Menselijke plannen falen terwijl Gods voornemen succes heeft
„Plannen vermenigvuldigen zich in het hart van de mens, maar het voornemen van Jahwe houdt stand.” — Spr. 19:21, The Jerusalem Bible.
1. Met het oog op welke handelwijze van de mens moet God zijn voornemen ten uitvoer brengen, en wel spoedig?
HET is vertroostend te weten dat hoewel menselijke plannen met betrekking tot de mensheid falen, het voornemen van een liefdevolle Schepper succes heeft. Het falen van menselijke plannen baart ons allen moeilijkheden en zorgen. Maar geloof in God sterkt ons om vooruit te zien naar de tijd dat wij ons voor eeuwig in het goede kunnen verheugen omdat Zijn voornemen stellig succes zal hebben. Hij hoeft nimmer van zo iets als vroegere fouten te leren, want hij begaat geen fouten. Mensen zouden eigenlijk van in het verleden begane menselijke fouten moeten leren, maar zij hebben de zwakheid dezelfde fouten te herhalen. Dit leidt tot falen. Derhalve moet nu de nooit falende God zijn voornemen ten uitvoer brengen, en wel spoedig!
2. Hoe zijn de plannen die voor onze twintigste eeuw waren ontworpen, op een mislukking uitgelopen, en welke vragen rezen er als gevolg van de invoering van de nucleaire oorlogvoering?
2 De grandioze plannen die mensen van de negentiende eeuw voor onze twintigste eeuw hebben ontworpen, zijn op een mislukking uitgelopen. De Eerste Wereldoorlog heeft ze als een regenboogkleurige zeepbel doen uiteenspatten. Het plan bestaande in de Volkenbond heeft de aangelegenheden niet hersteld. Al spoedig bleek dat de ontwerpers van wereldplannen niets geleerd hadden van de ervaring dat de Volkenbond was ineengestort. De toekomst confronteerde hen met een nieuwe uitdaging toen er in het verre Oosten twee atoombommen werden afgeworpen, waarmee de nucleaire oorlogvoering werd ingeluid. Nu stonden wij allen voor iets wat werkelijk ernstig was. Met wat voor beschermend plan zouden degenen die verantwoordelijk zijn voor het ontwerpen van wereldplannen nu uit de bus komen? Met iets dat op grond van de ervaring een stellig succes zou blijken te zijn? Iets dat van een wijsheid getuigde die superieur is aan die van de sterfelijke mens?
3. Wat voor bondgenootschap is de organisatie der Verenigde Naties, en welke invloed heeft ze uitgeoefend op de stand van zaken in de wereld?
3 Neen, de natie die verantwoordelijk was voor het exploderen van de atoombommen nam de leiding om samen met haar oorlogsbondgenoten regelingen te treffen voor de oprichting van weer een bondgenootschap van natiën. Gewoon weer een politieke bond maar dan gehuld in een nieuwe jas en met een nieuw uiterlijk, onder een nieuwe naam, de organisatie der Verenigde Naties. Deze organisatie heeft haar Verklaring van de Rechten van de Mens. Ze heeft haar Internationale Gerechtshof. Ze heeft haar politiemacht, die kracht heeft bijgezet aan het staakt-het-vuren langs het Suezkanaal. Ze heeft haar Algemene Vergadering en Veiligheidsraad, welke organen plannen ontwerpen voor de 135 lid-staten die momenteel deel uitmaken van de Verenigde Naties. Er moet worden toegegeven dat ze als veiligheidsklep voor een explosieve wereldsituatie heeft gediend, maar toch blijft de stand van zaken in de wereld nog steeds explosief. Hoewel de Verenigde Naties zijn georganiseerd om wereldvrede en veiligheid te handhaven, hebben ze de ontwikkeling van de atoombom en van intercontinentale ballistische raketten die van atoomkoppen zijn voorzien en een verschrikkelijke verwoesting kunnen aanrichten, niet verhinderd.
4. Hoe ver zijn de Verenigde Naties kunnen gaan in verband met rampspoedige toestanden, en hoe blijkt het vertrouwen in deze organisatie af te nemen?
4 In de Verenigde Naties hebben wij nog een voorbeeld van internationale planning op wereldomvattende schaal, maar dan met een aantal deelnemers dat groter is dan ooit tevoren. Blijkt zulk een algehele wereldplanning door sterfelijke mensen echter succesvol te zijn of hoop te bieden op succes? De organisatie der Verenigde Naties onderzoekt en publiceert gegevens over de dodelijke verontreiniging van de lucht, de zee en het land. Ook over de verbreiding van dodelijke ziekten en epidemieën. Ja, over hongersnoden en droogte. Ze blijkt echter niet het hoofd te kunnen bieden aan de verslechterende situatie. Ze neemt nota van de regionale Verdragsorganisaties van communistische en anti-communistische politieke blokken buiten de Verenigde Naties, maar kan met betrekking tot deze internationale groepen geen interventie verlenen. Het vertrouwen van de mens in de Verenigde Naties neemt derhalve af en politieke heersers blijven zich verlaten op hun regionale verbintenissen en op krachtige militaire voorraden als het beste afschrikwekkende middel tegen een nucleaire wereldoorlog. Beloften van politici dat zij het fundament voor een „generatie van vrede” zullen leggen, klinken hol!
5. Welke vragen rijzen er, aangezien de wereldsituatie na alle door mensen ontworpen plannen niet verbetert?
5 De mensen worden niet alleen in gevaar gebracht door internationale complicaties. Zij worden ook geteisterd door binnenlandse problemen en moeilijkheden, beroering en anarchie, en de hardheid van het leven in hun eigen land. Wat is er aan de hand? Hoe komt het dat de wereldsituatie ondanks al de koortsachtige en intensieve planning en het treffen van preventieve maatregelen niet verbetert? Waar ligt de fout? Wat is verkeerd aan al dit plannen ontwerpen door mensen? Wat is buiten beschouwing gelaten? Rechtgeaarde mensen zouden dit graag willen weten.
DE OVER HET HOOFD GEZIENE RAAD
6, 7. (a) Wat is bij het ontwerpen van al zulke nationale en internationale plannen over het hoofd gezien? (b) Wat hebben de plannenontwerpers na door gebed geopende bijeenkomsten nagelaten te doen?
6 In al de tevoren genoemde gevallen van nationale en internationale planning merken wij op dat de Schepper van de hemel en de aarde en de zee over het hoofd is gezien en dat Zijn raad is genegeerd.
