Voor de bediening organiserend
1. Waarin onderwees Jehovah zijn Zoon, en waarvoor trof de Zoon dus regelingen?
JEHOVAH is de grootste organisator en hij onderwees zijn Zoon Christus Jezus in de wijze van organiseren. Toen Christus op aarde was, koos hij discipelen uit en hij leerde hun op welke wijze zij nog meer werkers die waarheid en rechtvaardigheid liefhadden, konden vergaderen. In die tijd betekende het een „kleine kudde”, thans betekent het dat er een „grote schare” „andere schapen” wordt vergaderd. Ten einde de „kleine kudde” te verzamelen, trof Jezus regelingen voor het organiseren van de gemeente en ontwikkelde deze gemeente in een sterke werk-eenheid, met bekwame dienaren. Daarom haalt de apostel Paulus Psalm 68:19 aan en zegt: „Hij heeft sommigen gegeven als apostelen, sommigen als profeten, sommigen als zendelingen, sommigen als herders en leraars, met het oog op het opleiden der heiligen tot het bedieningswerk, tot de opbouw van het lichaam van de Christus, totdat wij allen geraken tot de eenheid in het geloof en in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God, tot een volwassen man, tot de maat van wasdom die behoort tot de volheid van de Christus; opdat wij niet langer kleine kinderen zouden zijn, heen en weer geslingerd als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen, door middel van arglistigheid in het beramen van dwaling.” — Ef. 4:11-14, NW.
2. Wat was het doel van al dit organiseren, en wie worden dienovereenkomstig in deze tijd door de gemeente geholpen?
2 Jehovah God stelde zeer veel belang in het op juiste wijze organiseren en de juiste verzorging van de vroege gemeente. De Zoon Christus Jezus mat aan zijn volgelingen de gaven van de geest toe, zodat sommigen als apostelen konden optreden, anderen als profeten en zendelingen en weer anderen als bekwame leraars. Doch wat was het doel van dit alles in het lichaam van Christus? Het volgende: „Het opleiden der heiligen tot het bedieningswerk, tot de opbouw van het lichaam van de Christus, totdat wij allen geraken tot de eenheid in het geloof.” Tegenwoordig wordt deze zichtbare organisatie eveneens gebruikt om de „grote schare” „andere schapen” te helpen. Zij behoren niet tot de „kleine kudde”, doch zij moeten tot rijpheid worden gebracht in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God. Zij zullen geen medeërfgenamen met hem in het hemelse koninkrijk zijn, maar zij zullen in de nieuwe wereld van rechtvaardigheid leven verwerven onder dit koninkrijk.
3. Hoe moeten allen de organisatie beschouwen, en hoe worden zij rijp?
3 Een ieder die ooit tot de organisatie van de Heer komt en die het Woord des Heren heeft bestudeerd, moet de organisatie slechts op één wijze zien. God heeft nooit het voornemen gehad dat er honderden verschillende gezindten over de gehele wereld zouden zijn, elk met een ander geloof, een andere leer, enz. Er kon slechts „één geloof, één doop; één God en Vader” zijn. Jehovah wenst dat een ieder die redding zoekt, tot een nauwkeurige kennis van deze waarheden komt (Rom. 10:11-13, NW). Hij wil dat zij volwassen, rijpe mensen worden. De enige manier waarop iemand volwassen kan worden, is kennis verwerven, en deze kennis verkrijgt men door onderwijs. De valse religiën verbreiden deze nauwkeurige kennis uit Gods Woord niet. Jehovah’s getuigen willen daarentegen dat alle soorten van mensen goed op de hoogte zijn van hun Bijbel en dit ene geloof bezitten. Indien zij dit geloof bezitten, zullen zij er door hun handelingen blijk van geven dat zij tot Christus’ „andere schapen” behoren.
