Gij moet niet langer wandelen zoals de natiën wandelen
„Gij [moet] niet langer . . . blijven wandelen zoals ook de natiën wandelen . . . verduisterd als zij zijn in hun verstand.” — Ef. 4:17, 18.
1. Waarom zijn de inlichtingen die nu volgen, belangrijk?
De morele toestand over de gehele aarde verslechtert drastisch. Vormen van ontspanning die men enkele jaren geleden nog als schrikbarend beschouwd zou hebben, worden nu door de meerderheid algemeen aanvaard. Deze invloed vormt zelfs een bedreiging voor de christelijke gemeente. Wat kan er worden gedaan om zulke tendensen tegen te gaan? In de volgende artikelen zullen enkele betekenisvolle antwoorden worden verschaft.
2, 3. (a) Waarmee vergeleken Jezus en Paulus het gedrag van christenen? (b) Welke reputatie hebben Jehovah’s Getuigen in het algemeen, maar wat is er toch met enkelen van hen gebeurd?
2 „Gij zijt het licht der wereld”, verklaarde Jezus Christus. Het gedrag van een christen moet in een moreel duistere wereld als een helder licht zijn. Paulus gelastte alle discipelen die „in een kromme en zieke wereld” leefden, te blijven ’schijnen als lichten in een duistere plaats’. Niettemin waren die vroege discipelen, ondanks het feit dat zij met Jezus en de apostelen verbonden waren, nog steeds onvolmaakte mensen. Als zij niet op hun hoede waren, konden zij beïnvloed worden door de morele atmosfeer van een „kromme en zieke wereld” en konden zij in een ogenblik van verleiding hun christelijke moraliteit laten varen. Sommigen keerden zelfs volledig tot werken der duisternis terug. — Matth. 5:14; Fil. 2:15, Engelse vertaling door Phillips; Fil. 3:18, 19.
3 Zo wordt er ook in onze tijd druk uitgeoefend om ons tot de duisternis van deze wereld te doen terugkeren. Helaas zijn enkele christenen voor de druk gezwicht. Hoewel Jehovah’s Getuigen in het algemeen wereldwijd bekendstaan om hun eerlijke en morele gedrag, zijn enkelen van hen er toch mee opgehouden als „kinderen van het licht” te wandelen en moesten zij uit de gemeente verwijderd worden. Zij leggen niet langer een voorbeeldig gedrag aan de dag. Wat zou een belangrijke factor kunnen zijn die tot zulke onplezierige gebeurtenissen heeft geleid? — 1 Kor. 5:13; Ef. 5:8.
DRUK VAN DE ZIJDE VAN DE WERELD
4. Wat is er met de moraal van de wereld gebeurd, en hoe wordt dit door de populaire vormen van ontspanning bevestigd?
4 Het is duidelijk dat het morele klimaat over de gehele wereld verslechterd is. Velen in de wereld hebben „elk zedelijkheidsbegrip verloren” (Ef. 4:19). Dit blijkt uit de vormen van ontspanning die tegenwoordig „in” zijn. Waarom nu juist ontspanning uitgekozen? Omdat wij veel omtrent iemands neigingen te weten kunnen komen uit wat hij doet na zijn geregelde werkuren, wanneer hij kan doen wat hij graag wil doen. Wat iemand in zijn vrije tijd doet, wanneer hij als het ware niet „in het gareel loopt”, vertelt veel over de soort van persoon die hij werkelijk is. Te oordelen naar de in het oog lopende slechte vormen van ontspanning die tegenwoordig populair zijn, staat de moraal van de hedendaagse wereld op een behoorlijk laag peil. Maar is deze lage moraal ook van invloed op u?
