Rechtvaardig verklaard „ten leven”
’Door middel van één daad van rechtvaardiging loopt het eropuit dat zij rechtvaardig worden verklaard ten leven.’ — ROMEINEN 5:18, herziene NW.
1. Wie hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, en hoe zal aan hun verlangen worden voldaan?
„GELUKKIG zijn zij die hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid, want zij zullen verzadigd worden” (Matthéüs 5:6). Deze dorst naar rechtvaardigheid zal volledig gelest worden, niet alleen van degenen aan wie ’het koninkrijk der hemelen toebehoort’, maar ook van degenen die ’de aarde zullen bezitten’ (Matthéüs 5:10; Psalm 37:29). Beide klassen delen in de hoop die de apostel Petrus tot uitdrukking bracht toen hij schreef: „Er zijn nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, die wij overeenkomstig zijn [Gods] belofte verwachten, en daarin zal rechtvaardigheid wonen” (2 Petrus 3:13). Ja, Jehovah God heeft een rechtvaardige nieuwe hemelse regering beloofd, „het koninkrijk der hemelen”, en een rechtvaardige „nieuwe aarde” of mensenmaatschappij op een paradijsaarde.
2. Welk verband bestaat er tussen Jehovah, rechtvaardigheid en onze hoop op een vredige Nieuwe Ordening?
2 Maar wat moeten wij precies verstaan onder rechtvaardige nieuwe hemelen en een rechtvaardige nieuwe aarde? Er wordt mee bedoeld dat zowel de nieuwe hemelse regering als de erdoor geregeerde mensheid op aarde Gods maatstaf van goed en kwaad moet erkennen. Jehovah is „de verblijfplaats van rechtvaardigheid” (Jeremia 50:7). Rechtvaardigheid is het fundament van zijn soevereiniteit of zijn door een troon gesymboliseerde positie als heerser in het universum (Job 37:23, 24; Psalm 89:14). Wil er vrede in het universum zijn, dan moeten Jehovah’s schepselen erkennen dat hij het recht bezit de maatstaven vast te stellen met betrekking tot wat rechtvaardig en wat goddeloos is. Anderzijds is onze hoop op een rechtvaardige Nieuwe Ordening alleen mogelijk indien Jehovah aan zijn maatstaven vasthoudt. — Psalm 145:17.
3. Welke vraag komt er bij ons op wanneer wij bedenken dat Jehovah absoluut rechtvaardig is?
3 Derhalve rijst de vraag hoe de heilige en rechtvaardige God Jehovah zich met onrechtvaardige zondaars kan inlaten. (Vergelijk Jesaja 59:2; Habakuk 1:13.) Hoe kan hij uit zondaars personen kiezen die een aandeel zullen hebben aan de rechtvaardige „nieuwe [bestuurs]hemelen” en personen als zijn vrienden aanvaarden die deel zullen uitmaken van de rechtvaardige „nieuwe aarde” en dan toch trouw blijven aan zijn verheven maatstaven van rechtvaardigheid? Om hierop het antwoord te vinden, moeten wij de bijbelse leer der rechtvaardiging of rechtvaardigverklaring begrijpen.
Een barmhartige regeling
4. Waarom staat de gevallen mensheid diep bij God in de schuld, en waarom kunnen wij onszelf niet van deze schuld bevrijden?
4 Zonden worden in de Schrift met schulden vergeleken. (Zie Matthéüs 6:12, 14; 18:21-35; Lukas 11:4.) Alle mensen zijn zondaars en staan daarom diep bij God in de schuld. „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood” (Romeinen 6:23). Aangezien Adams nakomelingen door hun voorvader Adam waren „verkocht onder de zonde”, konden zij niets doen om zich van deze verpletterende schuld te bevrijden (Romeinen 7:14). Alleen de dood van de schuldenaar kon deze schuld uitwissen, „want wie gestorven is, is van zijn zonde vrijgesproken” (Romeinen 6:7). Alle goede werken die een zondaar tijdens zijn leven wellicht had verricht, konden niet terugkopen wat Adam verloren had; ze konden hem zelfs geen rechtvaardige positie voor het aangezicht van God verlenen. — Psalm 49:7, 9; Romeinen 3:20.