4. Wat moest er, zoals het doel was van al het opleiden en al het onderricht, uit alle leden worden gemaakt en waarom?
4 Het onderwijs dat de leden van de „kleine kudde” in de dagen van de apostelen ontvingen, had ten doel de heiligen op te leiden tot het bedieningswerk. De gehele apostolische organisatie was een organisatie die uit bedienaren van het evangelie bestond. Ze bestond niet uit een klasse leken, en één of twee geestelijken over elke gemeente. Al dit opleiden en al dit onderricht dat de „kleine kudde” destijds werd gegeven, had ten doel ieder lid van die kudde een volledig bekwame geordineerde bedienaar van het evangelie te maken. Het was niet de bedoeling dat er in geestelijk opzicht gedurende lange tijd kleine kinderen in de organisatie zouden zijn. Nieuwelingen zouden weliswaar aldoor in de organisatie komen, maar zij zouden geen kleine kinderen blijven in het Woord, „heen en weer geslingerd als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen.” Er diende geen verschil van opvatting te zijn, en het ene gedeelte van een gemeente diende niet dit te geloven en het andere gedeelte dat. Door studie moesten allen rijpe, volwassen mensen worden. Er moest eenheid in Gods zichtbare organisatie zijn. Zoals het destijds met de „kleine kudde” het geval was, moet het nu met de „andere schapen” zijn.
5. Voor welke verdeeldheid was geen regeling getroffen, en waarom niet?
5 Er diende geen belemmering te zijn in de groei, geen verslapping. Allen dienden op hun hoede te zijn voor de bedriegerij van mensen. Er was geen regeling voor getroffen af te takken in een kleine Methodisten-groep, of Baptisten-groep, of een andere religieuze organisatie en tevreden te zijn met de leringen van een mens. Jehovah’s Woord vestigt er de aandacht op dat de één kan planten, de ander water kan geven, maar dat Jehovah God de toename geeft. Zij behoren allen God toe, niet iemand anders. — 1 Kor. 3:6-9.
6. Hoe moet een ieder volwassen worden en op zijn plaats blijven?
6 Daar de „andere schapen” thans Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid ontvangen en Jehovah toebehoren, dienen zij hard te werken om volwassen te worden en in Gods zichtbare organisatie te blijven. Ten einde dit te doen, moet een ieder dezelfde geest bezitten. Bestudeer de waarheid!
7. Door het spreken waarvan en door het betonen waarvan moeten zij opgroeien? Waarom?
7 Paulus vervolgde in zijn betoog tot de gemeente van God: „Maar laten wij, terwijl wij de waarheid spreken, door liefde opgroeien in alle dingen in hem die het hoofd is, Christus” (Ef. 4:15, NW). Ja, het belangrijkste was het spreken van de waarheid. De apostelen, evangelisten en de zendelingen van die tijd verkregen de waarheid alleen uit Gods Woord. Thans is dit ook zo. Jehovah’s getuigen van tegenwoordig krijgen geregeld bezoek van rijpe broeders, speciale vertegenwoordigers van het Wachttoren Genootschap, en van al dezen wordt geëist dat zij overeenkomstig de waarheid zoals die in Gods Woord is uiteengezet, spreken en leven. Niet alleen deze rijpe broeders, maar de gehele gemeente van God, zijn zichtbare organisatie, moet de dingen bezien van het standpunt van Gods Woord uit, ze moet de dingen op dezelfde wijze bekijken en over de aangelegenheden precies zo denken als God en zijn geest bezitten. Laten wij, door nauw met elkander verbonden te blijven en door liefde te tonen voor Jehovah en onze broeders, „door liefde opgroeien.” Indien wij in Gods zichtbare organisatie geen liefde zouden hebben, zou er stellig een stilstand en een vertraging in de groei zijn. Wanneer er tweedracht en strijd is, is er geen vooruitgang. Wanneer er vrede, liefde en vreugde is, groeien de dingen.
