„Uw woord is waarheid”
„Gelukkig de vredestichters”
ALLEEN al de klank van het woord „vrede” is aangenaam voor het gehoor, kalmerend voor het hart en de geest. Dit geldt ook voor woorden als paix in het Frans, paz in het Spaans, frieden in het Duits, eirene in het Grieks of sjalom in het Hebreeuws. Toen Jezus de zeventig evangeliepredikers uitzond, gaf hij hun instructies om te zeggen: „Vrede zij over dit huis.” Het is een oosterse gewoonte anderen te begroeten door hun vrede te wensen. Zelfs heden ten dage zijn de eerste woorden die men hoort als men de Israëlische ambassade in de stad New York opbelt, niet „Goede morgen!” maar „Sjalom!” „Vrede!” — Luk. 10:5.
Hoe passend is het daarom dat Jezus, in zijn gelukkigverklaringen of ’zaligsprekingen’, de vredelievenden, dat wil zeggen, degenen die voor de vrede werken, gelukkig verklaarde. Hij zei: „Gelukkig de vredestichters, daar zij zonen van God genoemd zullen worden.” — Matth. 5:9, Kingdom Interlinear Translation of the Greek Scriptures (volgens de interlineaire weergave).
Daar de beloning voor de vredestichters is dat zij „zonen van God” genoemd zullen worden, moet hun vader, Jehovah God, ook een vredestichter zijn. Hij is niet alleen een vredestichter, hij is de Vredestichter! Zij die weinig geloof stellen in Gods Woord en het begrip ervan missen, zijn geneigd over Jehovah God te spreken als een God van oorlog. Maar bij Jehovah vormt oorlog een uitzondering, het voeren van oorlog is een uitdrukking van zijn woede. Woede is geen op de voorgrond tredende eigenschap van hem, liefde wel. Zijn toorn is slechts voor „een ogenblik”, zijn goede wil is voor „het leven”. — Ps. 30:5.
Jehovah voert alleen maar oorlog om af te rekenen met de vredeverstoorders, zodat er vrede in zijn universum kan blijven heersen. Zo lezen wij: „Hij doet oorlogen ophouden tot het uiteinde der aarde. De boog verbreekt hij en hij slaat de speer werkelijk aan stukken; de wagens verbrandt hij in het vuur” (Ps. 46:9). Daarom wordt hij beschreven als de „God die vrede geeft”, en als de „God van vrede”. Daar hij ook „de gelukkige God” wordt genoemd, is hij, boven alle anderen, de gelukkige Vredestichter. — Rom. 15:33; Fil. 4:9; 1 Thess. 5:23; 1 Tim. 1:11.
Daar Jehovah God de grote Vredestichter is, mag men verwachten dat zijn eniggeboren Zoon, Jezus Christus, die zei dat hij alles deed wat hij zijn Vader zag doen, ook een vredestichter is (Joh. 5:19). En wij ontdekken dat dit zo is. Hij wordt aangesproken met titels zoals „Vredevorst” en „de Heer van vrede” (Jes. 9:6; 2 Thess. 3:16). Betreffende zijn regering lezen wij dat „aan de overvloed van de vorstelijke heerschappij en aan vrede . . . geen einde [zal] zijn”. Wanneer hij de onbetwiste heerschappij over de aarde bezit, zal er „overvloed van vrede [zijn], totdat de maan niet meer is”. Daar hij „de gelukkige en enige Machthebber” wordt genoemd, is hij ook een gelukkige Vredestichter. — Jes. 9:7; Ps. 72:7; 1 Tim. 6:15.
Onder de hedendaagse belijdende christenen zijn er enkelen die graag vredestichters zouden willen zijn, bijvoorbeeld zij die behoren tot de „Christelijke Vredesconferentie”. Deze is samengesteld uit religieuze personen aan beide zijden van het ijzeren gordijn. Toch zeggen degenen die er in het westen lid van zijn dat men teveel verwacht als men denkt dat hun activiteiten een effect op de wereldvrede zouden hebben. Zij trachten voornamelijk het contact te onderhouden tussen medegelovigen aan beide zijden van het ijzeren gordijn. Zelfs met dit bescheiden doel hebben zij weinig succes, want zij hebben al problemen om onder elkaar vrede te behouden! — The Christian Century, 10 juni, 11 november 1970.