5. Hoe voorzag Jehovah in herstel voor de zondige mensheid zonder aan zijn volmaakte gerechtigheid voorbij te gaan?
5 Hoe kon Jehovah in herstel voor de gevallen mensheid voorzien zonder ten aanzien van zijn eigen maatstaven van rechtvaardigheid te schipperen? Het antwoord werpt licht op Jehovah’s wijsheid en onverdiende goedheid. De apostel Paulus legt dit schitterend uit in zijn brief aan de Romeinen. Hij schrijft: „Het is als een vrije gave dat zij [zondaars] door zijn onverdiende goedheid rechtvaardig worden verklaard op grond van de verlossing door de losprijs die door Christus Jezus is betaald. God heeft hem als zoenoffer gesteld door middel van geloof in zijn bloed. Dit heeft hij gedaan om zijn eigen rechtvaardigheid tentoon te spreiden, want hij vergaf de zonden die in het verleden — terwijl God verdraagzaamheid oefende — waren geschied, ten einde in dit tegenwoordige tijdperk zijn eigen rechtvaardigheid tentoon te spreiden, opdat hij rechtvaardig zou zijn, zelfs wanneer hij de mens die geloof in Jezus heeft, rechtvaardig verklaart.” — Romeinen 3:24-26.
6. (a) Hoe werd door Christus’ offer aan Jehovah’s maatstaven van gerechtigheid voldaan, en waartoe is Jehovah daarom bereid? (b) Hoe kan God iemand die geloof heeft, rechtvaardigheid toerekenen?
6 Krachtens zijn onverdiende goedheid aanvaardde Jehovah Jezus’ offer ten behoeve van Adams nakomelingen (1 Petrus 2:24). Het was een gelijkwaardig of overeenkomstig offer, aangezien Jezus, als volmaakt mens, terugkocht wat de volmaakte mens Adam had verloren. (Zie Exodus 21:23; 1 Timótheüs 2:6.) Omdat nu aan de gerechtigheid is voldaan, is Jehovah liefdevol bereid de zonden „uit te wissen” die op rekening staan van „de mens die geloof in Jezus heeft” (Jesaja 44:22; Handelingen 3:19). Indien zo iemand getrouw blijft, ziet Jehovah er niet alleen van af ’hem zijn overtredingen aan te rekenen’, maar rekent Hij hem zelfs rechtvaardigheid toe (2 Korinthiërs 5:19). Door middel van deze barmhartige regeling waardoor rechtvaardigheid wordt toegerekend, zijn ’velen tot rechtvaardigen gemaakt’ (Romeinen 5:19). Dit is één aspect van rechtvaardiging, de daad van God waardoor iemand als onschuldig wordt beschouwd (Handelingen 13:38, 39). Wie zijn degenen die gedurende dit samenstel van dingen zijn gerechtvaardigd of rechtvaardig zijn verklaard?
144.000 „heiligen”
7. In welke zin werd Christus rechtvaardig verklaard, en wat werd derhalve mogelijk?
7 Aan Christus zelf behoefde vanzelfsprekend geen rechtvaardigheid toegerekend te worden, aangezien hij werkelijk rechtvaardig was (1 Petrus 3:18). Omdat Jezus zich tot aan zijn dood als een volmaakt mens („de laatste Adam”) getrouw had betoond en zijn recht op aards leven had opgeofferd, werd hij door zijn Vader, Jehovah, opgewekt. Jezus werd „rechtvaardig verklaard in geest”, dat wil zeggen, omtrent hem werd verklaard dat hij wezenlijk rechtvaardig was op grond van zijn eigen verdienste en hij werd als „een levengevende geest” opgewekt (1 Korinthiërs 15:45; 1 Timótheüs 3:16). Door middel van zijn offerandelijke dood verschafte hij de basis op grond waarvan Jehovah mannen en vrouwen die geloof aan de dag legden, rechtvaardigheid kon toerekenen. — Romeinen 10:4.