8. Gelijk welk organisme moeten zij zijn, zoals door Paulus is beschreven?
8 Het groeiende menselijke lichaam is een wonderbaarlijk voorbeeld van iets wat harmonisch beweegt, functioneert en samenwerkt. Een lichaam kan iets doen, kan werk gedaan krijgen, en hoewel het is samengesteld uit vele leden, is er toch ter bereiking van het gewenste doel geen tegenkanting van de zijde van enig lid van het lichaam. Daarom betoogde Paulus verder betreffende het „lichaam van de Christus”, dat „uit hem . . . het gehele lichaam, doordat het harmonisch is samengevoegd en er toe is gebracht samen te werken door middel van elk gewricht, dat geeft wat nodig is, overeenkomstig de werking van ieder respectief lid in de juiste mate, de groei van het lichaam, [bevordert] voor de opbouw van zichzelf in liefde.” — Ef. 4:16, NW.
9. Hoe is dit de wijze waarop Jehovah’s getuigen thans over de gehele wereld werkzaam zijn?
9 Wat een eenheid van handeling is er wanneer elk weefsel, elk orgaan, elk gewricht en elke spier van het menselijke lichaam gehoor geeft aan de aanwijzingen van de geest! Dit is een beeld van de wijze waarop men tot de eenheid van Gods zichtbare organisatie onder het Hoofd Christus Jezus kan geraken. Iemand die niet onhandig of onbeholpen is en die een goedgevormd en evenwichtig lichaam heeft, een lichaam dat hij volledig kan besturen, kan bepaalde dingen doen. Zo is het nu precies gesteld met Jehovah’s getuigen van tegenwoordig over de gehele wereld. Zij worden bestuurd en ontvangen aanwijzingen van de grootste onderwijzer, Jehovah, door bemiddeling van Jezus Christus. Zij bestuderen Gods Woord en hebben zijn geest. ZIJ KRIJGEN DE DINGEN GEDAAN. Samenwerking wordt verkregen van elk onderdeel van de organisatie, elke afdeling, elke groep, elk bijkantoor en elk zendingshuis. Zij zijn allen eensgezind werkzaam als de respectieve leden van de gehele organisatie, het lichaam, en hierdoor wordt de groei van de organisatie in liefde bevorderd.
10. Wat is de oorzaak van hun ongewone groei?
10 Wanneer wij het werk van Jehovah’s getuigen gedurende het jaar 1951 beschouwen, bemerken wij wederom hoe zij eendrachtig werken. Er bestaat geen enkele twijfel over, Jehovah’s geest rust op hen in het werk. Zij hebben het werk niet in hun eigen kracht gedaan. Zij hebben „één Heer, één geloof, één doop; één God en Vader”, en het gehele volk des Heren is verenigd in één zichtbare organisatie die is opgebouwd in liefde; in de eerste plaats, liefde voor Jehovah, de Gever van elke goede en volmaakte gave, en, in de tweede plaats, liefde voor iemands naaste. Dit verklaart de ongewone groei van de organisatie van Jehovah’s getuigen.
BEVRIJDING VOOR DE BEDIENING
11. Waarin stellen zij belang, en hoe werken zij voor de bevrijding van anderen?
11 Jehovah’s getuigen van tegenwoordig stellen belang in iets waarin niemand anders belangstelt, en dat is, de prediking van het goede nieuws van het Koninkrijk in de gehele wereld tot een getuigenis. Niet alleen stellen zij er belang in dit zelf te doen, maar zij stellen er ook belang in anderen op te leiden tot het bedieningswerk. Zij weten dat dit de redding van anderen betekent, zoals er staat geschreven: „Schenk voortdurend aandacht aan u zelf en aan uw onderwijs. Blijf bij deze dingen, want door dit te doen, zult gij zowel u zelf redden als hen die naar u luisteren” (1 Tim. 4:16, NW). De getuigen van Jehovah gaan tot de einden der aarde en zeggen tot de gevangenen van het huidige Babylon: „Gaat uit!” Honderdduizenden mensen van alle soorten ’gaan uit’ deze Babylonische wereld. Zij verlangen er naar het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken. Alles wat zij nodig hebben, is de noodzakelijke hulp en het noodzakelijke onderricht.