7 O, de plannenontwerpers beweren misschien wel tot de diverse religieuze sekten van de christenheid of tot het judaïsme of tot het boeddhisme of tot het mohammedanisme of tot het hindoeïsme of tot een andere religieuze groep te behoren. Zij hebben misschien wel hun politieke of sociale bijeenkomsten om over problemen te beraadslagen, welke bijeenkomsten door een geestelijke met gebed worden geopend. Maar laten zij zich daarna door de raad die door ’s mensen Schepper wordt gegeven, leiden? Wenden zij zich tot zijn geschreven Woord, waar zijn raad duidelijk gelezen kan worden? En laten zij zich vervolgens door die raad leiden? Hier zou een geschil kunnen rijzen. De plannenontwerpers zijn het er namelijk niet allen over eens wat het geschreven Woord van de Schepper is, want zij hebben verschillende gewijde boeken die zij als heilig en als de basis voor hun geloofsovertuiging beschouwen. Maar de ware Schepper van hemel en aarde is Degene die de mens heeft gemaakt en hem op aarde heeft geplaatst en de mens heeft gezegd wat hij hier moest doen. Deze Schepper voorzei ook met nauwkeurigheid de benauwdheid en verwarring waarin de natiën zich in onze tijd bevinden.
8. Welk boek is door wereldlingen die plannen ontwerpen niet beschouwd of gevolgd, en wie is de Auteur van dat boek?
8 De Maker van de mens is ook de Schepper van dit geschreven Woord, zijn geïnspireerde Boek. Dat Boek is de bijbel en het werd geschreven door getrouwe mannen die er door de Schepper toe werden geïnspireerd te schrijven. Bijbelgenootschappen hebben dit geïnspireerde Boek in honderden talen over de gehele aarde verspreid. Het is dus geen onbekend en ontoegankelijk Boek. De allereerste zin van het Boek luidt: „In het begin schiep God de hemel en de aarde.” In het eerste hoofdstuk van de bijbel wordt ook de schepping van de mens, van zowel de man als de vrouw, beschreven (Gen. 1:26-31). Dit is het Boek dat door de wereldlingen die plannen voor de menselijke maatschappij ontwerpen, niet geraadpleegd of gevolgd wordt.
9. Welke oude bijbelse verklaring omtrent menselijke plannen kan nog steeds niet betwist worden, en door welke wereldmachten wordt dit geïllustreerd?
9 De wijze waarneming die ongeveer drieduizend jaar geleden werd gedaan en in de bijbel staat opgetekend, kan zelfs in deze tijd niet betwist worden. Ze staat opgetekend in Spreuken 19:21, en in de Jerusalem Bible wordt deze spreuk als volgt uit de Hebreeuwse taal vertolkt: „Plannen vermenigvuldigen zich in het hart van de mens, maar het voornemen van Jahwe houdt stand.” De naam Jahwe in deze tekst is de uitspraak van de goddelijke naam waaraan sommigen de voorkeur geven boven de uitspraak Jehovah. Menselijke plannen en ontwerpen hebben zich in de afgelopen eeuwen en millennia vermenigvuldigd, maar hebben ze stand kunnen houden en blijvende resultaten bereikt en behouden? Waar zijn thans de beroemde politieke rijken die eens een wereldomvattende heerschappij uitoefenden, in het bijzonder de zeven wereldmachten die in de bijbelse geschiedenis en in de bijbelprofetieën worden genoemd? Waar is de oude Egyptische wereldmacht, alsook de Assyrische, de Babylonische, de Medo-Perzische, de Griekse, de Romeinse en de Anglo-Amerikaanse wereldmacht? Waar is het onvergelijkelijke Britse Rijk dat eens een vierde van de oppervlakte der aarde en een kwart van haar bevolking omvatte? Hun roem is verdwenen.
10, 11. (a) Waaruit blijkt dat Jehovah’s voornemen met betrekking tot zijn koninkrijk zich voortbeweegt naar een glansrijk succes? (b) Waaruit blijkt dat de groei van de christenheid niet tot stand is gebracht door de prediking van Gods koninkrijk?
10 Hoe staat het echter met de raad van Jehovah of het „voornemen van Jahwe”? Het houdt nog steeds onveranderd stand. Het blijft zegevieren en zich voorwaarts bewegen naar een glansrijk succes. Het koninkrijk Gods wordt nog steeds over de gehele wereld gepredikt, terwijl deze verkondiging alles wat tot dusver in de religieuze geschiedenis bekend is, overtreft.
11 Met de uitdrukking „het koninkrijk Gods” bedoelen wij niet de religieuze organisatie van de christenheid. Voor het eerst in de geschiedenis heeft het religieuze lidmaatschap van de christenheid de miljard overschreden; volgens de jongst gepubliceerde schatting bedroeg haar lidmaatschap 1.024.106.500. (Zie The World Almanac, 1974, bladzijde 342.) Deze groei is echter niet tot stand gebracht door de prediking van het koninkrijk Gods. Het waren de kerken van de christenheid die verklaarden dat de Volkenbond „de politieke uitdrukking van het koninkrijk Gods op aarde” was. Zolang die politieke organisatie voor wereldvrede en veiligheid bestond, hebben de kerken derhalve de Volkenbond gepredikt. Het plan of ontwerp van de christenheid is ook geweest om „God in de regering te brengen”. Om die reden liefhebberen haar geestelijken in de politiek, en de geestelijken dringen er bij hun kerkleden op aan zich ten volle in de politiek te verwikkelen en zelfs naar de hoogste politieke ambten in het land te dingen.
12. Vinden de woorden en handelwijze van Jezus en zijn discipelen een weerspiegeling in de krachtsinspanningen van de christenheid om „God in de regering te brengen”?
12 Wénst Jehovah God echter in de politieke regering van deze wereld gebracht te worden? Als Hij daar niet reeds is, waarom moet Hij dan in deze menselijke politieke regeringen worden gebracht? Toen aan zijn Zoon, de Heer Jezus Christus, door een Romeinse politicus de vraag werd gesteld: „Zijt gij de koning der joden?” antwoordde hij: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld. Indien mijn koninkrijk een deel van deze wereld was, zouden mijn dienaars hebben gestreden, opdat ik niet aan de joden overgeleverd zou worden. Maar mijn koninkrijk is nu eenmaal niet uit deze bron.” Met betrekking tot zijn ware discipelen zei deze Jezus: „Zij [zijn] geen deel van de wereld . . ., evenals ik geen deel van de wereld ben” (Joh. 18:33-36; 17:14). Noch Jezus noch zijn ware discipelen uit de eerste eeuw G.T. trachtten op enige wijze „God in de regering te brengen”. De veelvuldige plannen van de christenheid om de God van de bijbel in de politieke regeringen van deze wereld te brengen, bewijzen dat ze niet het ware koninkrijk Gods predikt en dat haar kerkleden geen ware discipelen en navolgers van Gods Zoon, Jezus Christus, zijn. De christenheid is niet de zichtbare aardse uitdrukking van Gods koninkrijk.
13. Hoe heeft het plan van de christenheid om de wereld tot haar kerken te bekeren, in weerwil van religieuze oplevingen en kruistochten klaarblijkelijk gefaald?
13 Eeuwenlang is het plan van de christenheid geweest, de mensenwereld hetzij door geweld of door overredingskracht te bekeren en de mensen tot leden van haar kerken te maken. De ogenschijnlijke bedoeling die daarachter school, was ervoor te zorgen dat zij naar de hemel gingen en hen ervoor te behoeden als ontlichaamde zielen naar een plaats van eeuwige bewuste pijniging te gaan. De gedachte van de christenheid was ook dat op deze wijze Gods koninkrijk zou komen en zijn wil op aarde zoals in de hemel gedaan zou worden (Matth. 6:9, 10). Maar haar onschriftuurlijke plan voor wereldbekering heeft klaarblijkelijk gefaald, aangezien het aantal niet-christenen nog steeds meer dan het dubbele van het ledental van de christenheid bedraagt en aangezien antireligieuze krachten, vooral het communisme, toenemen en steeds meer leden van de christenheid religieuze huichelaars of inactief worden. Haar religieuze oplevingen en kruistochten blijken slechts een kortstondige uitwerking te hebben.
HET GODDELIJKE VOORNEMEN KAN ONMOGELIJK FALEN
14. Waarop zijn menselijke plannen gebaseerd of waardoor zijn ze geïnspireerd, en welk uitzicht heeft de mensheid daardoor?
14 Indien het voortbestaan en de redding van het mensengeslacht afhankelijk zouden zijn van de plannen van mensen, zou alles voor de mensheid verloren zijn. Hun velerlei plannen zijn hetzij op menselijke wijsheid gebaseerd of door boosaardige demonengeesten geïnspireerd. Op zichzelf vertrouwende mensen zouden het denkbeeld graag met een schouderophalen van zich afzetten, maar datgene wat negentienhonderd jaar geleden werd geprofeteerd, is thans meer waar dan zij willen geloven, namelijk dat in „latere tijdsperioden sommigen zullen afvallen van het geloof, aandacht schenkend aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen” (1 Tim. 4:1). Omdat mensen van het geloof dat in Gods geschreven Woord wordt uiteengezet, zijn afgevallen, hebben zij Gods duidelijk bekendgemaakte voornemen genegeerd. Zij zijn gelijk het eerste mensenpaar in de Hof van Eden. „Slechts dit heb ik gevonden”, zei de wijze man Salomo, „dat de ware God de mensheid oprecht heeft gemaakt, maar zijzelf hebben veel plannen bedacht” (Pred. 7:29). Omdat hun plannen stuk voor stuk falen, hebben zij hun plannen of ontwerpen moeten herzien of opnieuw moeten maken.
15, 16. Hoe is het feit dat men wereldse natiën in een organisatie der Verenigde Naties tracht te bestendigen, iets wat tegen Jehovah is gericht, en welke schriftuurlijke waarschuwing wordt hiertegen geuit?
15 Wat wereldwijze mannen beramen, is tot mislukking gedoemd. Zij negeren Gods voornemen niet alleen, maar zij ontwerpen plannen die er dwars tegenin gaan en zij strijden ertegen. Zelfs in deze kwestie van het zich aaneensluiten in een organisatie der Verenigde Naties, gaan de politieke en militaire leiders dwars tegen Gods voornemen in. Het is in werkelijkheid een samenzwering tegen Hem. Meer dan vijfentwintighonderd jaar geleden, toen de profeet Jesaja voorzei dat wereldse natiën zich zouden aaneensluiten in een aanval tegen Gods begunstigde volk, werd hij ertoe geïnspireerd het volgende tot de vijandige volken te zeggen: „Omgordt u en wordt verbrijzeld! Omgordt u en wordt verbrijzeld! Ontwerpt een snood plan en het zal verbroken worden! Spreekt welk woord maar ook en het zal niet tot stand komen, want God is met ons!” (Jes. 8:9, 10) Het verenigen van de volken in een Verenigde Naties-organisatie voor wereldvrede en veiligheid, zoals dit thans geschiedt, zal niet triomferen over Gods voornemen met betrekking tot de mensheid. Het moet falen, zoals de in de oudheid levende waarnemer van drieduizend jaar menselijke geschiedenis zei:
16 „Een goddeloze man heeft een brutaal gezicht gezet, maar de oprechte, díe zal zijn wegen stevig bevestigen. Er is geen wijsheid, noch enig onderscheidingsvermogen, noch enige raad tégen Jehovah. Het paard is iets dat wordt gereedgemaakt voor de dag van strijd, maar redding behoort Jehovah toe.” — Spr. 21:29-31.
17. Welke verdeeldheid brengende factoren domineren het toegenomen aantal natiën, en waarom kan de mensheid daardoor niet verenigd worden?
17 Een Verenigde Naties-organisatie met haar Veiligheidsraad en haar Ontwapeningsconferentie is niet Gods manier om de gehele mensheid op een veilige en niet door oorlog geteisterde aarde te verenigen. Sinds de Tweede Wereldoorlog (1939-1945 G.T.) is de mensheid in meer nationale groepen verdeeld dan ooit tevoren, terwijl elke groep aanspraak maakt op nationale soevereiniteit. De verdeeldheid van het mensengeslacht is toegenomen door taalverschillen, variërende gewoonten, tegengestelde politieke doeleinden en ideologieën, en raciale en religieuze vooroordelen. Zelfbeschikking en zelfbehoud zijn de dominerende factoren. Wereldregering door de mens is onmogelijk, en op deze wijze zal de gehele mensheid niet verenigd worden. De mensenwereld kan niet onderling verenigd worden, want ze is niet verenigd met de ene levende en ware God, Jehovah. Zijn Zoon, Jezus Christus, zei dat de heerser van deze wereld Satan de Duivel is, de heerser der demonen. In overeenstemming daarmee zei de christelijke apostel Paulus dat deze heerser der wereld ook „de god van dit samenstel van dingen” is, die de geest van degenen die niet in eendracht met Jehovah God zijn, verblindt. — Joh. 12:31; 14:30; 16:11; 2 Kor. 4:4.
18, 19. (a) Waar moeten orde en eenheid worden hersteld, en waarom? (b) Wat heeft God zich te dien einde voorgenomen om „aan de volledige grens van de bestemde tijden” te doen?
18 Dat de mensheid niet in eendracht is met God, is niets minder dan een zichtbare weerspiegeling van het feit dat er in het onzichtbare hemelse rijk geen eenheid bestaat tussen Satan met zijn demonen en Jehovah God. Zowel in de geestelijke hemelen als op aarde moeten dus orde en eenheid worden hersteld. Gods onfeilbare voornemen neemt deze universele noodzaak in aanmerking en treft er voorzieningen voor. De geïnspireerde schrijver van de brief aan de gemeente in het oude Éfeze (Klein-Azië) schrijft hierover wanneer hij zich in de volgende woorden tot de leden van deze gemeente richt:
19 „Hij [God] [heeft] het heilige geheim van zijn wil aan ons . . . bekendgemaakt. Het is overeenkomstig zijn welbehagen, dat hij zich had voorgenomen, aan de volledige grens van de bestemde tijden een bestuur te hebben, namelijk om alle dingen weer bijeen te vergaderen [of, tot één te vergaderen; onder één Hoofd te brengen] in de Christus, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn. Ja, in hem, in eendracht met wie wij ook tot erfgenamen werden aangesteld, doordat wij werden voorbestemd overeenkomstig het voornemen van hem die alle dingen werkzaam doet zijn naar de wijze waarop zijn wil het aanraadt.” — Ef. 1:9-11, NW; Bakels, Sint-Willibrordvertaling.
20, 21. (a) Waartegen wordt door de mensen in elke natie geklaagd? (b) Wat is, zoals Salomo te kennen gaf, de gegronde reden voor de weerspannigheid van het volk?
20 Het was derhalve Gods voornemen de aangelegenheden zo te besturen of zo te handelen dat zowel de dingen in de hemel als de dingen op aarde verenigd zouden worden. Het was overeenkomstig Gods welbehagen dat er door middel van een speciale procedure van Gods zijde een bestuur, een leiding, een beheer, zou zijn. De uitdrukking „bestuur” heeft derhalve geen betrekking op het Messiaanse koninkrijk van Zijn Zoon Jezus Christus. Tegenwoordig wordt er door de mensen in elke natie hevig geklaagd vanwege de respectieve regeringen die over hen zijn aangesteld en de wijze waarop deze regeringen de zaken besturen of leiden. Er moet een gegronde reden zijn voor de weerspannigheid en opstandigheid van het volk. De oude spreuk wijst met de volgende woorden op de reden: „Wanneer de rechtvaardigen vele worden, verheugt zich het volk; maar wanneer een goddeloze heerst, zucht het volk” (Spr. 29:2). De wijze koning Salomo van Jeruzalem merkte op dat mensen in zijn tijd een onderdrukkend bestuur uitoefenden en zei:
21 „Ik voor mij wendde mij om alle daden van onderdrukking te kunnen zien die onder de zon worden bedreven, en zie! de tranen der onderdrukten, maar zij hadden geen trooster; en aan de zijde van hun onderdrukkers was macht, zodat zij geen trooster hadden. En ik prees de doden, die reeds gestorven waren, gelukkig boven de levenden, die nog in leven waren.” — Pred. 4:1, 2. Ook 5:8; 7:7.
22. Hoe staat het na duizenden jaren van onderdrukking door menselijk bestuur met betrekking tot vertroosting en bevrijding voor de mensheid?
22 Soms worden de mensen ertoe gebracht als waanzinnigen te handelen vanwege de onderdrukking (Pred. 7:7). Na duizenden jaren van onderdrukking en met het oog op de wereldtoestanden van tegenwoordig blijkt het waar te zijn dat de onderdrukte mensen geen trooster hebben van de zijde van enig deel van het huidige wereldse bestuur van de menselijke aangelegenheden. Er is geen redding, geen bevrijding voor hen uit menselijke bronnen.
23. Hoe zal volgens Gods voornemen de vereniging van alle mensen een feit worden, en wat zal dit voor hen betekenen?
23 De alwijze God voorzag lang geleden de noodzaak voor een beter bestuur van de aangelegenheden en overeenkomstig zijn welbehagen nam hij zich voor zo’n bestuur in te stellen. Onder dat bestuur van de aangelegenheden door hem zal de vereniging van alle mensen een feit worden. Dat zal over de gehele aarde vrede, harmonie en veiligheid betekenen.
24. Wie wordt door God gebruikt om deze eenheid tot stand te brengen en de aangelegenheden te besturen, en wat is het definitieve doel van dit bestuur?
24 Laten wij eens zien hoe de Almachtige God ertoe overging de aangelegenheden te besturen. Laten wij eens zien wie door God wordt gebruikt om deze eenheid tot stand te brengen en de aangelegenheden te besturen. God gebruikt hiervoor zijn Messías, zijn Gezalfde, de Christus. Derhalve wijst de geïnspireerde bijbelschrijver op hem wanneer hij zegt dat het bestuur dat „aan de volledige grens van de bestemde tijden” in werking moet treden, een definitief doel heeft, „namelijk om alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen die in de hemelen en de dingen die op de aarde zijn. Ja, in hem, in eendracht met wie wij ook tot erfgenamen werden aangesteld” (Ef. 1:9-11). Zowel in de religieuze als de niet-religieuze gelederen van de mensheid bestaat er heel wat vooroordeel en vijandigheid ten aanzien van deze Jezus Christus; wat voor bestuur kunnen wij niettemin van God door bemiddeling van hem verwachten?
25, 26. (a) Wat zei Psalm 72 profetisch over de wijze waarop de Messías met de armen zou handelen? (b) Welk verslag wordt in Handelingen 10:37-39 gegeven over het bevrijdingswerk dat door de Messías Jezus is verricht?
25 Over de Messías, die groter is dan koning Salomo, wiens heerschappij ten slotte onderdrukkend voor het volk van Israël werd, zegt Psalm 72:12-14 profetisch: „Hij zal de arme die om hulp schreeuwt, bevrijden, ook de ellendige en al wie geen helper heeft. Hij zal deernis hebben met de geringe en de arme, en de zielen van de armen zal hij redden. Van onderdrukking en van geweld zal hij hun ziel loskopen, en hun bloed zal kostbaar zijn in zijn ogen.” Wij hebben elke reden om te geloven dat de Messías Jezus deze profetie in de nabije toekomst zal vervullen. Wij hoeven slechts negentienhonderd jaar terug te zien toen hij als volmaakt mens op aarde was en te vragen: Aan wat voor onderdrukking en geweldpleging jegens de mensen heeft hij zich ooit schuldig gemaakt? Het geïnspireerde verslag van de Schrift laat Jezus Christus als volkomen zuiver op dit terrein zien. Hem wordt veeleer als verdienste aangerekend dat hij de mensen bevrijdde. Een zekere jood, die tijdens Jezus’ openbare loopbaan bijna constant bij hem was en die hem nauwkeurig gadesloeg, zei tot een gehoor van niet-joden:
26 „Gij weet welk onderwerp in geheel Judéa werd besproken, te beginnen van Galiléa na de doop die Johannes predikte, namelijk Jezus, die van Nazareth was, hoe God hem met heilige geest en kracht heeft gezalfd, en hij ging het land door, wéldoend en gezond makend allen die door de Duivel onderdrukt waren, want God was met hem. En wij zijn getuigen van al de dingen die hij zowel in het land der joden als in Jeruzalem heeft gedaan; maar zij hebben hem ook om het leven gebracht door hem aan een hout te hangen.” — Hand. 10:37-39.
27, 28. (a) Hoe kwam het dat Jezus een dubbele aanspraak op het koninkrijk van koning David over Israël had? (b) Wat zei Jesaja 9:6, 7 in overeenstemming daarmee over de vorstelijke heerschappij van de Messías?
27 Wij moeten bedenken dat deze Jezus, die door God tot de Messiaanse Koning over de gehele mensheid werd gezalfd, een natuurlijke nakomeling van koning David van Jeruzalem was, aangezien hij door een miraculeuze geboorte in Davids koninklijke geslacht werd geboren. Als zodanig was hij de natuurlijke erfgenaam van het koninkrijk van David over Israël. De man die Jezus als zijn eerstgeboren zoon adopteerde, was ook een nakomeling van koning David via Salomo, en derhalve bezat hij het wettelijke recht op Davids koninkrijk. Dit wettelijke recht schonk deze pleegvader, de timmerman Jozef uit Nazareth, aan Jezus door hem als zijn eerstgeboren zoon te adopteren (Luk. 2:1-24; 3:23-38; Matth. 1:1 tot 2:23). Aldus had deze Jezus, die geboren was in Bethlehem, „de stad van David”, een dubbele aanspraak op de erfenis van Davids koninkrijk over Israël. Over deze Nakomeling van David nu, op wiens schouder de vorstelijke heerschappij gelegd moet worden, zei de geïnspireerde profeet Jesaja:
28 „Aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede zal geen einde zijn, op de troon van David en over zijn koninkrijk, om het stevig te bevestigen en om het te schragen door middel van gerechtigheid en door middel van rechtvaardigheid, van nu aan en tot onbepaalde tijd. Ja, de ijver van Jehovah der legerscharen zal dit doen.” — Jes. 9:6, 7.
29. Wat voor heerschappij zal de vorstelijke heerschappij van de Messías derhalve zijn, en waarom zal ze niet door de democratische stem van het volk tot stand komen?
29 Hier hebben wij een belofte van de Allerhoogste God dat het Davidische koninkrijk van zijn Messías niet alleen een rechtmatig koninkrijk zal zijn, maar dat het ook bevestigd en gehandhaafd zal worden in gerechtigheid en rechtvaardigheid. Deze regering van redding voor het volk zal door God zelf worden opgericht, niet door de democratische stem van het volk, want, zoals de profeet Jesaja zegt, „de ijver van Jehovah der legerscharen zal dit doen”.
30, 31. (a) Hoe heeft God een waarborg voor de beloofde regering van de Christus gegeven? (b) Hoe legde Petrus in Handelingen 10:40-43 getuigenis van dit feit af?
30 Waar Jehovah voor ijvert, dat zal hij tot stand brengen. Hij heeft vele andere bijbelprofetieën geïnspireerd betreffende de volmaakte regering die de Messías Jezus de gehele mensheid zal schenken. Hij heeft ons een waarborg voor deze beloofde regering gegeven doordat hij Jezus Christus ter rechtvaardiging van diens onschuld op de derde dag uit de doden heeft opgewekt. Nadat de apostel Petrus heeft verteld dat Jezus op onrechtvaardige wijze aan een hout is gehangen, vervolgt hij dan ook met te zeggen:
31 „God heeft hem op de derde dag opgewekt en heeft gegeven dat hij openbaar werd, niet aan het gehele volk, maar aan getuigen die door God tevoren waren aangewezen, aan ons, die, nadat hij uit de doden was opgestaan, met hem gegeten en gedronken hebben. Ook heeft hij ons bevolen tot het volk te prediken en een grondig getuigenis te geven dat deze Degene is die door God is verordend tot rechter van de levenden en de doden. Over hem leggen alle profeten getuigenis af dat een ieder die geloof in hem stelt, vergeving van zonden krijgt door middel van zijn naam.” — Hand. 10:40-43.
BETROUWBARE MEDEREGEERDERS OM DE MENSELIJKE AANGELEGENHEDEN TE BESTUREN
32. Tot welk bijeenvergaderingswerk kon God nu derhalve overgaan, en met wie als zijn Werktuig om alle dingen weer bijeen te brengen?
32 Opdat deze uit de doden opgewekte Jezus Christus als Gods Werktuig zou kunnen optreden bij het weer bijeenbrengen van alle dingen, verhoogde God hem tot de goddelijke troon in de hemel (Hand. 2:33-36; 1 Petr. 3:22). Aldus kon God ertoe overgaan „alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus”, niet alleen de dingen die op de aarde zijn, maar ook de „dingen die in de hemelen” zijn. Jezus Christus is daardoor een hemelse, bovenmenselijke Messías, die over grotere krachten beschikt om goed te doen ten behoeve van de mensen dan toen hij als volmaakt mens hier op aarde was. De gehele mensheid zal onder hem als het door God, de Grote Bestuurder, aangestelde Hoofd verenigd worden.
33. Wie zouden er volgens Gods voornemen met de Christus verbonden zijn in het behartigen van de menselijke aangelegenheden, en wat wordt er derhalve eerst op aarde gevormd?
33 God nam zich echter voor dat er nog anderen met zijn Zoon Jezus Christus verbonden zouden zijn in het behartigen van de menselijke aangelegenheden. Deze mederegeerders over de mensheid zouden uit het midden van de mensheid genomen worden. Terwijl zij zich nog op aarde bevonden, moesten zij in een gemeente gevormd zijn die een band van eenheid met hem had. Toen de apostel Paulus aan de gemeente in Éfeze schreef, vervolgde hij met te zeggen: „Het is overeenkomstig de werking van de macht van zijn [Gods] sterkte, die hij werkzaam heeft doen zijn in het geval van de Christus, toen hij hem uit de doden opwekte en hem aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten deed zitten, ver boven elke regering en autoriteit en kracht en heerschappij en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in dit samenstel van dingen, maar ook in het toekomende. Ook heeft hij alle dingen onder zijn voeten onderworpen en hij heeft hem hoofd over alle dingen gemaakt met betrekking tot de gemeente, welke zijn lichaam is.” — Ef. 1:19-23.
34. Waaruit zouden de leden van het „lichaam” genomen worden, en hoe werd de barrière die er tussen hen bestond, uit de weg geruimd?
34 Hoe staat het nu met de leden van deze gemeente, het „lichaam” van Jezus Christus? Welnu, het was Gods edelmoedige voornemen dat het niet slechts zou bestaan uit degenen die besneden joden waren geweest, maar ook uit degenen die niet-joden of heidenen waren geweest. Gedurende 1545 jaar (van 1513 v.G.T. tot 33 G.T.) waren zij niet met elkaar verenigd geweest. De barrière, „de tussenmuur, die hen afscheidde”, was het Wetsverbond, dat in het jaar 1513 v.G.T. gesloten en waarbij de profeet Mozes als middelaar optrad. In het jaar 33 G.T. werd Jezus Christus door God gebruikt als het middel om deze barrière door zijn dood aan de martelpaal uit de weg te ruimen. De apostel vervolgt dan ook met te zeggen: „Door middel van zijn vlees [gehangen aan de martelpaal] heeft hij de vijandschap, de Wet der geboden, in verordeningen bestaande, tenietgedaan, opdat hij de twee volken in eendracht met zichzelf tot één nieuwe mens zou kunnen scheppen en vrede zou kunnen maken, en opdat hij door middel van de martelpaal beide volken in één lichaam volledig met God zou kunnen verzoenen, omdat hij door bemiddeling van zichzelf de vijandschap had gedood.” — Ef. 2:14-16.
35. (a) Wanneer werden de onbesneden heidenen in het gemeentelijke „lichaam” gebracht? (b) Hoeveel leden zou het lichaam hebben?
35 Drie en een half jaar nadat de wettelijke barrière uit de weg was geruimd, begon God heidenen, niet-joden, in het gemeentelijke „lichaam” van Jezus Christus te brengen. Dit deed God door de apostel Petrus uit te zenden om de boodschap van het koninkrijk van Gods Messías tot belangstellende onbesneden heidenen te prediken. Toen zij de Koninkrijksboodschap aanvaardden, zalfde God hen met heilige geest en werden zij als christenen gedoopt (Hand. 10:1-48). Daarna, en vooral na de verwoesting van Jeruzalem door de Romeinen in het jaar 70 G.T., werden er vele heidenen gedoopt en in het gemeentelijke „lichaam” van Jezus Christus opgenomen; aldus werden zij met hem als hun geestelijke „hoofd” verenigd. Evenals een menselijk lichaam een definitief aantal ledematen heeft om compleet te zijn, heeft ook dit gemeentelijke „lichaam” van Christus een definitief beperkt aantal leden. In het laatste boek van de bijbel wordt duidelijk gezegd dat het aantal „lichaams”-leden beperkt is tot 12 x 12.000, ofte wel 144.000. — Openb. 7:4-8; 14:1-3.
GODS WERKTUIGEN VOOR HET VERENIGEN VAN ALLE DINGEN HEBBEN SUCCES
36, 37. (a) Waarom bestaat er een noodzaak voor een verenigend werk binnen het gemeentelijke „lichaam” van de Christus? (b) Wat heeft God met dat doel door bemiddeling van Christus aan de gemeente geschonken?
36 De 144.000, die het samenwerkende lichaam onder het „hoofd”, Jezus Christus, zullen vormen, worden „uit elke stam en taal en elk volk en elke natie” van de mensheid genomen (Openb. 5:9, 10). Aangezien de leden van het gemeentelijke „lichaam” op aarde zo’n sterk uiteenlopende afkomst hebben, dient er een grote noodzaak voor een verenigend werk onder hen te bestaan, om hen allen aan het ene „hoofd”, de verheerlijkte Jezus Christus, te doen vasthouden. Voor de tenuitvoerbrenging van dit verenigende werk heeft God „gaven . . . in de vorm van mensen” verschaft (Ps. 68:18). De apostel Paulus wijst op de verheerlijkte Jezus Christus als degene die door God werd gebruikt om deze menselijke „gaven” met het oog op dit verenigende werk aan de gemeente op aarde te schenken; hij zegt:
37 „Hij [namelijk Jezus Christus] die is neergedaald, is dezelfde die ook tot ver boven alle hemelen is opgestegen, om volheid aan alle dingen te geven. En hij heeft sommigen [gaven] gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als evangeliepredikers, sommigen als herders en leraren, met het oog op de opleiding van de heiligen, voor het werk der bediening, tot opbouw van het lichaam van de Christus, totdat wij allen geraken tot de eenheid in het geloof en in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God, . . . Laten wij echter, de waarheid sprekend, door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus.” — Ef. 4:8-15.
38, 39. (a) Waarom kan de christenheid niet dat „lichaam van de Christus” zijn? (b) Wat zal er wegens de vruchten die ze heeft voortgebracht, met haar gebeuren?
38 De christenheid beweert dat zij dit „lichaam van de Christus” is. Maar hoe zou dat ooit kunnen? Want na meer dan zestien eeuwen werkzaam te zijn geweest, is ze op schandelijke wijze in gebreke gebleven tot zulk een christelijke eenheid te geraken. Ze is in wel duizend verschillende richtingen verdeeld, door religieuze sekten, die allemaal andere tegenstrijdige leerstellingen onderwijzen. Ze is niet één religieus „lichaam”, niet één kerk. Haar afzonderlijke religieuze sekten zijn niet de afzonderlijke ranken in de „wijnstok”, Christus (Joh. 15:1-8). Dit is zo in weerwil van de Wereldraad van Kerken van de christenheid. De religie van de christenheid is een van de meest verdeeldheid brengende krachten in de menselijke ervaring gebleken. Ze heeft daarom een besmeurd bericht, dat stinkt van mensenbloed.
39 Dit zijn niet de vruchten van het ware christendom. Jezus Christus zei: „Een goede boom kan geen waardeloze vruchten dragen, noch kan een rotte boom voortreffelijke vruchten voortbrengen. Elke boom die geen voortreffelijke vruchten voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Aan hun vruchten zult gij die mensen dus waarlijk herkennen” (Matth. 7:18-20). Als een rotte boom moet de christenheid binnenkort omgehakt en als het ware door vuur vernietigd worden. Het zal haar niet beter vergaan dan de andere leden van het religieuze Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie. — Openb. 17:1 tot 18:8.
40. Moeten wij zeggen dat, wegens de toestand waarin de christenheid zich bevindt, Gods voornemen om een verenigde gemeente te hebben, heeft gefaald?
40 Wat moeten wij dan zeggen? Heeft Gods voornemen om een verenigde gemeente te hebben die onder het Hoofd Jezus Christus is bijeengebracht, gefaald? Neen! De onbijbelse plannen van de christenheid met betrekking tot de toekomst falen, maar Gods voornemen niet. Hij verlaat zich niet op de christenheid om de leden van het hemelse koninkrijk te verschaffen, die door God gebruikt zullen worden om de aardse aangelegenheden zo te besturen dat er eenheid onder de mensheid heerst. Allen die Gods volk willen zijn, gebiedt Hij uit de christenheid en uit heel het overige gedeelte van Babylon de Grote te gaan (Openb. 18:4). De christenheid is niet het middel om de voorrechten van het Messiaanse koninkrijk Gods deelachtig te worden. Door datgene wat ze beoefent, wordt ze ervan uitgesloten enig aandeel te hebben aan het verenigende werk dat door die hemelse regering wordt verricht. De apostel Paulus gaat voort tot leden van Gods ware christelijke gemeente te zeggen: „Dit weet en erkent gij, dat geen hoereerder of onreine of hebzuchtige — hetgeen wil zeggen een afgodendienaar te zijn enig erfdeel heeft in het koninkrijk van de Christus en van God.” — Ef. 5:5.
41. Wat heeft God, in weerwil van oppositie door Babylon de Grote, thans in eenheid op aarde, en wat voor dingen zijn in hun geval bijeenvergaderd?
41 In weerwil van alle oppositie van de christenheid en andere leden van Babylon de Grote, ja, in weerwil van Satan de Duivel en zijn demonen, tegen wie Gods ware volk een strijd moet voeren, heeft God thans op aarde zijn overblijfsel, de laatsten die ervoor in aanmerking komen een aandeel te hebben aan Gods bestuur van de menselijke aangelegenheden door bemiddeling van Jezus Christus, hun Hoofd. Ondanks het feit dat zij afkomstig zijn uit diverse rassen en natiën, zijn zij een verenigde gemeente, terwijl zij allen eensgezind vasthouden aan het ene onzichtbare hemelse Hoofd, Jezus Christus. In hun geval heeft God dus de „dingen die in de hemelen” zijn ’weer bijeenvergaderd in de Christus’, aangezien God hen zelfs nu reeds „plaats [heeft] doen nemen in de hemelse gewesten in eendracht met Christus Jezus” en zij eveneens erfgenamen van het hemelse Koninkrijk zijn. — Ef. 1:10; 2:6.
