’Streef de dingen na die de vrede bevorderen’
„Laten wij dus de dingen nastreven die de vrede bevorderen en de dingen die tot opbouw van elkaar dienen.” — Rom. 14:19.
1. (a) Wat heeft men in de twintigste eeuw móeten erkennen? (b) Maar welke vraag moeten wij in dit verband stellen?
IN ONZE tijd houdt men zich er intensief mee bezig vrede tot stand te brengen. Veel mensen geloven dat vrede absoluut noodzakelijk is voor het in leven blijven van het mensengeslacht. Maar verlangen de natiën en de mensen in het algemeen wel zo hevig naar vrede dat zij bereid zijn de hoge prijs te betalen die deze kost in de vorm van het aanbrengen van veranderingen in hun levenspatroon, doelstellingen en beginselen? Nauwelijks, te oordelen naar de pogingen die zij doen om tot vrede te geraken. Beschouw als bewijs hiervan het volgende:
2. (a) Hoe tracht de wereld vrede te bereiken, met welk gevolg? (b) Hoe moet volgens een Franse natuurgeleerde vrede tot stand gebracht worden?
2 De wereld tracht vrede te bereiken door zelfbelang op de voorgrond te stellen, door middel van een machtsevenwicht, wederzijdse verdragen en internationale verbonden. Ze tracht op allerlei manieren menselijke hulpbronnen aan te wenden om oorlog te voorkomen. De opvatting die de wereld er over vrede op nahoudt, is dat vrede in werkelijkheid een toestand van gewapende paraatheid is. Ze hoopt dat strijd en gewelddaad door vrees voorkomen zullen kunnen worden. Zulk een vrede is een oppervlakkig, onecht surrogaat. Ze heeft niets te maken met het streven naar ware vrede. De Franse natuurgeleerde Lecomte du Noüy merkte dan ook op: „Zowel voor de natiën als voor afzonderlijke personen is de tijd aangebroken dat zij moeten weten wat zij willen. Als beschaafde landen vrede wensen, moeten zij begrijpen dat de wortel van het probleem aangepakt moet worden. De oude stellage die ons door vroegere generaties is opgedrongen, kraakt aan alle kanten. Ze kan niet door oplapmiddelen, door eindjes touw, door potten lijm en door verdragen die door Buitengewoon Deftige Heren plechtig worden ondertekend, geconsolideerd worden. Consolidatie is bovendien onvoldoende. Vrede moet tot stand gebracht worden door mensen van binnenuit te veranderen, en niet door uiterlijke structuren op te richten.”
3. (a) Wat heeft de profeet Jesaja over de oorsprong van vrede te zeggen? (b) Waarom kunnen natiën geen aanspraak op zo’n vrede maken, maar wie kunnen dit wel, en waarom?
3 Vrede door middel van zulk een hervormende kracht komt echter niet door de politieke manipulaties van mensen tot stand, maar door de rechtvaardigheid van Jehovah God. Merk op wat Jehovah’s profeet Jesaja zeven eeuwen vóór onze gewone tijdrekening over deze vrede heeft geschreven. Eerst zegt hij dat er onmogelijk ware vrede op aarde kan komen „totdat over ons de geest [van Jehovah] wordt uitgestort van omhoog”. Jesaja vervolgt dan met te zeggen: „Het werk van de ware rechtvaardigheid moet vrede worden, en de dienst van de ware rechtvaardigheid, gerustheid en zekerheid tot onbepaalde tijd” (Jes. 32:15-17). Welke natiën van de wereld kunnen er aanspraak op maken dat ze zich in al hun hedendaagse beraadslagingen over vrede in de eerste plaats om Gods rechtvaardigheid bekommerd hebben? Ze hebben nooit zo’n hoog doel nagestreefd. Vandaar dat ze ook nooit de vrede hebben geoogst waarover door de profeet van God werd gesproken. Gods dienstknechten, zijn getuigen, hebben echter een werkelijke bezorgdheid voor de rechtvaardigheid van God aan de dag gelegd. Jehovah is namelijk de God van vrede, terwijl vrede een vrucht van zijn geest is (2 Kor. 13:11; Gal. 5:22). Terecht hebben zijn getuigen de vrede van God geoogst die alle gedachte te boven gaat en die hun hart en geestelijke vermogens heeft behoed door bemiddeling van Christus Jezus (Fil. 4:7). Aan deze vrede moeten allen die rechtvaardigheid liefhebben en eeuwig wensen te leven, thans goede aandacht besteden.