12. Hoe hebben de mensen geen onderricht van de Babylonische religieuze stelsels ontvangen?
12 Eén ding is zeker: de mensen van goede wil hebben stellig geen juist onderricht van de Babylonische religiën dezer oude wereld ontvangen. Millioenen mensen gaan elke zondag naar de kerk en luisteren naar hun geestelijke voorgangers, maar na een preek van tien of vijftien minuten en na de religieuze ceremoniën voor de dag, gaan de mensen weg zonder dat zij enig goed nieuws bezitten hetwelk zij tot de wereld kunnen prediken. Zij hebben iets gehoord over een populair boek dat werd besproken, of zij hebben naar een of andere politieke beschouwing geluisterd. Het is mogelijk dat de geestelijke voorganger de een of andere abstracte gedachte uit de Bijbel besprak of een tekst uit de Schrift gebruikte en vervolgens afdwaalde tot een het gehoor strelende philosophie. Doch waar is „de ene hoop”? Waar „het ene geloof”? Waar de nauwkeurige kennis van de Zoon van God? Waar de groei tot de volwassen man? Waar is belangstelling voor Gods koninkrijk? Waar is de ene zichtbare organisatie die op liefde is gebouwd?
13. Wat zouden kerkleden allen zijn indien zij het juiste onderricht hadden ontvangen? Waarom?
13 Indien aan de zogenaamde „Christelijke” kerken het Woord van God zou zijn geleerd en de waarheden die in de Bijbel worden uiteengezet, zouden alle leden van de gemeenten tot bedienaren van het evangelie zijn opgeleid. Hebben wij in onze studie (bladzijde 42, par. 4) niet gezien dat de reden waarom leraars werden gegeven, was „met het oog op het opleiden der heiligen tot het bedieningswerk”? Ja, en daarom betekent een aandeel hebben in de reine, onbesmette aanbidding, dat gij een prediker, een bedienaar van het evangelie, een dienaar van de Allerhoogste, Jehovah, moet zijn. De Christenheid heeft in dit opzicht gefaald.
14. Hoe gaan de getuigen te werk om de belangstellenden bedienaren van het evangelie te maken?
14 In tegenstelling met de onverschillige weg die door de valse religie wordt gevolgd, werken Jehovah’s getuigen ijverig om een ieder die belangstelling in de waarheid toont, een bekwame dienaar van Gods koninkrijk te maken. Zij trachten allen die nog niet rijp zijn, tot een rijpe kennis van Gods Woord te brengen. Jehovah’s getuigen gaan de huizen der mensen binnen wanneer zij daartoe worden uitgenodigd, en studeren met hen. Deze dienaren van Jehovah zullen net zoveel tijd besteden bij de mensen van goede wil als dezen wensen, ten einde hen behulpzaam te zijn te weten te komen wat Gods Woord voor hen heeft weggelegd. Nadat deze belangstellende mensen de Bijbel en de publicaties die worden gebruikt als studie-hulpmiddelen, zijn gaan bestuderen, duurt het niet lang of zij beginnen er met hun buren over te spreken. Het duurt dan ook niet lang meer of zij komen naar de Koninkrijkszalen van Jehovah’s getuigen, waartoe allen die rechtvaardigheid liefhebben, worden uitgenodigd, en studeren daar de diepere dingen die in verband staan met Gods Woord. Dan nog enige tijd en zij zijn gereed om van deur tot deur te gaan en het goede nieuws van het Koninkrijk te prediken. Vervolgens wijden zij zich aan God in navolging van Jezus, die zeide: ’Ik kom; in de rol des boeks is van mij geschreven, om uw wil te doen’ (Ps. 40:8, 9; Hebr. 10:5-9). Zij geloven dat Gods Woord instructies bevat die zij dienen op te volgen, en dat het zijn voornemens uiteenzet en hun duidelijk te kennen geeft dat zij tegenover God de verantwoordelijkheid hebben, thans bedienaren van het evangelie te zijn die ’aan de natiën het goede nieuws bekendmaken’. — Ef. 3:8, NW.
15. Wat zijn Jehovah’s getuigen allen, ondanks dat sommigen speciale vertegenwoordigers van het Genootschap zijn, en waarom?
15 Het Watch Tower Bible and Tract Society (Wachttoren Bijbel- en Traktaatgenootschap) zendt inderdaad zendelingen, leraars en speciale vertegenwoordigers uit die zijn opgeleid in het anderen helpen een betere kennis van het Woord des Heren te verkrijgen. Het is voor een ieder noodzakelijk dat hij wordt opgebouwd in het heiligste geloof. Toch zijn Jehovah’s getuigen ALLEN bedienaren van het evangelie, want de reden waarom God zijn „andere schapen” heeft vergaderd en nog steeds vergadert, is, hen op te leiden tot het bedieningswerk. In deze organisatie van bedienaren van het evangelie zien wij een maatschappij van de nieuwe wereld die eendrachtig werkzaam is. Jehovah’s getuigen vormen in deze tijd Jehovah’s zichtbare organisatie. Zoek hen op. Studeer met hen. Honderdduizenden mensen doen dit reeds.
16. Hoevelen van hen zijn gemiddeld elke maand werkzaam geweest, en op welke wijze?
16 Gedurende het afgelopen jaar hebben velen de roep gehoord: ’Kom te voorschijn uit de gevangenissen van Babylon!’ Zij hebben Katholieke kerken, Protestantse kerken, Joodse synagogen en heidense tempels verlaten. Sedert de tijd dat zij zijn te voorschijn gekomen, hebben zij gestudeerd en zich voorbereid op het intensieve predikingswerk dat Jehovah’s getuigen over de gehele wereld verrichten. Gedurende het jaar heeft de organisatie van Jehovah’s getuigen gemiddeld elke maand 384.694 bedienaren van het evangelie gehad, die iedere maand aan het predikingswerk hebben deelgenomen, en van deur tot deur de mensen hebben vertroost, nabezoeken hebben gebracht en bij de belangstellenden huis-Bijbelstudiën hebben geleid. Deze ijverige verkondigers hebben gedurende het dienstjaar 1951 een geweldige hoeveelheid werk verricht.
ALGEMEEN OVERZICHT VAN HET GEDANE WERK
17. Welk hoogtepunt in het aantal verkondigers werd bereikt, en wat wenst het Genootschap dat zij blijven?
17 Wanneer deze 384.694 verkondigers werkten, waren zij niet alleen. Zij namen enige „kleine kinderen” mee en leidden hen op. Sommigen die gevangenen waren geweest in duivelse organisaties, hoorden het goede nieuws van Gods koninkrijk en begonnen zich van de oude wereld en haar denkwijze af te scheiden, en zij verbonden zich met deze verkondigers voor de nieuwe wereld. Ook zij gingen er op uit en predikten voor de eerste maal, en wel ten getale van 57.686. Dezen bij de anderen opgeteld, betekent 442.380 bedienaren van het evangelie — een nieuw hoogtepunt voor Jehovah’s getuigen! Het Genootschap stelt belang in het welzijn van een ieder van deze 442.380 mensen en ziet graag dat zij hun werk als geordineerde bedienaren van het evangelie voortzetten. Dit zelfde gevoelen had Paulus. Hij wenste de leden van de vroege kerk te helpen bekwame, tot volle wasdom gekomen, rijpe geordineerde bedienaren van het evangelie te worden. Paulus wist waarom hij was geroepen; hij zeide: ’Opdat ik aan de natiën het goede nieuws zou bekendmaken.’ Hij zeide dat wij hem dienen na te volgen evenals hij Christus navolgde. Indien op hem de verantwoordelijkheid rustte het goede nieuws bekend te maken, rust de verantwoordelijkheid het goede nieuws bekend te maken, eveneens op een ieder die tot deze kennis komt. Daarom zeide Jezus dat hij „gaven in mensen” geeft, namelijk, „met het oog op het opleiden van de heiligen tot het bedieningswerk.”
