Laat u uw licht schijnen?
1, 2. Waarom is het passend de activiteit van een geordineerde bedienaar van het evangelie met een op een berg gelegen stad en een brandende lamp te vergelijken?
EEN door God geordineerde bedienaar van het evangelie draagt een zware verantwoordelijkheid. Hij gaat verder met het werk waar Jezus dit heeft neergelegd. De Meester heeft dan ook tot zijn getrouwe volgelingen gezegd: „Gij zijt het licht der wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op den standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, opdat zij uw goede werken zien en uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken” (Matth. 5:14-16). Door de activiteit die ware christenen aan de dag leggen, schijnt dit waarheidslicht dag en nacht in de wereld. Wanneer een geordineerde bedienaar van het evangelie van huis tot huis predikt, schijnt het licht. Hij laat het echter niet alleen bij deze gelegenheid schijnen, want het moet gedurende de tijd dat hij eet en drinkt, tijdens zijn dagelijkse gesprekken, onder zijn werk en wanneer hij zich in de gemeente van Gods volk bevindt, schijnen. Een christen kan zijn licht nooit verbergen of uitdraaien. „Gij zijt het licht der wereld. . . . Laat . . . uw licht schijnen voor de mensen”.
2 Een door God geordineerde bedienaar van het evangelie kijkt naar de toekomst. Wanneer hij derhalve ’het leven wil liefhebben en goede dagen zien, zoeke hij den vrede en jage hij dien na’ (1 Petr. 3:10, 11). Wanneer hij vrede najaagt, heeft hij er geen tijd voor slechte dingen te doen, waardoor hij in strijd met Gods Woord zou handelen. Doet hij dit wel, dan wordt dit door anderen opgemerkt. Als een bedienaar van het evangelie moet hij vierentwintig uur per dag bewijzen dat hij het leven van een christen leidt. Zijn gedragingen lopen net zo in het oog als een stad die op een heuvel is gelegen; zo’n stad kan niet verborgen worden, maar is mijlenver in de omtrek zichtbaar. Zo kan het licht van een ware christen net zo min verborgen worden als dit met die stad mogelijk zou zijn. Het licht van een geordineerde bedienaar van het evangelie schijnt voortdurend en is altijd brandend tenzij de evangeliebedienaar het door de wijze waarop hij eet, drinkt, spreekt, werkt of het goede nieuws van Gods koninkrijk predikt, moedwillig uitdooft. Laat dat echter nooit gebeuren! Laten alle soorten van mensen uw juiste werken zien, want dan zullen zij uw Vader, die in de hemelen is, verheerlijken.
3. Welke gunstige dingen dienen de mensen behalve het juiste werk dat een christen door te prediken verricht, nog meer van hem op te merken?
3 De prediking van huis tot huis dat Gods koninkrijk nabij is, is gebiedend noodzakelijk en zeer belangrijk, want door dit goede nieuws worden de mensen geholpen de grote zegeningen die God voor gelovigen heeft weggelegd, duidelijker te zien. Laat hen echter ook de juiste werken van de christen waarnemen, de manier waarop hij leeft, hoe hij zich op zijn werk en bij spel gedraagt, de manier waarop zijn kinderen zich gedragen, de wijze waarop hij met mensen in de gemeente omgaat en hoe groot zijn bekwaamheid is om te onderwijzen. Ja, door dit alles wordt te kennen gegeven of hij zijn licht laat schijnen.
4, 5. (a) Kan men ook wel slechts een gedeelte van zijn tijd een christen zijn, en waarom? (b) Kunnen alle christenen dezelfde hoeveelheid tijd aan de prediking van het goede nieuws besteden? (c) Tot welke conclusie komen wij derhalve ten aanzien van deze aangelegenheid?
4 Iemand die zich aan Jehovah’s dienst heeft opgedragen en in water is gedoopt, kan niet zeggen dat hij slechts een gedeelte van zijn tijd een christen is. Hij moet er blijk van geven voortdurend een christen — een volle-tijd-christen — te zijn. Het is best mogelijk dat hij niet evenals de pioniers en zendelingen alle uren dat hij wakker is aan het prediken van huis tot huis en het leiden van bijbelstudiën kan besteden, maar dat doet niets af aan het feit dat hij een christen is. Gods geboden zijn in gelijke mate op alle christenen van toepassing. Vele christenen onder Jehovah’s getuigen worden pioniers en zendelingen — volle-tijd-predikers — genoemd. Deze personen hebben hun aangelegenheden zo kunnen regelen dat zij al hun tijd aan het onderwijzen en dienen van andere mensen kunnen besteden door van huis tot huis te gaan en in het huis van gelovige personen bijbelstudiën te leiden. Het ligt voor de hand dat niet iedereen die zijn leven aan Jehovah God heeft opgedragen en is gedoopt, al zijn tijd aan het predikingswerk kan wijden, maar allen moeten stellig wel al hun tijd besteden aan het leiden van een christelijk leven. Zij moeten evenals degenen die gedurende alle uren dat zij wakker zijn, het evangelie prediken, bewijzen dat zij voor Gods aangezicht geordineerde bedienaren van het evangelie zijn. Als personen die in Jezus’ voetstappen treden, moeten zij evenals Jezus het licht zonder onderbreking dragen.
5 Welke conclusie moeten wij hieruit trekken? De volgende: Een christen moet, of hij nu een pionier is, een zendeling of iemand die als een gemeenteverkondiger bekendstaat, gedurende al zijn tijd voor Gods aangezicht een geordineerde evangeliebedienaar zijn. Volgens de Schrift — en dit wordt zowel in Paulus’ geschriften als in die van Petrus, ja, ook door Jezus’ eigen woorden bevestigd — moet iemand die een christelijk leven leidt „eerst het koninkrijk en zijn rechtvaardigheid [blijven] zoeken”. Verder heeft Jezus gezegd: „Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden mijns Vaders bewaard heb en blijf in zijn liefde” (Joh. 15:10). Hier bestaan geen uitzonderingen op; alle christenen hebben dezelfde geboden, dezelfde Verlosser, dezelfde God.
WERKEN WORDEN OPENBAAR
6, 7. Hoe zouden wij 1 Timotheüs 5:24, 25 met betrekking tot de slechte werken van zekere mensen kunnen verklaren?
6 Wat iemand in werkelijkheid is, zal zich op den duur openbaren. Paulus gaf aan Timotheüs te kennen: „De zonden van sommige mensen zijn duidelijk openbaar, en leiden onmiddellijk tot het oordeel, maar wat andere mensen betreft, hun zonden worden later ook openbaar. Op dezelfde wijze zijn ook de juiste werken duidelijk openbaar, en die waarmee het anders is gesteld, kunnen niet verborgen worden gehouden” (1 Tim. 5:24, 25, NW). Door een eenvoudig voorbeeld zullen wij worden geholpen Paulus’ standpunt te begrijpen. Er was in een bepaalde stad een dief die twee jaar lang inbraken had gepleegd, terwijl er ook een man was die voor de eerste maal ergens probeerde in te breken. De eerste maal dat de nieuweling zich aan dit soort van gevaarlijk werk waagde, werd hij op heterdaad betrapt toen hij met de gestolen goederen het huis verliet. Hij werd aan de politie uitgeleverd en moest zich daarna voor het gerecht verantwoorden. Op grond van de getuigenverklaringen werd hij als dief schuldig verklaard. Het vonnis: zes maanden gevangenisstraf. De zonden van deze man waren ’duidelijk openbaar en leidden onmiddellijk tot het oordeel’.
7 Wat gebeurde er echter met de eerste dief, die reeds twee jaar lang stal? Hij was van plan nog een inbraak te plegen. Deze keer werd hij echter gepakt en door de politie gearresteerd. Hij werd voor het gerecht gebracht, waar uit de aangevoerde bewijzen bleek dat hij niet alleen in het laatste huis waarin hij op onwettige wijze was binnengedrongen, had gestolen, maar dat hij in de loop van de afgelopen twee jaar in vele andere huizen had ingebroken! Hoewel deze dief tot op dat moment misschien een goede reputatie in zijn omgeving genoot, werden zijn „zonden” ten slotte „ook openbaar”, alleen twee jaar later. Men kan zijn werkelijke levenswijze niet altijd verbergen. Wanneer men een dief is, zal dit te zijner tijd openbaar worden.
8. Hoe zouden de werken van een rechtvaardige onmiddellijk openbaar kunnen worden?
8 Paulus redeneert dat hetzelfde wat van zondige werken gezegd kan worden — dat de zonden van sommige mensen onmiddellijk openbaar zijn terwijl die van andere mensen pas later aan het licht komen — van de juiste werken van sommige personen gezegd kan worden. Misschien kan deze waarheid door een andere illustratie worden toegelicht. Een vrouw die het goede nieuws ijverig van huis tot huis predikt, kan met geweldig veel succes bij de mensen belangstelling voor Gods Woord opwekken, hetgeen tot resultaat heeft dat zij veel huisbijbelstudiën kan oprichten. Door haar juiste werken komen er in slechts een korte tijdsperiode verscheidene personen naar de Koninkrijkszaal van Jehovah’s getuigen, waarna zij met de gemeente gaan studeren, het goede nieuws zelf gaan prediken, hun leven aan Jehovah’s dienst opdragen en worden gedoopt. De juiste werken van deze vrouw zijn ten aanschouwen van alle gemeenteleden onmiddellijk openbaar.
9, 10. Waarom zouden de juiste werken van iemand anders een tijdlang verborgen kunnen blijven?
9 Aan de andere kant is er in dezelfde gemeente een andere vrouw die precies even ijverig aan het getuigeniswerk deelneemt. De mensen die zij ontmoet en bij wie zij studiën leidt, komen om de een of andere reden echter niet zo vlug naar de Koninkrijkszaal. Zij studeert reeds langer dan een jaar met hen, maar tot op heden zonder resultaat.
10 Nu doet zich de omstandigheid voor dat de echtgenoot van deze tweede vrouw geen belangstelling voor de bijbel en zijn boodschap heeft en zich er twee jaar lang erg tegen heeft verzet dat zij het bedieningswerk op zich nam. Toen zij tien jaar geleden trouwden, waren zij zeer wereldse mensen die naar partijen en nachtclubs gingen en af en toe dronken waren. Het was een wild, maar tamelijk ongelukkig leven, met veel onderlinge ruzies wanneer zij na hun gefuif nuchter werden en op andere tijden. Enige tijd later waren zij door hun kinderen genoodzaakt wat meer thuis te blijven, maar werkelijk geluk kenden zij niet. Er was thuis geen vrede. Iets meer dan twee jaar geleden begon deze vrouw echter met een van Jehovah’s getuigen de bijbel te bestuderen. Zij schatte al spoedig Paulus’ woorden aan de Thessalonicenzen naar waarde, namelijk: „Hierom danken ook wij God onophoudelijk, dat gij, toen gij het . . . woord Gods . . . hebt ontvangen, het hebt aangenomen niet als een woord van mensen, maar, wat het inderdaad is, als een woord van God” (1 Thess. 2:13). Zij wilde gered worden, want zij had nu vernomen dat zij zich in een beter leven kon verheugen. Zij droeg zich aan Jehovah’s dienst op, werd in water gedoopt en gaf er blijk van een geordineerde bedienares van het evangelie te zijn die haar geest had veranderd en behalve aan het predikingswerk deel te nemen, een goed christelijk leven leidde. Zij liet haar licht schijnen, bezocht met haar kinderen alle vergaderingen in de Koninkrijkszaal en studeerde ook thuis met hen. Daar haar man nooit met haar naar de Koninkrijkszaal meeging, wisten haar medegetuigen in de gemeente niet veel van haar echtgenoot of haar gezinsleven af, want hij wilde geen getuigen van Jehovah in zijn huis ontvangen.
11. Welke raad van Petrus wordt er gedurende de tijd dat de juiste werken van de betreffende persoon verborgen zijn, opgevolgd?
