: „De werken van het vlees nu zijn openbaar, welke zijn hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten, uitingen van afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke. Aangaande deze dingen waarschuw ik u van tevoren, zoals ik u reeds van tevoren gewaarschuwd heb, dat wie zulke dingen beoefenen, Gods koninkrijk niet zullen beërven.” — Gal. 5:19-21.
GEESTELIJKE RIJPHEID VERWERVEN
8. Hoe verschilt het bereiken van geestelijke rijpheid van het verwerven van fysieke rijpheid?
8 Maar hoe kan men er een eind aan maken een „vleselijk” mens te zijn en geestelijke rijpheid verwerven? In tegenstelling tot fysieke rijpheid, die automatisch komt, wordt geestelijke rijpheid door oprechte krachtsinspanningen verworven. Men heeft er nederigheid voor nodig en het oprechte verlangen zijn leven in overeenstemming te brengen met het patroon dat Gods Woord voor christenen aangeeft. Er is studie en meditatie voor nodig om een diep inzicht in Gods wil en voornemen te verwerven en te leren zich op hem te verlaten in plaats van op menselijke redeneringen. Hebt u zich met het oog op geestelijke groei aldus ingespannen? Handelt u in overeenstemming met de schriftuurlijke raad: „Blijft wakker, staat vast in het geloof, gedraagt u als mannen, wordt machtig”? — 1 Kor. 16:13; Hebr. 5:14.
9. Welke uitwerking hebben studie en de toepassing van Gods Woord op een christelijke „baby”?
9 Wanneer een christelijke „baby” ermee voortgaat de Schrift te bestuderen en wanneer hij datgene wat hij leert ook toepast, zal zijn vooruitgang in waardering voor Gods waarheid en moeilijker leerstellingen vergezeld gaan van een overeenkomstige groei in zijn geestelijke kijk en christelijke persoonlijkheid. Er vinden veranderingen plaats in zijn denkwijze, in zijn zienswijze en in zijn leven. Hij bemerkt dat zijn belangen en beweegredenen verband gaan houden met geestelijke aangelegenheden, want Gods waarheid heeft een diepe en heilzame uitwerking op zijn leven. In overeenstemming met de aansporing uit Gods Woord, ’wordt hij niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt hij veranderd door zijn geest te hervormen, opdat hij zich ervan kan vergewissen wat de goede en welgevallige en volmaakte wil van God is’. — Rom. 12:2.
10. Welke veranderingen vinden er plaats als de tot rijpheid groeiende christen ’zijn geest hervormt’?
10 Dit ’hervormen van de geest’ heeft een diepgaande uitwerking op de persoonlijkheid van de tot rijpheid groeiende christen. De wereldse zienswijze, met haar redeneringen en nadruk op materiële dingen en wereldse genoegens, wordt geleidelijk aan vervangen door een belangstelling voor geestelijke zaken en het doen van de wil van Jehovah God. In plaats van de werken van het vlees, treden de vruchten van Gods geest — liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid en zelfbeheersing — steeds duidelijker aan het licht. Er is in hem een nieuwe kracht of overheersende geest aan het werk. Hij slaat acht op de bijbelse raad „dat gij de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere levenswandel overeenkomt en die naar haar bedrieglijke begeerten wordt verdorven, dient weg te doen, maar dat gij nieuw gemaakt dient te worden in de kracht die uw denken aandrijft, en de nieuwe persoonlijkheid dient aan te doen, die naar Gods wil werd geschapen in ware rechtvaardigheid en loyaliteit”. — Ef. 4:22-24; Gal. 5:19-23.
11. Wat is de „kracht” die het denken van een rijpe christen aandrijft, en hoe doet deze hem reageren op situaties waarin morele beslissingen genomen moeten worden?