VOORDEEL TREKKEN VAN DE VREDE DIE JEHOVAH AAN ZIJN ORGANISATIE GEEFT
4. Welke toestand heeft de overhand in Jehovah’s organisatie, en hoe werd dit voorzegd?
4 Jehovah heeft zijn organisatie, wegens haar bezorgdheid voor rechtvaardigheid, overvloedige vrede gegeven. Deze vrede openbaart zich door een toestand van kalmte, rust en harmonieuze betrekkingen die onder Jehovah’s getuigen bestaat. Zij maken zich niet druk of kibbelen niet over de wijze waarop Jehovah zijn organisatie leidt. Dit klimaat van vrede werd voorzegd in Jesaja 60:17: „Ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen en rechtvaardigheid tot uw taakopleggers.” Zonder Gods rechtvaardigheid kan er geen ware of blijvende vrede zijn.
5. Hoe handhaaft Jehovah’s organisatie haar vreedzame eenheid?
5 Wanneer Jehovah een duidelijker inzicht geeft omtrent een leerstellig punt of een nieuwe handelwijze die moet worden gevolgd, worden er op een ordelijke wijze instructies naar de verschillende delen van de organisatie doorgezonden. De hele organisatie zwenkt dan soepel in de aangegeven richting ten einde een aangepaste handelwijze te volgen die meer in overeenstemming is met de geopenbaarde wil van Jehovah. De aanpassing gaat vreedzaam in haar werk, zonder dat verscheidene structurele elementen het met elkaar oneens zijn. Op deze wijze beweegt de organisatie zich voorwaarts en krijgt ze Jehovah’s werk gedaan.
6, 7. (a) Wat kan in verband met de vrede in Jehovah’s organisatie worden beseft? (b) Welke verplichting heeft elk lid met betrekking tot het handhaven van de vrede, zoals Petrus en Johannes aanmoedigen?
6 Op grond van de bijbel en persoonlijke ervaringen beseffen wij dat de organisatorische vrede van Jehovah’s getuigen geen theorie maar een werkelijkheid is, dat ze voortspruit uit de goddelijke wil en een vrucht is van Gods heilige geest. Ze is van God neergedaald in plaats dat ze is voortgebracht door de eigen krachtsinspanningen van mensen. Hoewel dit zo is, zou iemand kunnen vragen: Hoe kan iedereen in de organisatie persoonlijk tot de vrede ervan bijdragen?
7 Persoonlijke vrede komt niet automatisch eenvoudig omdat iemand in Jehovah’s vreedzame organisatie is gekomen. Iedereen moet zijn deel doen. De apostel Petrus verklaarde in dit verband: „Wie het leven wil liefhebben en goede dagen wil zien, weerhoude zijn tong van wat slecht is en zijn lippen van het spreken van bedrog, maar laat hij zich afkeren van wat slecht is en doen wat goed is; laat hij vrede zoeken en die nastreven” (1 Petr. 3:10, 11). Uit Petrus’ geïnspireerde woorden blijkt duidelijk dat, willen wij de vrede van Jehovah’s organisatie genieten, vrede een praktische werkelijkheid op individueel niveau moet zijn. Ze moet niet slechts een brede organisatorische hoedanigheid zijn. De apostel Johannes onderstreept dit punt ook nog door te zeggen: „Kindertjes, laten wij liefhebben, niet met het woord noch met de tong, maar met de daad en in waarheid” (1 Joh. 3:18). Woorden alleen zijn niet voldoende; daden en waarheid zijn noodzakelijk.
8. Welke vragen zouden er gesteld kunnen worden ten einde aan het licht te brengen of wij in ons dagelijks leven de vrede bewaren?
8 Streven wij in onze betrekkingen met anderen in de gemeente de dingen na die de vrede bevorderen? Wij kunnen dit te weten komen door ons af te vragen of ons gedrag of het gebruik van onze tong aanleiding geeft tot gespannen verhoudingen met iemand of tot twist, en ook door na te gaan of wij wrok koesteren. Hoe is de situatie in ons gezin? Komen er onnatuurlijke spanningen voor, gekibbel en gevit? Is er sprake van norsheid? Naar alle waarschijnlijkheid hebben wij allemaal wel eens met zulke zwakheden te kampen. Maar wij dienen ons vastbesloten vrede ten doel te stellen, en wij zullen ons in dit opzicht ongetwijfeld allen kunnen verbeteren.
