Loof Jehovah steeds meer!
„Jehovah is groot en zeer te loven.” — Ps. 145:3, NW.
1. Wat is er sinds de tweede Wereldoorlog gebeurd waarvan vele mensen denken dat dit als een vervulling van bijbelse profetieën is geschied?
MET gemengde belangstelling hebben vele personen waargenomen hoe vele duizenden joden sinds de tweede Wereldoorlog naar het land Palestina zijn teruggekeerd. Vele joodse en ook niet-joodse mensen zien in dit feit, alsmede in de opbouw van de economische en militaire sterkte van dat land, de erkenning van Israëls soevereiniteit door alle grote wereldmachten en de bevestiging van de republiek Israël als een lid van de grootse organisatie der Verenigde Naties, de vervulling van bijbelse profetieën. Laten wij derhalve enkele van de heilige profetieën onderzoeken om te zien of de feiten een dergelijke gevolgtrekking rechtvaardigen.
2. Wat zou er volgens de voorzeggingen van Zefanja en Jeremia onder andere ten aanzien van de gevangenen van Juda en Israël gebeuren?
2 Meer dan 2600 jaar geleden inspireerde God zijn profeet Zefanja ertoe het volgende te schrijven: „Ik zal het hinkende verlossen en het verstrooide zal Ik verzamelen; Ik zal tot een lof en tot een naam stellen hen, wier schande was over de gehele aarde. Te dien tijde zal Ik u doen komen, namelijk ten tijde dat Ik u verzamelen zal. Want Ik zal u stellen tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde, . . . zegt de HERE.” Enkele jaren later gaf deze zelfde Jehovah God bij monde van een andere getrouwe dienstknecht, Jeremia, de volgende woorden te kennen: „Ik zal een keer brengen in het lot van Juda en Israël en hen opbouwen als weleer; Ik zal hen reinigen van al hun ongerechtigheid, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben, en Ik zal hun vergeven al hun ongerechtigheden, waardoor zij tegenover Mij gezondigd hebben en van Mij afvallig geworden zijn. Dan zal zij [Jeruzalem] Mij tot een blijden naam worden, tot lof en eer bij alle volkeren der aarde, die van al het goede dat Ik aan hen doe, horen zullen.” — Zef. 3:19, 20; Jer. 33:7-9.
3. (a) Wat zou er moeten geschieden indien zulke goddelijke profetieën door het natuurlijke Israël vervuld moeten worden? (b) Maar wat zijn de feiten in deze aangelegenheid?
3 Hoe staat het dan met de natuurlijke joden die naar Palestina zijn teruggekeerd? Zijn zij opgebouwd en hersteld tot de vroegere status waarin hun voorvaders zich gedurende de regeringen van David en Salomo verheugden, toen zij op gelukkige wijze verenigd waren onder een door God gegeven staatsregeling, welke werd bestuurd door een van Godswege aangestelde koning die op „Jehovah’s troon” zat? (1 Kron. 28:5; 29:23, NW.) Zijn zij tot een volk voor de naam van Jehovah gesteld en tot een volk dat onder alle bewoners der aarde Jehovah lof en eer brengt? Dit zou noodzakelijk zijn om deze profetieën te vervullen. Het is voor alle welingelichte mensen zo duidelijk dat het antwoord op deze vragen ontkennend moet zijn, dat gedocumenteerd bewijsmateriaal overbodig is. Op politiek en sociaal terrein is er niet de minste overeenkomst met een theocratie, ofte wel een door God bestuurde regering, onder de joden die tegenwoordig in Palestina wonen. Religieus gesproken zijn zij in vele culten verdeeld, en onder hen bevinden zich strikt orthodoxe joden, liberale „vrijdenkers” en zuivere atheïsten. In plaats dat zij een natie van mensen vormen die Jehovah onder alle bewoners der aarde loven, door zijn roem en glorie te verkondigen en bekend te maken, weigeren zij angstvallig Jehovah’s voortreffelijke naam in hun wetten of literatuur of in hun conversatie zelfs maar uit te spreken of te noemen; in hun gebeden weigeren zij dit zelfs!
4. (a) Wat kan in dit opzicht van het heidendom, de communisten en de moslims worden gezegd? (b) Hoe is de christenheid er op droeve wijze in te kort geschoten een volk „tot een naam en tot een lof” voor Jehovah te zijn?
4 Op wie hebben de bovenstaande bijbelprofetieën dan betrekking? Niet op het heidendom. De aanhangers daarvan aanbidden miljoenen goden van hun eigen makelij, en de overgrote meerderheid van hen heeft zelfs nooit van de grootse naam van de waarachtige God Jehovah gehoord. De „godloze” communisten, die de heerschappij voeren over een groot gedeelte van de oppervlakte der aarde, haten en bestrijden de naam van Jehovah bitter en zijn tegen zijn Woord der waarheid, de bijbel, gekant. Hetzelfde kan van miljoenen moslims over de gehele aarde worden gezegd. En hoe is het dan gesteld met de christenheid en haar bijna 920.000.000 leden? Droevig! De christenheid is een overheersend deel van de Verenigde Naties en als zodanig maakt ze ten zeerste deel uit van „het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen”, waarvan Satan de god is. Ze maakt zich derhalve tot „een vijand van God” (Gal. 1:4; 2 Kor. 4:4; Jak. 4:4; Ef. 2:2, NW). Bovendien tracht de christenheid, evenals het jodendom, Jehovah’s heilige naam opzettelijk voor de mensen te verbergen door deze naam nooit vanaf haar kansels te noemen en uit haar populaire bijbelvertalingen te verwijderen. Ten gevolge hiervan zijn er miljoenen mensen in de christenheid die nog nooit van de heilige naam Jehovah hebben gehoord.
5. Welke toestanden worden door het verslag van Belsazars feest goed afgebeeld?
5 De christenheid, het heidendom, het jodendom, de communisten en de moslims zijn verenigd in een gezamenlijke tegenstand tegen Jehovah en zijn door Christus Jezus geregeerde koninkrijk. Eensgezind heeft dit wereldrijk van valse religie gedurende de eerste Wereldoorlog aan een groot Belsazarfeest deelgenomen, en in een beschonken toestand hebben zij Jehovah, wiens getuigen zij vervolgden, gelasterd en op luidruchtige wijze hun eigen goden van goud, ijzer, hout en steen, geloofd.a — Dan. 5:4, 23.
6. Wat is tegenwoordig de enige organisatie van mensen die lof en heerlijkheid aan Jehovah’s heilige naam brengt?
6 Het is een welbekend feit dat er tegenwoordig maar één organisatie van mensen bestaat die ondanks vervolging onwrikbaar bevestigd is en „tot een lof” voor Jehovah’s naam is gesteld. Meer dan dertig jaar geleden werd hun een naam gegeven die op Jehovah’s Woord was gebaseerd, namelijk Jehovah’s getuigen (Jes. 43:10). Deze personen zijn geen joden naar het vlees maar veeleer geestelijke joden of Judeeërs (hetgeen ’lofprijzers van Jehovah’ betekent), geestelijke Israëlieten die vele nationaliteiten omvatten en uit de gevangenschap aan Babylon de Grote zijn bevrijd. — Rom. 2:28, 29; 9:6; Ef. 2:11-18; Hebr. 8:7-13.
7. Door welke andere uitdrukkingen worden deze lofzangers van Jehovah in de Schrift geïdentificeerd?
7 Deze mensen, Jehovah’s getuigen en hun metgezellen, zijn de enige personen op aarde die de belangrijkste, de wonderbaarlijkste en de heiligste naam in het gehele universum, de naam Jehovah, loven en zegenen! Deze unieke klasse van mensen wordt in andere schriftuurplaatsen geïdentificeerd en over hen wordt gesproken als over personen die ’Jehovah vrezen’, ’Jehovah zoeken’, „de zachtmoedigen”, ’de oprechten’, ’de ellendigen en de armen’. — Ps. 22:23, 26, NW; vs. 24, 27, NBG; 33:1; 74:21; Jer. 20:13.
8. Hoe weten wij op grond van de profetieën en de zichtbare feiten dat deze geestelijke Israëlieten niet in één land, zoals Palestina, bijeenvergaderd zullen worden?
8 Wanneer Zefanja’s profetie zegt dat deze mensen verzameld of bijeenvergaderd zouden worden, betekent dit niet dat zij letterlijk op één bepaalde geografische plaats bijeengebracht zouden worden, want de profetie zegt vervolgens dat zij „tot een naam en tot een lof onder alle volken der aarde” zouden worden. Het is dus begrijpelijk waarom Jehovah’s getuigen over de gehele wereld zijn verspreid, in 194 verschillende landen en onder volken die meer dan 162 talen spreken. Simon Petrus vertelde hoe God „voor de eerste maal zijn aandacht op de [niet-joodse] natiën heeft gericht om uit hen een volk voor zijn naam te nemen. En hiermee stemmen de woorden van de Profeten overeen, zoals er geschreven staat: ’Na deze dingen zal ik terugkeren en de hut van David, die vervallen is, herbouwen . . . opdat zij die overblijven van de mensen, Jehovah ernstig mogen zoeken, te zamen met mensen uit alle natiën, mensen die naar mijn naam zijn genoemd, zegt Jehovah’”. — Hand. 15:14-17, NW.
DE VOORRECHTEN VAN DE LOFPRIJZERS
9. Welk grootse voorrecht hebben Jehovah’s gezalfde getuigen en hun metgezellen, zoals in Psalm 113 wordt uiteengezet?
9 O wat een wonderbaarlijk voorrecht om geïdentificeerd te worden als en verbonden te zijn met deze verenigde lofprijzers en getuigen van Jehovah! Aan hen wordt het in Psalm 113:1-3 (NW) opgetekende bevel gegeven: „Looft Jah! Schenkt lof, o gij dienaren van Jehovah, looft de naam van Jehovah. Moge Jehovah’s naam gezegend worden van nu aan en tot onbepaalde tijd. Van de opgang der zon tot aan haar ondergang moet Jehovah’s naam geloofd worden.” Als dienstknechten en slaven van Jehovah maakt het zijn getuigen zeer gelukkig dit te doen, want Jehovah is werkelijk alle lof waardig. — Ps. 135:1-3, NW.
10. Waarover kunnen Jehovah’s lofzangers spreken wanneer zij Hem verheerlijken?
10 Een parafrase van Psalm 145 geeft het volgende te kennen: ’Jehovah is groot en zeer te loven, en zijn grootheid is ondoorgrondelijk. Geslacht aan geslacht [dat wil zeggen grootvaders en vaders, grootmoeders en moeders, te zamen met tieners en jongere kinderen], ja, geslacht aan geslacht van zijn getuigen zal Jehovah’s werken roemen, en zij zullen over zijn machtige daden vertellen. Zij zullen zich bezighouden met de heerlijke luister van zijn waardigheid en met de aangelegenheden van zijn wonderbaarlijke werken. Zij zullen over de sterkte van Jehovah’s vrees-inboezemende dingen spreken, en wat zijn grootheid betreft, zij zijn het die deze zullen verkondigen. Zij zullen uitbundig van de overvloed van goedheid gewagen en vanwege zijn rechtvaardigheid zullen zij het vreugdevol uitroepen.’ — NW.
11. Wat zou volgens Jezus het resultaat zijn indien zijn volgelingen hun licht zouden laten schijnen?
11 Toen Jezus tot zijn volgelingen zei: „Gij zijt het licht der wereld”, verklaarde hij ook waarom zij hun licht moesten laten schijnen. Hij zei hierover: „Laat . . . uw licht voor de mensen schijnen, opdat zij uw voortreffelijke werken mogen zien en uw Vader, die in de hemelen is, heerlijkheid geven.” Dit betekent dat hoe meer tijd Jehovah’s getuigen eraan besteden hun licht in de van-huis-tot-huisbediening te laten schijnen, des te meer de mensen ertoe aangemoedigd zullen worden de Vader, Jehovah, heerlijkheid te geven en hem te loven. — Matth. 5:14-16, NW.
12. Om welke redenen gaan Jehovah’s getuigen van huis tot huis?
12 Maar bieden deze getuigen wanneer zij van huis tot huis gaan de mensen niet op volhardende en overredende wijze lectuur aan? Ja. Maar het verspreiden van een tijdschrift of een boek is slechts een middel om een doel te bereiken, omdat de verkondiger van Gods koninkrijk hierdoor in de gelegenheid wordt gesteld de belangstellende huisbewoner wederom te bezoeken. En met welk doel bezoeken zij belangstellende personen wederom? Ten einde een bijbelstudie met hen te beginnen. Het uiteindelijke doel dat Jehovah’s getuigen dus beogen door van huis tot huis te gaan en het licht van de bijbel te laten schijnen, is, mensen te helpen en ertoe aan te moedigen hun eigen bijbel te bestuderen, zodat zij op hun beurt eveneens de grootste aller goden, Hem alleen wiens heilige naam Jehovah is, mogen loven!
HOE WIJ JEHOVAH STEEDS MEER KUNNEN LOVEN
13. Welke suggesties worden aan verkondigers gedaan die niet gedurende weekeinden aan de bediening in het veld kunnen deelnemen?
13 Er is waargenomen dat enkele verkondigers van Gods koninkrijk ongeregeld zijn wat hun activiteit betreft omdat het voor hen onmogelijk is of ongelegen komt om gedurende weekeinden of op enkele avonden voorafgaande aan de tijden waarop de gemeentelijke boekstudies worden gehouden, aan de velddienst deel te nemen. Indien dit met u ook het geval is, heb dan een aandeel aan de bediening op een tijd gedurende de week wanneer het u schikt; en wanneer u uw activiteit geregeld verricht, zult u uw persoonlijke lofzang voor Jehovah kunnen doen toenemen. Dienaren in de gemeente, en in het bijzonder gemeenteboekstudieleiders, dienen er speciale aandacht aan te besteden allen die Gods koninkrijk liefhebben, te helpen aan de velddienst deel te nemen op tijdstippen die de verkondigers gelegen komen, en zij dienen hen hiertoe aan te moedigen.
14. Op welke tweevoudige wijze kunnen rijpe verkondigers hun lofzang ten aanzien van Jehovah doen toenemen?
14 Soms helpen rijpe bedienaren van het evangelie nieuwelingen een begin te maken met de bediening van huis tot huis, maar daarna zetten zij het opleidingsprogramma niet voort, want zij helpen deze nieuwelingen niet verder door hun te leren hoe zij de mensen wederom moeten bezoeken en zelf bijbelstudies kunnen beginnen. Hier is een uitstekende raad waardoor personen geholpen zullen worden hun lofzang ten aanzien van Jehovah op tweevoudige wijze te doen toenemen: 1. zij die rijp zijn, brengen meer nabezoeken bij belangstellende personen en leiden zelf meer bijbelstudies, en 2. zij helpen ook de minder rijpe personen een aandeel te hebben aan deze wonderbaarlijke tak van de bediening.
15. Welke zeer belangrijke reden dienen verkondigers in gedachte te houden wanneer zij erover nadenken of zij de pioniersdienst op zich kunnen nemen?
15 Vele personen hebben er ernstig over nagedacht de volle-tijd-bediening, ofte wel de pioniersdienst, op zich te nemen, en in dit verband hebben zij ongetwijfeld de vele toegevoegde voorrechten en zegeningen overwogen die voor hen persoonlijk uit zulk een loopbaan zullen voortvloeien. Indien u zo’n persoon bent, hebt u dan wel eens nagedacht over de veel belangrijker reden waarom u zou pionieren? Hebt u het ooit beschouwd als een middel om Jehovah steeds meer te loven? Indien u dit bovenmatig belangrijke en alles overheersende motief bezit, zal dit op zich het voor u waard maken om ten koste van alles, wat het ook is, met de pioniersdienst te beginnen en erin te blijven.
16. (a) Welke goede resultaten worden door de vrucht van Jehovah’s geest voortgebracht? (b) Wat hebben zowel Jezus als Paulus in dit verband gezegd?
16 Ons wordt verteld dat de vrucht van Jehovah’s geest bestaat uit „liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing” (Gal. 5:22, 23, NW). Deze soort van vrucht, die mooi en aangenaam is, leidt tot goede betrekkingen tussen personen en tot grotere vrede en eenheid in de theocratische organisatie. Maar Jezus maakte duidelijk dat er nog een zeer belangrijke reden voor het dragen van deze soort van christelijke vrucht bestond. Hij zei: „Hierin wordt mijn Vader verheerlijkt, dat gij veel vrucht blijft dragen en u mijn discipelen betoont.” Ook Paulus had de lof en heerlijkheid van de grote Jehovah in gedachten toen hij schreef: „Dit blijf ik bidden, . . . dat gij . . . vervuld moogt zijn met rechtvaardige vruchten, welke door bemiddeling van Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God.” — Joh. 15:8; Fil. 1:9-11, NW.
17. (a) Wat vloeit er behalve persoonlijke zegeningen die men ontvangt, nog meer voort uit het bijwonen van vergaderingen van het volk des Heren? (b) Is het voldoende alleen maar op de vergaderingen aanwezig te zijn?
17 Ongetwijfeld bent u zich bewust van de vele zegeningen die u ontvangt wanneer u de gemeentevergaderingen van het volk des Heren bezoekt. Maar staat u er ook bij stil welke lof Jehovah ontvangt doordat u deze vergaderingen bijwoont? De psalmist David verklaarde: „In het midden der gemeente zal ik U [Jehovah] lofzingen.” „Van U komt mijn lof in een grote gemeente” (Ps. 22:23, 26 22, 25). Meer dan duizend jaar nadat deze woorden werden opgetekend, haalde de apostel Paulus ze in Hebreeën 2:12 aan en paste ze toe op de Grotere David, Christus Jezus. Als discipelen van Christus en als gezanten die in zijn plaats optreden, moet u ten aanzien van het bezoeken van vergaderingen daarom deze zelfde geestesgesteldheid bezitten. Houd ook in gedachten dat het niet zozeer uw lichamelijke aanwezigheid op de vergaderingen is, als wel uw deelneming aan de besprekingen, zowel met uw geest als met uw stem, waardoor u een aandeel krijgt aan het loven van Jehovah.
18. Zet uiteen hoe uw deelneming aan gemeentevergaderingen Jehovah meer lof kan brengen.
18 Op de Wachttoren-studie, op de dienstvergadering, op de school der theocratische bediening en op de gemeenteboekstudie hebt u vele gelegenheden om uw taal, uw manier van spreken, uw aanbieding van de Koninkrijksboodschap en uw doeltreffendheid als een van Jehovah’s bedienaren van het evangelie te verbeteren, en dit heeft weer tot gevolg dat Jehovah meer lof wordt toegebracht. Door deze opleiding worden ook vele personen bekwaam gemaakt voor het ontvangen van grotere verantwoordelijkheden in de organisatie, sommigen als dienaren en opzieners, sommigen als kring- en districts- en bijkantoordienaren; en hoewel deze toegevoegde dienstvoorrechten zegeningen betekenen voor de persoon zelf, is het resultaat over de hele linie toch dat er meer lof aan Jehovah wordt gebracht.
19. Wat wordt er van opzieners en dienaren in de gemeente vereist indien zij een lof voor Jehovah willen zijn?
19 Degenen aan wie deze grotere dienstverantwoordelijkheden worden gegeven, dienen de volgende goddelijke beginselen in gedachten te houden: „Van een ieder aan wie veel werd gegeven, zal veel worden geëist”, en „wie onder u de eerste wil zijn, moet de slaaf van allen zijn”, en dit tot heerlijkheid van God (Luk. 12:48; Mark. 10:44, NW). Laten daarom alle dienaren en opzieners en alle rijpe personen in de gemeenten tot lof van Jehovah de leiding nemen in het betonen van liefde en lankmoedigheid en in het gebruiken van tact, en laten zij met tederheid en mededogen in de behoeften van hun medeverkondigers voorzien. De lof van Jehovah zal in uw gebied niet toenemen door de baas te spelen, ook niet door een overdonderingstactiek te volgen of door over de kudde Gods te heersen, maar wel door het juiste voorbeeld te stellen en door uw broeders en zusters op elke mogelijke wijze te helpen en bij te staan. — 1 Petr. 5:1-3.
20. Hoe zal Jehovah’s lof toenemen door elkaar in de velddienst bij te staan?
20 Deze aangelegenheid van onderling hulpbetoon is niet tot de omgang met uw broeders in de Koninkrijkszaal beperkt, maar omvat ook het verlenen van hulp aan anderen in de velddienst. „De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd” (Spr. 11:25). Wanneer u dus plannen maakt om aan het van-huis-tot-huiswerk deel te nemen of nabezoeken te brengen of een aandeel te hebben aan de huisbijbelstudie-activiteit, vraag u zelf dan het volgende af: „Wie kan ik uitnodigen om met mij mee te gaan?” Bent u een pionier die in zijn eentje werkt, enkel en alleen omdat u denkt: „Ik moet beslist vóór het einde van de maand mijn uren nog halen?” Denk dan even na. Indien u in plaats van drie uur slechts twee uur werkt, omdat u drie zwakke personen heeft geholpen, hoeveel meer lofzang betekent dit dan voor Jehovah? Vier maal twee uur is acht uur in plaats van de drie uur die u alleen besteed zou hebben. Het kan zijn dat mensen u meer zullen loven indien u meer uren alleen werkt, maar Jehovah ontvangt meer lof wanneer er meer lofzangers in het veld zijn. Paulus geeft de raad om ’niet alleen uit persoonlijk belang het oog op uw eigen zaken te houden, maar ook uit persoonlijk belang op die van de anderen’. — Fil. 2:4, NW.
JEHOVAH MET HET SPRAAKVERMOGEN LOVEN
21. Hoe dienen wij overeenkomstig de Psalmen onze spraakorganen te gebruiken?
21 In de Schrift wordt vaak vermeld dat de spraakorganen (de mond, de lippen, de tong) worden gebruikt om Jehovah te loven. Bijvoorbeeld: „Hij gaf mij een nieuw lied in den mond, een lofzang aan onzen God.” „Here [Jehovah], open mijn lippen, opdat mijn mond uw lof verkondige.” „Mijn mond looft met jubelende lippen.” „Mijn mond is vervuld van uw lof.” „Ik zal den HERE [Jehovah] met luider stem loven, ik zal Hem lofzingen te midden van velen.” „Mijn lippen zullen overvloeien van lof.” — Ps. 40:4 3; 51:17 15; 63:6 5; 71:8; 109:30; 119:171.
22. (a) Wanneer moeten wij ons spraakvermogen gebruiken om Jehovah te loven? (b) Hoe waarschuwt de Schrift tegen misbruik van ons spraakvermogen?
22 Wanneer moet u uw spraakvermogen gebruiken om Jehovah te loven? Alleen wanneer u aan de velddienst deelneemt? Alleen wanneer u gemeentelijke vergaderingen bijwoont? Psalm 34:2 1 antwoordt: „Ik wil den HERE [Jehovah] te allen tijde prijzen, bestendig zij zijn lof in mijn mond.” Ook Paulus legt er in Hebreeën 13:15 (NW) de nadruk op dat wij Jehovah voortdurend moeten loven. Hij schrijft daar: „Laten wij door bemiddeling van hem [Christus] God altijd een slachtoffer van lof brengen, namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken.” Het strookt daarom in het geheel niet met een christelijk gedrag om uw mond, uw lippen en uw tong voor het spreken van vuile of ontuchtige taal te gebruiken. „Laat geen verdorven woord uit uw mond voortkomen, maar elk woord dat goed is tot opbouw waar het nodig is, opdat daardoor iets meegedeeld mag worden wat gunstig is voor de hoorders.” In deze zelfde brief aan de Efeziërs rangschikt de apostel ook dwaas gepraat onder hoererij en een schandelijk gedrag, en hij zegt dat niemand die deze dingen beoefent „enig erfdeel heeft in het koninkrijk van de Christus en van God”. Daarom luidt het apostolische bevel dat hij geeft, als volgt: „Laat hoererij en allerlei onreinheid of hebzucht onder u zelfs niet ter sprake komen, zoals het heiligen past; ook geen schandelijk gedrag noch dwaas gepraat noch ontuchtig gescherts, welke dingen niet welvoeglijk zijn” (Ef. 4:29; 5:3-5, NW). De bijbelschrijver Jakobus vraagt: „Een bron doet toch niet uit dezelfde opening het zoete en het bittere opborrelen?” Laat uw spraakvermogen dus te allen tijde alleen de lieflijke lofzangen van Jehovah opborrelen. — Jak. 3:11, NW.
23. Hoe moeten wij ons in dit samenstel van dingen gedragen, en met welke resultaten?
23 Indien u Jehovah’s lof wilt weerspiegelen, moet u niet alleen uw spraakbron rein en zuiver houden, maar ook op uw gedrag in het algemeen letten. Want, zegt de apostel Petrus, „bewaart een voortreffelijk gedrag onder de natiën”. Waarom? Opdat, zo vervolgt Petrus, zij „ten gevolge van uw voortreffelijke werken, waarvan zij ooggetuigen zijn, God mogen verheerlijken” (1 Petr. 2:12, NW). In uw betrekkingen tot buitenstaanders moet u daarom geduldig en lankmoedig zijn. U moet vriendelijkheid en naastenliefde betonen. U moet zelfbeheersing oefenen. U moet in de dingen waar u van dag tot dag tegenover komt te staan, blijk geven van uw onbuigzame rechtschapenheid jegens Jehovah. En door dit materialistische, seksueel krankzinnige samenstel van dingen wordt u tegenover zovele kwesties geplaatst, met inbegrip van zulke uitermate belangrijke zaken als bloedtransfusies, gedisciplineerde dienstbaarheid en het groeten van beelden van de staat, en ten aanzien van al deze kwesties moet u dezelfde verstandelijke vastberadenheid tonen als de christenen uit de eerste eeuw. Zij verklaarden vrijmoedig: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Hand. 5:29, NW.
24. Hoe kunnen ouders Jehovah’s lof doen toenemen?
24 Opgedragen ouders, u hebt uw kinderen heel lief en u koestert hen ten zeerste, niet waar? U zou graag willen dat zij voor altijd als verenigde aanbidders van Jehovah zouden leven, niet waar? Doet derhalve wat in Psalm 78:4 wordt aangeraden: „Dat willen wij voor hun kinderen niet verhelen; wij willen vertellen aan het volgende geslacht des HEREN roemrijke daden, zijn kracht en de wonderen die Hij gewrocht heeft.” Ouders, wanneer u daarom uw kinderen in Jehovah’s wetten en geboden onderwijst en opleidt, zult u Jehovah’s lof doen aanzwellen en toenemen.
25. Kinderen, kunnen ook jullie Jehovah’s lof doen toenemen?
25 En jullie, kinderen en tieners, denkt nu niet dat deze aangelegenheid van het loven van Jehovah een voorrecht is dat „alleen voor de ouderen” is. Ook jullie kunnen, door op jullie gedrag thuis, in de gemeente, in jullie omgeving en op school te letten, de heerlijkheid van jullie liefderijke Schepper ten zeerste vergroten. Satan en zijn handlangers zijn er heel erg tegen gekant dat jullie jongeren Jehovah aanbidden en dienen, en zij zullen trachten jullie hiervan te weerhouden, precies zoals de religieuze heersers in Jezus’ tijd kinderen ervan trachtten te weerhouden Jehovah te loven. Ter bestraffing van die satanische menigte vroeg Jezus hun: „Hebt gij het volgende nooit gelezen: ’Uit de mond van kleine kinderen en zuigelingen hebt gij [Jehovah] u lof verschaft’?” (Matth. 21:16, NW) Zo is ook in deze tijd Jehovah degene die jullie jongeren het voorrecht en het vermogen heeft gegeven en verschaft om Hem te loven. Grijpt deze voorrechten derhalve aan en maakt er een goed gebruik van!
26. Om welke grootse, alles te boven gaande reden dient, zoals in 1 Kronieken 16:31 en Psalm 97 wordt verklaard, deze lofzang dus in kracht toe te nemen?
26 U allen die tot Jehovah’s volk over de gehele wereld behoort, en ongeacht uw leeftijd, geslacht, nationale oorsprong of economische status, zorgt ervoor dat u individueel deze dingen in praktijk brengt, en moge in de dagen die voor ons liggen ten aanzien van u allen bewaarheid worden dat uw lofzang van Jehovah in kracht toeneemt. Stellig wordt niet tot de republiek Israël of tot de christenheid, maar wel tot u, verenigde aanbidders en getuigen van Jehovah, de uitnodiging gericht: „Looft onze God, al gij slaven van hem, die hem vrezen, de kleinen en de groten” (Openb. 19:5, NW). U mag werkelijk het meest grootse lied zingen dat ooit werd geschreven. Wat een thema heeft het! „Laat de hemelen zich verheugen, laat de aarde vreugdevol zijn, laten zij onder de naties zeggen: ’Jehóvah is koning geworden!’” (1 Kron. 16:31, NW) De populariteit van dit lied zal toenemen totdat, nu binnenkort, alles wat adem heeft Jehovah tot onbepaalde tijd, ja voor eeuwig, zal loven! Blijft dus zingen. Blijft er steeds mee bezig uw individuele en gezamenlijke lof van uw Grootse Schepper te doen toenemen, en dit alles tot uw eigen eeuwige zegen en tot heerlijkheid, eer, rechtvaardiging en eeuwige lof van Jehovah! — Ps. 97:1; 145:2; 150:1-6.
[Voetnoot]
a Zie voor een gedetailleerde bewijsvoering het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules!