Een veranderde denkwijze over rassenvooroordeel
HOE groot kan een verandering in iemands denkwijze en persoonlijkheid zijn? De bijbel spreekt over ’het wegdoen van de oude persoonlijkheid, die met iemands vroegere levenswandel overeenkomt’ en ’het aandoen van de nieuwe persoonlijkheid’, die in overeenstemming is met rechtvaardigheid (Ef. 4:22-24). Kan dit in deze tijd plaatsvinden?
Onlangs vertelde een man uit New Jersey, V.S., op een regionale vergadering van Jehovah’s getuigen wat er in zijn geval was gebeurd:
’Ik was woedend toen mijn vrouw mij vertelde dat een negerin die in februari 1966 bij ons aan de deur was gekomen haar de bijbel zou gaan onderwijzen. Ik kon het gewoon niet uitstaan dat er een kleurling in mijn huis kwam.
Tijdens de studie probeerde ik stoornissen te veroorzaken om de studie tegen te werken. Ik begon op de avond dat de studie werd gehouden ook dronken thuis te komen om de studie nog meer te verstoren. In de loop van drie maanden hadden mijn vrouw en ik een aantal woordenwisselingen over de negerin die als een evangeliste van Jehovah’s getuigen bij ons over huis kwam om les te geven in naar mijn mening een „waardeloze religie”. Ik probeerde mijn vrouw te vertellen dat het geen zin had zich in religie te verdiepen en dat alle religies op hun eigen voordeel bedacht waren.
Mijn ervaringen met religie waren altijd onaangenaam geweest. Toen ik jong was en mijn moeder op sterven lag, werd de familiepastoor geroepen. Ik zal nooit zijn antwoord vergeten: „Ik kom straks.” Maar hij is nooit verschenen. In mijn verwarring in de jaren na deze ervaring verbond ik mij met een uiterst rechtse politieke beweging. Ik begon wapens te verzamelen om mijzelf en mijn land te beschermen tegen de opstand die ik meende te voorzien. Mijn verzameling groeide uit tot negen revolvers, een 7 1/2 mm karabijn met een automatische aanpassing en verschillende jachtgeweren. Ik begon met mijn vrouw en kinderen zelfs schietoefeningen met revolver en geweer te houden. Wij gebruikten eigengemaakte silhouetten van mannen met de vitale organen op de poppen getekend. Ik besloot dat als de burgeroorlog die ik voorzag werkelijk zou uitbreken, ons gezin naar de bergen zou vluchten en met geweld alles zou nemen wat wij nodig meenden te hebben.
Toen mijn vrouw ongeveer drie maanden de bijbel met Jehovah’s getuigen had bestudeerd, verhuisde ik met mijn gezin naar buiten de stad, waardoor de studie werd afgebroken. Het was omstreeks die tijd dat iemand op het werk een exemplaar van het tijd schrift De Wachttoren op de lunchtafel liet liggen. Ik werd woedend en eiste dat mij werd verteld wie het daar had achtergelaten. Een neger-employé antwoordde rustig dat hij het had gedaan.
Ongeveer een jaar lang probeerde ik op verschillende tijden met deze Getuige te redetwisten, doch hij gaf altijd rustig antwoord en wees op wat de bijbel had te zeggen. Ten slotte ging ik opmerken dat hij anders was dan de andere mensen met wie ik werkte. Hij koos geen partij in politieke kwesties. Hij was het erover eens dat er een oorlog kwam doch hij verzekerde mij dat hij aan heel iets anders dacht dan wat ik in gedachte had. Hij zei dat alleen de zachtmoedigen, die Gods bescherming hadden, de komende oorlog zouden overleven.
Thuis sprak ik met mijn vrouw over enkele van de punten die de Getuige op het werk te berde had gebracht. Zij vertelde mij dat zij graag de bijbel met hen bestudeerde omdat zij niet bevooroordeeld waren. Aan het eind van nog een jaar begon ik De Wachttoren te lezen. De Getuige die met mij werkte, bood aan de bijbel met mij te bestuderen, doch ik stelde de beslissing uit.
Op zekere dag kwamen deze neger-Getuige en een blanke metgezel bij mij op bezoek. Het moet nogal een vreemd gezicht voor hen zijn geweest. Twee wanden in mijn huiskamer waren versierd met gekruiste geweren en bajonetten. Er hingen ook religieuze voorstellingen en kruisen en er stonden beelden.
Na drie maanden geregeld de bijbel te hebben bestudeerd, begon ik veranderingen in mijn leven aan te brengen. Ik deed mijn wapens weg. Mijn vroegere vrienden dachten dat ik gek was geworden en gingen in mijn ongewapende toestand niet meer met mij om. De religieuze ornamenten werden uit mijn huiskamer verwijderd. Binnen een jaar bezocht ik de vergaderingen van Jehovah’s getuigen in de Koninkrijkszaal en begon zelfs met hen deel te nemen aan de velddienst. Ten slotte werd ik gedoopt en werd zelf een geordineerde bedienaar van het evangelie.
Nu ben ik blij mijn eigen bijbelstudie met mijn gezin te leiden, behalve de bijbel aan andere gezinnen te onderwijzen. Ik kan positief zeggen dat ik in mijn hart geen rassenvooroordeel meer heb, maar mij in plaats daarvan volkomen op mijn gemak voel met mijn geestelijke broeders van alle rassen. Ik koester in het bijzonder een grote liefde voor de beide broeders die er zoveel tijd aan hebben besteed om mij te helpen zover te komen dat ik in een goede verhouding tot Jehovah en mijn gezin kan staan.’