5. Waarom is het thans uitermate passend om raad uit het boek Efeziërs te beschouwen?
5 Houd in gedachte dat wij als hedendaagse christenen niet de eerste christenen zijn die in een tijd leven waarin de moraal diep gezonken is. De beschrijving van mensen die „elk zedelijkheidsbegrip verloren” hadden, was van toepassing op enkelen die gedurende de tijd dat het christendom nog in de kinderschoenen stond, in de stad Efeze in het Midden-Oosten leefden. De brief van de apostel Paulus aan de christenen in Efeze dient uitermate belangrijk te zijn voor ons, want daarin bespreekt hij wat het werkelijk zeggen wil als „kinderen van het licht” te wandelen. Zijn raad is beslist van toepassing in deze kritieke „laatste dagen”, waarin veel belijdende christenen ’liefhebbers van genoegens zijn’. — 2 Tim. 3:1-7, 13.
HOE DE NATIËN WANDELEN
6, 7. (a) Wat dienen christenen, volgens de aansporing in Efeziërs 4:17, niet langer te doen? (b) Hoe ’wandelden’ de mensen der natiën in de eerste eeuw?
6 In Efeziërs 4:17 spoorde Paulus zijn medechristenen ertoe aan „niet langer [te] blijven wandelen zoals ook de natiën wandelen in de vruchteloosheid van hun denken”. Hoe ’wandelden’ de mensen der natiën destijds? Een eerste-eeuwse ooggetuige bekende:
„Mensen zoeken genoegens uit elke bron. Geen enkele ondeugd blijft binnen de perken; . . . Wij worden overweldigd door vergeetachtigheid met betrekking tot datgene wat eerbaar is. Mensen . . . worden thans afgeslacht uit het oogpunt van plezier en sport . . . het is een voldoeningschenkend schouwspel te zien hoe iemand wordt afgemaakt.”a
Zonder enig werkelijk doel in het leven gingen velen helemaal op in amusement en zochten zij genoegens uit welke bron maar ook.
7 Het oude Efeze was uitermate geschikt om aan iemands wensen op het gebied van ontspanning te voldoen. Er was een monumentaal amfitheater dat 25.000 zitplaatsen had en een stadion of renbaan waar schouwspelen geboden konden worden waaraan ieder zijn hart kon ophalen. Deze bouwwerken waren vervaardigd door het destijds bestaande wereldrijk Rome, waarover een geschiedschrijver zei: „De morele toestand van het rijk vormt in sommige opzichten inderdaad een van de schrikbarendste beelden in de geschiedenis.”
ONGEVOELIGE HARTEN
8. (a) Over mensen met wat voor soort van hart spreekt Efeziërs 4:18, en wat betekent het Griekse woord oorspronkelijk? (b) Ontwikkelde zo’n toestand zich plotseling?
8 Paulus schreef over de mensen dat zij „verduisterd” waren „in hun verstand . . . wegens de ongevoeligheid van hun hart” (Ef. 4:18). Hun hart was zonder gevoel. Het Griekse woord voor „ongevoeligheid” kan worden teruggevoerd tot de beschrijving van een steen die harder was dan marmer. Het woord werd in de geneeskunde gebruikt om te verwijzen naar de jichtknobbel die zich geleidelijk in enkele gewrichten van het lichaam kan vormen totdat elke beweging verlamd is. Langzamerhand was het hart van zulke verduisterde mensen afgestompt, ongevoelig geworden, zo hard als steen. Dit gebeurde niet van de ene op de andere dag, maar was een geleidelijk proces. Hun keuze van ontspanning droeg rechtstreeks tot het proces bij. Hoe dat zo?
9, 10. Wat was tijdens de eerste eeuw de populairste vorm van ontspanning, en welke uitwerking had dit op de toeschouwers?
9 Weet u welke vorm van ontspanning destijds het populairst was? De gladiatorenspelen, waarin man tegen man of man tegen dier dikwijls in een gevecht op leven en dood streed. Stel u het tafereel eens voor: Het stadion is stampvol met duizenden toeschouwers. Sommigen zitten onder de schaduw van een schitterende zijden overkapping. Gevoelige muziek en de geur van welriekend water dat door de gangpaden stroomt, bieden een aangename achtergrond waardoor de doodskreten en doodsgeuren worden overstemd. Plotseling staat de hele menigte op en beginnen zij als bezetenen te schreeuwen: „Dood ’em! Geef ’em er van langs! Brandmerk ’em! Waarom vecht-ie niet, die lafbek? Waarom slaat-ie zo slapjes?” Al deze georganiseerde slachtpartijen werden aangericht om, zoals een van de aanwezigen op de spelen zei, „wat pret, humor en ontspanning” te hebben.
