Werk met geheel uw ziel
„Wat gij doet, doet het met geheel uw ziel als voor Jehovah”. — Kol. 3:23, NW.
1. Waarin zijn Jehovah en Christus de mens ten voorbeeld?
JEHOVAH God en Christus Jezus zijn werkers. „Mijn Vader is tot nu toe blijven werken, en ik blijf werken”, zei Jezus. Men kan Jehovah’s schitterende scheppingswerken, waarin Jezus vóór zijn komst naar de aarde heeft gedeeld, dagelijks bewonderen. Wat voor soort van werken verrichtte Jezus echter toen hij als mens op aarde was? Hij verheerlijkte de naam van zijn Vader, Jehovah, binnen het gehoor van andere mensen. Zijn werk was van de beste kwaliteit. Het werk van de Vader die hem had uitgezonden, bezat zijn onverdeelde belangstelling en hij had zich er volledig aan opgedragen het te doen terwijl er gelegenheid toe bestond. Jezus hield van zijn drukke leven op aarde omdat hij zijn werk met geheel zijn ziel verrichtte. Zijn belangen waren onverbrekelijk met die van Jehovah verbonden. Aan het einde van zijn leven kon hij zeggen: „Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt. En nu, verheerlijk Gij Mij, Vader, bij Uzelf met de heerlijkheid, die Ik bij U had, eer de wereld was”. — Joh. 5:17, NW; 9:4; 17:4, 5, 26.
2. Welk onverdiende voorrecht genieten zij die Jehovah thans zijn toegewijd, en welke uitwerking dient een waardering hiervoor op hun gedachtengang te hebben?
2 Sinds Jezus’ dood en opstanding heeft Jehovah dienstknechten op aarde gehad die zijn werk ten uitvoer brachten. Het is werk waardoor Jehovah wordt verheerlijkt. Wanneer wij er eens bij stilstaan hoe klein deze aarde in het universum is en hoe oneindig klein de schepselen zijn die zich erop bevinden, moeten wij wel onder de indruk komen van de edelmoedigheid en liefderijke goedgunstigheid van Jehovah om onbetekenende menselijke schepselen het voorrecht te schenken met hem samen te werken. „Gods medearbeiders zijn wij”. Wij zijn „medewerkers Gods”. Waarom heeft God dit zo geregeld? Niet omdat hij ons voor zijn werk nodig heeft, maar omdat het hem heeft behaagd zijn dienstknechten toe te staan er een aandeel in te hebben. „Want God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt”. Hoe zou een ware christen die deze hechte verhouding waarin hij tot Jehovah staat, waardeert, Gods werk thans anders dan met geheel zijn ziel kunnen verrichten? — 1 Kor. 3:9; 2 Kor. 6:1; Fil. 2:13.
3. Kan iemand Jehovah met geheel zijn ziel dienen zonder volledig geloof in hem te stellen?
3 De christen moet ten volle in Jehovah geloven, daar hij anders ongeregeld of ongestadig in zijn werk wordt en ten slotte niets van Hem zal ontvangen. „Want wie twijfelt, is gelijk een golf der zee die door de wind voortgedreven en heen- en weergeblazen wordt. Want die mens mene niet dat hij iets van Jehovah zal ontvangen; hij is een besluiteloos mens [iemand met twee zielen, voetnoot], onstandvastig in al zijn wegen”. Hoeveel geloof de dienstknecht heeft, komt tot uiting in zijn werken of daden, of deze nu met gehéél zijn ziel of „met twee zielen” worden verricht. De standvastigen verrichten hun dienst met geheel hun ziel en zijn oprecht in hun geloof. — Jak. 1:6-8, NW.
4. Welk verband bestaat er tussen geloof en werken?
4 De discipel Jakobus redeneert derhalve: „Wat baat het, mijn broeders, of iemand al beweert geloof te hebben, als hij geen werken heeft? Kan dat geloof hem behouden? . . . Maar, zal iemand zeggen: Gij hebt geloof en ik heb werken. Toon mij dan uw geloof zonder de werken, en ik zal u mijn geloof tonen uit mijn werken. Gij gelooft, dat God één is? Daaraan doet gij wèl, maar dat geloven de boze geesten ook en zij sidderen. Wilt gij weten, gij dwaze mens, dat het geloof zonder de werken niets uitwerkt? . . . Gij ziet, dat een mens gerechtvaardigd wordt uit werken en niet slechts uit geloof. . . . Want gelijk het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder werken dood”. Jakobus noemt in dit verband Abraham en Rachab als voorbeelden van mensen die hun geloof door daden demonstreerden en door Jehovah werden goedgekeurd. — Jak. 2:14-26.