11 Wanneer de oude persoonlijkheid is weggedaan en een nieuwe kracht of overheersende geest het denken aandrijft, heeft een christen rijpheid verworven. Voorheen werd zijn denken aangedreven door de kracht die voortsproot uit de dingen die hij in de wereld had geleerd en ervaren. Doordat zijn geest met deze dingen werd gevoed, ontwikkelden zich in hem bepaalde denkgewoonten en een bepaalde motivatie van het hart. Wanneer hij dus over een kwestie hoorde in verband waarmee een morele beslissing genomen moest worden, leidde deze kracht in zijn geest hem in een wereldse richting. Maar als een rijpe christen heeft hij een nieuwe kracht of geest die hem tot handelen aanzet. Als gevolg van zijn geregelde, onder gebed gemaakte studie van Gods Woord der waarheid en de werking van Gods geest, stuwt deze aandrijvende kracht hem in een rechtvaardige richting. Wanneer hij dus met een kwestie te maken krijgt waarbij een morele beslissing betrokken is, wordt zijn denken door deze nieuwe „kracht” of overheersende houding in de richting van een rechtvaardige, geestelijke handelwijze gebogen. Hij blijft aldus in een goede verhouding tot Jehovah God staan en kan er verzekerd van zijn dat hij de beloning van eeuwig leven zal ontvangen.
12. Welke taak hebben ouderlingen om leden van de gemeente te helpen rijpheid te verwerven?
12 Een van de belangrijkste doeleinden van de christelijke gemeente, met haar „gaven in mensen” — ouderlingen die als herders en leraren dienst verrichten — is, allen te helpen deze rijpheid te verwerven, stevig geworteld te zijn in de christelijke waarheid en er in overeenstemming mee te leven. Merk in dit verband de woorden van de apostel Paulus in Efeziërs 4:11-15 op: „Hij [Jezus Christus, het hoofd van de christelijke gemeente] heeft sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als evangeliepredikers, sommigen als herders en leraren, met het oog op de opleiding van de heiligen, voor het werk der bediening, tot opbouw van het lichaam van de Christus, totdat wij allen geraken tot de eenheid in het geloof en in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de mate van wasdom die tot de volheid van de Christus behoort; opdat wij niet langer kleine kinderen zouden zijn, heen en weer geslingerd als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen, door middel van listigheid in het beramen van dwaling. Laten wij echter, de waarheid sprekend, door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus.” Behalve persoonlijke studie en de toepassing van Gods Woord kan dus ook een gunstige reactie op de op de bijbel gebaseerde onderwijzing van christelijke ouderlingen een werkelijke hulp vormen bij het maken van vorderingen tot rijpheid.
GEVAREN VOOR RIJPE EN TOT RIJPHEID GROEIENDE CHRISTENEN
13. (a) Kan een rijpe christen onrijp worden? (b) Wat kan er met een rijpe christen gebeuren als hij niet op zijn gedrag let?
13 Wanneer christenen eenmaal rijpheid hebben verworven, moeten zij er zorgvuldig op toezien dat zij niet, zoals met een vrucht kan gebeuren, „bederven”, of kwaaddoeners worden. Evenals een man geen kind kan worden door zich op een kinderachtige manier te gedragen, kan een rijpe christen niet onrijp worden door verkeerde daden te begaan. Maar hij kan „bederven” en zijn goedgekeurde positie voor het aangezicht van God verliezen. Alle christenen dienen derhalve de geïnspireerde woorden ter harte te nemen: „Wie daarom denkt te staan, moet oppassen dat hij niet valt.” — 1 Kor. 10:12.
14. In welk opzicht dienen christenen als kleine kinderen en tegelijkertijd ook als volwassenen te zijn?
14 Wij moeten ervoor op onze hoede zijn dat wij de wereld geen invloed laten uitoefenen op onze denkwijze, waardoor deze zou worden verduisterd en wij ertoe gebracht zouden worden dwaas te handelen. De bijbel moedigt ons aan: „Wordt geen jonge kinderen in verstandelijke vermogens, maar weest kleine kinderen ten opzichte van het slechte; wordt daarentegen volwassen in verstandelijke vermogens” (1 Kor. 14:20). Christenen hebben beslist geen ervaring in slechtheid en in kwaaddoen nodig, en ook dienen zij dit niet te verlangen of hier moeite voor te doen. Wanneer het erom gaat anderen oneerlijk te behandelen, de rol van een huichelaar te spelen of seksueel immorele of perverse omgang na te streven, dienen christenen als baby’s te zijn, onschuldig en zonder ervaring. Gaat het er echter om goed van kwaad te onderscheiden, dan dienen zij als volwassenen te zijn die pal staan voor wat juist is en zich niet gemakkelijk door vleiende taal van hun goede gedragslijn laten afbrengen.
