-
„De vrede van God, die alle gedachte te boven gaat”De Wachttoren 1981 | 1 februari
-
-
„De vrede van God, die alle gedachte te boven gaat”
„De vrede van God, die alle gedachten te boven gaat, zal uw hart en uw geestelijke vermogens behoeden door bemiddeling van Christus Jezus.” — Fil. 4:7.
1. Waarom wist de apostel Paulus dat godvruchtige personen geen reden voor overmatige bezorgdheid hebben?
DE CHRISTELIJKE apostel Paulus wist uit ervaring dat godvruchtige personen geen reden hebben voor overmatige bezorgdheid, aangezien Jehovah met hen is. Paulus was gevangengezet, geslagen en gestenigd; hij was vaak de dood nabij geweest en had veel gevaren ondervonden, zelfs onder valse broeders. God had hem echter nooit in de steek gelaten. De apostel wendde zich altijd in een oprecht gebed tot zijn hemelse Vader, waarbij hij zijn bezorgdheid op hem wierp, en is hier nooit in teleurgesteld. — 2 Kor. 4:7-9; 11:23-27.
2. Waartoe zou het leiden als medechristenen Paulus’ raad in Filippenzen hoofdstuk vier vers zes zouden opvolgen?
2 Paulus spoorde medechristenen er dus met het grootste vertrouwen toe aan zich nergens bezorgd over te maken, maar hun smeekbeden aan God bekend te maken, waarbij zij alles in gebed en smeking, te zamen met dankzegging, aan Hem voorlegden. Waartoe zou deze handelwijze leiden? De apostel vervolgde: „En de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat, zal uw hart en uw geestelijke vermogens behoeden door bemiddeling van Christus Jezus.” — Fil. 4:6, 7.
Een vrede die „alle gedachte te boven gaat”
3. (a) Wat is de „vrede van God”? (b) Waarom hebben wij, indien wij de door God geschonken vrede bezitten, geen reden ons door bezorgdheid te laten overweldigen?
3 De „vrede van God” is een kalmte en rust die opgedragen getuigen van Jehovah zelfs te midden van de moeilijkste omstandigheden genieten. Ze spruit voort uit een intieme, persoonlijke verhouding tot onze Vader in de hemel. Als bezitters van zo’n vrede van Jehovah laten wij ons door Gods heilige geest motiveren en reageren wij gevoelig op de leiding ervan. Ja, wij bidden om die geest, en ook om de vrucht ervan, vrede (Luk. 11:13; Gal. 5:22, 23; Ef. 4:30). Wij hebben derhalve geen reden om ons door bezorgdheid te laten overweldigen, want wij weten dat er buiten de goddelijke voorzienigheid om niets kan gebeuren. (Vergelijk Handelingen 11:26.) Jehovah zorgt er werkelijk voor dat al zijn dienstknechten „in zekerheid wonen”. — Ps. 4:8.
4, 5. Wat voor soort van vrede hebben anderen vergeleken bij Jehovah’s Getuigen? (b) Hoe verschilt de „vrede van God” van de vrede welke mensen die Jehovah niet getrouw dienen, misschien ervaren?
4 Vergeleken bij Jehovah’s Getuigen hebben veel mensen wellicht een betere wereldlijke opleiding gehad of bezitten zij op bepaalde terreinen van het menselijke streven misschien een grotere bekwaamheid. Zij hebben natuurlijk problemen, maar zij vertrouwen erop dat zij door eigen overlegging tot een geschikte oplossing zullen kunnen komen. Zij voelen zich daarom erg zeker en maken zich niet speciaal zorgen over hun persoonlijke toekomst. Zij schijnen in vrede te leven en een betrekkelijke rust te genieten. De Schrift spreekt zelfs over „de vrede der goddelozen”! — Ps. 73:3.
5 De „vrede van God” is echter heel iets anders. Ze is niet gebaseerd op zelfvertrouwen en de zienswijze dat menselijke overleggingen altijd succes zullen hebben. Paulus zei dat deze door God geschonken vrede „alle gedachte” of „alle begrip te boven gaat”. Ze wordt ook omschreven als „de vrede Gods, die hoger is dan al wat het verstand kan vatten” (Fil. 4:7, Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift; Willibrordvertaling; Vertaling door H. Ogilvie). Ja, degenen die Jehovah getrouw dienen, bezitten een kalmte die mensen in het algemeen niet bezitten en ook niet kunnen begrijpen.