42. Welk profetische gebod van Christus wordt door het overblijfsel ten uitvoer gebracht, en wie zijn thans met het overblijfsel verbonden?
42 Sinds het einde van de tijden der heidenen in het jaar 1914 hebben zij eensgezind gehoor gegeven aan Jezus’ profetische gebod: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, [waarna] het einde [zal] komen” (Matth. 24:14). Honderdduizenden opgedragen aanbidders van Jehovah God, die Zijn gebod om uit Babylon de Grote te gaan hebben gehoorzaamd, zijn met dit overblijfsel van Christus’ gemeentelijke lichaam verbonden (Openb. 7:9-17). Allen te zamen staan zij over de gehele wereld bekend als Jehovah’s christelijke getuigen.
’EEN BESTUUR AAN DE VOLLEDIGE GRENS VAN DE BESTEMDE TIJDEN’
43, 44. (a) Voor het optreden waarvan is de tijd naderbij gekomen en waartegen zal het optreden? (b) Wanneer heeft God volgens Galáten 4:4 degene naar de aarde gezonden die zijn Voornaamste Dienstknecht in het bestuur zou zijn?
43 Zowel de toestanden in de wereld als de vervulling van bijbelprofetieën duiden erop dat het voorzegde „einde” van dit samenstel van dingen nabij moet zijn. Zestig jaar lang prediken de toekomstige leden van het Messiaanse koninkrijk, te zamen met een „grote schare” loyale helpers, nu reeds „dit goede nieuws van het koninkrijk”. God zal deze prediking van zijn opgerichte Messiaanse koninkrijk niet oneindig laten voortduren. Hij heeft zijn bestemde tijd waarop dit hemelse koninkrijk op vernietigende wijze tegen dit ten ondergang gedoemde samenstel van dingen zal optreden. De nieuwe regering die volgens Gods voornemen de aangelegenheden van de gehele mensheid zal besturen, moet binnenkort het bestuur overnemen. Bijna tweeduizend jaar geleden zond God degene die is aangesteld om zijn Voornaamste Dienstknecht in het bestuur te zijn, naar de aarde om te tonen of hij deze positie waardig was. Hij werd als de rechtmatige erfgenaam van koning David in de wereld geboren. Hierover lezen wij:
44 „Toen de volledige tijdgrens was gekomen, zond God zijn Zoon uit, die uit een vrouw werd geboren en die onder de wet kwam te staan om hen die onder de wet stonden [de joden], los te kopen, opdat wij op onze beurt de aanneming als zonen zouden ontvangen. Omdat gij nu zonen zijt, heeft God de geest van zijn Zoon in ons hart gezonden, die uitroept: ’Abba, Vader!’” — Gal. 4:4-6.
45. Wanneer begon de eerste fase van het bijeenvergaderingswerk, en waarom?
45 Toen Gods Zoon Jezus Christus in de hemel werd verheerlijkt en op de pinksterdag in 33 G.T. in Jeruzalem de christelijke gemeente stichtte, begon het ’bestuur aan de volledige grens van de bestemde tijden’ in zijn eerste fase, de belangrijkste fase, in werking te treden. De gemeente van degenen die in het verenigende werk met Jezus Christus in de hemel verbonden zouden zijn, moest bijeengebracht en onder haar Hoofd, Gods Voornaamste Dienstknecht, verenigd worden. Op deze wijze zouden „de dingen die in de hemelen” zijn, de dingen die voor de hemelen bestemd waren, ’weer bijeenvergaderd worden in de Christus’, opdat het door God in zijn bestuur gebruikte „lichaam” voltallig zou zijn. — Ef. 1:9-11.
46, 47. (a) Wanneer brak de bestemde tijd aan voor de tweede fase van Gods „bestuur”, namelijk het bijeenvergaderen in Christus van „de dingen die op de aarde zijn”? (b) Onder wiens „bestuur” is sindsdien de tweede fase van het bijeenvergaderingswerk in werking getreden?
46 Volgens Gods voornemen moet echter de bestemde tijd komen voor de tweede fase van zijn „bestuur”, namelijk om „de dingen die op de aarde zijn” „weer bijeen te vergaderen in de Christus”. Deze tijd brak aan toen in de herfst van het jaar 1914 G.T. de tijden der heidenen eindigden. Toen brak de tijd aan waarop de Messiaanse Koninkrijksheerschappij die vroeger door koning David in het Midden-Oosten was uitgeoefend, hersteld moest worden, alleen niet in het aardse Jeruzalem, maar in de hemel.
47 De blijvende Erfgenaam van koning David, namelijk de Heer Jezus Christus, bevond zich nu in de hemel, aan Gods rechterhand. Toen installeerde Jehovah deze hemelse Erfgenaam van koning David op de troon en gaf hij hem niet slechts koninklijke macht over het gebied van het oude Israël, maar over de gehele aarde, over de gehele mensheid voor wie Jezus Christus als een volmaakt menselijk slachtoffer was gestorven. Daardoor trad het Koninkrijk van de Messías in werking. Toen was de „volledige grens van de bestemde tijden” in de volste zin bereikt en zou het „bestuur” dat God uitoefende, de vervreemde „dingen die op de aarde zijn” ’weer bijeenvergaderen in de Christus’. Dit zou de tweede fase van het overeenkomstig Gods voornemen bepaalde bijeenvergaderings- of verenigende werk zijn.
48. Wat moet, aangezien alle pogingen om de mensheid te verenigen, sinds 1914 op grote schaal hebben gefaald, in zijn geheel verdwijnen?
48 In 1914 brak de Eerste Wereldoorlog uit, waardoor de wereld in twee tegenovergestelde economische, politieke kampen werd verdeeld. De naoorlogse Volkenbond is er niet in geslaagd de mensheid te verenigen. Thans blijven de Verenigde Naties in gebreke de mensheid te verenigen. Het was de christenheid, de krachtigste religieuze organisatie op aarde, die er niet in slaagde twee wereldoorlogen te voorkomen en tot nu toe heeft ze gefaald de mensheid in ware vrede en veiligheid te verenigen. Niet slechts deze politieke en religieuze organisaties zullen moeten verdwijnen, maar het gehele door mensen opgebouwde samenstel van dingen moet verdwijnen. Het zal ook volledig verdwijnen in de komende „grote verdrukking” zoals de mensheid nog nooit tevoren heeft meegemaakt. — Matth. 24:21, 22.
49. Wat is het enige middel tot redding van het mensengeslacht, en wat voor vooruitzichten heeft de mensheid thans?
49 Het enige middel van redding voor ons mensen is het hemelse Messiaanse koninkrijk, dat God zich reeds had voorgenomen vanaf de tijd dat onze eerste ouders, Adam en Eva, in de Hof van Eden zondigden en zich van God, hun Schepper, afscheidden (Gen. 3:15; Rom. 16:20). Nu de „volledige grens van de bestemde tijden” in de volste zin is bereikt, bevinden wij ons in een dag waarin wij de schitterendste vooruitzichten hebben!
LAATSTE VERENIGING ONDER GODS BESTUUR
50. Wie op aarde begroeten in deze tijd het Koninkrijk, en hoe tonen zij welk standpunt zij innemen met betrekking tot heerschappij?
50 Binnenkort zal het volledige ledental van het hemelse Koninkrijk, de 144.000 Koninkrijkserfgenamen onder hun Hoofd, Jezus Christus, voltallig zijn. Gods onveranderde voornemen met betrekking tot dit Messiaanse koninkrijk zal succes hebben, hetgeen Hem tot heerlijkheid, eer en rechtvaardiging zal strekken. Er is reeds een schare mensen uit alle delen van de aarde die inziet dat God het Koninkrijk in de hemel aan de macht heeft doen komen en dit Koninkrijk wordt door hen vreugdevol en met loyale toewijding begroet. Deze schare is reeds groot, maar ze neemt nog steeds toe aangezien „dit goede nieuws van het koninkrijk” op de gehele bewoonde aarde tot een getuigenis voor alle natiën gepredikt blijft worden (Matth. 24:14). Om te bewijzen waar zij nu staan, sluiten zij zich in deze prediking en in het geven van dit wereldomvattende getuigenis van ganser harte bij het nog in leven zijnde overblijfsel van Koninkrijkserfgenamen aan.
51. Waarom kan er dus worden gezegd dat het werk dat bestaat in het onder Christus bijeenvergaderen van alle dingen die op de aarde zijn, is begonnen?
51 In het laatste boek van de bijbel wordt in een visioen gezien hoe deze „grote schare” in de allereerste plaats aandacht schenkt aan de hemelse troon van Jehovah God en aan zijn Voornaamste Dienstknecht die in zijn bestuur wordt gebruikt en hoe deze schare dankbaar uitroept: „Redding hebben wij te danken aan onze God, die op de troon is gezeten, en aan het Lam” (Openb. 7:9, 10). Hoewel deze „grote schare” uit mensen bestaat die afkomstig zijn uit alle natiën, stammen, volken en talen, trachten zij verenigd te zijn onder Gods Voornaamste Dienstknecht, Jezus Christus. Zij zijn in eendracht met het Koninkrijksoverblijfsel en zijn in eendracht met elkaar. Eensgezind aanbidden zij God in zijn geestelijke tempel en verrichten dag en nacht heilige dienst voor hem. Er kan dus worden gezegd dat in deze verenigde „grote schare” het werk dat bestaat in het ’bijeenvergaderen van alle dingen die op de aarde zijn’ in de Christus, in overeenstemming met Gods „bestuur” reeds begonnen is. Wat een geruststellend teken van dingen die spoedig staan te geschieden! — Openb. 7:14-17.
52. Wat zullen de leden van deze „grote schare” overleven, en waarom zullen Satan en zijn demonen hen niet kunnen belemmeren wanneer zij het Paradijs herstellen?
52 In het laatste boek van de bijbel wordt ook de verzekering gegeven dat deze „grote schare” aanbidders van de ene levende en ware God uit de „grote verdrukking” zal komen als personen die deze wereldramp waardoor het gehele aardse, door mensen opgebouwde samenstel van dingen als een volslagen fiasco tot een einde gebracht zal worden, hebben overleefd. Op hen zal de opwindende en vreugdevolle taak rusten de gehele aarde in een paradijstuin te veranderen. Satan de Duivel en zijn demonengeesten zullen dit vredige verfraaiende werk niet kunnen belemmeren, want zij zullen zich gebonden en geïsoleerd in een afgrond bevinden, van waaruit zij zich niet kunnen bemoeien met wat er hier op aarde gebeurt. Het hemelse Messiaanse koninkrijk zal zich op beschermende wijze over de „grote schare” op aarde uitstrekken en duizend jaar lang met autoriteit de aangelegenheden op aarde regelen. — Openb. 20:1-6.
53. (a) Wat zal ervoor nodig zijn om alle „dingen die op de aarde zijn” weer in eenheid onder Christus bijeen te vergaderen? (b) Hoe zal er met de tegenstanders van zulk een eenheid worden gehandeld?
53 Gods nieuwe ordening op aarde zal dus beginnen met een verenigde menselijke samenleving. Maar het verenigende werk van het hemelse Messiaanse koninkrijk zal dan niet ten einde zijn. Gedurende de duizend jaar dat dit koninkrijk over de aarde regeert, moet de miraculeuze opstanding plaatsvinden van de menselijke doden voor wie Jezus Christus als loskoopoffer is gestorven (1 Tim. 2:5, 6; Joh. 1:29, 36). Deze miljarden uit de doden opgewekte mensen zullen allen bijeengebracht moeten worden in een eenheid onder Jezus Christus, de Voornaamste Dienstknecht in Gods „bestuur”. Het uiteindelijke doel hiervan is, ten slotte te bewerken dat zij in eenheid geraken met de Universele Soeverein, Jehovah God. Hiervoor zal het nodig zijn dat alle gehoorzame mensen worden opgeheven tot menselijke volmaaktheid, in welke toestand Adam en Eva zich bij hun schepping in de Hof van Eden bevonden. Alle ongehoorzame tegenstanders van zulk een eenheid, ja, Satan en zijn demonen eveneens, zullen voor eeuwig vernietigd worden zodat zij nooit meer de vrede kunnen verstoren. — Openb. 20:7-15; Hand. 24:15.
54. Waaruit kunnen wij thans troost putten, en naar het succes waarvan zien wij uit, met zegeningen in het verschiet?
54 Alle eer gaat naar de Opperste Bestuurder, Jehovah God! Hij neemt zich niet alleen iets voor, maar hij vervult zijn voornemen ook getrouw. Laten wij dus allen moed vatten! Ook al zien wij alle menselijke plannen voor het besturen van de aarde thans op rampspoedige wijze falen, wij kunnen troost putten uit de gezegende kennis omtrent Gods alles overtreffende voornemen. Vol vertrouwen zien wij ernaar uit het succes van Gods voornemen te aanschouwen en mee te maken. Wij koesteren de verwachting dat wij ons voor altijd in de daaruit voortspruitende eeuwige zegeningen kunnen verheugen!
[Illustratie op blz. 618]
Satan de Duivel, als „de grote draak”, de heerser der demonen, is de heerser van deze verdeelde wereld
[Illustratie op blz. 625]
Het zal een heerlijke tijd zijn om in Gods rechtvaardige en paradijselijke nieuwe ordening te leven en tevens uitbundige vreugde schenken om met getrouwen te spreken die uit de opstanding zijn teruggekomen