Verenigde aanbidders van de enige ware God
„O Jehovah, . . . gij zijt God, gij alleen.” — PSALM 86:9, 10.
1. (a) Wat heeft Jehovah in werking gesteld om eenheid van aanbidding tot stand te brengen? (b) Wat was al spoedig het resultaat van dat „bestuur”?
EENHEID van aanbidding — wat spreken die woorden ons aan! De meerderheid van de mensheid heeft deze eenheid nooit gekend. Toch is eenheid van aanbidding niet slechts een droom: ze ligt in Gods voornemen besloten. Negentien eeuwen geleden stelde Jehovah een „bestuur” in werking dat eenheid ten doel heeft — een eenheid die te vergelijken is met de eenheid die in een hecht, liefdevol gezin bestaat. De eenheid die door dit „bestuur” werd teweeggebracht, leidde er al spoedig toe dat christelijke joden hun aanbidding op liefdevolle wijze samen met Samaritanen beoefenden; vervolgens werden onbesneden heidenen in de gemeente welkom geheten. Maar nog belangrijker was, dat zij allemaal in eendracht met Jehovah God werden gebracht op basis van hun geloof in de zonden-verzoenende waarde van Jezus’ slachtoffer. De verhouding waarin zij tot hem kwamen te staan, was als die van zonen tot een liefdevolle Vader.
2. (a) Wat is het „bestuur”, en wanneer trad het in werking? (b) Wat wordt bedoeld met de bijeenvergadering van „de dingen die in de hemelen” zijn?
2 Efeziërs 1:9, 10 vestigt de aandacht op dit „bestuur” met de woorden: „Het is overeenkomstig zijn welbehagen, dat hij zich had voorgenomen, aan de volledige grens van de bestemde tijden [vanaf Pinksteren 33 G.T.] een bestuur [of, een procedure voor het besturen van huishoudelijke of gezinsaangelegenheden] te hebben, namelijk om alle dingen weer bijeen te vergaderen in de Christus, de dingen die in de hemelen en [later] de dingen die op de aarde zijn.” „De dingen die in de hemelen [zijn]”, dat wil zeggen degenen die met Christus in zijn hemelse Koninkrijk zouden zijn, werden eerst bijeenvergaderd uit de joden, vervolgens uit de Samaritanen en daarna uit de heidenen.
3. Wat is door de bijeenvergadering van „de dingen die op de aarde zijn” bewerkstelligd?
3 In onze tijd, vooral sedert 1935, zien wij dat „de dingen die op de aarde zijn” — dat wil zeggen mensen die begunstigd zullen worden met leven op een paradijsaarde — worden bijeenvergaderd. Miljoenen personen hebben reeds gunstig op deze tweede fase van Gods liefdevolle „bestuur” gereageerd. Zij komen uit alle natiën en taalgroepen. De eenheid waarin zij geraken, is niet louter een letterlijke bijeenvergadering van mensen die aan vroegere overtuigingen en gebruiken blijven vasthouden. In plaats daarvan leren zij, zoals in Jesaja 2:3 werd voorzegd, Jehovah’s wegen kennen, zodat zij ’zijn paden kunnen bewandelen’.
4. (a) In welke mate zal er eenheid van aanbidding worden bereikt, en hoe wordt dit in de bijbel beschreven? (b) In welke verhouding tot Jehovah zullen tot volmaaktheid gebrachte mensen na de laatste beproeving staan?
4 Wat wij thans zien, is echter niet de volledige mate waarin eenheid zal worden bereikt. Gods voornemen verschaft de zekerheid dat de gehele met verstand begaafde schepping eens in de ware aanbidding verenigd zal zijn. De apostel Johannes werd een toekomstblik vergund van de schitterende situatie die er aan het einde van Christus’ duizendjarige regering zal bestaan, en in Openbaring 5:13 beschrijft hij die situatie als volgt: „Elk schepsel dat in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee is, en alles wat daarin is, hoorde ik zeggen: ’Aan hem die op de troon zit [Jehovah] en aan het Lam [Jezus Christus] zij de zegen en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid.’” Johannes zag hoe iedereen daar onder Jezus Christus verenigd was in de aanbidding van Jehovah. Als vervolgens de laatste beproeving voorbij is, en allen die dan in opstand zijn gekomen, vernietigd zijn, zal Jehovah liefdevol alle tot volmaaktheid gebrachte mensen die zich loyaal hebben betoond, door bemiddeling van Christus als zijn zonen aanvaarden. Zij zullen deel gaan uitmaken van Gods verenigde universele gezin, voor de leden waarvan Jehovah voor eeuwig de enige God zal zijn, de Universele Soeverein en liefdevolle Vader. Wat een hartverwarmend vooruitzicht is dat! Is het uw oprechte wens tot dat gelukkige gezin van aanbidders te behoren? — Romeinen 8:20, 21.
„Gij zijt God, gij alleen”
5, 6. Wat schreef David in Psalm 86 over Degene die door ons wordt aanbeden?
5 Een beschouwing van Psalm 86 kan ons helpen onderscheiden wat wij moeten doen om in die zegen te delen. David, de schrijver van deze geïnspireerde psalm, stond reeds bekend om zijn toewijding in verband met de ware aanbidding. Maar hij besefte dat hij persoonlijk in geestelijk opzicht vorderingen moest blijven maken, en dit komt tot uiting in wat hij schreef.
6 In 86 de verzen 8-10 vestigt hij de aandacht op Degene die hij aanbad. Hij zegt: „Er is niemand als gij onder de goden, o Jehovah, ook zijn er geen werken als de uwe. Alle natiën die gij hebt gemaakt, zullen zelf komen, en ze zullen zich voor u neerbuigen, o Jehovah, en zullen heerlijkheid geven aan uw naam. Want gij zijt groot en doet wonderbare dingen; gij zijt God, gij alleen.”
7. Waarom is het zo belangrijk te erkennen dat alleen Jehovah God is?
7 In Davids tijd hadden de natiën veel goden, en dat is in deze tijd nog steeds het geval. Maar vol oprechte waardering zei David tot Jehovah: „Gij zijt God, gij alleen.” Jezus Christus beklemtoonde dezelfde waarheid. Op de vooravond van zijn dood bad hij tot zijn Vader en sprak hem aan als „de enige ware God” (Johannes 17:3). De christenheid aanbidt echter een Drieëenheid, miljoenen buigen zich neer voor afgoden en weer anderen hebben vooraanstaande mensen, geld, zichzelf en seks tot hun god gemaakt. En u? Bent u persoonlijk de overtuiging toegedaan dat ’er niemand is als Jehovah’, dat hij „de enige ware God” is?
8. Wat wordt er, zoals in Psalm 86:11 te kennen wordt gegeven, van iedereen verlangd die Jehovah wil aanbidden?
8 Vanuit zijn tijd in de toekomst blikkend, voorzag David dat mensen uit alle natiën Jehovah zouden komen dienen. David besefte ongetwijfeld dat wanneer die mensen kwamen om Jehovah te aanbidden, zij nog veel zouden moeten leren. Zij zouden veranderingen in hun leven moeten aanbrengen. Maar David was ook zo reëel te erkennen dat hij eveneens onderricht nodig had en dat er van zíjn kant verdere verbeteringen nodig zouden zijn. In Psalm 86:11 zei hij: „Onderricht mij, o Jehovah, omtrent uw weg. Ik zal in uw waarheid wandelen. Verenig mijn hart om uw naam te vrezen.” Is dat ook onze wens?
9. Waarom zijn wij een verenigd volk, en welke verantwoordelijkheid hebben wij in dit opzicht?
9 De eenheid die reeds onder Jehovah’s Getuigen bestaat, is werkelijk opvallend. Dit komt doordat wij, als groep, er in alle oprechtheid net zo over denken als David — wij zoeken Jehovah’s leiding en handelen dienovereenkomstig. Wij dienen ook het verlangen te koesteren persoonlijk tot die eenheid bij te dragen door onze houding en ons gedrag. Daarnaast kunnen wij onze eenheid behoeden en anderen helpen erin te delen door te proberen bij pasgeïnteresseerden waardering aan te kweken voor de verschillende factoren die ons verenigen.
Krachtige verenigende factoren
10. Wat is de eerste van de factoren die ons verenigen?
10 De eerste factor is het feit dat wij allemaal Jehovah aanbidden en erkennen dat hij het recht heeft de maatstaf te bepalen voor wat goed en wat kwaad is (Openbaring 14:6, 7; Genesis 2:16, 17). Wat een geweldige uitwerking heeft dat wereldwijd op Jehovah’s volk! Jehovah is, zoals de bijbel verklaart, „de Hoge en Verhevene, die voor eeuwig verblijf houdt en wiens naam heilig is” (Jesaja 57:15). Wanneer wij hem aanbidden en ons naar zijn maatstaven richten, heeft dit een verheffende uitwerking op ons. En aangezien die maatstaven in alle delen van de aarde gelden, zijn wij door ons ernaar te richten, nader tot elkaar gekomen als één volk.
11. Hoe kunnen wij nieuwelingen helpen in deze eenheid te delen?
11 Maar soms maken personen die met ons verbonden zijn, zich aan ernstig kwaaddoen schuldig. Hoe komt dat? Wanneer hun wordt gevraagd hoe het met hun verhouding tot God stond, zeggen sommigen: ’God was te onwezenlijk voor mij.’ Daarom namen zij ook zijn vereisten niet ernstig op. Kunnen wij degenen met wie wij studeren helpen, zodat Jehovah wel wezenlijk voor hen wordt? Wij moeten hun op het hart drukken dat de ware aanbidding niet louter een kwestie is van bepaalde leerstellingen aanvaarden, naar de Koninkrijkszaal gaan en misschien van tijd tot tijd enkele uren in de velddienst doorbrengen. Personen die Jehovah willen dienen, moeten in een intieme persoonlijke verhouding tot hem staan. Zij moeten leren geregeld en persoonlijk tot hem te bidden en zijn leiding te zoeken in alles wat zij doen (Filippenzen 4:6; Spreuken 3:5, 6). Dan zullen zij gaan delen in de grootse eenheid die wij genieten.
12, 13. (a) Hoe heeft de tweede hier vermelde factor een verenigende uitwerking op ons? (b) Wat dient iemand te doen om hier ten volle voordeel van te trekken?
12 De tweede factor is deze: Wij zijn verenigd omdat wij, waar ter wereld wij ons ook bevinden, Gods Woord de bijbel als richtsnoer hebben. Wij erkennen dat de bijbel geïnspireerd is, en een van de dingen waardoor velen van ons zich tot Jehovah’s Getuigen aangetrokken hebben gevoeld, is het feit dat de Getuigen zich werkelijk aan de bijbel houden. — 2 Timótheüs 3:16, 17.
13 Degenen met wie wij studeren, zijn het wellicht met ons eens wanneer wij zeggen dat de bijbel Gods Woord is. Maar hoeveel van de bijbel hebben zij gelezen? Het zou nuttig zijn iedereen ertoe aan te moedigen de bijbel helemaal te lezen en al doende te constateren hoe de bijbel van invloed moet zijn op beslissingen die zij in het dagelijks leven nemen. Jezus kende de wil van zijn Vader zó goed en die wil stond zó diep in zijn geest en hart gegrift dat hij kon zeggen: „Ik [doe] altijd de dingen . . . die hem behagen” (Johannes 8:29). Wat een voortreffelijk doel is dat voor ons allemaal!
14. Waarom is de derde hier genoemde factor uiterst belangrijk, en wat zouden wij kunnen doen om er bij nieuwelingen waardering voor op te bouwen?
14 Een derde factor die ons verenigt, is dat wij allemaal voordeel trekken van hetzelfde geestelijke voedingsprogramma. Wij erkennen „de getrouwe en beleidvolle slaaf” als het instrument waarvan Jehovah zich bedient om geestelijk voedsel te rechter tijd te verschaffen (Matthéüs 24:45-47). Het lijdt in onze geest geen twijfel dat deze „slaaf” uit met de geest gezalfde erfgenamen van het hemelse Koninkrijk bestaat en in deze tijd alleen onder Jehovah’s Getuigen wordt aangetroffen. Wij hebben waardering voor dat wat die „slaaf” en het Besturende Lichaam van die „slaaf” doen om in onze geestelijke behoeften te voorzien. En wij danken God voor de overvloed aan voortreffelijke geestelijke voorzieningen die wij hebben (Jesaja 65:13, 14). Nemen wij er ook voldoende tijd voor om personen die pas met de gemeente verbonden zijn, waardering voor deze regeling bij te brengen?
15, 16. (a) Naar wie zien wij op als onze Leider? (b) Hoe is waardering voor Jezus’ rol in onze aanbidding van invloed op onze houding jegens elkaar?
15 Een vierde, beslist heel belangrijke verenigende factor is, dat Jezus Christus, en geen mens, onze Leider is en degene door bemiddeling van wie wij allemaal in aanbidding tot Jehovah naderen. Tijdens de laatste week van zijn leven als mens beklemtoonde Jezus de belangrijkheid van dit punt. In Matthéüs 23:8, 10 zei hij: „Laat u . . . geen ’leiders’ noemen, want één is uw Leider, de Christus.” Als iemand thans, ongeacht waar ter wereld hij zich bevindt, aan een van Jehovah’s Getuigen zou vragen: ’Wie is jullie leider?’ zou hij altijd als antwoord krijgen: ’Dat is de Heer Jezus Christus.’
16 Alleen door bemiddeling van Jezus kunnen wij op een aanvaardbare wijze in aanbidding tot Jehovah naderen. Waarom is dit zo? Omdat wij allemaal in zonde geboren zijn en onder het doodsoordeel staan. Niemand van ons verschilt in dit opzicht van anderen. Elk van ons werd alleen op basis van zijn geloof in het slachtoffer van Jezus Christus als dienstknecht van God aanvaard, en alleen door bemiddeling van hem kan elk van ons nu in gebed tot Jehovah naderen. Oprechte waardering hiervoor is een essentiële factor in de ware aanbidding. — Romeinen 3:23; Johannes 14:6.
17. Hoe doet onze houding tegenover Gods koninkrijk ons verschillen van de christenheid terwijl ze ons als Jehovah’s Getuigen juist nader tot elkaar brengt?
17 De vijfde factor die ons nader tot elkaar brengt, is dat waar wij ook wonen, wij naar Gods koninkrijk uitzien als de enige hoop voor de mensheid (Matthéüs 6:9, 10; Daniël 2:44). De geestelijken van de christenheid doen dit niet. Het gevolg is dat zij bij de politieke aangelegenheden van de wereld en haar oorlogen betrokken zijn. In schrille tegenstelling daarmee hebben Jehovah’s Getuigen in alle landen ter harte genomen dat Jezus Christus heeft gezegd dat zijn discipelen „geen deel van de wereld” zouden zijn (Johannes 17:15, 16). In overeenstemming met Gods Woord hebben wij onze zwaarden tot ploegscharen en onze speren tot snoeimessen geslagen. Wij nemen geen vleselijke wapens op tegen onze medemensen en ook leren wij de oorlog niet meer (Micha 4:3). Wij zijn er vast van overtuigd dat Gods koninkrijk de enige oplossing voor de problemen van de mensheid is. Het resultaat is dat wij met mede-Getuigen over de gehele wereld verenigd zijn in een ware internationale broederschap.
18. Hoe verenigt de vrucht van Gods geest ons? Geef voorbeelden.
18 Als een zesde factor bij onze eenheid wijzen wij op de vruchten die de heilige geest in het leven van aanbidders van Jehovah voortbrengt. En op wat voor aantrekkelijke vruchten kunnen wij wijzen — het soort dat het voor ons aangenaam maakt bij elkaar te zijn! Afgezien van terreinen waarop wij persoonlijk verbeteringen moeten aanbrengen, is het waar wat Jezus zei: „Hieraan zullen allen weten dat gij mijn discipelen zijt, indien gij liefde onder elkaar hebt.” — Johannes 13:35; Galáten 5:22, 23.
19. Met wie worden wij verenigd door een aandeel te hebben aan de christelijke bediening?
19 Bij al het voorgaande komt nog dit zevende punt: Op ons allen als Jehovah’s Getuigen rust de verantwoordelijkheid het goede nieuws van Gods koninkrijk te prediken. Dit is niet alleen een verantwoordelijkheid, maar ook een voorrecht. Zoals de apostel Paulus uitlegde, worden wij, door deel te hebben aan de christelijke bediening, Gods medewerkers. Terwijl de één misschien plant en de ander begiet, is Jehovah Degene die de groei teweegbrengt waardoor nieuwe discipelen worden voortgebracht. — Matthéüs 24:14; 1 Korinthiërs 3:6-9.
Krachtige voorstanders van de ware aanbidding
20. (a) Waarom verheugen sommigen die wellicht naar de Koninkrijkszaal komen, zich niet volledig in de zegeningen van een dergelijke verenigde aanbidding? (b) Waarom is het dringend dat zij zich thans positief aan Jehovah’s zijde opstellen?
20 Wanneer degenen die pas met Jehovah’s Getuigen verbonden zijn, deze waarheden die ons dicht tot elkaar brengen persoonlijk aanvaarden en er in overeenstemming mee handelen, kunnen ook zij de vreugde ervaren deel te hebben aan de verenigde aanbidding van de enige ware God. Sommigen nemen echter genoegen met een oppervlakkige kennis van de waarheid. Zij leren iets over de zegeningen van Gods koninkrijk, maar laten de waarheid geen wortel schieten in hun hart. Zij zijn graag bij ons, maar zij willen niet zeggen dat zij de dingen voortaan altijd op Jehovah’s manier zullen doen. In sommige opzichten zijn zij te vergelijken met bepaalde mensen in de dagen van de profeet Elia, tot wie Elia onomwonden zei: „Hoe lang zult gij nog op twee verschillende gedachten hinken? Indien Jehovah de ware God is, gaat hem volgen; maar is het Baäl, gaat hem volgen” (1 Koningen 18:21). Als Jehovah’s bestemde tijd aanbreekt om het huidige goddeloze stelsel te vernietigen, zal hij niet dralen. Hij zal dat tijdstip niet uitstellen of zijn maatstaven veranderen om degenen ter wille te zijn die zich nog aan de wereld willen vastklampen, degenen die slechts halfslachtig zijn wat het leren kennen van Gods wil en het doen ervan betreft. Hoe belangrijk is het daarom dat iedereen die belangstelling voor de waarheid toont, nu positieve stappen doet om een werkelijke en blijvende verhouding tot Jehovah op te bouwen!
21. Welke geestelijke vorderingen moeten wij onze bijbelstudenten helpen maken?
21 Wij willen niet alleen elementaire waarheden bestuderen met degenen die vorderingen maken in de richting van de doop, maar wij willen hen ook helpen tot christelijke rijpheid voort te gaan. Dit omvat het aankweken van het verlangen naar vast geestelijk voedsel. Zij moeten leren hoe ervan te genieten, er kracht uit te putten en te onderscheiden hoe het hen kan helpen verstandige persoonlijke beslissingen te nemen. — Hebreeën 5:12-14.
22. Waarom is onze bediening een werkelijk groots voorrecht?
22 Wat een groots voorrecht is het voordeel te mogen trekken van Jehovah’s regeling om mensen van alle natiën door bemiddeling van Jezus Christus met zich te verenigen, en in harmonie met deze regeling te mogen werken! De enige ware God heeft ons het wonderbaarlijke voorrecht geschonken getuigen te zijn van zijn heilige naam Jehovah. Zijn eigen geliefde Zoon, die thans als Koning regeert, was en is ons voorbeeld in de aanbidding waardoor wij ons in een warme, intieme verhouding tot Jehovah kunnen verheugen en in eenheid met elkaar kunnen geraken. Laten wij er derhalve een volledig aandeel aan hebben Jehovah’s naam te verheerlijken en anderen te helpen inzien hoe ook zij zich kunnen verheugen in de zegeningen die exclusief voorbehouden zijn aan personen die verenigd zijn in de aanbidding van de enige ware God.
Bij wijze van overzicht
□ In welke mate zal er eenheid van aanbidding worden bereikt, en wat kan dat voor u betekenen?
□ Hoe kunnen wij tonen dat wij de gevoelens delen die in Psalm 86:11 staan opgetekend?
□ Wat zijn enkele van de krachtige factoren die ons verenigen?
□ Welke verdere vorderingen dienen wij bijbelstudenten te helpen maken nadat zij fundamentele bijbelse waarheden hebben bestudeerd?
[Illustratie op blz. 18]
’O Jehovah, gij zijt God, gij alleen’