15. Welke vormen kan „slechte omgang” aannemen, en waarom kan zelfs een rijpe christen erdoor verdorven worden?
15 Onreine en immorele wereldse gedachten kunnen zelfs een rijpe christen verderven. Niemand is immuun voor verleiding. Allen moeten de zondige neigingen van het vlees bestrijden en dingen vermijden die de vleselijke verlangens aanwakkeren. Het is derhalve verstandig acht te slaan op de raad uit Gods Woord: „Wordt niet misleid. Slechte omgang bederft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33). Dit betekent het gezelschap te mijden van personen die geen geloof bezitten, personen die gekenmerkt worden door slechte of perverse neigingen, begeerten of gedragingen — hoereerders, overspelers, homoseksuelen, dronkaards en sadisten. Zou het ook niet inhouden hen uit onze gedachten te bannen door niet over zulke types na te denken, door niet met het oog op sensueel genot over hen te lezen en door niet, voor ontspanning, op het televisiescherm of op een filmdoek naar hen te kijken? Ook heeft het gebruik van vulgaire spraak en het tappen van schuine moppen, dat vele wereldlingen als een uiting van „volwassen” gedrag beschouwen, een verzwakkende uitwerking op rijpe christenen, terwijl het schadelijk is voor degenen die naar christelijke rijpheid streven. Zulke dingen dienen uit de weg gegaan te worden, zoals Gods Woord aanraadt: „Laat hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet ter sprake komen, zoals het heiligen past; ook geen schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts, welke dingen niet welvoeglijk zijn.” — Ef. 5:3, 4; 4:29-31; Kol. 3:5-10.
16. (a) Voor welke wereldse houding ten aanzien van materiële dingen moet worden gewaakt? (b) Waarom is kennis van de vergankelijkheid van materiële dingen niet voldoende om de begerigheid naar geld te bestrijden?
16 De onverzadelijke begerigheid naar geld en materieel gewin die in de wereld kenbaar is, dient eveneens weerstaan te worden. Een besef van de vergankelijkheid van materiële rijkdom is echter niet voldoende om deze begerigheid te bestrijden. Veel mensen in de wereld weten heel goed en geven ook openlijk toe dat zij, afgezien van de fundamentele levensbehoeften, met geld niet de werkelijk belangrijke dingen kunnen kopen — vreugde, een goede gezondheid, menselijk begrip. Toch streven zij koortsachtig materialistische doeleinden na. Zou een christen zich door deze geest laten beheersen, dan zou zijn waardering voor geestelijke dingen hierdoor op listige wijze worden ondermijnd. Zijn geloof zou er zelfs door verwoest kunnen worden. De bijbel zegt: „De liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen, en door hun streven op die liefde te richten, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich overal met vele pijnen doorboord.” — 1 Tim. 6:10.
17. Wat moet er gedaan worden om niet door overmatige bezorgdheid met betrekking tot de zorgen des levens of door een verlangen naar rijkdom te gronde gericht te worden?
17 Willen wij vermijden dat dit ons overkomt, dan moeten wij met waardering over de veel grotere waarde van geestelijke rijkdommen blijven nadenken. Wij dienen niet toe te laten dat een overmatige bezorgdheid met betrekking tot de noodzakelijke levensbehoeften ons van de vertroostende overtuiging berooft dat Jehovah God voor zijn volk zorgt. Jezus Christus heeft de volgende verzekering gegeven: „Uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen [voedsel, kleding en onderdak] nodig hebt. Blijft dan eerst het koninkrijk en Zijn rechtvaardigheid zoeken, en al deze andere dingen zullen u worden toegevoegd. Weest dus nooit bezorgd voor de volgende dag, want de volgende dag zal zijn eigen zorgen hebben” (Matth. 6:32-34). Ja, wij dienen met de noodzakelijke levensbehoeften tevreden te zijn. Niet vergankelijke materiële rijkdommen, maar godvruchtige toewijding leidt tot blijvend gewin. Onze godvruchtige toewijding stelt ons in staat ons in geestelijke gezondheid en tevredenheid te verheugen en schenkt ons de belofte van eeuwig leven. — 1 Tim. 4:8; 6:6-8.