10 Degenen die naar zulke gewelddadige gevechten konden kijken en zich in zulke bloeddorstigheid konden vermeien, vonden andere vormen van ontspanning saai en flauw. Een geschiedschrijver vatte het als volgt samen: „Het doodde de geest van medegevoel voor lijden, waardoor de mens van de redeloze dieren wordt onderscheiden.”
11. Goed of fout? — Aangezien de gladiatorenspelen tot het verleden behoren, kan de hedendaagse ontspanning geen personen met een ’ongevoelig hart’ voortbrengen. Waarom antwoordt u aldus?
11 Een ongelofelijke toestand, zult u misschien zeggen. Maar bestaat er thans niet een overeenkomstige situatie? Gladiatorengevechten behoren weliswaar reeds lang tot het verleden, maar merk eens op wat een verslaggever ondervond:
„Dood haar! Geef haar er nog eens van langs! De moordenaar volgde de wenk op en ’gaf haar er nog eens van langs’. Hij doorboorde haar met kogels. . . . Wie gaven het bevel tot de executie? Drie personen die in het theater achter mij zaten en die in ieder ander opzicht doorsnee bioscoopbezoekers waren.”
Een op zichzelf staand geval? Beslist niet. De feiten zijn dat in veel landen films en televisieprogramma’s waarin geweld wordt geboden, dikwijls het populairst zijn. Een dergelijke ontspanning heeft ertoe bijgedragen dat er harteloze personen zijn voortgebracht, mensen die „geen pijn meer voelen”, noch enige gewetenswroeging hebben. — Ef. 4:19, Kingdom Interlinear Translation.
OVERGEGEVEN AAN LOSBANDIG GEDRAG
12. (a) Hoe wordt de wijze waarop de mensen der natiën wandelden, in Efeziërs 4:19 nog verder beschreven? (b) Wat betekent „losbandig gedrag”, en werd dit door de ontspanning van die tijd weerspiegeld?
12 De apostel Paulus voegt eraan toe dat de mensen der natiën niet alleen gekenmerkt werden door een ’afgestompt hart’, maar zich ook „[overgaven] aan een losbandig gedrag om hebzuchtig allerlei onreinheid te bedrijven” (Ef. 4:19). Hij sprak ook over „hoererij” en over dingen die te „schandelijk [waren] om ook maar te vertellen” (Ef. 5:3, 12). In de eerste eeuw was het wederom ontspanning, ditmaal het toneel of theater, dat ten zeerste tot deze praktijken bijdroeg. Wat kon er zoal worden gezien?
„De avonturen van bedrogen echtgenoten, overspel en amoureuze intriges vormden de hoofdschotel. Er werd de draak gestoken met deugd, . . . alles wat heilig en vererenswaardig was, werd door het slijk gehaald. In obsceniteit, . . . in onreine spraak en vertoningen die het schaamtegevoel geweld aandeden, overtroffen deze schouwspelen al het andere. Balletdanseressen wierpen hun kleding af en dansten half naakt, en zelfs volkomen naakt, op het toneel. Kunst werd buiten beschouwing gelaten, alles was erop gericht om louter de zinnen te bevredigen.” — The Conflict of Christianity with Heathenism, door Gerhard Uhlhorn, blz. 120.
Wat schokkend! Het is precies datgene wat „losbandig gedrag” behelst, want het oorspronkelijke Griekse woord houdt de gedachte in van een bereidheid tot welk genoegen maar ook. Het is een schaamteloze minachting voor welvoeglijkheid, zodat het iemand niet meer kan schelen wat anderen zeggen of denken.
13. Kan men in sommige van de hedendaagse vormen van ontspanning gemakkelijk een soortgelijk „losbandig gedrag” waarnemen?
13 Is het tegenwoordig ook maar enigszins anders? Seksuele immoraliteit heeft het verzadigingspunt bereikt met betrekking tot datgene wat door de amusementsmedia wordt voorgeschoteld. In sommige landen heeft men pornografische films zelfs op het televisiescherm vertoond, zodat ze rechtstreeks in de huizen zijn binnengedrongen. Hoe reageert het publiek hierop? Toen er in Italië een pornografische film op de tv werd vertoond, „kwam tijdens de vertoning het leven in bijna de hele stad tot stilstand”.
14, 15. (a) Wat betekent ’hebzucht’ (Ef. 4:19), en wordt deze hoedanigheid door hedendaagse vormen van ontspanning aangekweekt? (b) Kunnen opgedragen christenen beïnvloed worden wanneer zij voor ontspanning naar programma’s kijken waarin seksuele immoraliteit wordt vertoond?
14 Over de inhoud van veel films en de houding van de mensen zei een schrijver:
„In de meeste nieuwe films vormen naakte seksscènes — heteroseksueel, bloedschendig of homoseksueel — de hoofdschotel, . . .” Hij besloot met te zeggen: „Wij hebben, om kort te gaan, nu een stadium in onze maatschappij bereikt waarin alles kan, waarin alles wordt toegestaan en waarin er geen grenzen worden gesteld aan de lusten van de persoon, aan de bevrediging van zijn verlangens en fantasieën.”
15 Zulke personen zijn, precies zoals de apostel Paulus beschrijft, mensen die ’hebzuchtig allerlei onreinheid bedrijven’. Ja, „hebzuchtig” („meer hebbend”, Kingdom Interlinear Translation), een sterke begeerte om zijn lust naar wat onbetamelijk is, te bevredigen en om zijn emoties de vrije loop te laten, wat de morele kosten ook mogen zijn (Ef. 4:19). Zou de denkwijze van een christen niet beïnvloed kunnen worden wanneer hij naar zulke verdorven programma’s kijkt? Iemand die naar een aantal van dit soort films had gekeken, gaf toe:
„Je vergeet die scènes [waarin seksuele immoraliteit wordt afgebeeld] nooit, hoe meer je erover denkt, des te meer bemerk je dat je datgene wat je hebt gezien, wilt doen . . . De film doet je denken dat je werkelijk iets mist.” Een ander voegde eraan toe: „Je begint je af te vragen hoe het zou zijn zo iets te doen.”
Dit is misschien niet met iedereen het geval, maar het gevaar is aanwezig. Onze geest kan op subtiele wijze worden beïnvloed.
EEN MOREEL WONDER
16. Welke rijke zegen hadden christenen volgens Efeziërs 1:6-8 ontvangen, en hoe was dit van invloed op hun leven?
16 Wat een tegenstelling vormt dit met de levenswandel van de werkelijke volgelingen van Christus in de eerste eeuw! Zij hadden eens onder de invloed van het samenstel en zijn „heerser”, Satan, gewandeld en hadden van nature ’de dingen gedaan die het vlees wilde’. Maar zij veranderden. Door de verheven waarheden van het christendom kregen zij een volkomen nieuwe kijk op het leven. Stel u eens voor, God was bereid zijn eigen Zoon, zijn „geliefde”, te offeren zodat hun zware zondeschuld vergeven kon worden! Wat een kostbare prijs! Wat een barmhartigheid en onverdiende goedheid! „Deze [onverdiende goedheid] heeft hij [God] overvloedig jegens ons doen zijn in alle wijsheid en gezond verstand”, zo zei de apostel Paulus. Zij hadden dus niet alleen een kennis van de waarheid, maar kregen ook het ’gezonde verstand’ om met succes het hoofd te kunnen bieden aan de dagelijkse levensproblemen. — Ef. 1:6-8; 2:1-5.
17. (a) Welk bewijs is er dat het christendom een religie was welke kracht bezat? (b) Hoe werd de morele kracht van het christendom getoond?
17 Hun religie bezat kracht. Jezus was door Gods geest uit de doden opgewekt tot een verheven positie ver boven elke wereldlijke autoriteit. Nu was deze zelfde „kracht” werkzaam „ten opzichte van [die] gelovigen” (Ef. 1:19-21). Wat een resultaten bracht ze in het leven van die gelovigen teweeg! Door de aangelegenheid van de moraal te beschouwen, kunnen wij de kracht van het eerste-eeuwse christendom beseffen. De wereld uit de oudheid beschouwde seksuele immoraliteit als de norm. Cicero, een vroege Romeinse schrijver, pleitte zelfs:
„Als er iemand is die meent dat jonge mannen de liefde van courtisanes [prostituées] absoluut verboden moet worden, is hij inderdaad uiterst streng. . . . Wanneer werd dit in feite niet gedaan? Wanneer heeft ook maar iemand er ooit aanmerkingen op gemaakt?”
De „kinderen van het licht” braken echter met zulke praktijken en hielden zich er verre van. Niets in de hele geschiedenis was te vergelijken met het morele wonder dat door het christendom tot stand werd gebracht.
KINDEREN VAN HET LICHT GEDRAGEN ZICH ANDERS
18. Door welke handelwijze zouden de vroege discipelen tonen dat zij beseften „heiligen” te zijn?
18 Deze discipelen moesten aan een hoge maatstaf voldoen. Daarom gaf Paulus de raad: „Laat hoererij en allerlei onreinheid . . . onder u zelfs niet ter sprake komen, zoals het heiligen past” (Ef. 5:3). Zij moesten zich niet slechts van zulke dingen onthouden, maar moesten het zelfs vermijden erover te spreken met het doel er enig zingenot uit te putten. Hoe volkomen anders dacht hij erover dan sommigen in deze tijd die van mening zijn dat ’zolang men niet werkelijk immoraliteit bedrijft, er niets verkeerds aan is ernaar te kijken en er bij wijze van ontspanning over te spreken’!
19. Hoe dachten tweede- en derde-eeuwse christelijke schrijvers over (a) de ’schaamteloosheid van het theater en de wreedheid van de arena’? (b) het kijken naar ’een man die ter dood wordt gebracht’? (c) datgene wat iemand ’tot hartstocht of wellust kan prikkelen’? (d) Hoe kan men verkeerde dingen leren doen?
19 Hoe dachten die vroege christenen over de gladiatorenspelen en het theater, wat destijds de „normale” ontspanning was? Let eens op de volgende commentaren die afkomstig zijn van enkele belijdende christelijke schrijvers die gedurende de tweede en derde eeuw leefden:
„Wij [christenen] hebben in spreken, zien of horen niets te maken met de waanzin van het circus, de schaamteloosheid van het theater, de wreedheid van de arena . . . Waarom zouden wij u krenken, als wij aannemen dat er andere genoegens bestaan?” — Tertullianus.
„Wij, die van oordeel zijn dat alleen al te zien hoe een man ter dood wordt gebracht vrijwel hetzelfde is als hem te doden, hebben zulke schouwspelen [gladiatorenspelen] afgezworen [plechtig verloochend].” — Athenagoras.
„De verderfelijke invloed van het toneel is nog besmettelijker. Want de komedies gaan over het onteren van maagden of over de minnarijen van hoeren; . . . Wat kunnen jonge mannen of maagden doen als zij zien dat deze dingen schaamteloos worden beoefend en iedereen er gretig naar kijkt? Zij worden ronduit herinnerd aan wat zij kunnen doen en worden geprikkeld tot wellust, die vooral wordt opgewekt door het zien.” — Lactantius. [Wij cursiveren.]
„Wat doet een getrouwe christen te midden van dit alles, daar hij niet eens aan verdorvenheid mag denken? Waarom schept hij behagen in de vertoningen van wellust . . .? Hij leert deze dingen te doen, terwijl hij eraan gewend raakt ze te zien. . . . Wij raken snel gewend aan wat wij horen en wat wij zien.” — Cyprianus.
20. (a) Waarom vermeden de vroege christenen verdorven ontspanning? (b) Waarom was hun gedrag opmerkelijk anders?
20 Hoewel deze mannen enkele jaren na de eerste-eeuwse christenen leefden, kunnen wij zien hoe zij de positie van een christen in deze aangelegenheden begrepen. Zij meden zulke verdorven amusementen. Zij konden inzien hoe inconsequent het was dat degenen die uit de duisternis waren opgeheven en die ontuchtige taal, geweld en immoraliteit uit hun leven hadden gebannen, voor ontspanning moedwillig naar dergelijke dingen gingen zitten kijken. De meesten van die christenen sloegen acht op Paulus’ raad: „Hebt niet langer met hen deel aan de onvruchtbare werken die tot de duisternis behoren, maar wijst ze veeleer zelfs terecht.” Dat zij te midden van een verdorven wereld een rein leven leidden, was een voortdurende ’terechtwijzing’ voor de mensen der natiën. Geen wonder dat zij door de goddeloze wereld als „vijanden van de mensheid” werden bestempeld. Die discipelen gaven er verheugd blijk van dat zij onder een betere invloed stonden dan hun vleselijk gezinde naasten. Zij toonden dat zij ’nieuw waren gemaakt in de kracht die hun denken aandreef’. En wat een andere „kracht” was dat! Anderen moesten dit wel opmerken. Willen wij niet dat soort van personen zijn? Wat wij ook belijden te zijn, wij tonen hetzij de „vrucht van het licht” of wij wandelen zoals de natiën wandelen. — Ef. 4:23; 5:9, 11.
21. Waarom dienen wij in deze tijd onze keus van ontspanning realistisch te beschouwen?
21 Hoe staat het dan in deze tijd met onze keus van ontspanning? Wat krijgen wij te zien wanneer wij of onze kinderen de tv aanzetten of naar de bioscoop gaan? Is er werkelijk enig verschil tussen datgene waarnaar wij verkiezen te kijken en de ’schaamteloosheid van het Romeinse theater en de wreedheid van de arena’? Daadwerkelijke gevallen laten zien hoe sommige christenen onachtzaam zijn geweest en in immoraliteit verstrikt zijn geraakt doordat zij in een slechte kijkgewoonte zijn vervallen.
22. (a) Was het gemakkelijk voor de eerste-eeuwse christenen om als kinderen van het licht te wandelen, maar waartoe waren zij toch in staat? (b) Welke verdere vragen moeten nog beantwoord worden?
22 Wat een morele kracht spreidden die vroege christenen daarentegen ten toon! Ondanks het feit dat zij in een wereld leefden waarin de harten van de mensen zo versteend waren dat zij zich niet eens ervan bewust waren dat zij zondigden en men elk gevoel voor schaamte en fatsoen overboord had gegooid, slaagden zij erin hun geest gericht te houden op dingen die ’waar, van ernstig belang, rechtvaardig, eerbaar en liefelijk waren, dingen waarover gunstig werd gesproken, die deugdzaam waren en lof verdienden’ (Fil. 4:8). Hoe konden zij te midden van een immorele omgeving zo sterk blijven? Let wel, zij waren net als wij in deze tijd gewoon mensen van vlees en bloed. Zij hadden ook een fundamentele behoefte aan ontspanning. Waarin bestonden hun „andere genoegens”? Hoe kunnen wij het voortreffelijke voorbeeld van die „kinderen van het licht” zelfs nog nauwkeuriger navolgen? Dit zijn belangrijke vragen die in het volgende artikel behandeld zullen worden.
[Voetnoten]
a Lucius Seneca (4 v.G.T.? — 65 G.T.), Epistel 95, par. 33.