-
„Gelukkig is de natie wier God Jehovah is”De Wachttoren 1967 | 1 juni
-
-
dan vellen papier als ondergoed, terwijl ik alleen met behulp van een stok kon lopen. Ik herstelde echter snel en was spoedig in staat werk in de Koninkrijksdienst op mij te nemen. Dit heb ik sinds mijn vrijlating gedurende meer dan twintig jaar gedaan. Mijn vrouw en ik hebben nog steeds het grote voorrecht op het bijkantoor van het Genootschap in Nederland te werken.
Van de Duitse regering ontvingen wij een schadeloosstelling en zo konden wij dingen kopen die wij verloren hadden. Nu ik boven de vijfenzestig jaar ben, krijg ik ook ouderdomspensioen. Zodoende kan ik een auto houden, die mij in staat stelt zoveel als mogelijk is in de prediking te doen.
Ja, Jehovah laat geen beproeving toe die groter is dan wij kunnen dragen, en hij verschaft bovendien de kracht ze te verduren. Voor geen geld ter wereld zou ik de beproevingen die ik in Zijn kracht heb doorstaan, willen missen. Deze beproevingen hebben mijn geloof in Jehovah en mijn waardering voor zijn liefde, wijsheid, rechtvaardigheid en macht, doen toenemen. Door werkelijke ondervinding heb ik de grote waarheid leren kennen die wij in de bijbel lezen: „Gelukkig is de natie wier God Jehovah is.”
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1967 | 1 juni
-
-
Vragen van lezers
● In Efeziërs 5:3 staat: „Laat hoererij . . . onder u zelfs niet ter sprake komen.” Is het derhalve niet zondig om over hoererij te spreken of iets over dit onderwerp te publiceren? — M. N., V.S.
In Efeziërs 5:1-5 gaf de apostel Paulus de volgende geïnspireerde vermaning: „Laat hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet ter sprake komen, zoals het heiligen past; ook geen schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts, welke dingen niet welvoeglijk zijn, doch veeleer dankzegging. Want dit weet en erkent gij, dat geen hoereerder of onreine of hebzuchtige — hetgeen wil zeggen een afgodendienaar te zijn — enig erfdeel heeft in het koninkrijk van de Christus en van God.” Het spreekt vanzelf dat de apostel zelfs in dit geval hoererij ter sprake bracht, waarbij hij krachtig aantoonde dat een hoereerder geen „erfdeel heeft in het koninkrijk van de Christus en van God”. Er zijn dus tijden dat het helemaal niet zondig is om hoererij ter sprake te brengen of er gewag van te maken.
Paulus drong er bij de Efeziërs op aan op hun gedrag, spraak en gedachten te letten. Zij moesten navolgers worden van God, die in alle opzichten volmaakt, rein en rechtschapen is. Hoererij diende onder hen derhalve beslist geen geregeld onderwerp van gesprek te zijn. Zij dienden niet wellustig immorele daden te beschrijven en over hoererij te spreken met de bedoeling op enigerlei wijze sensueel genot uit een dergelijk gesprek te putten.
Zou iemand echter het standpunt innemen dat het altijd zondig is om iets over hoererij te lezen, dan zou hij voor zichzelf bepaalde schriftgedeelten als leesmateriaal moeten schrappen. Dit zou God niet behagen, want niemand heeft het recht iets aan de Schrift te veranderen (Deut. 4:2; Spr. 30:5, 6; Openb. 22:18, 19). Ja, de bijbel zelf spreekt een aantal malen openhartig over hoererij, terwijl degenen die hoererij bedrijven, erin worden veroordeeld. Er staat bijvoorbeeld in de Schrift: „Ontvliedt de hoererij.” „Want dít wil God, de heiliging van u, dat gij u onthoudt van hoererij.” „Maar wat de [hoereerders] betreft . . . hun deel zal zijn in het meer dat met vuur en zwavel brandt. Dit betekent de tweede dood” (1 Kor. 6:18; 1 Thess. 4:3; Openb. 21:8). Sommigen vinden het misschien onkies het schriftuurlijke standpunt ten aanzien van hoererij te bespreken. Anderen zullen zich beslist niet volgens ’de letter van de wet’ aan bepaalde schriftgedeelten willen houden, en datgene wat in Efeziërs 5:3 staat, persoonlijk overtreden. Christenen weten echter dat de schriftuurlijke waarschuwingen voor hoererij een bescherming vormen voor personen die rechtvaardigheid nastreven.
Het Wachttorengenootschap publiceert in zijn uitgaven derhalve af en toe op de bijbel gebaseerde inlichtingen over hoererij. Zo is er in de Ontwaakt! van 22 augustus 1966 bijvoorbeeld een artikel verschenen, getiteld „Keurt u geestelijke hoererij goed?” Terwijl hierin het opzienbarende feit wordt onthuld dat vele geestelijken hoererij inderdaad goedkeuren, wordt aan de hand van de Schrift aangetoond dat de Almachtige God deze praktijk afkeurt.
Is het belangrijk te beseffen dat Jehovah God hoererij veroordeelt en is het gebiedend noodzakelijk deze praktijk persoonlijk te schuwen? Ja, inderdaad, want
-