De vrucht van de geest
„De vrucht van de geest is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, goedgunstigheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing.” — Gal. 5:22, 23, NW.
1. Waarom lopen de krachtsinspanningen der mensen met betrekking tot zelfontwikkeling dikwijls op niets uit, en welke schriftuurplaats werpt hierop licht?
SEDERT onheuglijke tijden heeft de mens een levendige belangstelling gehad voor zelfontwikkeling in elk aspect van zijn structuur, op physiek, geestelijk en moreel gebied. Ten gevolge van onvolmaaktheid zijn zijn pogingen in deze richting vaak onevenwichtig geweest, gepaard gaande met de neiging tot uitersten te gaan. Er zijn bijvoorbeeld mensen die zeer trots zijn op de ontwikkeling van hun spieren, of op het verrichten van kunstige lichaamsoefeningen welke bewondering en applaus oogsten. Wat echter niet wordt beseft, is, dat dit dikwijls ten koste gaat van een goede gezondheid hetgeen naderhand in het leven blijkt, en vaak betekent dat de superieure, alhoewel ontastbare, dingen met betrekking tot de geest en het hart worden veronachtzaamd. Zoals de apostel zegt: „Want lichamelijke oefening is heilzaam voor weinig, maar godvruchtige toewijding is heilzaam voor alle dingen, daar ze de belofte heeft van het tegenwoordige en het toekomstige leven.” — 1 Tim. 4:8, NW.
2. (a) Hoe heeft de religie in het algemeen het idee van zelfontwikkeling gekweekt? (b) Wat zeide Paulus met betrekking tot deze aangelegenheid in verband met het Judaïsme?
2 Deze onevenwichtigheid en neiging om tot uitersten te gaan, hebben zich ook duidelijk voorgedaan wanneer mensen hebben getracht zich op geestelijk en moreel gebied te ontwikkelen en te verbeteren, terwijl zij dikwijls zeer trots zijn op hun prestaties, of deze nu werkelijk of ingebeeld zijn. Vaak is dit gedaan onder invloed en leiding van een van de vele religiën welke deel uitmaken van het tegenwoordige samenstel van dingen, en die beweren dat degene die zich strikt aan de voorgeschreven handelwijze houdt, voor zichzelf een zekere verdienste en zekere voordelen zal verwerven, welke zowel op zijn tegenwoordige als toekomstige leven van invloed zullen zijn. Evenmin zijn de religiën die hebben beleden de ene waarachtige God te erkennen, aan deze valstrik ontkomen. Hoe kwam Paulus er toe in zijn brief aan de Galaten te schrijven over „de vrucht van de geest” in tegenstelling met „de werken van het vlees”? Kwam het niet door deze zelfde kwestie, welke te berde was gebracht door enkelen die nog steeds vasthielden aan het samenstel van het Judaïsme, terwijl zij beweerden dat door „werken der wet” rechtvaardigheid naar het vlees verworven kon worden, en dat „overeenkomstig het Joodse gebruik”? Paulus wist maar al te goed waar hij tegenover stond, want, zoals hij over zijn vroegere gedragslijn zegt: „Ik maakte grotere vorderingen in het Judaïsme dan velen van mijn eigen leeftijd in mijn geslacht.” Daarom schrijft hij in ergernis: „Zijt gij zo zinneloos? Wordt gij nu, nadat gij naar de geest zijt begonnen, naar het vlees voltooid?” — Gal. 5:19, 22; 2:14, 16; 1:14; 3:3, NW.