9. Welke feiten over vrede brengen de apostel Paulus en de discipel Jakobus onder onze aandacht?
9 Aangezien Jehovah’s organisatie vrede geniet, moet iedereen die zich erin bevindt, onvermoeid voor vrede werken. De apostel Paulus vermeldde dit als een rechtstreeks gebod: „Laten wij dus de dingen nastreven die de vrede bevorderen en de dingen die tot opbouw van elkaar dienen” (Rom. 14:19). Vrede kan niet als iets vanzelfsprekends beschouwd worden. Het is een bewijs van goddelijke wijsheid, welke wordt ten toon gespreid door mensen die God toegewijd dienen. De discipel Jakobus bracht dit duidelijk als volgt onder woorden: „De wijsheid van boven is allereerst zuiver, vervolgens vredelievend . . . Bovendien wordt het zaad van de vrucht der rechtvaardigheid gezaaid onder vredige toestanden voor hen die vrede maken” (Jak. 3:17, 18). De nadruk ligt ook hier op het individuele vlak.
GELEGENHEDEN OM DE VREDE ONDER ELKAAR TE BEVORDEREN
10, 11. (a) Wanneer wordt ons vermogen om vreedzaam te blijven op de proef gesteld? (b) Hoe verschaffen gewone, alledaagse betrekkingen gelegenheden om aan het bevorderen van de vrede te werken?
10 Werkelijke vreedzaamheid wil veel meer zeggen dan alleen maar prettig te reageren wanneer alles naar wens gaat of met onze emoties of voorkeur strookt. Onder zulke omstandigheden wordt onze vrede niet op de proef gesteld. Wat doen wij echter wanneer wij onder een zekere druk komen te staan? Streven wij dan de vrede na? Bewaren wij onze vreedzame kalmte als wij aan spanningen onderhevig zijn?
11 De gewone betrekkingen tussen afzonderlijke personen binnen en buiten de gemeente verschaffen vele gelegenheden om ervoor te zorgen dat de vrede onder elkaar wordt bevorderd. Door voortdurend contact met anderen zullen wij, onvolmaakt als wij zijn, soms aan spanningen worden blootgesteld die de vrede dreigen te verbreken. Zulke uitdagingen stellen ons op de proef om te bewijzen of wij werkelijk vrede zoeken. Zo zijn er in deze tijd bijvoorbeeld heel veel dingen die voor de mensen een aanleiding vormen om ruzie te maken, en gewoonlijk gaat het om onnozele kwesties die niets te betekenen hebben. Wanneer u bemerkt dat u zelf bij een mogelijke twist betrokken geraakt, wat doet u dan om deze de kop in te drukken? Indien wij onze emoties in bedwang houden en ondanks deze kleine dagelijkse spanningen met succes de vrede bewaren, leggen wij in werkelijkheid een fundament voor het handhaven van de vrede onder grote druk. Jezus Christus zei: „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel” (Luk. 16:10). Wij zullen niet in staat zijn aan een grote bedreiging van onze vrede het hoofd te bieden als wij er een gewoonte van maken over kleine dingen te strijden.
12. Wat zijn enkele van de situaties die de vrede kunnen verstoren?
12 Wat zijn enkele van de situaties die de vrede in ons gezin en in de gemeente kunnen verstoren? Toen uw Koninkrijkszaal werd gebouwd, vielen er misschien enkele onvriendelijke woorden als gevolg van verschil van mening over een bepaald detail van de bouw. Kinderen worden soms kwaad wanneer ouders hun kinderlijke eigenaardigheden aan anderen vertellen, waardoor zij hen onwetend het gevoel geven belachelijk te zijn. Vrouwen maken soms grapjes in het openbaar over de verborgen zwakheden van hun man, waardoor zij hen onbewust in verlegenheid brengen. Iets wat werkelijk veel spanning veroorzaakt, is wanneer een man zijn kinderen niet onder de duim weet te houden of wanneer hij zijn vrouw niet bijstaat in ogenblikken van spanning.