18. Hoe moeten zij die in geestelijk opzicht kleine kinderen zijn, worden geholpen, en waartoe?
18 Velen van deze 442.380 mensen die prediken, moeten tot rijpheid worden gebracht. Zij zijn kleine kinderen die nog geen jaar oud zijn, en zij kunnen gedurende het overige gedeelte van hun leven geen kleine kinderen blijven, die in gevaar verkeren door de golven heen en weer geslingerd te worden en door elke wind van leer her- en derwaarts gevoerd te worden. Zij moeten goed opgeleid worden. Er dient voortdurend aandacht aan hen te worden geschonken en zij dienen voortdurend te worden geholpen. De Bijbelstudiën moeten in hun huis worden voortgezet. Zij moeten naar dienstvergaderingen komen, deelnemen aan de school der theocratische bediening en de Wachttoren-studiën bezoeken die door Jehovah’s getuigen in hun Koninkrijkszalen worden gehouden. Zij zullen in het veld uittrekken met ervaren verkondigers. Zonedienaren zullen hun groepen bezoeken, met hen uittrekken in het predikingswerk en hen verder opleiden. Vragen betreffende de Bijbel waarover zij zich wellicht het hoofd breken, zullen worden beantwoord. Zij moeten de publicaties van het Genootschap tezamen met hun Bijbel ijverig bestuderen. Zij kunnen zich niet de weelde veroorloven kleine kinderen te blijven; zij moeten volwassen worden, de zichtbare organisatie die God heeft opgericht, onderscheiden en een actief onderdeel van dit lichaam zijn dat geheel functioneert tot eer en heerlijkheid van Jehovah’s naam. Dat zij bezig blijven in de predikingsactiviteit en hun studiën bijhouden, ’bevordert de groei van het lichaam voor de opbouw van zichzelf in liefde.’
19. Waarom zal dit opleidingswerk niet ophouden?
19 Dit opleidingswerk zal ook niet ophouden, omdat Jehovah’s getuigen tot de gevangenen zullen blijven zeggen: „Gaat uit” (Jes. 49:9, KJ). Waarom zouden zij die rechtvaardigheid liefhebben, in de oude wereld blijven en te Armageddon met haar ten onder gaan en voor altijd sterven, wanneer zij de gelegenheid hebben zich van dit samenstel van dingen af te scheiden en zich te verheugen in leven in een nieuwe wereld van rechtvaardigheid?
20. Hoeveel lectuur werd er in 1951 verspreid, en hoeveel uren werden er besteed?
20 Er geschiedt een zeer wonderbaarlijk werk. Mensen horen dit goede nieuws en slaan er acht op. Zij zien de eenheid van Gods zichtbare organisatie en zij vlieden naar deze organisatie opdat zij veilig zijn. Natuurlijk betekent het een grote verandering in hun leven, maar het is geheel tot hun welzijn. Het is belangwekkend waar te nemen dat gedurende het dienstjaar 1951 17.732.323 boeken, brochures en Bijbels werden verspreid door Jehovah’s getuigen over de gehele wereld. Het heeft veel tijd in beslag genomen deze publicaties te verspreiden tezamen met de 20.046.485 exemplaren van de tijdschriften De Wachttoren en Ontwaakt! die bij de mensen werden achtergelaten. Stellig was dit het zaaien van het zaad. Deze getuigen van Jehovah hebben 62.854.483 uren besteed aan het spreken over het Koninkrijk en aan het verrichten van het werk dat bestaat in dit zaaien en water geven. Maar waarom hebben zij dat nu gedaan? Om de eenvoudige reden dat Christus Jezus, het Voorbeeld dat zij volgen, het goede nieuws voortdurend predikte en zeide dat het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen. Hij heeft eveneens een gebod gegeven hetwelk er op neerkomt dat dit goede nieuws van het Koninkrijk thans in de gehele wereld tot een getuigenis zal worden gepredikt. Jehovah’s getuigen zijn er blij om dat zij dit gebod hebben gekregen en zijn ijverig in het verrichten van hun bedieningswerk.
21. Hoeveel nabezoeken werden er bericht, en hoeveel huis-Bijbelstudiën geleid?
21 Ten einde een ieder te helpen die zij konden helpen, hebben zij 20.438.000 nabezoeken gebracht bij mensen die belangstelden in Gods boodschap. Denk daar eens over na! Meer dan 20 millioen maal gedurende het jaar teruggaan naar de huizen der mensen en trachten hen te helpen een betere kennis van de Bijbel te verkrijgen! En het bericht toont aan dat het gehele jaar door iedere maand over deze gehele wereld 260.187 Bijbelstudiën werden gehouden in de huizen van verschillende enkelingen. Deze studiën werden op zijn minst eenmaal per maand geleid, doch gewoonlijk elke week. Jehovah’s getuigen wensen deze mensen van goede wil zoveel als zij kunnen, te helpen. Dit betekent werk. Doch het is vreugdevol werk.
22. Hoeveel procent toename was er in het aantal verkondigers, en in hoeveel landen?
22 Deze organisatie van Jehovah’s getuigen is geen organisatie die stilstaat; ze groeit snel. In 1951 hebben wij zelfs een toename van 17 procent over het voorgaande jaar gezien in het aantal mensen die dit goede nieuws aanvaardden en het bekendmaakten. Wanneer gij op de tabel kijkt, op de bladzijden 46 en 47, zult gij kunnen zien wat er in de 121 landen die zijn vermeld, is verricht, en gij kunt het werk in die landen met elkaar vergelijken. Ten einde zulk een expansie van het werk over de gehele wereld te bereiken, zeide Jezus dat het volgende noodzakelijk was: „Gaat daarom en maakt discipelen van mensen uit alle natiën.” — Matth. 28:19, NW.
23. Wat is er te zeggen over het aantal gedoopten, pioniers, werkers op bijkantoren, en stuks vervaardigde lectuur?
23 Vele mensen zien dat Jehovah’s getuigen een gezegende en gelukkige organisatie op aarde zijn, ook al worden zij vervolgd, en dat zij de gunst van God hebben. Velen die dit zien, verlaten deze oude wereld en haar organisaties en komen tot Jehovah’s organisatie. Eén feit op zichzelf waardoor dit wordt bewezen, is dat er gedurende 1951 63.178 personen waren die door onderdompeling in water hun wijding tot het doen van Jehovah’s wil hebben gesymboliseerd. Dezen wensen in eenheid te zijn met Gods zichtbare organisatie en te delen in de gezegende beloften van de nieuwe wereld. Tijdens het jaar zijn vele bedienaren van het evangelie met het pionierwerk begonnen en 17.955 besteden thans al hun tijd aan deze tak van het bedieningswerk. Weer anderen, ten getale van 1004, werken op bijkantoren, waar zij kantoorwerk doen en voor de gebouwen zorg dragen, en sommigen van hen hebben de 4.955.201 boeken, 13.604.283 brochures, 30.256.927 tijdschriften De Wachttoren en 21.422.620 tijdschriften Ontwaakt! gedrukt, welke tijdschriften naar abonné’s werden gezonden of bestemd waren voor de verspreiding, en zij hebben 278.820.411 strooibiljetten, traktaten, raambiljetten en formulieren voor kantoorgebruik gedrukt.
24. Waarvoor zijn de werkers op de bijkantoren en de werkers op het hoofdbureau dankbaar, wat is nog steeds ons gezegende voorrecht?
24 Alle broeders en zusters die op de bijkantoren en op het hoofdbureau in Brooklyn, New York, werkzaam zijn, verheugen zich er over hun broeders over de gehele wereld te dienen. Zij zijn dankbaar voor de onverdiende goedgunstigheid die Jehovah jegens hen en jegens alle getuigen Jehovah’s over de gehele wereld heeft betoond. En met hun broeders in alle delen der wereld zullen zij tot de gevangenen blijven zeggen: „Gaat uit,” opdat allen die vrijheid liefhebben, de gezegendheid van de eenheid van Gods zichtbare organisatie mogen smaken. Het is ons gezegende voorrecht al dergelijke vrijgemaakten te helpen met ons georganiseerd te worden voor de bediening van het evangelie.
[Tabel op blz. 46-47]
Het bericht over het dienstjaar 1951 van Jehovah’s getuigen over de gehele wereld
(Zie ingebonden jaargang)