3. In welke opzichten is er een overeenkomst tussen de Christenheid en het Judaïsme ten aanzien van deze kwestie?
3 Ideeën en beweringen welke veel overeenkomen met die van de ondersteuners van het Judaïsme worden eveneens aangetroffen onder de vele sekten van de Christenheid. Over het algemeen wordt het als een fundamenteel geloof beschouwd dat Christenen onder de wet van de Tien Geboden staan, met inbegrip van de sabbatwet, en dat een rechtvaardige positie verworven kan worden door een strikte uiterlijke nakoming van de vereisten welke daarin omstandig worden verhaald. Bovendien zijn er evenals in het stelsel van het Judaïsme een groot aantal door mensen gemaakte tradities toegevoegd, zoals zichzelf opgelegde boetedoeningen, vasten, zelfverloochening, een streng kloosterleven, hetgeen naar wordt verondersteld, allemaal bijdraagt tot iemands persoonlijke heiligheid en aldus de noodzakelijke disciplinaire opleiding en bekwaamheid verschaft voor het toekomstige leven met Christus in hemelse heerlijkheid. Ja, sommigen zijn zelfs tot het uiterste gegaan en hebben beweerd dat zij in staat zijn geweest tot absolute heiligheid en zondeloosheid te geraken terwijl zij nog in het vlees waren. Hoe dwaas! Vooral met het oog op de waarschuwing van de apostel welke precies op deze kwestie slaat, wanneer hij zegt: „Juist deze dingen bezitten inderdaad een schijn van wijsheid in een vorm van aanbidding die men zichzelf oplegt, en schijnnederigheid, een strenge behandeling van het lichaam, maar ze zijn van geen waarde voor het bestrijden van de bevrediging van het vlees.” — Kol. 2:23, NW.
4. Wat begrijpen en beseffen de leraars der Christenheid niet?
4 De religieuze leraars der Christenheid in het algemeen begrijpen de Schriftuurlijke lering niet, dat Christenen „niet onder de wet maar onder onverdiende goedgunstigheid zijn,” en dat zij rechtvaardig worden verklaard of worden gerechtvaardigd in verband met het nieuwe verbond door bemiddeling van de Middelaar er van, Christus Jezus. Zulke leraars beseffen daarom ook niet dat de kracht voor rechtvaardigheid onder het nieuwe verbond niet de te niet gedane Tien Geboden is, maar Gods geest, waardoor Christenen worden veranderd tot een goddelijke gelijkenis, en, zoals Paulus zegt: „Indien gij door geest wordt geleid, zijt gij niet onder de wet.” — Rom. 6:15; Gal. 5:18, NW. Zie ook Efeze 2:15; 2 Korinthe 3:5-18, NW.
5. (a) Waarom is de onthulling der waarheid en de verwijdering van dwaling een geleidelijk werk geweest? (b) Hoe wordt dit gezien met betrekking tot de vrucht van de geest?
5 Het was daarom niet te verwonderen dat in de vroege jaren van onze tegenwoordige beweging, vóór 1914, en gedurende enige tijd daarna, degenen die toen gehoor gaven aan de boodschap der waarheid en de valse religie van het hedendaagse Babylon de rug toekeerden, zoals in Openbaring 18:4 wordt geboden, tot op zekere hoogte onder invloed bleven staan van de leer die zij vroeger als waar hadden aanvaard. Wij moeten altijd bedenken dat de onthulling der waarheid en de daaruit voortvloeiende verwijdering van alle Babylonische besmetting, zowel in leer als in de praktijk, een geleidelijk werk is geweest (Spr. 4:18; Jes. 52:11). In die vroegere jaren werd er veel aandacht geschonken aan het onderwerp van de ontwikkeling van de „vruchten en bevalligheden van de geest,” zoals het gewoonlijk werd genoemd. Met Galaten 5:22, 23 als basis was dit onderwerp een geliefd thema dat voor vele lezingen werd gekozen, dikwijls in de vorm van een symposion. De gedachtengang die echter steeds werd gevolgd, was, aan te tonen hoe iedere persoon overeenkomstig „karakterontwikkeling” in zichzelf de verscheidene hoedanigheden moet aankweken welke door de apostel uitvoerig worden uiteengezet. In werkelijkheid legden sommigen die toen in de waarheid waren, zoveel nadruk op de overheersende belangrijkheid van het ontwikkelen van deze dingen, en gingen tot zulke uitersten in verband hiermede, dat zij als gevolg hiervan veel te veel aandacht aan zichzelf besteedden. Elke kleine ondervinding of omstandigheid werd beschouwd als iets wat een aandeel had in het beproeven en de ontwikkeling van het karakter. In vele gevallen leidde het er toe dat deze personen egocentrisch en egoïstisch werden, op een nederige wijze natuurlijk. Met andere woorden zouden wij kunnen zeggen dat zij overrijp werden en van de boom vielen.