13. Welke vragen dienen wij ons terecht te stellen?
13 Ziet u zichzelf in een van deze situaties, of in andere van overeenkomstige aard? Wat doet u ter wille van de vrede? Wanneer de vrede in het gedrang komt, ligt de fout volgens u dan altijd bij de ander? Wacht u totdat de ander de eerste stap doet om de vrede te herstellen en te bewaren? Wanneer u de kleine dagelijkse oorzaken van druk overwint, draagt dit bij tot een vreedzaam leven en aangenaam werk in Jehovah’s organisatie.
14, 15. (a) Waardoor wordt het succesvol nastreven van vrede mogelijk gemaakt? (b) Welk beginsel dat door de apostel Johannes werd opgetekend, heeft op onze krachtsinspanningen om vrede na te streven betrekking, en hoe legt Jezus de nadruk op de belangrijkheid vrede met onze broeder te hebben?
14 Houd in gedachten dat vrede voortvloeit uit goddelijke wijsheid, hetgeen betekent dat men overeenkomstig Gods beginselen moet leven en rechtvaardigheid moet beoefenen. Het is dus duidelijk dat ware christelijke vrede in werkelijkheid niet betekent dat men op de juiste momenten formeel aardig is en op een soort diplomatieke wijze problemen tracht te vermijden. Neen, de vrede die Jehovah geeft, weerspiegelt iets wat veel dieper gaat.
15 Dat beginsel wordt voor ons onderstreept in 1 Johannes 4:20, 21, waar staat: „Indien iemand de bewering uit: ’Ik heb God lief’, en toch zijn broeder haat, is hij een leugenaar. Want wie zijn broeder, die hij heeft gezien, niet liefheeft, kan God, die hij niet heeft gezien, niet liefhebben. En dit gebod hebben wij van hem, dat degene die God liefheeft, ook zijn broeder moet liefhebben.” Hierin ligt het volgende leidende beginsel opgesloten: Als wij vrede met God willen hebben, moeten wij vrede met elkaar hebben. Jezus maakte dit punt in zijn Bergrede duidelijk door te zeggen: „Wanneer gij daarom uw gave naar het altaar brengt en u daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft, laat uw gave dan daar vóór het altaar en ga heen; sluit eerst vrede met uw broeder en offer daarna, wanneer gij zijt teruggekomen, uw gave” (Matth. 5:23, 24). Met andere woorden, of onze aanbidding van Jehovah al dan niet aanvaardbaar is, hangt nu juist hiervan af: of wij vrede hebben met onze broeder.
16. (a) Waarom is het niet altijd gemakkelijk vrede na te streven? (b) Hoe gaf Jezus er blijk van een vredestichter te zijn? Geef voorbeelden.
16 Het is echter niet altijd gemakkelijk vrede na te streven; het kan soms zelfs wel een heel lastige aangelegenheid zijn. Vaak gaat het erom wie de eerste stap zal doen en hoe. Jezus zei: „Wanneer gij daarom uw gave naar het altaar brengt en u daar herinnert dat uw broeder iets tegen u heeft”, dient u de eerste verzoenende stap te doen. Paulus weidt over dit punt uit door te zeggen: „Wij evenwel, die sterk zijn, behoren de zwakheden te dragen van hen die niet sterk zijn en niet onszelf te behagen. Laat een ieder van ons zijn naaste behagen in datgene wat zijn opbouw ten goede komt. Want ook Christus heeft zichzelf niet behaagd” (Rom. 15:1-3). Degene die geestelijk sterk is, dient derhalve het initiatief te nemen. Toen Petrus zich zwak betoonde en Christus verloochende, wie deed toen de eerste stap om die breuk in de vrede te dichten? Het was Christus, en hoe vriendelijk deed hij dit bovendien! (Joh. 21:15-17) Toen Thomas twijfelde, was het wederom Christus die niet zichzelf maar Thomas behaagde door aan hem te verschijnen en zijn geloof te herstellen, hetgeen Thomas weer in een vredige verhouding tot Christus bracht (Joh. 20:24-29). Wat een schitterend voorbeeld heeft Christus ons allen gegeven! Dit was liefde in actie. — Luk. 22:24-27.