Hoe kunnen de ware volgelingen van Christus vredestichters zijn? Niet door zich in de politiek te mengen of door de politieke plannen van mensen te bevorderen, want Jezus zei dat zijn volgelingen geen deel van de wereld dienden te zijn (Joh. 17:14). Neen, zij doen dit in de eerste plaats door vrede met God te sluiten, de belangrijkste soort van vrede. Zij verwerven deze vrede met God door geloof te oefenen in Christus’ slachtoffer, door zich op te dragen ten einde de wil van God te doen en in Jezus’ voetstappen te treden, en vervolgens deze opdracht door de waterdoop te symboliseren. Het is zelfs zo dat Jezus met het doel naar de aarde is gekomen om de mensheid in staat te stellen in een vreedzame verhouding met God te komen. Zo lezen wij: „Hij [Christus] is gekomen en heeft het goede nieuws van vrede bekendgemaakt aan u die veraf waart, en vrede aan hen die dichtbij waren.” Ja, door bemiddeling van Jezus Christus biedt God zowel aan joden als heidenen vrede aan. — Ef. 2:14-17.
Slechts nadat christenen in een vreedzame verhouding met Jehovah God zijn gekomen, kunnen zij vreedzame betrekkingen opbouwen en handhaven met hun medechristenen. Als de vruchten van Gods geest in hun leven openbaar zijn, kunnen zij het gebod gehoorzamen: „Met volledige ootmoedigheid des geestes en zachtaardigheid, met lankmoedigheid, elkaar in liefde verdragend, er ernstig naar strevend de eenheid des geestes te bewaren in de verenigende band van vrede.” — Ef. 4:2, 3.
Zij vervullen ook hun rol als vredestichters door een boodschap van vrede te brengen aan hen die ’buiten’ zijn. Zoals de apostel Paulus, dienen zij als „gezanten die optreden in de plaats van Christus, alsof God door ons een dringend verzoek deed. Als plaatsvervangers van Christus smeken wij: ’Wordt met God verzoend’” (2 Kor. 5:20). Meer dan dat, zij tonen dat zij vredestichters zijn door gehoor te geven aan de raad: „Zijt indien mogelijk, voor zover het van u afhangt, vredelievend jegens alle mensen” (Rom. 12:18). Zolang er geen beginsel overtreden hoeft te worden, zijn zij bereid ter wille van de vrede concessies te doen. Zij trachten nodeloze geschilpunten te vermijden, zij proberen tactvol te zijn, aangenaam, bereid om iemand een plezier te doen, omdat zij weten dat zij door zo’n handelwijze niet alleen doeltreffende vredestichters zullen zijn maar ook het hart en de geest van andere mensen ontvankelijk zullen maken om met God verzoend te worden.
Jezus zei dat de vredestichters „gelukkig” zijn, omdat zij „zonen van God” genoemd zullen worden (Matth. 5:9). Wij dienen echter op te merken dat de uitdrukking „zonen van God” in de Schrift op meer dan een manier wordt gebruikt. Zo lezen wij dat Adam een zoon van God was (Luk. 3:38). En daarna werden de engelen die hun hemelse staat verlieten om de dochters van de mensen op aarde te trouwen, „zonen van de ware God” genoemd (Gen. 6:2). En Jezus verwees voortdurend naar zichzelf als de „Zoon van God”, of „Gods zoon”. — Joh. 3:18; 5:25; 10:36.
Jezus’ woorden in Matthéüs 5:9 zijn in de eerste plaats van toepassing op al degenen die door Gods heilige geest zijn verwekt en daardoor de hoop bezitten geestelijke zonen van God in de hemel te worden. Over deze vredestichters staat geschreven: „De geest zelf legt getuigenis af met onze geest dat wij Gods kinderen zijn. Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar medeërfgenamen met Christus” (Rom. 8:16, 17). Dezen zullen glorierijke geestelijke zonen van God worden, die zich zullen verheugen in de goddelijke natuur. Zij zullen een onverderfelijk lichaam en een onsterfelijk leven bezitten.
Andere godvrezende vredestichters zullen menselijke „zonen van God” worden, want hij zal hun eeuwig leven geven. Maar omdat zij ook kinderen zullen zijn van de „Eeuwige Vader”, Jezus Christus, zouden zij misschien juister zonen van de Vredevorst Jezus Christus genoemd kunnen worden en ’kleinzonen’ van God. — Jes. 9:6.
Laten dus allen die zonen van God zouden willen worden en eeuwig leven wensen te verkrijgen, hetzij in de hemel of in een aards paradijs, zich waardig betonen met de naam vredestichters aangeduid te worden!