5. Hoe waardevol zijn oprechte werken des geloofs?
5 De waarde van werken welke in geloof voor Gods aangezicht worden verricht, blijkt uit de volgende in de bijbel opgetekende uitspraken: „[God,] die een ieder vergelden zal naar zijn werken” en „Zal Hij, die de harten doorzoekt, het niet merken, en Hij, die op uw ziel let, het niet weten, en den mens naar zijn doen vergelden?” „Want wij moeten allen geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat elk ontvange naardat hij gedaan heeft”. Als Jehovah’s aangestelde Rechter kijkt Christus in het hart der mensen. Men kan hem niet bedriegen door op de een of andere manier op huichelachtige wijze met een opvallend uiterlijk vertoon werken te verrichten wanneer men niet in Jehovah gelooft en zijn wet niet houdt, want toen hij het over de vruchten had die de mensen voortbrengen, zei hij: „Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid”. De mooie vruchten van de Koninkrijksdienst welke door een ieder worden voortgebracht, vormen de factor aan de hand waarvan wordt bepaald wiens hart goed is in Jehovah’s ogen. — Rom. 2:6; Spr. 24:12; 2 Kor. 5:10, Lu; Matth. 7:17-23.
BRENG THANS MOOIE VRUCHTEN VOORT
6, 7. (a) Verklaar Jezus’ illustratie in Johannes 15:1-4. (b) Welke uitwerking heeft het horen van de waarheid op hen die God met geheel hun ziel dienen? (c) Wat dient er met Gods Woord gedaan te worden, en welke voordelen brengt dit voor degenen die het gebruiken, met zich mee?
6 Evenals de takken van een wijnstok vruchten voortbrengen, moeten christenen vruchtbaar zijn in het verheerlijken van God. Jezus zei: „Ik ben de ware wijnstok en mijn Vader is de bebouwer. Iedere rank aan mij die geen vrucht draagt, neemt hij weg en iedere rank die wel vrucht draagt, reinigt hij opdat ze meer vrucht moge dragen. Gij zijt reeds rein vanwege het woord dat ik tot u heb gesproken. Blijft in eendracht met mij en ik met u. Evenals de rank uit zichzelf geen vrucht kan dragen als zij niet aan de wijnstok blijft, evenmin gij, tenzij gij in eendracht met mij blijft”. Het is alleen maar mogelijk in de ogen van de Bebouwer, Jehovah, aanvaardbare vruchten voort te brengen, als men dit in eendracht met Christus Jezus, het hoofd van Jehovah’s organisatorische regeling, doet. Wanneer zijn gezalfde dienstknechten het woord der waarheid horen, dient dit tot gevolg te hebben dat zij meer vruchten voortbrengen, want anders zal de onvruchtbare tak worden weggesnoeid. Het aanvaarden van de waarheid door Christus’ discipelen dient dus niet slechts een verstandelijke ervaring te zijn. De waarheid moet zich in het hart vastzetten en er een juiste uitwerking op hebben. Ja, met het hárt oefent men geloof tot rechtvaardigheid. Wanneer u naar een bespreking van de bijbel of van theocratische publikaties luistert of wanneer u ze leest, dient dit bij u dezelfde reactie teweeg te brengen als die welke de discipelen met wie de opgestane Christus op de weg sprak, bij zichzelf waarnamen: „En Hij begon bij Mozes en bij al de profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften op Hem betrekking had. En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, terwijl Hij onderweg tot ons sprak en ons de Schriften opende?” Zij móesten anderen, met inbegrip van de elf apostelen, wel vertellen wat zij te weten waren gekomen. — Joh. 15:1-4, NW; Luk. 24:27, 32.
7 Brandt uw hart van waardering en van louter blijdschap over de wonderbaarlijke waarheden die u hoort? Zet uw hart u evenals in het geval van Christus’ getrouwe volgelingen, bij het horen van de goede dingen van zijn Woord ertoe aan om tot eer van Jehovah met geheel uw ziel vruchten voort te brengen? Wanneer u een gelegenheid hebt om de waarheid tot u te nemen, zoals wanneer u De Wachttoren met zijn artikelen ontvangt, bent u er dan blij om en verdiept u zich er onmiddellijk in? Voelt u zich gelukkig wanneer u het Woord ontvangt omdat u er met geheel uw hart in overeenstemming mee wenst te handelen? Jakobus geeft de raad: „Weest daders des woords en niet alleen hoorders: dan zoudt gij uzelf misleiden. Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag. Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtig hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig [gelukkig, NW] zijn in zijn doen”. De manier om de waarheid te onthouden, is ze te gebruiken; de manier om ze te vergeten, is ze niet te gebruiken. Vul uw hart met de waarheid en laat het dan overvloeien. U zult u altijd gelukkig voelen wanneer u bij de huizen aanbelt en overal met de mensen over Jehovah spreekt, waardoor u veel vruchten voortbrengt. — Jak. 1:22-25; Joh. 15:8; Spr. 18:4.
8. Waarom zijn gemeentevergaderingen zeer belangrijk, en welk gevaar bestaat er in een ongeregeld bezoek van de vergaderingen?
8 In deze tijd heeft Jehovah een organisatie om u te helpen het woord der waarheid diep in uw hart te laten doordringen. In de vorm van bijbelstudie en de hulp welke men op de door de Watch Tower Bible and Tract Society georganiseerde geregelde wekelijkse vergaderingen ontvangt, schenkt Jehovah alle vruchten voortbrengende takken geestelijk voedsel. Wie meent dat hij alle nodige voordelen kan ontvangen door persoonlijk thuis te studeren, zonder naar de vergaderingen te komen om daar in gezelschap van anderen te studeren, bedriegt zichzelf. De gemeente is voor alle christenen als een reddingslijn. Jezus zei: „Want waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden”. Wat een voorrecht om aanwezig te zijn wanneer Christus Jezus onderricht geeft! Jehovah heeft deze regeling door bemiddeling van Christus Jezus getroffen. Wanneer iemand in zijn hart verkeerde gedachten over Jehovah’s organisatie koestert, zal hij dit gaan tonen. Als een van de eerste verkeerde stappen, zal hij niet geregeld met de andere dienstknechten van Jehovah bijeenkomen om te studeren. Geleidelijk aan wordt dit een gewoonte en na verloop van tijd groeit er een gevoel van onverschilligheid of onafhankelijkheid. Hij begint te vergeten dat hij geregeld in de velddienst dient uit te trekken om anderen in hun huis over het goede nieuws te vertellen en Jehovah te verheerlijken. Hij verricht zijn werk niet langer meer met geheel zijn ziel. — Matth. 18:20.
9. (a) Wat gebeurt er met degenen die niet met geheel hun ziel in gezelschap van Christus geestelijk voedsel tot zich nemen? (b) Welke krachtsinspanningen dienen ’zij die worden gered’ thans te doen? (c) Wat zullen zij die met geheel hun ziel werken, voortdurend in verband met de gemeente doen?
9 Wanneer iemand zijn werk niet van harte verricht, zal hij vroeger of later bemerken dat hij zich, ook al heeft hij een tijdlang in gezelschap van Christus Jezus geestelijk voedsel genuttigd, buiten Jehovah’s organisatie bevindt, dat hij geestelijk zwak is en ten slotte, evenals een tak die geen vruchten voortbrengt, wordt afgesneden. Hij zal als degenen zijn waarvan Jezus in Lukas 13:25-27 melding maakte: „Van het ogenblik af, dat de heer des huizes is opgestaan en de deur gesloten heeft, zult gij beginnen buiten te staan en aan de deur te kloppen, zeggende: Here, doe ons open, en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik weet niet, vanwaar gij zijt. Dan zult gij beginnen te zeggen: Wij hebben voor uw ogen gegeten en gedronken en in onze straten hebt Gij geleerd. En Hij zal tot u spreken, zeggende: Ik weet niet, vanwaar gij zijt; gaat weg van Mij, alle gij werkers der ongerechtigheid”. Waar waren zij geweest? Zij hadden met de „heer des huizes” binnen moeten zijn. In werkelijkheid bleven slechts betrekkelijk „weinigen” van degenen die op de een of andere tijd in de dagen der apostelen vergaderingen hadden bezocht, dit in de loop der jaren geregeld doen. In deze tijd geeft het bericht van sommige personen iets overeenkomstige te zien. De hartetoestand wordt op den duur openbaar. Vaak zijn degenen die het meest gehandicapt zijn — zoals door invaliditeit, door lange afstanden die in slechte weersomstandigheden afgelegd moeten worden of door tegenstand van familieleden — de geregeldste vergaderingbezoekers, terwijl anderen, die wellicht dicht bij de vergaderzaal wonen of een auto hebben waarin zij kunnen reizen, zich helemaal niet wensen in te spannen en alleen maar af en toe komen. Wie van dezen zullen erin slagen eeuwig leven te krijgen? „Een zekere man nu zei tot hem: ’Meester, zijn het slechts weinigen die worden gered?’ Hij zei tot hen: ’Span u krachtig in om door de nauwe deur binnen te gaan, want velen, zeg ik u, zullen trachten binnen te gaan, maar zullen niet sterk genoeg zijn’”. Doordat degenen die zich met hun gehele ziel inspannen, geregeld studeren en op de vergaderingen in het geestelijke voedsel delen, blijven zij „sterk genoeg”. Zij laten niet na geregeld met elkaar samen te komen om elkaar tot liefde en juiste werken aan te sporen. Alles wat met de gemeenten te maken heeft, is belangrijk, en allen dienen in alle opzichten met elkaar samen te werken, waarbij zij de Koninkrijkszalen en andere vergaderplaatsen in de beste toestand trachten te houden opdat deze als centrums van een gelukkige, zuivere aanbidding dienst kunnen doen. Draag tot het onderhoud van deze vergaderplaatsen bij. Verwelkom de vreemdeling hartelijk. — Luk. 13:23, 24, NW; Hebr. 10:24, 25.