17. Hoe volhardend dient men erin te zijn goede betrekkingen te herstellen en de vrede te bevorderen?
17 Hoe volhardend dient iemand te zijn in zijn pogingen een vreedzame verhouding tot zijn broeder op te bouwen? Paulus antwoordt: „Zijt indien mogelijk, voor zover het van u afhangt, vredelievend jegens alle mensen” (Rom. 12:18). Hij zegt ook: „Laten wij het . . . niet opgeven te doen wat voortreffelijk is, want te rechter tijd zullen wij oogsten indien wij het niet moe worden” (Gal. 6:9, 10). Weigert onze broeder echter onze liefde en gewetensvolle poging om vrede te sluiten te aanvaarden, dan is dat zijn verantwoordelijkheid.
VREDE MET JEHOVAH ONZE DRIJFVEER
18. Wat is het fundament waarop wij vredige betrekkingen met anderen dienen op te bouwen?
18 Ons verlangen om vrede te genieten met Jehovah dient ons ertoe aan te zetten er een begin mee te maken onze onderlinge vrede op te bouwen. Wanneer wij niet op grond van het fundament van een vredige verhouding tot Jehovah te werk kunnen gaan, wat zullen onze krachtsinspanningen dan tot stand brengen? Niets. Dus als wij bemerken dat wij er moeite mee hebben met anderen op te schieten, dat wij altijd klachten hebben over deze of gene en dat ons leven voortdurend wordt gekenmerkt door kleine botsingen en door barrières als gevolg van terughoudendheid, moeten wij de oplossing beginnen te zoeken in onze verhouding tot Jehovah. De aanstootgevende balk zou zich wel eens in ons eigen oog kunnen bevinden en het strootje in dat van onze broeder. — Matth. 7:1-5.
19. Wat dienen wij allen in gedachten te houden, en hoe onderstreept de apostel dit punt?
19 Wij hebben allemaal onze individuele persoonlijkheid, die met onvolmaaktheid is besmet. Maar ondanks onze verschillen en eigenaardigheden zijn wij Jehovah en zijn rechtvaardigheid gaan liefhebben, en dat is het voornaamste! Paulus schreef: „Blijft elkaar verdragen en elkaar vrijelijk vergeven als de een tegen de ander een reden tot klagen heeft. Zoals Jehovah u vrijelijk vergeven heeft, doet ook gij evenzo. Laat ook de vrede van de Christus in uw hart heersen, want daartoe werdt gij feitelijk in één lichaam geroepen” (Kol. 3:13, 15). Paulus erkende hier dat er redenen tot klagen zouden zijn. Maar in tegenstelling tot de mensheid in het algemeen zijn wij met God verzoend geraakt. Hij heeft ons vrijelijk vergeven. Met onze opdracht en doop hebben wij een goed geweten en een vredig begin van Jehovah gekregen. Indien de rechtvaardige God zo bereid kan zijn om te vergeven en te vergeten, waarom dienen wij dit dan niet des te meer te zijn in onze verhouding tot elkaar?
20. Wat is de sleutel tot het onderhouden van vreedzame betrekkingen met onze broeders?
20 De sleutel is de vrede die wij door bemiddeling van Christus met Jehovah genieten, welke ons in staat stelt onze neigingen en emoties te beheersen zodat ook wij kunnen vergeven en vergeten. Dan hebben wij in ons hart niet een woekerende herinnering welke ons koel doet zijn tegenover een broeder die volgens ons niet helemaal juist gehandeld heeft. Als wij onze vrede met God intact houden, zullen wij niet toelaten dat wij geërgerd worden. Wij zullen niet met gelijke munt betalen en ook zullen wij niet ongemerkt in onze geest een barrière tussen onze broeder en onszelf optrekken.
NEDERIG VERMIJDEN EEN OORDEEL TE VELLEN OVER DE BEWEEGREDENEN VAN ANDEREN
21. Waarom is nederigheid zo belangrijk bij het nastreven van de dingen die de vrede bevorderen?
21 Gewoonlijk gaat het om kleine dingen wanneer er wrijvingen ontstaan die buiten alle proportie uitgroeien. Ter illustratie het volgende: Bent u ooit van mening geweest dat uw idee om in een bepaalde situatie te handelen beter was dan dat van uw metgezel, en hebt u toen toegelaten dat u zich opwond in uw pogingen uw standpunt te bewijzen? De bijbel zegt dat wij niet meer van onszelf dienen te denken dan wij behoren te denken, „maar met een gezond verstand [dienen] te denken” (Rom. 12:3). