Hoe gelukkig zijn de zachtaardigen en vredelievenden!
„Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven. Gelukkig zijn de vredelievenden, want zij zullen ’zonen van God’ genoemd worden.” — Matth. 5:5, 9, NW.
1. Welk congres van historische betekenis werd er in 1958 gehouden, en waarom is het voor andere organisaties onmogelijk een dergelijke vergadering te beleggen?
GELUK en een zachtaardige geestesgesteldheid zijn zo onafscheidelijk met elkaar verbonden, dat vredelievenden onmogelijk het ene zonder het andere kunnen bezitten. Daarom kan er werkelijk worden gezegd dat er nog nooit eerder in de menselijke geschiedenis een gelukkiger vergadering van zoveel vredelievende mensen bijeen is geweest als toen de Internationale ’Goddelijke wil’-vergadering van Jehovah’s getuigen van 27 juli tot en met 3 augustus 1958 in de stad New York werd gehouden, want nog nooit eerder waren er zoveel zachtaardige personen op hetzelfde tijdstip bijeen. Het is voor iedere andere groep van mensen onmogelijk een dergelijk congres te houden, want alleen getuigen van Jehovah kunnen op aarde de vredelievendheid, de zachtaardigheid en het geluk weerspiegelen welke voortdurend van de persoonlijkheid van de Allerhoogste God uitstralen.
2. (a) Van welke kostbare hoedanigheid is Jehovah de personificatie? (b) Wat is in dit opzicht de goddelijke wil voor Jehovah’s volk?
2 Herhaaldelijk wordt er in de Schrift gezegd dat de gelukkige God Jehovah „langzaam tot toorn en overvloedig in liefderijke goedgunstigheid” is (Ex. 34:6; Num. 14:18; Neh. 9:17; Ps. 86:15; 103:8; 145:8, NW; Joël 2:13; Jona 4:2; Nah. 1:3). Met zulk een zachtaardige en beheerste gemoedsgesteldheid kan de Soevereine Regeerder van het universum op bovenmatige en onvergelijkelijke wijze lankmoedig, geduldig, vergevensgezind, liefdevol en barmhartig zijn. Zijn getrouwe en loyale getuigen dienen deze goddelijke hoedanigheden stellig eveneens te allen tijde en onder alle omstandigheden aan de dag te leggen, of zij nu zijn geïsoleerd, zoals met velen van hen in communistische slavenkampen het geval is, of met elkaar bijeen zijn, zoals toen meer dan tweehonderdduizend van hen op hun congres in de stad New York waren vergaderd. Het volgen van deze handelwijze wordt niet aan hun eigen oordeel overgelaten. Zij zijn hiertoe verplicht, want het is Jehovah’s wil.
3, 4. Wat voor soort van mens bewees Jezus door het onderwijs en het voorbeeld dat hij gaf te zijn?
3 Christus Jezus, Jehovah’s Voornaamste Getuige, vormde hier geen uitzondering op. Er kan zelfs van hem worden gezegd dat hij de zachtaardigste en vriendelijkste man was die ooit op aarde heeft geleefd of zal leven. Toen Jezus anderen uitnodigde zijn juk op zich te nemen en zijn discipelen te worden, zei hij: „Ik ben zachtmoedig en nederig van hart” (Matth. 11:29). Deze Jezus, die zo vredelievend was dat hij zich de titel „Vredevorst” ten volle waardig toonde, legde niet alleen in zijn persoonlijke leven en activiteit een zachtaardige geest aan de dag, maar predikte eveneens tot anderen dat ook hun leven door vrede en zachtaardigheid gekenmerkt moest worden. Bij een zekere gelegenheid bracht Jezus dit fundamentele christelijke beginsel als volgt onder woorden: „Tot u, die Mij hoort, zeg Ik: Hebt uw vijanden lief, doet wel dengenen, die u haten; zegent wie u vervloeken; bidt voor wie u smadelijk behandelen. Slaat iemand u op uw wang keer hem ook de andere toe” (Luk. 6:27-29). Af en toe waren Jezus en de met hem mee reizende metgezellen zo vermoeid van het trekken en spreken dat zij de eenzaamheid opzochten om wat uit te rusten. De scharen kwamen de rust die zij in hun afzondering genoten, echter wreed verstoren. In plaats dat Jezus hen hiervoor scherp berispte, onderdrukte hij zijn persoonlijke gevoelens en voorzag hij teder en vol erbarming in zowel hun geestelijke als hun fysieke behoeften (Matth. 14:13-23; Matth. 6:31-46). Toen Jezus later vreedzaam en zonder strijd te voeren Jeruzalem binnenreed en zich als koning aanbood, werden de woorden van de profeet vervuld: „Zegt de dochter Sions: Zie, uw Koning komt tot u, zachtmoedig en rijdend op een ezel”. — Matth. 21:4, 5; Zach. 9:9.
4 Gedurende zijn gehele bediening was deze uitzonderlijk machtige man Jezus in zijn omgang met anderen nooit strijdlustig ten aanzien van zijn vijanden, nooit ongeduldig met zijn metgezellen en zelfs onder een buitengewoon zware druk nooit prikkelbaar of opvliegend. Hij verloor nooit zijn zelfbeheersing en had nooit een woedeuitbarsting. Onder de moeilijkste omstandigheden, toen hij zijn vijanden in handen was gevallen, toen zij hem vervloekten en sloegen en op hem spuwden, ja, zelfs toen de woedende menigte hem liet wegvoeren en hem op duivelse wijze aan een martelpaal liet nagelen waaraan hij schuldeloos stierf, legde Jezus een kalmte en een zelfbeheersing aan de dag waardoor onomstotelijk kwam vast te staan, dat hij niemand anders dan Gods Zoon was. Hij was de verstandige en gelukkige Zoon die het hart van zijn hemelse Vader verheugde door de goddelijke wil te doen. — Spr. 27:11.
5. (a) Wat zeiden Petrus en Jakobus over zelfbeheersing, toorn, zachtaardigheid en zachtmoedigheid? (b) Hoe legde Paulus christelijke tederheid aan de dag?
5 Deze „zachtmoedigheid en redelijkheid van de Christus” vormde voor Jezus’ gelukkige volgelingen en apostelen stellig een goede aanleiding om hierover aan anderen te schrijven en deze eigenschappen in hun persoonlijke leven aan de dag te leggen en na te streven (2 Kor. 10:1, NW). In plaats dat zij hooghartige, opvliegende en trotse pochers waren, gaven zij er blijk van evenals hun Meester bescheiden, zachtaardig en nederig van hart te zijn. Herhaaldelijk zeiden deze geïnspireerde schrijvers van zichzelf dat zij slechts „slaven” van God en Christus waren (Rom. 1:1; Fil. 1:1; Tit. 1:1; Jak. 1:1; 2 Petr. 1:1; Jud. 1, NW). In plaats van twistziek, ruzieachtig en lichtgeraakt te zijn, waren zij vriendelijk, zachtaardig en vol begrip zorgzaam ten aanzien van andere mensen en hun problemen. De apostel Petrus schreef bijvoorbeeld: „Voeg . . . bij uw geloof deugd, bij uw deugd kennis, bij uw kennis zelfbeheersing, bij uw zelfbeheersing volharding, bij uw volharding godvruchtige toewijding, bij uw godvruchtige toewijding broederlijke genegenheid, bij uw broederlijke genegenheid liefde” (2 Petr. 1:5-7, NW). Ook de schrijver Jakobus schrijft over de deugd van zachtaardigheid en zelfbeheersing. „Weet dit wel, mijn geliefde broeders: ieder mens moet . . . zijn . . . langzaam tot toorn; want de toorn van een man brengt geen gerechtigheid voor God voort”. „Wie is wijs en verstandig onder u? Hij tone uit zijn goeden wandel zijn werken met wijze zachtmoedigheid” (Jak. 1:19, 20; 3:13). Hier volgt het getuigenis van de apostel Paulus: „Wij gedroegen ons in uw midden teder, als een zogende moeder die haar kinderen koestert. Daar wij dus tedere genegenheid voor u hebben, behaagde het ons zeer u niet alleen Gods goede nieuws mede te delen, maar ook onze ziel, want gij zijt ons lief geworden. Gij zijt getuigen, God ook, hoe wij ons . . . in overeenstemming met liefderijke goedgunstigheid en rechtvaardig en onberispelijk hebben betoond”. — 1 Thess. 2:7, 8, 10, NW.