HET WERK VAN OPZIENERS
10. Welke verplichting rust er op de gemeente-opziener met betrekking tot het uitdelen van voedsel?
10 De vergaderingen vormen plaatsen waar de schapen van de Meester worden gevoed. Degenen die zijn aangesteld om op de vergaderingen de leiding te nemen, hebben extra werk gekregen waaraan zij met geheel hun ziel aandacht dienen te besteden. De opziener bereidt elk onderdeel van het werk nauwkeurig voor. Hij weet dat het tijd vergt om alles goed te doen en hij stelt de vereiste tijd doelbewust terzijde. Hoe belangrijk het is de schapen goed te voeden, heeft Jezus met nadruk aan Simon Petrus — die zijn werk reeds met geheel zijn ziel verrichtte — uiteengezet, welk bericht als richtsnoer voor de opzieners in de gemeenten van Jehovah’s getuigen in deze tijd is opgetekend. Wanneer zij onverschillig zijn ten aanzien van het treffen van regelingen voor het op juiste wijze voeden der schapen door middel van de vergaderingen, geven zij er niet alleen blijk van geen liefde voor de schapen te bezitten, maar ook niet voor de Meester, want toen Jezus tot Petrus sprak, vroeg Jezus hem driemaal of Petrus hem liefhad. Liefde voor de Meester, Christus Jezus, vormt voor dienaren een aansporende factor in hun werk voor de schapen. — Joh. 21:15-17.
11. Welke hoedanigheden worden er in opzieners die hun werk met geheel hun ziel ten uitvoer brengen, aangetroffen?
11 Deze geest om van ganser harte te werken, staat rechtstreeks met onzelfzuchtigheid en gewilligheid in verband. Liefde is onzelfzuchtig en hartelijk. Als een ware onderherder, helpt de opziener de schapen liefdevol hun zwakheden dragen, terwijl hij niet alleen maar zichzelf behaagt in het volgen van de gemakkelijke handelwijze. Evenals Paulus zal hij zeggen: „Hoewel ik vrij sta tegenover allen, heb ik mij allen dienstbaar gemaakt”. En hij zal „niet onder dwang, doch bereidwillig . . . [en] volijverig” dienen, „niet alleen uit persoonlijk belang op [zijn] eigen zaken ziende, maar tevens uit persoonlijk belang op die van anderen”. Als dienaar kent hij persoonlijke belangen of gezellige omgang niet een grotere plaats toe dan zijn bedieningsplichten, maar verzorgt hij de belangen van zijn broeders en zusters en legt hij dezelfde geestesgesteldheid als de nederige Christus Jezus aan de dag. — 1 Kor. 9:19; 1 Petr. 5:2, 3; Fil. 2:3-8, NW; Rom. 15:1.
12. Hoever zullen de getrouwe onderherders, met het voorbeeld van de Grote Herder voor ogen, gaan in het behartigen van de belangen der schapen?
12 Onderherders, houdt Christus in gedachten, die door de apostel Paulus werd geïdentificeerd als „onzen Here Jezus, den groten herder der schapen door het bloed van een eeuwig verbond”. Zijn eigen bloed werd ten behoeve van zijn schapen uitgestort. Aldus gaf Jezus, door in zijn liefde voor de schapen tot het uiterste te gaan, het voorbeeld. Een huurling zal hard weglopen wanneer de schapen in gevaar komen te verkeren, maar ware onderherders zullen Christus Jezus navolgen en zich, indien nodig, wat er ook mag gebeuren, geheel en al in het belang van de schapen opofferen. Vooral in communistische landen is het thans zeer gevaarlijk een opziener te zijn, maar de toegewijde onderherders hebben zich niet teruggetrokken. Evenals alle ware onderherders zien zij in welke verantwoordelijkheden zij met betrekking tot het waken over de zielen en het afleggen van rekenschap aan de Grote Herder, Christus Jezus, dragen. — Hebr. 13:17, 20; Joh. 10:11-13.
MET ONZE GEHELE ZIEL MET ANDEREN SAMENWERKEN
13. Welke geesteshouding dienen allen in een gemeente ten opzichte van de aangestelde opziener aan de dag te leggen?
13 Welke houding dienen alle gemeenteleden voorts ten opzichte van de aangestelde opziener aan te nemen? Er dient een volledige samenwerking te bestaan om alles tot stand te brengen wat Jehovah ons te doen heeft gegeven. De dienaren kunnen niet ál de velddienst verrichten, maar zij nemen hierin de leiding. In eenheid is kracht gelegen, de kracht welke nodig is om tot eer van Jehovah’s naam vruchten voort te brengen. De wereld van thans kent geen eenheid, en iedereen schijnt te willen uitvinden hoe weinig werk hij feitelijk behoeft te verrichten om zich te kunnen redden. In tegenstelling hiermee doen het werk en de samenwerking van Jehovah’s getuigen bij het tot stand brengen van dingen die onder de leiding van de aangestelde opzieners worden verricht, de wereld verbaasd staan. De internationale ’Goddelijke wil’-vergadering welke in 1958 werd gehouden, vormt hier een in het oog springend voorbeeld van, maar dit kan van elke andere vergadering of activiteit der getuigen worden gezegd. Jehovah’s getuigen gehoorzamen de instructie: „Gehoorzaamt wie u besturen en weest onderdanig”. Als onderdeel van hun werk de schapen te beschermen, leggen opzieners bij hen die in geestelijk opzicht tot de zwakkeren gerekend kunnen worden, bezoeken af ten einde hun, in de hoop levens te redden, raad te geven. Niemand bij wie zo’n bezoek wordt afgelegd, dient zich beledigd te voelen, maar moet zulke krachtsinspanningen veeleer als een blijk van grote liefde waarderen en er gunstig op reageren. Wanneer de „grote herder”, Christus Jezus, in eigen persoon zou komen, zou u zijn raad aannemen, dus waarom zou u dit niet doen wanneer zijn vertegenwoordigende onderherders bij u komen? Werk van harte met de opzieners terwijl zij onder de kudde werken, samen, „opdat zij dit met vreugde en niet zuchtend zullen doen, want dit zou schadelijk voor u zijn”. — Hebr. 13:17, NW.
14. (a) Wat dient iemand wiens activiteit bewijst dat hij lauw is, volgens Christus’ woorden in Openbaring 3:15-19 te doen? (b) Wat zal er van de lauwen, zij die een verdeeld hart hebben, terechtkomen?
14 Daar Christus van tevoren wist dat sommigen in een toestand van onverschilligheid of lauwheid zouden vervallen en niet langer oplettend naar de „volmaker van ons geloof” zouden kijken maar hun ogen naar rijkdommen en het materialisme zouden laten afdwalen, liet hij Johannes naar de gemeente te Laodicéa schrijven: „Ik weet uw werken, dat gij noch koud zijt, noch heet. Waart gij maar koud of heet! Zo dan, omdat gij lauw zijt en noch heet, noch koud, zal Ik u uit mijn mond spuwen. Omdat gij zegt: Ik ben rijk en ik heb mij verrijkt en heb aan niets gebrek, en gij weet niet, dat gij zijt de ellendige en jammerlijke en arme en blinde en naakte, raad Ik u aan van Mij te kopen goud, dat in het vuur gelouterd is, opdat gij rijk moogt worden, en witte klederen, opdat gij die aandoet en de schande uwer naaktheid niet zichtbaar worde; en ogenzalf om uw oogleden te bestrijken opdat gij zien moogt. Allen, die Ik liefheb, bestraf Ik en tuchtig Ik; wees dan ijverig en bekeer u”. Hoewel alle christenen tegen een dergelijke toestand moeten waken, is dit in het bijzonder de taak van de opzieners. Thans is het de tijd om eerst het koninkrijk te zoeken en er blijk van te geven ons waarlijk opgedragen te hebben. Lauwheid is in Christus’ ogen weerzinwekkend. Wanneer enigen onder u tot lauwheid zijn vervallen, verandert dan snel uw hartetoestand. Aanvaardt de hulp van een opziener. Wrijft de geestelijke ogenzalf der waarheid in uw ogen en verkrijgt een duidelijk beeld van de Nieuwe-Wereldbelangen. U hebt de grote schat van het Koninkrijk gevonden; verliest deze nu niet. Hebt berouw en wordt ijverig. Laat het niet gebeuren dat u evenals het Israël uit de oudheid blijkt te zijn, dat een verdeeld hart had, door Jehovah schuldig werd bevonden en werd verworpen. „Het volledige einde aller dingen is . . . nabijgekomen. Hebt daarom een gezonde geest en zijt waakzaam met het oog op gebeden”. „Blijft beproeven of gij in het geloof zijt, blijft u ervan vergewissen wat gij zijt”. — Openb. 3:15-19; 1 Petr. 4:7; 2 Kor. 13:5, NW; Hos. 9:17; 10:2, Lu.
15. (a) Door welke hier genoemde vragen zult u wellicht worden geholpen te ’blijven beproeven of gij in het geloof zijt’? (b) Hoe toont u dat u Jehovah met geheel uw hart liefhebt?
15 De ruimte laat het hier niet toe alle manieren te bespreken waarop een dienstknecht van Jehovah kan bewijzen dat hij de belangen van de Nieuwe Wereld met zijn gehele hart is toegewijd. U kunt „beproeven of gij in het geloof zijt”, door uw handelwijze aan een onderzoek te onderwerpen. Er worden u in de theocratische organisatie van thans verscheidene verplichtingen en dienstvoorrechten geboden. Bent u met een gemeente verbonden? Werk er dan met uw gehele ziel mee samen. Hebt u een toewijzing ontvangen als opziener of dienaar in een geestelijk ambt? Werk dan met liefde. Hebt u de leiding over een dienstcentrum? Verricht deze taak dan met hart en ziel. Moet u zich op vergaderingen voorbereiden? Heeft men u gevraagd op een vergadering een taak te verrichten? Studeert u? Predikt u van huis tot huis? Gaat u altijd weer naar de mensen terug die belangstelling toonden? Gaat u terug om iemand te bezoeken die bij uw eerste bezoek niet thuis was? Hebt u kinderen die u moet leren in overeenstemming met de levenswijze van de Nieuwe Wereld te leven? Moet u in verband met uw dienst rapporten bijhouden? Zijn er gelegenheden voor een terloops getuigenis? Verdedigt u Jehovah’s eer bij elke gelegenheid? Geeft u in uw „lofoffer” aan Jehovah het beste wat u hebt? Denk aan Abels offer. Wanneer er in een beperkt tijdsbestek een speciaal werk verricht moet worden, reageert u hier dan spontaan op? Denk aan de wijze waarop Noach de ark bouwde. Wanneer er een oproep wordt gedaan om daarheen te gaan waar de behoefte sterk wordt gevoeld, denkt u dan aan Abraham? Wanneer u met de strikken van het materialisme wordt geconfronteerd, doe dan evenals Mozes een verstandige keuze. Verkeert uw leven door de tegen u gekante vijand in gevaar? Wees dan evenals Gideon onbevreesd. Bent u lichamelijk gehandicapt, zodat u hierdoor in uw dienst wordt belemmerd? Verricht uw dienst dan evenals de blinde Simson toch van harte. Bent u een jeugdige dienstknecht van Jehovah die erover nadenkt welk werk u in uw leven zult gaan verrichten? Denk dan aan de voorbeelden van Samuël en Jefta’s dochter. Bent u reeds vele jaren in de dienst? Blijf dan evenals David ijverig. Wat zult u, zolang er nog huizen zijn die in het onderwijzingswerk bezocht kunnen worden, doen? Predik evenals Christus Jezus. Welk werk Jehovah u ook door middel van zijn organisatie voor ogen houdt, het verdient allemaal uw grootste aandacht. Elke toewijzing is een voorrecht. Elke taak is belangrijk. Wanneer u Hem met geheel uw hart liefhebt, zult u wat u ook doet, „met geheel uw ziel als voor Jehovah” doen. — Hebr. 13:12-15; Kol. 3:23, NW.