6. Wat is belangrijk voor ons om te beseffen, en welk bijzondere gevaar dient te worden gemeden?
6 Wil dit zeggen dat wij de draak steken met het onderwerp? Dat zou geheel onjuist zijn, want het neemt een zeer definitieve plaats in Gods Woord in. Neen, alhoewel wij misschien de bespottelijke zijde laten zien van hen die zichzelf te gewichtig nemen, is het belangrijke punt waarop wij de nadruk willen leggen, de noodzaak ons zelf op de juiste wijze te zien in verband met deze kwestie van het dragen van vruchten. Wat het gevaar betreft van egoïstisch worden, het onmiddellijke verband in Galaten, hoofdstuk 5, toont aan dat dit onze grootste innerlijke vijand is. Paulus zegt: „Laten wij, indien wij door geest leven, voortgaan ook door geest ordelijk te wandelen. Laten wij niet egoïstisch worden, wedijver bij elkander aanwakkerend en elkander benijdend.” — Gal. 5:25, 26, NW.
7. (a) Hoe dienen wij ons zelf te bezien? (b) Hoe beschrijft Jesaja onze tegenwoordige voorspoed?
7 Hoe worden wij dan geholpen de juiste zienswijze omtrent ons zelf te krijgen opdat wij dit gevaar kunnen mijden? Wij moeten ons zelf bezien zoals Jehovah ons beziet. En hoe is dat? In deze tijd ziet hij ons en handelt hij met ons voornamelijk als een bijeenvergaderd volk, bijeenvergaderd tot zijn theocratische organisatie, Zion. Vele profetieën spreken over dit bijeenvergaderde volk, en op één plaats brengt Jesaja het in verband met Gods geest en de daaruit voortspruitende vruchten. Nadat Jesaja heeft verteld over een tijd van onvruchtbaarheid en onvruchtbare toestanden, zegt hij vervolgens dat deze toestanden zouden bestaan tot het herstel van de theocratische organisatie, en hij doet dit in de volgende woorden: „Totdat over ons uitgegoten worde de Geest uit de hoogte; dan zal de woestijn tot een vruchtbaar veld worden, en het vruchtbare veld zal voor een woud geacht worden. En het recht zal in de woestijn wonen, en de gerechtigheid zal op het vruchtbare veld verblijven. En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn; en de werking der gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid. En mijn volk zal in een woonplaats des vredes wonen, en in welverzekerde woningen, en in stille geruste plaatsen” (Jes. 32:15-18). Wat een aantrekkelijk beeld van zegeningen en toename! Wat een heerlijke vruchten!
VERSCHILLENDE SOORTEN VAN VRUCHTEN
8. Zijn alle vruchten hetzelfde, letterlijk en figuurlijk? Welke gedachte geldt echter voor al zulke Schriftuurlijke verwijzingen?
8 Maar nu wij op dit punt van de bespreking zijn aangeland, zal iemand misschien vragen of de vruchten waarover in de voorgaande profetie wordt gesproken, dezelfde zijn als die welke door Paulus in Galaten 5:22, 23 worden beschreven. En wat valt er te zeggen over de vruchten van de wijnstok in de welbekende illustratie die staat opgetekend in het 15de hoofdstuk van Johannes, toen Jezus zeide: „Hierin wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht blijft dragen”? (Joh. 15:8, NW). Bedoelde Jezus dat wij veel liefde, en veel vreugde, enzovoorts, moesten blijven dragen? Zijn alle vruchten hetzelfde? Het antwoord is natuurlijk neen. Het woord vrucht, of vruchten, komt vele malen voor in de Schrift, terwijl het betrekking heeft op zeer vele verschillende dingen, zowel goede als kwade. Maar alle verwijzingen hebben dit gemeen, dat vruchten altijd de gedachte inhouden van iets wat is voortgebracht, het natuurlijke en logische gevolg, of resultaat, of voortbrengsel, dat voortvloeit uit zekere oorzaken of een zekere gedragslijn.
9, 10. Hoe kunnen Koninkrijksvruchten van verschillende kanten worden bezien, en met welke Schriftuurlijke ondersteuning?
9 Gezien het feit dat wij in de dag leven waarin Gods koninkrijk in de hemelen is opgericht en er een Koninkrijksorganisatie op de aarde is opgebouwd, waarin Gods volk is bijeenvergaderd, kunnen derhalve alle vruchten die wij door de hulp van Gods geest als zijn dienstknechten voortbrengen, terecht Koninkrijksvruchten worden genoemd. Maar zelfs deze goede vruchten kunnen van verschillende kanten worden bekeken. Zoals Jezus in een van zijn gelijkenissen aantoonde, is het zaad dat door de grote Zaaier wordt uitgestrooid, het Woord der waarheid, de Koninkrijksboodschap. Jezus zeide: „Aangaande het zaad op de juiste aarde, dit zijn zij die het woord, nadat zij het met een juist en goed hart hebben gehoord, vasthouden en met volharding vrucht dragen” (Luk. 8:15, NW). Aangezien dus elke variëteit van zaad zijn eigen soort voortbrengt, en aangezien wij zelf tot een kennis der waarheid zijn gekomen doordat iemand anders de Koninkrijksboodschap tot ons heeft gepredikt, volgt hieruit dat de vruchten die wij moeten voortbrengen, vruchten zijn welke bestaan in het getuigenis afleggen omtrent die zelfde boodschap aan nog anderen en aldus de Koninkrijksbelangen helpen vermeerderen. Dat is één zijde, en dat is de belangrijkste zijde waardoor het gebruik van de illustratie over het dragen van vruchten wordt bepaald in de verwijzingen welke zijn aangehaald uit het 32ste hoofdstuk van Jesaja en het 15de hoofdstuk van Johannes.
10 Maar dat is niet de enige zijde. Wanneer de apostel aan degenen schrijft die door het Woord der waarheid zijn verlicht, zegt hij: „Blijft als kinderen van het licht wandelen, want de vrucht van het licht bestaat in elke soort van goedheid en rechtvaardigheid en waarheid” (Ef. 5:8, 9, NW). De ene soort is die welke openbaar dient te zijn in ons dagelijkse leven, in „elke soort van goedheid.” De andere soort is die welke openbaar dient te zijn in verband met de bekendmaking van de waarheid, in „elke soort” van velddienst. In werkelijkheid gaan beide soorten hand in hand en zijn onafscheidelijk, zoals wij zullen vernemen. In deze tegenwoordige studie schenken wij echter in het bijzonder de aandacht aan de soort die ons dagelijkse leven en onze persoonlijkheid, onze aard, betreft. En laten wij niet vergeten deze dingen op een praktische wijze ter harte nemen, zijnde „daders van het woord en niet alleen hoorders.” — Jak. 1:22, NW.
LIEFDE — DE VOORNAAMSTE VRUCHT VAN DE GEEST
11. Wat is de voornaamste vrucht van de geest, en welke vraag doet zich in verband hiermede voor?
11 Op de lijst van negen hoedanigheden waaruit de vrucht van de geest bestaat, zoals in Galaten 5:22, 23 wordt vermeld, is liefde de eerste en voornaamste, en dat ook terecht. Laten wij de vraag nu op een persoonlijke en praktische wijze aan ons zelf stellen. Wat wil het zeggen, voor zover het mij betreft, wanneer er staat dat ’de vrucht van de geest liefde is’? Wil dit zeggen dat ik mij aan een geestelijke oefening moet onderwerpen en elke morgen als eerste van alles tot mij zelf moet zeggen: ’Ik moet trachten liefderijker te zijn. Ik besluit dat ik liefderijker zal zijn’? Welnu, indien wij de aangelegenheid zo zouden aanpakken, door een loopbaan van zelfontwikkeling te volgen, zou datgene wat wij in die richting zouden klaarspelen en ontwikkelen, in werkelijkheid de vrucht van onze eigen geest zijn, niet waar? De apostel maakt echter melding van Gods geest en niet van de onze. Hoe is dan het verloop van de aangelegenheid?
12. Op welke wijze werkt Gods liefde op ons in en is ze in ons werkzaam, zoals in de Schrift wordt aangetoond?
12 Allereerst, wanneer wij de waarheid gaan leren kennen, is het Gods grote liefde die ons aantrekt, zijn goedgunstigheid en goedheid. Naarmate wij meer over de waarheid vernemen, leren wij Gods onzelfzuchtige liefde meer waarderen totdat wij aan het punt komen waar wij gehoor geven aan zijn uitnodiging: „Mijn zoon! geef mij uw hart” (Spr. 23:26). Dat wil zeggen dat wij ons in de geest van toewijding aan Jehovah opdragen om zijn wil te doen, en aldus worden wij waarachtige Christenen. Klaarblijkelijk is dit niet wegens liefde die wij uit eigen initiatief hebben ontwikkeld. Het is veeleer, zoals Paulus zegt, omdat ’de liefde Gods in ons hart is uitgestort door middel van de heilige geest.’ — Rom. 5:5, NW.
13. Hoe is deze liefde van invloed op onze verhouding tot onze broeders?
13 Terzelfder tijd beseffen wij dat wij in gemeenschap zijn gebracht met anderen die precies dezelfde handelwijze hebben gevolgd en dezelfde stappen hebben gedaan. Zij zijn daarom mede-Christenen met ons en in deze dag zijn allen tezamen leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij. Onze verhouding tot deze broeders en zusters van ons is het natuurlijke en logische gevolg, evenals vruchten een natuurlijk voortbrengsel zijn, en niet zijn gedwongen of gefabriceerd. Ter ondersteuning hiervan schrijft Johannes: „De liefde bestaat in dit opzicht, niet hierin dat wij God [eerst] hebben liefgehad, maar dat hij ons heeft liefgehad en zijn Zoon heeft uitgezonden als een zoenoffer voor onze zonden. . . . [en] wanneer God ons alzo heeft liefgehad, dan zijn wij verplicht elkander lief te hebben” op dezelfde warme, vriendelijke en onzelfzuchtige wijze (1 Joh. 4:10, 11, NW). Natuurlijk dienen wij elkander lief te hebben. Wanneer wij werkelijke Christenen worden, en de liefde Gods ons hart vervult en de kennis der waarheid en de Koninkrijkshoop onze geest, welnu, dat dient ons gehele leven en onze gehele aard onvermijdelijk te veranderen en te hervormen.
14. Wordt er in de Schrift de nadruk gelegd op persoonlijke verantwoordelijkheid met betrekking tot de vrucht van de geest?
14 Is er iemand die bij het lezen hiervan de indruk krijgt dat de vrucht van de geest voortbrengen een zeer eenvoudige en gemakkelijke zaak is? O neen, dat is het niet. Alhoewel deze vrucht geen kwestie van zelf-bebouwing is, wil dit nog voor geen ogenblik zeggen dat alles wat wij moeten doen, is, er bij neer te zitten en ons aan God over te geven werkeloos en berustend. Laten wij, zoals wij reeds eerder hebben gezegd, de juiste zienswijze krijgen omtrent ons zelf en het aandeel dat wij dienen te verrichten. In de illustratie van de wijnstok zeide Jezus: „Mijn Vader is de bebouwer” (Joh. 15:1, NW). Ja, Jehovah is de grote Vruchtenkweker van alle Koninkrijksvruchten, en alle eer komt hem toe. Onder zijn leiding doen wij echter enig bebouwingswerk, zoals Paulus aantoont, in de vorm van planten, nat maken en onkruid wieden, maar vergeet nimmer dat God degene is „die het wasdom geeft.” Laat niettegenstaande dat, zoals de apostel vervolgens zegt, alhoewel wij persoonlijk in ons zelf niets zijn, „een ieder er op blijven toezien” hoe hij zijn verantwoordelijkheden nakomt, want „ieders werk zal openbaar worden, want de dag [deze dag van oordeel] zal het doen blijken.” — 1 Kor. 3:6, 7, 10, 13, NW.