CHRISTELIJKE ZACHTAARDIGHEID DOOR GODS GEEST VOORTGEBRACHT
6. Welke gezindheid bezitten de tegenwoordige getuigen van Jehovah van nature en door geboorte, en waarom?
6 Wanneer wij negentien eeuwen verder gaan, bemerken wij dat de gezalfde christelijke getuigen van Jehovah die thans leven, evenals de gelukkige discipelen van de eerste eeuw „afgezanten in de plaats van Christus” zijn (2 Kor. 5:20, NW). Het is derhalve in overeenstemming met Jehovah’s wil, voornemen en welbehagen dat deze plaatsvervangende vertegenwoordigers allen dezelfde goddelijke eigenschappen van zachtaardigheid en een beheerste geestesgesteldheid bezitten welke de Voornaamste Afgezant, Jezus, kenmerkten. Dit betekent niet dat Jehovah’s getuigen een bijzonder mensenras vormen waarvan de leden met een hen eigen zijnd zacht karakter geboren zijn en over een volmaakte zelfbeheersing beschikken. Neen, beslist niet. Evenals alle andere aardbewoners zijn zij afstammelingen van de opzettelijke zondaars Adam en Eva. Daar zij in zonde zijn ontvangen en met overtreding (wetteloosheid) zijn voortgebracht, is hun natuurlijke instelling onaangenaam en is hun humeur moeilijk aan banden te leggen. — Job 15:14; Ps. 51:5, NW, vs. 7, NBG; 52:4, 5; Pred. 7:20; Rom. 3:10; 5:12; Jak. 3:2; 1 Joh. 1:8.
7. Hoe wordt de radicale verandering in de gezindheid van hen die ware christenen worden, bewerkstelligd?
7 Een vreedzame zachtaardigheid komt derhalve van een andere bron en door middel van iets anders dan de kwade neigingen welke door de onvolmaakte menselijke overerving worden overdragen. Dat er wanneer iemand een van Jehovah’s getuigen wordt, een algehele verandering moet plaatsvinden en ook inderdaad plaatsvindt, kan niet worden ontkend. Het gaat er nu alleen maar om hoe dit gebeurt en door middel waarvan. Wil men dat een boom goede vruchten voortbrengt, dan moet allereerst de grond goed zijn, terwijl er ook nog andere dingen voor nodig zijn. Zo is het ook in dit geval. In de eerste plaats moet zo iemand ’een eerlijke en goede hartetoestand’ (de grond) bezitten (Luk. 8:11-15, SV). Vervolgens moet men er tijd en moeite aan spenderen om het zaad te zaaien, over het tedere plantje te waken en het te verzorgen, water te geven en te voeden. Hoewel men hier veel tijd en moeite aan moet besteden, kan men, evenals in het geval van een letterlijke vruchtboom, niet buiten Gods kracht of geest, die het hart en de geest aanzet om zoete en begerenswaardige vruchten van christelijke zachtaardigheid voort te brengen (1 Kor. 3:6, 7). In de Schrift worden „liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid [en] zelfbeheersing” zeer beslist als vruchten welke door Jehovah’s geest worden voortgebracht, genoemd. — Gal. 5:22, 23.
8. Waarom is het in het leven van een christen zo belangrijk dat hij zich opdraagt?
8 Wanneer iemand Gods geest wenst te bezitten, moet hij zich echter eerst aan Jehovah opdragen. Dit betekent dat het zijn persoonlijke wil is de goddelijke wil te leren kennen, deze zich eigen te maken en te accepteren en Gods wil te doen. Vervolgens wordt hij in het bijzijn van getuigen als een symbool van zijn opdracht in water gedoopt. Deze pasgeboren baby in de waarheid gaat er vervolgens mee verder zich met Gods geïnspireerde Woord de bijbel te voeden, hetgeen hem op zijn beurt sterk genoeg maakt om voort te gaan tot rijpheid. Petrus schrijft aan hen die er geen blijk van geven vooruitgang te maken: „Doet . . . alle zedelijke verdorvenheid, alle bedrog en huichelarij en bittere afgunst en alle soorten van achterklap weg en vormt als pasgeboren kinderen een verlangen naar de onvervalste melk van het woord, opdat gij daardoor moogt opgroeien tot redding” (1 Petr. 2:1, 2, NW). Paulus geeft verder nog de raad: ’Gij dient de oude persoonlijkheid, die met uw vroegere gedragslijn overeenkomt en naar haar bedrieglijke verlangens wordt verdorven, weg te doen; maar gij dient nieuw te worden gemaakt in de kracht [waarmee Jehovah’s geest wordt bedoeld] die uw geest aandrijft en de nieuwe persoonlijkheid aan te doen, welke naar Gods wil in ware rechtvaardigheid en liefderijke goedgunstigheid werd geschapen’. — Ef. 4:22-24.
9. Beschrijf de schitterende klederen welke Jehovah’s volk mag dragen.
9 Nadat Jehovah’s opgedragen getuigen de oude, overgeërfde en door zonde gevormde persoonlijkheid met haar verdorven gezindheid hebben uitgedaan, kleden en sieren zij zich met een nieuwe, theocratische of goddelijke persoonlijkheid van zachtaardigheid, verdraagzaamheid en zelfbeheersing. „Bekleedt u dan, als Gods uitverkorenen, heilig en bemind, met de tedere genegenheden van mededogen, goedgunstigheid, ootmoedigheid van geest, zachtaardigheid en lankmoedigheid”. Door welk een schitterende klederen worden de dienstknechten van de Allerhoogste God geïdentificeerd en gekenmerkt! — Kol. 3:12, NW.
PERSOONLIJKHEID NAAR EEN NIEUW SAMENSTEL VAN DINGEN GEVORMD
10. Wat betekent het ’veranderd te worden door uw geest te hervormen’?
10 Voor een dergelijke levenswijze als hierboven is uiteengezet en aanbevolen, moet men stellig een radicale verandering in zijn gehele denkwijze aanbrengen. De manier waarop men op invloeden van buitenaf reageert, ondergaat een algehele verandering en ook de reacties op omstandigheden en iemands omgeving worden drastisch gewijzigd. De apostel wist echter dat zulk een algehele verandering in de geestesprocessen noodzakelijk zou zijn, want hij schrijft: „Wordt niet langer naar dit samenstel van dingen gevormd, maar wordt veranderd door uw geest te hervormen, opdat gij voor uzelf de goede, aangename en volledige wil van God moogt beproeven” (Rom. 12:2, NW). Allen die zulk een verandering in hun leven aanbrengen, worden werkelijk een deel van Jehovah’s uit zachtaardige mensen bestaande maatschappij, welke zo geheel van des Duivels oude maatschappij van slecht-geaarde mensen verschilt.
11. (a) Hoe bezien vrienden en verwanten vaak degenen die de praktijken van de oude wereld vaarwel zeggen? (b) Is de prijs die men hiervoor moet betalen, te hoog?
11 Tot degenen die hun levenswijze aldus hebben hervormd en een christelijke gezindheid hebben aangekweekt, schrijft de apostel Petrus: „In het verleden hebt gij voldoende de wil der natiën volbracht, toen gij u overgaf aan losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn, brasserijen, drinkgelagen en afgoderijen, zonder wettelijke beperking. Omdat gij er niet mee voortgaat met hen deze weg te bewandelen naar dezelfde lage poel van liederlijkheid, zijn zij verbijsterd en zij gaan voort schimpend over u te spreken. Deze personen zullen echter rekenschap geven aan hem die gereed is de levenden en de doden te oordelen” (1 Petr. 4:3-5, NW). Zoals Petrus had gewaarschuwd, spreken vroegere vrienden en bekenden schimpend over hen die zich van dit door de Duivel bestuurde stelsel beginnen af te keren, en zij doen al het mogelijke om hen die het leven zoeken, ervan te weerhouden een veranderde levenswijze aan de dag te leggen. Zij die zich aan Jehovah opdragen om zijn wil te doen, dienen echter nimmer te denken dat zij wegens bloedverwantschap of financiële of sociale banden verplicht zijn in enig opzicht gelijk degenen die van het huidige stelsel deel uitmaken, te blijven leven of handelen. Dit te doen, betekent een onontkoombare dood. Jehovah gaat op dit punt geen compromis aan, en zijn toegewijde volk denkt er precies zo over. „Wij [hebben] dan, broeders, wel verplichting, maar niet aan het vleesch, om naar het vleesch te leven. Want indien gij naar het vleesch leeft, zoo zult gij sterven; maar indien gij door den geest de werkingen des lichaams doodt, zoo zult gij leven. Want zij die door den Geest Gods geleid worden, die zijn zonen Gods” (Rom. 8:12-14, OB). Vleselijke banden of omgang kunnen stellig nooit met deze positie vergeleken worden. Wat een onbeschrijflijk voorrecht — eeuwig zonen van de Soevereine Heer en Regeerder van het gehele universum te zijn!
12. Welke soort van oogst moet men, wanneer men bij Satans wereld blijft, binnenhalen?
12 In plaats dat Satans wereld de vruchten van Jehovah’s geest voortbrengt, heeft ze een rijke oogst van goddeloze werken, voortbrengselen van het opstandige, gevallen vlees, voortgebracht. „Het is nu openbaar welke de werken van het vlees zijn, en wel, hoererij, onreinheid, losbandigheid, afgoderij, het beoefenen van spiritisme, vijandschappen, twist, naijver, vlagen van toorn, wedijver, verdeeldheid, sekten, bittere afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke. Met betrekking hiertoe waarschuw ik u, zoals ik u reeds gewaarschuwd heb, dat wie dergelijke dingen bedrijven, Gods koninkrijk niet zullen beërven” (Gal. 5:19, 21, NW). De werken van het vlees schenken hen die zich eraan overgeven, geen ware vreugde en werkelijk geluk, zelfs niet kortstondig onder de huidige omstandigheden, en wat de toekomst betreft, allen die deze droesem drinken, zullen op zijn laatst in Armageddon sterven. Redelijke personen grijpen derhalve verheugd de gelegenheid aan de vreugde-dodende werken van het vlees door de vreugde-schenkende vruchten van de geest te vervangen.
13. (a) Hoe bezien de hooggeplaatsten en machtigen van dit stelsel zachtaardigheid en zelfbeheersing? (b) Is het voorbeeld dat de leiders van deze oude wereld geven, navolgenswaardig?
13 Met het oog op dit alles is het inderdaad vreemd dat degenen die aan het oude stelsel vasthouden, zich spottend over zachtaardigheid van geest en een beheerste geestesgesteldheid uitlaten en op deze hoedanigheden als ruggegraatloze zwakheden die vermeden dienen te worden, neerkijken. De zogenaamd succesvolle bazen in de wereld, de leiders van vakverenigingen, de geldmagnaten, de politieke en rechterlijke machthebbers, de militaire en politie-autoriteiten en de hoge en machtige heersers, bewindslieden en dictators van dit satanische stelsel gaan er prat op dat zij ongevoelig, hard, opvliegend, rap van tong, ongeduldig en heethoofdig en in de meeste gevallen wreed en onberekenbaar van aard zijn. En de massa die door hen wordt geleid, tracht het voorbeeld van haar leiders na te volgen. Wat in Spreuken 29:22 staat, is stellig waar, want daarin lezen wij: „Een opvliegend man verwekt twist en de driftkop begaat vele misdaden”. Geen wonder dat, nu de aarde vol is van opvliegende mensen en driftkoppen, het huidige stelsel zich in zulk een beklagenswaardige en ongelukkige toestand bevindt, want wij leven thans werkelijk in een twistzieke, van haat vervulde en oorlogvoerende wereld die vol is van misdaden en overtredingen. Al de tientallen miljoenen aspirinetabletten die dagelijks worden ingenomen, alle kalmerende pillen en „wonderdrankjes” en al de zachte balsem van de „vrede des geestes”-psychologen hebben het lijden en de hoofdpijnen van deze stervende, oude wereld niet kunnen verzachten.
14. Hoe kan een christen hier op aarde leven zonder door de ongeneeslijke hoofdpijn van deze wereld gekweld te worden?
14 Hoe verfrissend anders zijn de toestanden onder de leden van Jehovah’s nieuwe en gelukkige wereldmaatschappij! Zij bevinden zich inderdaad op aarde, maar in plaats dat de Getuigen de walglijke eigenschappen van de meerderheid der mensen overnemen of hun verdraaide gedragsregels en praktijken volgen, slaan zij acht op de in Spreuken 22:24 en 25 opgetekende goddelijke raadgeving: „Ga niet om met een driftkop en laat u niet in met een heethoofd, opdat gij niet gewend raakt aan zijn paden en uzelf een strik spant”. De apostel stemde hiermee in met de woorden: „Slechte omgang verderft nuttige gewoonten”. — 1 Kor. 15:33, NW.
15, 16. (a) Is een zachtaardige en vriendelijke gezindheid dan werkelijk het kenmerk van een lafaard? (b) Welk voorbeeld van kracht stellen Jehovah’s getuigen zowel in als buiten gevangenissen?
15 In plaats dat zachtaardigheid derhalve het kenmerk van een zwakke lafaard is, is het een van de kenmerkende eigenschappen van hen die buitengewoon moedig en sterk, ja, veel en veel sterker dan de machtige militaire en burgerlijke leiders van deze wereld zijn. „Een lankmoedig mens overtreft een held, wie zijn geest beheerst, hem die een stad inneemt” (Spr. 16:32). Beschouw als een voorbeeld van de kracht welke er in zachtaardigheid schuilt eens Jehovah’s zachtaardige getuigen in totalitaire landen, die het fysiek onmogelijk werd gemaakt de ’Goddelijke wil’-vergadering in New York bij te wonen. In plaats dat de gelukkige Getuigen in deze donkere landen trachtten te vluchten of hun identiteit achter een masker van compromissen en een dekmantel van huichelachtigheid trachtten te verbergen, zijn zij als verenigde aanbidders van de ware God Jehovah in de hun door God toegewezen plaatsen onbevreesd onwrikbaar gebleven, terwijl zij door hun schitterende tentoonspreiding van kalmte en zelfbeheersing — zelfs wanneer zij op onmenselijke wijze bijna werden doodgemarteld — vele van hun vijanden respect en bewondering hebben afgedwongen.
16 Door deze handelwijze te volgen, doen de vervolgde Getuigen de wil van hun hemelse Vader, zoals in zijn geschreven woord staat opgetekend: „Indien de toorn van een heerser zich tegen u verheft, verlaat dan uw plaats niet, want gelatenheid voorkomt grote misslagen”. Of deze gelukkige getuigen zich echter in of buiten gevangenissen, martelkamers of concentratiekampen bevinden, zij spreiden ten opzichte van allen met wie zij in contact komen, dezelfde zachtaardigheid tentoon. Wees „altijd gereed u te verdedigen voor een ieder die van u een reden eist van de hoop die in u is, doch doet dit met zachtaardigheid en diepe achting”. — Pred. 10:4; 1 Petr. 3:15, NW.
17. Wie zijn thans de gelukkigste mensen op aarde, en waarom?
17 Welke voordelen werpt het af wanneer men zulk een nauwe en beperkte baan van christelijke discipline, zoals hier wordt uiteengezet, bewandelt? Wel, niemand heeft ooit een lachende en juichende persoon gezien die terzelfder tijd woedend was. De reden hiervoor is dat geluk en kwaadheid niet samengaan of naast elkaar kunnen bestaan. Wanneer de ene gemoedsgesteldheid haar intrede doet, verlaat de andere het toneel. Jehovah’s getuigen zijn wel bijzonder gezegend, want zij vormen het gelukkigste, vreedzaamste en tevredenste volk op aarde. Zulke onmiddellijke voordelen komen echter pas op de tweede plaats wanneer wij ze vergelijken met de uiteindelijke en verreweg veel grootsere zegeningen die deze zachtaardige mensen ten deel zullen vallen.
18, 19. Welke kostbare zegeningen worden er aan hen die waarlijk zachtaardig en vredelievend zijn beloofd?
18 In Jezus’ inleiding tot zijn befaamde „bergrede” zei die grote Leraar niet enkel: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nooddruft”, „Gelukkig zijn de vredelievenden” of „Gelukkig zijn de zachtaardigen”. Hoewel de persoon in wiens geestelijke behoeften wordt voorzien en die zachtaardig en vredelievend is, inderdaad een zekere mate van geluk ten deel valt, wordt dit toch niet bedoeld met de grotere dingen of grootsere zegeningen die door Jezus werden beloofd. Het doel waarvoor Jezus naar de aarde was gekomen, was betreffende Jehovah’s glorierijke koninkrijk een waarheidsgetrouw getuigenis af te leggen, en bij deze speciale gelegenheid schoot hij er niet in tekort dit doel te verwezenlijken, want Jezus zei in werkelijkheid: „Gelukkig zijn zij die zich bewust zijn van hun geestelijke nooddruft, want het koninkrijk der hemelen behoort hun toe”. „Gelukkig zijn de vredelievenden, want zij zullen ’zonen van God’ genoemd worden”. „Gelukkig zijn de zachtaardigen, want zij zullen de aarde beërven”. — Matth. 5:3, 9, 5, NW.
19 Hierdoor wordt ons begrip van en onze waardering voor de onbeschrijflijke vreugde en het onbeschrijflijke geluk dat Jehovah’s getuigen is toebedeeld, groter en dieper. In de allereerste plaats zullen zij werkelijk getuige zijn van Jehovah’s hevige en ongewone strijd van Armageddon, waarin hij in al zijn machtige heerlijkheid en kracht de goddelozen voor eeuwig zal uitroeien en vernietigen, en vervolgens zullen zij als „zonen van God” onder de vreedzame regering van het Koninkrijk persoonlijk als een eeuwige bezitting en erfenis een toegewezen dienstpositie ontvangen — wat een enorme rechtvaardiging van Jehovah’s Woord en naam zal dat zijn! Het zal voor de zachtaardigen stellig een allerwonderbaarlijkste zegening en een adembenemend voorrecht zijn, hetgeen de vrijheid die zij thans van de huidige beroering en smarten waardoor deze zieke en wenende wereld wordt gekweld, genieten, alleszins zal overtreffen!