18. (a) Wat voor twijfels kunnen er in de geest van rijpe en tot rijpheid groeiende christenen rijzen? (b) Welke uitwerking kunnen zulke twijfels op een christen hebben?
18 Twijfels kunnen eveneens een schadelijke uitwerking op zowel rijpe als tot rijpheid groeiende christenen hebben. Het is mogelijk dat zelfs rijpe christenen een schriftuurlijk punt soms niet volledig begrijpen. Zouden zij toelaten dat dit hen van hun vrede des geestes en tevredenheid berooft, dan zouden zij gemakkelijk afgetrokken kunnen worden van dat wat werkelijk belangrijk is, en wel het getrouw dienen van Jehovah God. Anderen brengen soms persoonlijke theorieën betreffende de uitleg van bepaalde schriftplaatsen te berde. Omdat de gemeente van Gods volk zulke verklaringen thans niet als waarheid erkent, beginnen zij aanmerkingen te maken en de steun die Jehovah zijn volk geeft, in twijfel te trekken. (Vergelijk Johannes 6:53, 66-69; Lukas 12:42-44.) Weer anderen maken zich overmatig bezorgd over de houding of handelwijze van sommige medegelovigen. Zij beginnen naar onvolmaakte mensen te kijken, gaan de hele gemeente op die basis beoordelen en verliezen al gauw hun vreugde in het onderwijzen van de waarheid aan anderen. Zij gaan eraan twijfelen of degenen met wie zij aangename geestelijke omgang hebben genoten, wel werkelijk Gods toegewijde volk zijn. — Vergelijk Kolossenzen 3:13, 14.
19. Wat kan er gedaan worden als men twijfels in verband met de christelijke gemeente begint te koesteren?
19 Indien dergelijke twijfels in uw geest zouden rijzen, wat kunt u dan doen? Smeek Jehovah God nederig om wijsheid. U kunt ervan verzekerd zijn dat hij u de benodigde wijsheid zal geven om aan welke moeilijke situatie maar ook het hoofd te bieden. De discipel Jakobus schreef in dit verband: „Schiet iemand van u . . . te kort in wijsheid, dan moet hij God blijven vragen, want hij geeft aan allen edelmoedig en zonder verwijt; en ze zal hem gegeven worden” (Jak. 1:5). Maak ook gebruik van de hulp die ouderlingen in de gemeente van Jehovah’s christelijke getuigen kunnen geven. Door met iemand te praten die een goed begrip van Gods Woord heeft, zult u vaak bemerken dat zijn objectieve opmerkingen u zullen helpen twijfels uit te bannen en weer werkelijke vreugde in uw dienst voor God te vinden.
20. Wat dienen rijpe en tot rijpheid groeiende christenen te doen omdat zij eeuwig leven in het vooruitzicht hebben?
20 Mochten sommigen dus nog geen rijpheid hebben verworven, laten zij dan tot rijpheid „voortgaan”, terwijl zij op hun hoede zijn voor de ongezonde invloed van de wereld. Zijn wij reeds rijpe christenen, laten wij dan „voortgaan in deze zelfde routine ordelijk te wandelen” en ons niet laten verderven. Laten wij onze rijpheid goed benutten door ons ’als mannen te gedragen, machtig te worden’ en anderen te helpen die het doel van christelijke rijpheid nog moeten bereiken, zodat wij allen gezamenlijk ons uiteindelijke doel mogen bereiken — Gods goedkeuring en als gevolg daarvan eeuwig leven. — Fil. 3:12, 14-16; Gal. 6:1, 2; 1 Kor. 16:13, 14.