11 Deze vrouw, thans een geordineerde bedienares van het evangelie, moest zowel thuis als tegenover de buitenwereld juiste werken aan de dag leggen en altijd in overeenstemming met Gods geboden leven. Zij verliet zich op Petrus’ raad, die onder inspiratie van heilige geest schreef: „Evenzo gij, vrouwen, weest uw mannen onderdanig, opdat, ook indien sommigen aan het woord niet gehoorzaam zijn, zij door den wandel hunner vrouwen zonder woorden gewonnen worden, doordat zij uw reinen en godvrezenden wandel opmerken. Uw sieraad zij niet uitwendig: het vlechten van haar, het omhangen van goud of het dragen van gewaden, maar de verborgen mens uws harten, met den onvergankelijken tooi van een zachtmoedigen en stillen geest, die kostbaar is in het oog van God. Want aldus tooiden zich ook weleer de heilige vrouwen, die hoopten op God, onderdanig aan haar mannen, zoals Sara Abraham gehoorzaamde en hem heer noemde; en haar dochters zijt gij, als gij goed doet en u geen schrik laat aanjagen”. — 1 Petr. 3:1-6.
12-14. Welke juiste werken moeten de mensen eerst opmerken voordat ze voor allen openbaar worden?
12 Deze aan God opgedragen vrouw, die een goede huisvrouw en een liefdevolle moeder was, mocht van haar man niet met hem over de waarheid spreken. De grote verandering die hij in haar zag door de juiste werken die zij verrichtte, sprak echter luider dan woorden. Zij was nooit meer dronken. Haar karakter veranderde helemaal. Het huis was schoon en altijd aan kant, zij besteedde meer zorg aan de maaltijden en diende ze steeds op tijd op, de kinderen gedroegen zich goed en hun werd geleerd hun vader lief te hebben en hem te respecteren, ja, de toestand thuis was veel beter dan ooit tevoren. Waaraan was dit te danken?
13 Nadat zij twee jaar als een christen had geleefd, gedurende welke tijd zij ook wel eens ruw was bejegend, zei haar man toen zij op zekere dag uit de velddienst thuiskwam, tegen haar: „Je bent helemaal veranderd. Hoe komt dat eigenlijk?” Het enige antwoord luidde natuurlijk: „Ik probeer volgens Gods Woord te leven, waardoor ik vrede zoek en najaag”. Hij antwoordde: „Als Gods Woord heeft kunnen bewerkstelligen dat jij nu zoveel juiste werken doet, kan ik, als ik Gods Woord ook op mij laat inwerken, misschien eveneens een gelovige worden”. En dit is inderdaad gebeurd!
14 Wij zien dus in het leven van deze vrouw dat haar juiste werken ’later openbaar’ werden. Ja, Gods Woord zegt zeer terecht: „Op dezelfde wijze zijn ook de juiste werken duidelijk openbaar, en die waarmee het anders is gesteld, kunnen niet verborgen worden gehouden”. — 1 Tim. 5:24, 25, NW.
15. Welke troost kunnen wij hier allen uit putten, en als wat zullen wij ons willen laten kennen?
15 Terwijl de juiste werken van sommige mensen onmiddellijk goede resultaten voortbrengen, worden die van andere personen pas op den duur openbaar, terwijl er wel eens vele jaren overheen kunnen gaan. Word nooit ontmoedigd wanneer uw juiste werken schijnbaar geen resultaten opleveren. Ga er mee voort als een christen te leven. Wanneer u uw licht laat schijnen, zelfs al merkt men dit in slechts kleine dingen op — zoals in de wijze waarop u eet en drinkt, in uw gesprekken of de manier waarop u uw werk verricht of andere dingen doet — zullen sommigen hierdoor redding ontvangen. Vergewis u ervan dat u alles wat u doet, tot Gods heerlijkheid verricht. Men dient niet zijn eigen voordeel te zoeken, maar dat van velen, opdat zij gered mogen worden! Verlies niet uit het oog dat deze christelijke vrouw niet haar eigen voordeel zocht, maar dat van haar echtgenoot, opdat ook hij gered zou mogen worden en in de vreugden welke het leven in Gods nieuwe wereld met zich meebrengt, zou mogen delen. Wees de gehele dag een christen en laat u voor Gods aangezicht als een geordineerde volle-tijd-evangeliebedienaar kennen.
16. Verricht een geordineerde bedienaar van het evangelie zijn juiste werken alleen maar opdat ze door de mensen gezien zullen worden? Indien niet, waarom dan niet?
16 Wanneer een geordineerde bedienaar van het evangelie van huis tot huis gaat of voor zijn werkgever — of thuis, ten opzichte van zijn vrouw en kinderen — juiste werken verricht en zich in de gemeente goed gedraagt, probeert hij hier niet mee te pronken. Hij moet zich door Gods Woord laten leiden, en doordat hij dat Woord volgt, wordt het leven aangenaam en vredig. „Want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen, en zijn oren tot hun smeking” (1 Petr. 3:12). Wij worden ertoe aangemoedigd erop toe te zien „dat gij uw gerechtigheid niet doet voor de mensen, om door hen opgemerkt te worden; want dan hebt gij geen loon bij uw Vader, die in de hemelen is” (Matth. 6:1). „Doet . . . alles ter ere Gods”. Wees geen huichelaar!
17. (a) Welke waarschuwing ontvangen wij met betrekking tot het verrichten van goede werken? (b) Welke passende woorden van Jezus hebben wij over een goed en een slecht gedrag?
17 Doe de door u verrichte werken niet om door de mensen gezien te worden, maar wat u ook verricht, doe het alles als voor Jehovah God, en laat hij u er de beloning voor geven. Doe u niet op dezelfde wijze als de geestelijken, die thans in de wereld voor hun gemeenten een schijn van heiligheid ophouden, als een evangeliebedienaar van God voor. Zorg ervoor dat u niet net als de schriftgeleerden en Farizeeën door Jezus wordt geclassificeerd of beschreven. Hij zei namelijk van hen: „Al hun werken doen zij om in het oog te lopen bij de mensen, . . . zij houden van de eerste plaats bij de maaltijden en van de erezetels in de synagogen, en van de begroetingen op de markten en om door de mensen rabbi genoemd te worden. . . . Al wie zichzelf zal verhogen, zal vernederd worden en al wie zichzelf zal vernederen, zal verhoogd worden. Maar wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij sluit het Koninkrijk der hemelen toe voor de mensen. Immers, gij gaat er niet binnen en die trachten binnen te gaan, laat gij niet toe daarin te komen. . . . Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën, gij huichelaars, want gij trekt zee en land rond, om één bekeerling te maken, en wanneer hij het wordt, maakt gij van hem een kind [van Gehenna], twee maal zo erg als gij het zelf zijt” (Matth. 23:5-15; NW). Een ware geordineerde bedienaar van het evangelie vestigt de aandacht van de mensen op God, en niet op zichzelf. Door voortdurend aandacht te schenken aan Gods Woord en aan de prediking ervan, zullen wij niet alleen onszelf redden, maar ook degenen die naar ons luisteren. — 1 Tim. 4:16.
DOOR GODS WOORD BESTUURD
18. Hoeveel lezen sommige mensen van Mattheüs 6:33?
18 Het gehele leven van een christen moet door Gods Woord worden bestuurd. Hij moet geloven wat er in staat opgetekend en er behagen in scheppen Jehovah’s geboden ten uitvoer te brengen. Hij moet waardering hebben voor Gods rechtvaardigheid en in overeenstemming met datgene wat in de bijbel staat geschreven, willen leven. Jezus heeft gezegd: „Blijft dan eerst het koninkrijk en zijn rechtvaardigheid zoeken, en al het andere zal u worden toegevoegd” (Matth. 6:33, NW). Bij het lezen van deze tekst zien sommigen alleen maar staan: „Blijft dan eerst het koninkrijk . . . zoeken”, want tot zover strekt hun belangstelling zich uit. Zij zien verlangend uit naar Armageddon, de strijd van de grote dag van God de Almachtige, het tijdstip waarop Jehovah alle goddeloosheid van de aarde zal wegvagen en zijn rechtvaardige, nieuwe wereld zal oprichten. Waarom zien zij er eigenlijk zo verlangend naar uit? Omdat zij graag in een paradijs willen leven, zich in volmaakt leven en geluk en in volmaakte vrede willen verheugen, voedsel en onderdak willen hebben en alle goede dingen wensen te bezitten die de nieuwe wereld biedt.