8, 9. (a) Wie trekken als eersten voordeel van het toerekenen van rechtvaardigheid, en waarom? (b) Wie vormen de „nieuwe hemelen”, en waarover zullen zij regeren?
8 Het is logisch dat degenen die Jehovah uitkiest om de rechtvaardige „nieuwe hemelen”, of de Koninkrijksregering onder de Koning Jezus Christus te vormen, de eersten zijn die in dit samenstel van dingen volledig voordeel trekken van deze barmhartige regeling. Het boek Daniël beschrijft de plechtigheid in de hemel waarbij Christus, de Zoon des mensen, „heerschappij en waardigheid en een koninkrijk” ontvangt opdat „de volken, nationale groepen en talen [op aarde] alle hém zouden dienen”. Vervolgens laat Daniël zien dat „het koninkrijk en de heerschappij” ook worden gegeven aan „de heiligen van het Opperwezen”, Jehovah. — Daniël 7:13, 14, 18, 27; vergelijk Openbaring 5:8-10.
9 Onthuld wordt dat het aantal van deze „heiligen” die zijn uitgekozen om met het Lam Jezus Christus op de hemelse berg Sion te regeren, 144.000 bedraagt en dat zij „uit het midden van de mensen [zijn] gekocht” (Openbaring 14:1-5). Te zamen met Christus vormen zij de rechtvaardige „nieuwe hemelen” van Jehovah’s nieuwe samenstel van dingen.
Hoe en waarom rechtvaardig gerekend
10. (a) In welk bijbelboek wordt rechtvaardiging het duidelijkst uiteengezet en aan wie werd het geschreven? (b) Wie zijn voornamelijk bij de bijbelse leer der rechtvaardiging betrokken?
10 Het bijbelboek waarin het duidelijkst wordt uiteengezet wat de door God tot stand gebrachte rechtvaardigverklaring van mensen inhoudt, is ongetwijfeld Paulus’ brief aan de Romeinen. Het is interessant dat hij deze brief richtte tot hen die zijn „geroepen om heiligen te zijn” (Romeinen 1:1, 7). Dit verklaart waarom de door Paulus uiteengezette leer der „rechtvaardiging”, of rechtvaardigverklaring, de 144.000 „heiligen” betreft.
11. Welk verband bestaat er tussen geloof, werken en rechtvaardiging?
11 De strekking van Paulus’ redenatie in Romeinen is dat noch jood noch heiden door middel van werken een rechtvaardige positie voor het aangezicht van God kan verkrijgen, of ze nu worden verricht in gehoorzaamheid aan de Mozaïsche wet of louter uit respect voor de van nature onderkende morele wetten (Romeinen 2:14, 15; 3:9, 10, 19, 20). Zowel joden als heidenen kunnen alleen rechtvaardig verklaard worden op basis van geloof in Christus’ loskoopoffer (Romeinen 3:22-24, 29, 30). De raad in de laatste hoofdstukken van Romeinen (12–15) maakt echter duidelijk dat aan dit geloof kracht moet worden bijgezet door godvruchtige werken, zoals ook Jakobus uitlegt (Jakobus 2:14-17). Die werken tonen eenvoudig aan dat de gerechtvaardigde christen het geloof bezit dat voor rechtvaardiging door God een eerste vereiste is.
12, 13. (a) Waarom moeten de 144.000 „heiligen” rechtvaardig worden verklaard? (b) Wat doen zij met het recht op leven dat zij ontvangen?
12 Maar wegens welke dwingende reden moeten christenen die zijn „geroepen om heiligen te zijn” rechtvaardig worden verklaard? Nu komt het tweede aspect van rechtvaardiging in het beeld, namelijk, dat God iemand waardig verklaart leven te ontvangen als een volmaakte menselijke zoon van Hem. Omdat de 144.000 geroepen zijn om deel uit te maken van de rechtvaardige „nieuwe hemelen”, moeten zij elke hoop op eeuwig leven op aarde voorgoed prijsgeven en opofferen (Psalm 37:29; 115:16). In deze zin sterven zij een offerandelijke dood. Zij ’onderwerpen zich aan Christus’ soort van dood’. — Filippenzen 3:8-11.
13 Welnu, in overeenstemming met het in de Mozaïsche wet uiteengezette beginsel moet elk slachtoffer dat aan Jehovah wordt aangeboden zonder gebrek zijn (Leviticus 22:21; Deuteronomium 15:21). Van de 144.000 „heiligen” wordt gezegd dat zij „rechtvaardigen [zijn] die tot volmaaktheid zijn gebracht”. — Hebreeën 12:23.
Aangenomen als geestelijke zonen
14, 15. (a) Welke verandering met betrekking tot zonde ondergaan de 144.000? (b) In welke zin worden zij tot „een nieuwheid des levens” opgewekt?
14 Terwijl deze „rechtvaardigen” nog in het vlees leven, ondergaan zij een symbolische dood. De apostel Paulus legt uit: „Hoe zullen wij, daar wij met betrekking tot de zonde zijn gestorven, daarin nog langer blijven leven? Of weet gij niet dat wij allen die in Christus Jezus werden gedoopt, in zijn dood werden gedoopt? Daarom werden wij met hem begraven door middel van onze doop in zijn dood, opdat ook wij, evenals Christus door middel van de heerlijkheid van de Vader uit de doden werd opgewekt, evenzo in een nieuwheid des levens zouden wandelen . . . want wij weten dat onze oude persoonlijkheid met hem aan de paal werd gehangen, opdat ons zondig lichaam inactief gemaakt zou worden, zodat wij niet langer slaven van de zonde zouden blijven. Want wie gestorven is, is van zijn zonde vrijgesproken.” — Romeinen 6:2-7.
15 Tijdens hun menselijke leven ’sterven’ de 144.000 „heiligen”, van wie in deze tijd van het einde nog slechts een klein overblijfsel op aarde is, „met betrekking tot de zonde”. Na hun symbolische dood worden degenen die zijn „geroepen om heiligen te zijn”, opgewekt tot „een nieuwheid des levens”. Daar Jehovah hen rechtvaardig heeft verklaard, kan hij hen vervolgens door zijn geest als zijn geestelijke „kinderen” verwekken. Zij worden „wederom geboren” en worden als „Gods zonen” aangenomen of geadopteerd (Johannes 3:3; Romeinen 8:9-16).a Zij worden geestelijke Israëlieten en worden in het nieuwe verbond opgenomen. — Jeremia 31:31-34; Lukas 22:20; Romeinen 9:6.
Erfgenamen van het priesterschap en het koningschap
16. Waarvan worden de 144.000 „heiligen” erfgenamen?
16 Als aangenomen geestelijke „zonen” van God worden de 144.000 „heiligen” ook ’erfgenamen’ (Galáten 4:5-7). Paulus schreef aan door de geest verwekte medechristenen: „Indien wij dan kinderen zijn, zijn wij ook erfgenamen, ja, erfgenamen van God, maar medeërfgenamen met Christus, mits wij te zamen lijden, opdat wij ook te zamen worden verheerlijkt” (Romeinen 8:17). Wat is Christus’ erfdeel? Jehovah heeft hem een Koning-Priester „voor eeuwig . . . naar de wijze van Melchizédek” gemaakt (Hebreeën 6:19, 20; 7:1). Als „medeërfgenamen” met Christus worden door de geest verwekte christenen eveneens door Jehovah gezalfd tot geestelijke priesters (2 Korinthiërs 1:21; 1 Petrus 2:9). Verder is een van de uiteindelijke doeleinden waarom zij door Jehovah rechtvaardig worden verklaard, dat zij later „als koningen in het leven regeren door bemiddeling van de ene persoon, Jezus Christus”. — Romeinen 5:17.
17. (a) Wat moeten gezalfde christenen, hoewel zij rechtvaardig zijn verklaard, dagelijks doen? (b) Hoe ontvangen zij hun beloning?
17 Zolang deze gezalfde christenen nog op aarde zijn, moeten zij, hoewel zij rechtvaardig zijn verklaard, nog altijd strijd voeren tegen hun zondige neigingen (Romeinen 7:15-20). Zij hebben Christus’ bloed nodig om gereinigd te worden van de dagelijkse zonden die zij in hun onvolmaaktheid begaan (1 Johannes 1:7; 2:1, 2). Wanneer zij tot het einde van hun aardse leven getrouw blijven, sterven zij letterlijk en worden zij opgewekt „tot een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis” en worden zij een deel van de rechtvaardige „nieuwe hemelen”. — 1 Petrus 1:3, 4; 2 Petrus 3:13.
’Wachten op het openbaar worden van de zonen Gods’
18, 19. (a) Waarop wacht de menselijke „schepping”? (b) Hoe zullen „de zonen Gods” „openbaar worden”, en waarom ziet de menselijke „schepping” hier met vurige verwachting naar uit?
18 Welke uitwerking heeft dit alles op de groep personen die veel groter in aantal is dan de 144.000 geestelijke „zonen Gods” en die allen hongeren en dorsten naar rechtvaardigheid maar de hoop hebben de aarde te bezitten? Over hen schrijft de apostel Paulus: „Want de vurige verwachting van de schepping wacht op het openbaar worden van de zonen Gods. Want de schepping werd aan ijdelheid onderworpen . . . op basis van hoop dat ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben.” — Romeinen 8:19-21.
19 Deze menselijke „schepping”, die de hoop koestert eeuwig op een paradijsaarde te leven, ziet met „vurige verwachting” uit naar de thans nabije tijd dat de Koning Jezus Christus en de uit de doden opgewekte „zonen Gods” ’openbaar zullen worden’ doordat zij het huidige goddeloze samenstel van dingen vernietigen en daarna „de duizend jaren” als koningen en priesters regeren (Openbaring 20:4, 6). Gedurende de duizendjarige regering van Christus zal ook de menselijke „schepping zelf vrijgemaakt . . . worden van de slavernij des verderfs”.
20. Wat zal in het volgende artikel worden beschouwd?
20 Hoe nu precies mensen die als burgers van de rechtvaardige „nieuwe aarde” leven uiteindelijk „de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods” deelachtig zullen worden en hoe de bijbelse leer der rechtvaardiging zelfs thans op hen van invloed is, zal in het volgende artikel worden beschouwd.
[Voetnoten]
a Zie voor een diepgaande bespreking van de „wedergeboorte” De Wachttoren van 15 februari 1982, de bladzijden 3-15.
Betreffende de rechtvaardigverklaring van mensen door God —
◻ Wat bedoelt de bijbel met rechtvaardige nieuwe hemelen en een rechtvaardige nieuwe aarde?
◻ Waarom moet de mensheid in een rechtvaardige positie voor Jehovah worden gebracht?
◻ Hoe werd aan Jehovah’s maatstaven van rechtvaardigheid voldaan?
◻ Waarom worden de 144.000 als eersten rechtvaardig verklaard, en wat doen zij met het recht op leven dat zij ontvangen?
◻ Waarvan worden de 144.000 erfgenamen met Christus?
[Kader op blz. 11]
De twee aspecten van rechtvaardiging of rechtvaardigverklaring zijn:
(1) dat God die persoon onschuldig beschouwt
(2) dat God die persoon volmaakt verklaart en waardig rekent eeuwig leven op aarde te ontvangen
De 144.000 gezalfde christenen worden in beide opzichten rechtvaardig verklaard. Zij offeren hun menselijke levensrechten op en worden verwekt als geestelijke „zonen” die geroepen zijn om in de „nieuwe hemelen” koningen en priesters met Christus te worden