15. Wat is onze persoonlijke verantwoordelijkheid, en hoe wordt ze het beste nagekomen?
15 Wat is dan precies ons aandeel met betrekking tot het aankweken van de vrucht van de geest voor zover het liefde betreft? Die vraag is niet moeilijk te beantwoorden. Wanneer wij steeds meer gaan beseffen wat ware liefde is, zoals die in Jehovah wordt gezien, de bron van liefde, en wanneer wij steeds dichter in eendracht met hem komen, hebben wij een diep en brandend verlangen die zelfde hoedanigheid tot uitdrukking te brengen. Liefde is precies zo. Ze wil zich uitdrukken, ze wil actief zijn. Ze is onzelfzuchtig, zodat het onze wens is te zien dat anderen zich verheugen en delen in dezelfde dingen die voor ons zoveel te betekenen hebben. En nu vragen wij: Hoe kan liefde beter ten volle vruchten afwerpen dan door zo volledig mogelijk in alles te delen met dat lichaam van toegewijde mensen die Jehovah in een Nieuwe-Wereldmaatschappij heeft bijeengebracht, en er zo nauw mogelijk mede verbonden te zijn? En hoe kunnen wij het uitdrukkelijke bevel, wordt „navolgers van God, als geliefde kinderen, en gaat voort in liefde te wandelen,” beter gehoorzamen dan door alle vergaderingen van onze plaatselijke gemeente te bezoeken en er een actief aandeel aan te hebben alsmede deel te nemen aan de verscheidene takken van de rechtstreekse velddienst? Wat hebben wij, wanneer wij deze handelwijze volgen, eindeloze en uitmuntende gelegenheden om onzelfzuchtige en goddelijke liefde, goedgunstigheid en goedheid te beoefenen! Er is trouwens geen beperking, want, zoals Paulus zeide, „hiertegen is geen wet,” die zegt: ’Gij zult in deze richting niet verder gaan.’ — Ef. 5:1, 2; Gal. 5:23, NW.
16. Wat zijn onze verplichtingen als leden van de Nieuwe-Wereldmaatschappij?
16 Let wel, dit is heel wat anders dan slechts naar vergaderingen te gaan ten einde een zegen te verkrijgen door daar week in week uit stil te zitten en slechts alle goedheid in u op te nemen, of door deel te nemen aan het werk in de dienst als een kwestie van routine en uit plichtbesef. Wij geven toe dat vruchtbomen alle goedheid in zich opnemen die ze van de zon en uit de lucht en de bodem kunnen krijgen. Maar waarom? Zodat ze vruchten kunnen dragen voor het welzijn en ter verkwikking van anderen. En dit is zowel van toepassing op de vruchten van ons dagelijkse leven en onze aard, als op de vruchten van de Koninkrijksprediking. Onze mede-Christenen en eveneens fatsoenlijke mensen van de wereld, moeten onze persoonlijkheid aangenaam vinden en waarderen wegens zulke mooie hoedanigheden. Vindt men uw persoonlijkheid om die reden aangenaam?
17. Wat wordt bedoeld met „door geest leven” en „ook door geest ordelijk te wandelen”?
17 Laten wij, ter ondersteuning van het idee dat de beste manier om de vrucht van de geest voort te brengen, is, door zo volledig mogelijk in alles te delen met Gods bijeenvergaderde volk, wederom kijken naar de woorden die reeds zijn aangehaald: „Laten wij, indien wij door geest leven, voortgaan ook door geest ordelijk te wandelen” (Gal. 5:25, NW). Daar hebben wij het geheim van ons aandeel in het kweken en voortbrengen van deze gewenste vrucht. De apostel zegt niets over een loopbaan van zelfopleiding door een proces van geestelijke oefening. Neen. Het is een zaak van „door geest leven” en „ook door geest ordelijk te wandelen.” Dat wil zeggen, ons zelf te zien als een bijeenvergaderd volk, bijeenvergaderd tot Zion, waar Jehovah zijn geest heeft uitgestort op zijn dienstknecht-klasse en waar hij zijn woord in onze mond heeft gelegd en onze Leraar is, die ons niet individueel, maar als een volk leert hoe wij door geest, zijn geest, moeten leven. Wanneer wij onze voeten op de juiste weg hebben gezet, is het vervolgens zaak gestadige, ordelijke vooruitgang te maken onder theocratische leiding, en wees niet bevreesd, de vrucht van de geest zal worden voortgebracht tot eer van Jehovah en zegen van anderen en tot onze eigen redding tot leven in de nieuwe wereld. — Jes. 54:13; 59:21.
18. Op welke praktische manieren helpt de organisatie ons in deze aangelegenheid?
18 Van de praktische zijde bezien, voorziet Jehovah’s organisatie in vele hulpmiddelen om ordelijk te wandelen en goede vooruitgang te maken. Door middel van De Wachttoren en de Informateur, en ook de vergaderingen waar de waarheden en de raad worden besproken, die daarin zijn vervat, worden wij voortdurend geholpen, zowel door aanmoediging als door terechtwijzing, de juiste gedragslijn en dienst duidelijk te zien en te handhaven. In deze goddeloze en kritieke tijden stuiten wij dikwijls op problemen die ons doen afvragen welke houding wij nu precies dienen aan te nemen en welke handelwijze wij dienen te volgen. Eveneens in dit opzicht trekken wij er werkelijk voordeel van in nauw contact met de organisatie te blijven, want door middel van de organisatie worden in deze tijd, evenals in de tijd der apostelen, rijpe en betrouwbare dienaren verschaft, die door hun gedrag en aard een goed voorbeeld stellen en die daar juist zijn met het doel ons te helpen, ook al is hun raad misschien niet altijd datgene wat wij hadden verwacht of gehoopt. Zoals Paulus aan de Filippenzen schreef: „Laten wij . . . in de mate dat wij vorderingen hebben gemaakt, voortgaan ordelijk in deze zelfde routine te wandelen. Wordt eendrachtig navolgers van mij, broeders, en ziet op hen die wandelen op een wijze welke overeenkomt met het voorbeeld dat gij in ons hebt.” — Fil. 3:16, 17, NW.
19. Is een verandering in persoonlijkheid mogelijk en noodzakelijk wanneer men een Christen wordt?
19 Tot besluit van dit gedeelte van onze bespreking willen wij nog iets meer zeggen over de verandering van aard en persoonlijkheid, waarover reeds is gesproken. Dit dient een ieder van ons volkomen duidelijk te zijn. Niemand van ons kan het zich veroorloven te zeggen: ’Och, ik denk niet dat er voordat ik in de waarheid kwam, iets in mijn gedrag of persoonlijkheid was wat erg verkeerd was. Ik zie er de noodzaak niet zozeer van in een bijzondere verandering aan te brengen. Per slot van rekening moeten wij natuurlijk zijn, niet waar?’ Goed, laat het toegegeven zijn dat uw dagelijkse leven net zo goed en uw persoonlijkheid net zo bekoorlijk was als ze moeten zijn geweest in het geval van die beschaafde, rijke jonge regeerder, die door Jezus werd geliefd, en die van zijn jeugd af alle geboden oprecht had gehouden, en die wilde weten wat er nog aan ontbrak. Herinnert gij u wat er aan ontbrak? Welnu, hij miste de voornaamste hoedanigheid van de vrucht van de geest, namelijk, onzelfzuchtige liefde (Mark. 10:17-22). Kom nu! Laten wij eerlijk zijn tegenover ons zelf en nederig voor het aangezicht van Jehovah. Een ieder van ons dient zich naast zijn broeders te Efeze te scharen, tot wie Paulus schreef: „Doet de oude persoonlijkheid [het oude egoïstische ik], die zich naar uw vroegere gedragslijn voegt en welke overeenkomstig haar bedrieglijke begeerten wordt verdorven, weg; maar . . . wordt nieuw gemaakt in de kracht die uw geest aandrijft, en . . . doet de nieuwe persoonlijkheid aan, die volgens Gods wil in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid werd geschapen [niet zelf-ontwikkeld].” — Ef. 4:22-24, NW.