19. Waaraan moet in Mattheüs 6:33 nog meer aandacht worden geschonken?
19 Deze personen, die alleen het Koninkrijk, en niet Jehovah’s rechtvaardigheid, zoeken, moesten nu eigenlijk eens de gehele tekst lezen. Jezus heeft gezegd: „Blijft dan eerst het koninkrijk en zijn rechtvaardigheid zoeken”. Naar zijn rechtvaardigheid moet dus ook voortdurend worden gezocht. Thans is het de tijd dat wij Jehovah’s beginselen met betrekking tot wat waarheid en rechtvaardigheid is, moeten kennen en moeten weten hoe te leven. Wanneer een christen Jehovah’s rechtvaardigheid zoekt, zal hij willen weten wat er van een christen wordt verwacht. De bijbel zegt bijvoorbeeld dat een ongetrouwde man of vrouw niet in hoererij mag leven. „Indien zij zich . . . niet kunnen beheersen, laten zij dan trouwen. Want het is beter te trouwen dan van begeerte te branden” (1 Kor. 7:9). Wanneer men is getrouwd, mag geen van beide huwelijkspartners zich aan overspel schuldig maken, omdat men dan niet Zijn rechtvaardigheid zoekt. „Gij hebt gehoord, dat er gezegd is: Gij zult niet echtbreken”. — Matth. 5:27.
20. Welke raadgevingen worden ons in Gods Woord verstrekt?
20 In Gods Woord staan uitstekende raadgevingen over de wijze waarop ongehuwde personen dienen te leven, over het gedrag van echtparen, de opvoeding van kinderen, het werk dat door Gods gemeente verricht moet worden en het gedrag dat opzieners aan de dag dienen te leggen. Er wordt ons in aangeraden onze naasten lief te hebben en gastvrij te zijn jegens vreemdelingen. Verder wordt er ook raad in verstrekt over een morele levenswijze met betrekking tot onze taal, ons eten en drinken, ons werk, onze eerlijkheid en onze algemene geestesgesteldheid. Een christen kan stellig geen moordenaar, dief, dronkaard, afgodendienaar, leugenaar, gierigaard, afperser of smader zijn. Zijn gehele leven dient door de schriftuurlijke beginselen die duidelijk in Gods Woord staan opgetekend, bestuurd te worden. Laten wij er derhalve mee voortgaan zowel Gods rechtvaardigheid als het Koninkrijk te zoeken, maar niet alleen het Koninkrijk. Wanneer wij het goede doen, wordt ons de belofte gegeven dat al het andere ons zal worden toegevoegd.
21, 22. Wat zijn de vruchten van de oude en van de nieuwe persoonlijkheid?
21 Door het goede te doen, trekt een christen een nieuwe persoonlijkheid aan en brengt hij zijn leven in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid in overeenstemming met Gods wil. In zijn brief aan de Efeziërs schreef de apostel Paulus: ’Gij dient de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere gedragslijn overeenkomt en naar haar bedrieglijke verlangens wordt verdorven, weg te doen; maar gij dient nieuw te worden gemaakt in de kracht die uw geest aandrijft en de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, welke naar Gods wil in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid werd geschapen’ (Ef. 4:22-24, NW). Een christen weet dat Satan, de god van deze wereld, „de geest der ongelovigen heeft verblind” en hen in duisternis houdt. De Duivel wil dat alle menselijke schepselen zich overeenkomstig hun bedrieglijke verlangens gedragen. „Omdat alles in de wereld — de begeerte van het vlees, de begeerte der ogen en het opzichtige geuren met iemands bezittingen — niet voortspruit uit de Vader maar uit de wereld” (1 Joh. 2:16, NW). De Duivel zou dus wel willen dat iedereen ’overeenkomstig zijn vroegere verdorven gedragslijn’ bleef handelen.
22 Iemand die de waarheid leert kennen, kan zijn persoonlijkheid echter veranderen en de oude persoonlijkheid, te zamen met de lelijke taal die hij eens gebruikte, wegdoen. Hij zal zich ook van zijn luie of oneerlijke werkgewoonten ontdoen, alsmede van nog vele andere slechte gewoonten die hem zouden belemmeren zijn licht te laten schijnen. Hij weet dat „het aangezicht des Heren . . . tegen hen [is], die het kwade doen”. De christen brengt derhalve een grote verandering tot stand ten einde ’vrede te zoeken en die na te jagen’, want hij weet dat „de ogen des Heren . . . op de rechtvaardigen” zijn. — 1 Petr. 3:11, 12.
23. (a) Hoe kan men zich de nieuwe persoonlijkheid eigen maken? (b) Wat voor soort van persoonlijkheid bezat Adam oorspronkelijk?
23 Gods Woord heeft een krachtige uitwerking op iemand die oprecht is. Honderdduizenden mensen hebben zich net zolang door Gods Woord laten leiden totdat zij er de belangrijkheid van inzagen voor Gods aangezicht een geordineerde bedienaar van het evangelie te worden, ondanks dat de wereldse regeringen hen niet als zodanig erkennen. Zij blijven er desondanks toch mee voortgaan hun licht te laten schijnen. Zij volgen niet langer de oude gedragslijn, maar maken zich een geheel nieuwe levensopvatting eigen, daar zij weten dat Gods Woord op nog andere gelovigen inwerkt en dat ook dezen Gods Woord de leidende factor in hun leven laten worden. Paulus wist dat „gij nieuw dient te worden gemaakt in de kracht die uw geest aandrijft”. En wat is dat voor een kracht? Het is Gods geest, zijn werkzame kracht, welke ons door middel van zijn Woord wordt geopenbaard. Bestudeer Gods Woord ten einde de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, een persoonlijkheid die bij een geordineerde volle-tijd-evangeliebedienaar past en God behaagt. De persoonlijkheid die God Adam bij de oorspronkelijke schepping in de hof van Eden gaf, was stellig in overeenstemming met Gods wil, terwijl hij deze man in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid heeft geschapen. Het was een volmaakt schepsel dat op een volmaakte aarde werd geplaatst. Zijn persoonlijkheid moet wel de hoedanigheid van iemand die vrede zoekt, hebben gehad, want hij leefde daar in de hof van Eden met alle dieren in vrede, een toestand die volgens de beschrijvingen van de profeet Jesaja na de strijd van Armageddon op de paradijsachtige aarde onder het koninkrijk der hemelen zal heersen.
24, 25. Wat is Jehovah’s wil voor zijn geordineerde bedienaren van het evangelie, en hoe zullen zij op Zijn wil reageren?
24 Het is thans stellig Gods wil voor ons dat wij vrede met Hem zoeken en zachtmoedigheid en rechtvaardigheid aan de dag leggen, want misschien zullen wij dan in de dag van Jehovah’s toorn verborgen worden (Zef. 2:3). In alle delen der wereld willen Jehovah’s getuigen zich als waardige evangeliebedienaren van God doen kennen door het goede nieuws van Gods koninkrijk vastberaden te prediken. Zij wensen waardering te tonen voor de ordinatie die zij van Jehovah hebben ontvangen en er door juiste werken blijk van geven dat zij een christelijk leven kunnen leiden. Hun roeping is aan de oproep tot de goddelijke dienst van hun God gehoor te geven. Door deze nieuwe persoonlijkheid aan te doen, welke naar Gods wil in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid werd geschapen, kunnen zij betere dienst verrichten en meer tot stand brengen. Jehovah’s getuigen, Gods geordineerde bedienaren van het evangelie, zullen al hun tijd aan de christelijke levenswijze besteden en zich in deze oude wereld net als Jezus gedragen. Zij herinneren zich zijn woorden: „Indien gij van de wereld waart, zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld uitgekozen heb, daarom haat u de wereld” (Joh. 15:19). Ondanks de haat van de wereld, zullen Jehovah’s getuigen echter alle mensen in de wereld liefde betonen en in vrede met hen blijven leven. Zij zullen ’den vrede zoeken en dien najagen, want de ogen des Heren zijn op de rechtvaardigen’.
25 Als bedienaren van het evangelie die voor het aangezicht van Jehovah zijn geordineerd, zullen Jehovah’s getuigen zijn wil ten uitvoer brengen. „Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden; die geen zonde gedaan heeft en in wiens mond geen bedrog is gevonden; die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt” (1 Petr. 2:21-23). Ook zijn geordineerde bedienaren van het evangelie geven zich aan Hem over door voortdurend het juiste te blijven doen.