6. (a) Wanneer komt het speciaal aan het licht dat wij de „vrede van God” bezitten? (b) Genieten wij hulp in de periode waarin wij wachten totdat Jehovah handelend zal optreden in een kwestie die wij in gebed hebben voorgelegd? (c) Is het geestelijk versterkend ’onze last op Jehovah te werpen’, en waarom antwoordt u zo?
6 Of degenen die zich aan Jehovah hebben opgedragen werkelijk de „vrede van God” bezitten, komt speciaal aan het licht wanneer er dingen gebeuren die hen diep raken maar die zij niet in de hand hebben. Menselijkerwijs gesproken zijn zij niet in staat aan zulke zorgelijke omstandigheden het hoofd te bieden. Bevinden wij ons zelf af en toe in deze omstandigheden? Hoe passend is het om dan vurig te bidden, waarbij wij specifiek zijn in onze smeekbeden en duidelijk omschreven verzoeken doen om goddelijke hulp of leiding! (Vergelijk Rechters 6:36-40.) Daarna moeten wij wachten totdat Jehovah handelend zal optreden. Indien wij de „vrede van God” bezitten, zullen wij ondertussen de hulp van Jehovah’s heilige geest waarnemen en zullen wij rustig blijven en geduldig wachten om te zien hoe de Allerhoogste het probleem zal oplossen. Deze houding is beslist niet roekeloos, want de psalmist David zei: „Werp uw last op Jehóvah, en hijzelf zal u schragen. Nooit zal hij toelaten dat de rechtvaardige wankelt” (Ps. 55:22). Wanneer het probleem op deze wijze wordt opgelost en de beproeving achter de rug is, zullen wij bovendien weten dat „de God die vrede geeft” onze gebeden heeft verhoord. — Rom. 15:33.
Ze behoedt hart en geestelijke vermogens
7. (a) Welke betekenis heeft „hart” vaak in de Schrift? (b) Waarom zullen wij, als wij de „vrede van God” bezitten, niet ’verhit worden over de boosdoeners’?
7 Paulus zei dat de „vrede van God” ’ons hart en onze geestelijke vermogens zal behoeden’ (Fil. 4:7). Eén bijbelvertaling noemt deze vrede „een garnizoen om uw hart en geest te behoeden” (Weymouth). In de Schrift heeft „hart” vaak betrekking op de zetel van genegenheid en motivatie (Ex. 35:21, 26, 29; Ps. 119:11). Als wij door overmatige bezorgdheid worden gekweld, kan dit een nadelige uitwerking hebben op onze genegenheid en motivatie en kunnen wij ons op een onevenwichtige of onjuiste wijze gedragen. Wij zouden bijvoorbeeld ’verhit kunnen worden over de boosdoeners’, waardoor wij van alle kalmte worden beroofd. Dit zal evenwel niet gebeuren als wij de „vrede van God” bezitten, want dan zullen wij weten dat Jehovah alles ziet en te bestemder tijd de rekening zal vereffenen (Ps. 37:1-11). Ons hart zal dus rustig blijven en zal ons er niet toe brengen onbezonnen te handelen. Dit is niet alleen emotioneel en geestelijk heilzaam voor ons, maar zelfs lichamelijk, want „een kalm hart is het leven van het vleselijke organisme”. — Spr. 14:30.
8. (a) Wat is in Filippenzen 4:7 het verschil tussen „hart” en „geestelijke vermogens”? (b) Waarom is het als wij de „vrede van God” bezitten, onwaarschijnlijk dat wij ons geestelijke evenwicht zullen verliezen? (c) Zal onze hemelse Vader ook maar iets toelaten dat ons blijvende schade kan berokkenen?
8 Met „geestelijke vermogens” wordt niet hetzelfde bedoeld als met „hart”, hoewel er tussen beide een wisselwerking bestaat. De geest weegt inlichtingen tegen elkaar af, terwijl het hart iemand motiveert. Willen wij er derhalve zeker van zijn dat wij een juiste handelwijze volgen, dan moeten wij kennis van Gods Woord hebben en ons gebedsvol op hem verlaten. Indien onze geest al te verontrust is — als wij ons grote zorgen zouden maken — kunnen wij geen goede beslissingen nemen. Wij zouden zelfs ons geestelijke evenwicht kunnen verliezen. Dit zal ons echter niet gemakkelijk overkomen als wij de „vrede van God” bezitten, omdat ons hart dan de situatie meester is en onze geest rust geniet. Wij geloven werkelijk dat ’de hand van Jehovah met ons is’ en dat niets wat onze hemelse Vader ook zou toelaten, ons blijvend schade zal berokkenen (Matth. 10:28; Hand. 11:21). In plaats dat wij bezorgd zijn en door verontrustende gedachten worden bestormd, stellen wij werkelijk vertrouwen in Jehovah, waardoor onze „geestelijke vermogens” worden behoed. Hoe? „Door bemiddeling van Christus Jezus”, via wie een intieme, persoonlijke verhouding tot de hemelse Vader mogelijk is geworden. — Gal. 1:3-5.
9. Was Paulus, hoewel hij de „vrede van God” bezat, geheel zonder diepgevoelde bezorgdheid?
9 Natuurlijk wist Paulus zelf dat christenen niet geheel zonder diepgevoelde bezorgdheid zijn. Hij gaf toe dat de houding van medejoden die niet bereid waren het „goede nieuws” te aanvaarden, hem „grote droefheid en een onophoudelijk harteleed” bezorgde. Toch werd de apostel niet door bezorgdheid overweldigd en was hij er tevreden mee de kwestie in de handen te leggen van God, die rechtvaardig handelt in zijn keuze van degenen ten aanzien van wie Hij barmhartigheid zal hebben (Rom. 9:1-18). Ondanks krachtige gevoelens, liet Paulus dus toe dat de „vrede van God” zijn hart en geestelijke vermogens behoedde.
10. Hoe zal de door God geschonken vrede dan ons hart en onze geestelijke vermogens behoeden?
10 Evenals Paulus, die ontegenzeglijk gevoelens van oprechte bezorgdheid had, kunnen wij ons verheugen in de „vrede van God” — die innerlijke rust en kalmte die uit een kostbare verhouding tot Jehovah voortspruit. Deze vrede kan ons hart en onze geestelijke vermogens er werkelijk voor behoeden zich niet overmatig bezorgd te maken over onze behoeften. Wij kunnen het vertrouwen hebben en er ten volle van verzekerd zijn dat Jehovah voor zijn dienstknechten zorgt en hun gebeden verhoort. In plaats dat ons hart en onze geest voortdurend in beroering zijn, zullen ze rustig zijn, omdat wij onvoorwaardelijk op onze hemelse Vader vertrouwen. — Ps. 33:20-22.
De noodzakelijke levensbehoeften verzekerd
11. Waarom dienen wij, aangezien wij de „vrede van God” bezitten, ons niet overmatig bezorgd te maken over onze levensbehoeften?
11 Wanneer wij werkelijk de „vrede van God” bezitten en ervan overtuigd zijn dat hij de „Hoorder van het gebed” is, zullen wij aan bezorgdheid het hoofd kunnen bieden (Ps. 65:2). Wij zullen ons altijd bewust zijn van goddelijke hulp, hetgeen ons hart en onze geest met grote vrede vervult. Wij zullen ons bijvoorbeeld niet al te zeer bezorgd maken over de noodzakelijke levensbehoeften. Jezus zei tot zijn volgelingen: „Weest niet langer bezorgd voor uw ziel [of „leven”], met betrekking tot wat gij zult eten, of voor uw lichaam, met betrekking tot wat gij zult aantrekken.” Waarom moeten wij ons daar geen zorgen over maken? Omdat Jehovah, die op overvloedige wijze voor de vogels en de lelies zorgt, zijn getrouwe dienstknechten beslist kan en zal voeden en kleden. „Houdt er daarom mee op”, zei Jezus, „te zoeken wat gij zult eten en wat gij zult drinken, en verkeert niet langer in angstige spanning . . . Zoekt niettemin voortdurend [Gods] koninkrijk, en deze dingen zullen u worden toegevoegd” (Luk. 12:22-31). Ja, als wij in ons leven aan geestelijke belangen de eerste plaats toekennen, kunnen wij het vertrouwen hebben dat onze hemelse Vader voor ons zal zorgen.
12. Welke illustratie uit de bijbel toont aan waarom zelfs degenen die Jehovah zijn toegewijd, het moeten vermijden te veel nadruk op materiële dingen te leggen?
12 Zelfs personen die Jehovah zijn toegewijd, moeten het vermijden te veel nadruk te leggen op stoffelijke dingen. Abraham stelde zijn neef Lot bijvoorbeeld in de gelegenheid te kiezen waar hij wilde wonen, omdat het land hen niet beiden kon onderhouden en om een eind te maken aan het geruzie van hun veehoeders. Lot koos het beste gedeelte van het land, maar dit betekende dat hij onder kwaaddoeners moest wonen. Na verloop van tijd werd hij gevangengenomen en moest hij worden bevrijd (Gen. 13:1–14:16). Later achtte Lot het noodzakelijk zijn materiële bezittingen achter te laten, opdat zijn leven gespaard zou blijven wanneer Jehovah Sodom verwoestte. Nog later voelde Lot zich gedwongen de stad Zoar te verlaten en in een grot te gaan wonen (Gen. 19:1-26, 30-38). Hoewel hij „de rechtvaardige Lot” wordt genoemd, blijkt hij door bittere ervaring geleerd te hebben hoe dwaas het is wanneer een godvruchtig persoon veel nadruk legt op vermeende materiële voordelen (2 Petr. 2:7, 8). Hoeveel beter is het wanneer wij om specifieke leiding bidden en in ons leven altijd de eerste plaats toekennen aan geestelijke belangen!
13. Waarom dienen christenen niet in angstige onzekerheid te verkeren over de noodzakelijke levensbehoeften?
13 Als wij in ons leven inderdaad de belangrijkste plaats toekennen aan geestelijke zaken, zal dit tot onze vrede des harten en des geestes bijdragen. Wij kunnen beslist het vertrouwen hebben dat Degene aan wie al het goud en het zilver behoort, volledig in staat is zijn dienstknechten van de noodzakelijke levensbehoeften te voorzien (Hag. 2:8). Het is natuurlijk juist God in gebed te vragen „ons heden ons brood voor vandaag” te geven, terwijl het passend is om ijverig te werken ten einde in werkelijke behoeften te voorzien (Spr. 6:6-11; 31:10, 13-24; Matth. 6:11). Maar ’aangezien wij niets in de wereld hebben meegebracht en er ook niets uit kunnen meenemen, moeten wij tevreden zijn met voedsel en kleding’ (1 Tim. 6:6-12). Waarom zouden wij in angstige onzekerheid verkeren? De psalmist had gelijk toen hij zei: „Eens was ik een jonge man, ook ben ik oud geworden, en toch heb ik een rechtvaardige niet volkomen verlaten gezien, noch zijn nageslacht zoekende brood.” — Ps. 37:25.
De weg naar werkelijk succes
14. Waarom is het voor ons, als christelijke getuigen, onjuist veel nadruk te leggen op menselijke prestaties en daarmee verband houdend vermeend succes?
14 Het is niet ongewoon wanneer wereldse mensen zich zorgen op de hals halen door veel nadruk te leggen op menselijke prestaties. De bijbel moedigt ons er vanzelfsprekend toe aan ijverig te zijn en vaardigheid in ons werk te ontwikkelen (Spr. 22:29). Maar iemand kan nooit de „vrede van God” bezitten wanneer hij zich door verblindende eerzucht laat leiden en zich zorgen maakt over het behalen van vermeende successen. Het verlangen anderen te domineren, kan eerzuchtige mensen er zelfs toe brengen zich van twijfelachtige methoden te bedienen, waarbij zij de krachtsinspanningen van medewerkers misschien ondermijnen en een slinkse handelwijze volgen die Gods misnoegen tot gevolg heeft (Spr. 3:32; 2 Kor. 4:1, 2). Bijzonder eerzuchtige personen zullen misschien inderdaad de toejuichingen van mensen ontvangen, evenals huichelachtige religieuze leiders het er negentien eeuwen geleden op aanlegden hun gaven zo te brengen en zo te bidden en te vasten dat zij lof van mensen ontvingen. Jezus Christus veroordeelde hun handelwijze echter en zei dat die egocentrische huichelaars ’hun beloning ten volle hadden’ (Matth. 6:1-18). Hoe dwaas wanneer er onder Jehovah’s Getuigen personen zouden zijn die zichzelf zorgen op de hals zouden halen door te trachten „groot” te zijn, om slechts te ontdekken dat zij daardoor eeuwige zegeningen hebben verbeurd! — Vergelijk Jeremia 45:5.
15. Wat kan een godvruchtig persoon uit Prediker 9:11 en 10:5-7 leren over vermeend succes?
15 Voor iemand die werkelijk de „vrede van God” geniet, leidt de weg naar werkelijk succes niet tot twijfelachtige methoden en zinloos gestreef. Hij heeft uit de Schrift geleerd dat in de hedendaagse maatschappij, vervuld als deze is met alleen maar onvolmaakte en zondige mensen, „niet de snellen de wedloop hebben, noch de sterken de strijd, noch ook de wijzen het voedsel hebben, noch ook de verstandigen de rijkdom hebben, noch zelfs zij die kennis bezitten de gunst hebben” (Pred. 9:11). Ja, „dwaasheid is gezet in veel hoge posities” en men kan ’knechten te paard zien maar vorsten die net als knechten op de aarde lopen’ (Pred. 10:5-7). Vorstelijke of edele personen ontvangen inderdaad misschien niet de waardigheid die zij verdienen, terwijl knechten — veel minder bekwame mannen — net als de adel ’te paard gaan’.
16. Waarvan zijn succes en prestaties die bij God tellen, afhankelijk?
16 Bent u als het ware ’aan de dijk gezet’, zonder het vermeende succes te genieten dat u eens had begeerd? Waarom zou u zich daar zorgen over maken? Laat de „vrede van God” in uw hart heersen en ervaar de vertroostende kalmte die hieruit voortspruit. Blijf de goddelijke wil doen en zie naar uw hemelse Vader op, opdat hij uw krachtsinspanningen in zijn dienst zal zegenen. Dit is wat werkelijk in het leven telt. Succes en prestaties die bij God tellen, hangen af van geestelijke doeleinden en zienswijzen. De psalmist zei terecht: „Gelukkig is de man die niet in de raad der goddelozen heeft gewandeld . . . Maar zijn lust is in de wet van Jehovah, en in diens wet leest hij dag en nacht met gedempte stem. En hij zal stellig worden als een boom, geplant aan waterstromen, die zijn eigen vrucht geeft als het de juiste tijd ervoor is en waarvan het gebladerte niet verwelkt, en al wat hij doet, zal gelukken.” — Ps. 1:1-3.
17. (a) Wat moeten wij doen om het grootste succes te genieten? (b) Wat kunt u doen om anderen te helpen zich te verheugen in „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat”?
17 Wij zouden geen groter succes in het leven kunnen genieten dan in een intieme verhouding tot Jehovah God te geraken en in die gezegende situatie te blijven. Een vurig verlangen hem te behagen, zal ons ertoe brengen hem door onze godvruchtige woorden en daden te eren, goed te doen aan medemensen en „het glorierijke goede nieuws van de gelukkige God” met hen te delen (1 Tim. 1:11). Onze vreugde zal groot zijn wanneer wij, met de zegen van onze hemelse Vader, anderen kunnen helpen zijn wonderbaarlijke voornemen te leren kennen en ook in een kostbare, opgedragen verhouding tot hem te komen. Dan zullen zij, evenals wij, leren hoe zij aan de zorgen des levens het hoofd kunnen bieden. Ook zij zullen zich dan verheugen in „de vrede van God, die alle gedachte te boven gaat”.
[Illustratie op blz. 19]
Zelfs te midden van de moeilijkste omstandigheden kan een christen de „vrede van God” genieten.
-
-
Respecteer nederig Jehovah’s regeling, net als de engelenDe Wachttoren 1981 | 1 februari
-
-
Respecteer nederig Jehovah’s regeling, net als de engelen
HET Assyrische leger, dat meer dan 185.000 man telde, bevond zich in de laagvlakte bij Libna, aan de andere zijde van het bergland van Judéa, ruim 40 kilometer van Jeruzalem vandaan. Het leger had al een spoor van verwoeste steden en verminkte lijken achtergelaten. Het laatste doelwit was Jeruzalem.
De Judese koning Hizkía wist dat bevrijding door menselijke krachten uitgesloten was. De Assyrische woordvoerder had de overgave geëist en was toen naar het Assyrische kamp te Libna teruggekeerd. Maar Hizkía smeekte vurig: „O Jehovah, onze God, red ons alstublieft uit zijn hand, opdat alle koninkrijken van de aarde mogen weten dat gij, o Jehovah, alléén God zijt” (2 Kon. 19:19). Nog diezelfde nacht werd Hizkía’s gebed verhoord.
Naderhand kreeg Hizkía het bericht te horen dat Jehovah’s engel de voorgaande nacht 185.000 strijders in het Assyrische kamp te Libna had neergeslagen (2 Kon. 19:35). Koning Sanherib keerde dan ook rechtstreeks naar Assyrië terug. Wat een ontzagwekkende tentoonspreiding van macht had hij gezien!
Nederige dienstknechten
Militaire machthebbers hebben zich op veel geringere prestaties beroemd. Maar hoe is de houding van engelen? Deze geestelijke schepselen of „zonen Gods” zijn een voortreffelijk voorbeeld van nederigheid (2 Petr. 2:11; Job 38:7). Neem bijvoorbeeld eens het geval van de hemelse boodschapper die in een visioen aan de apostel Johannes verscheen. Toen Johannes op het punt stond hem hulde te bewijzen, waarschuwde de engel: „Pas op! Doe dat niet! Ik ben slechts een medeslaaf van u en van uw broeders, die het werk hebben dat bestaat in het getuigenis afleggen omtrent Jezus” (Openb. 19:10; 22:8, 9).
-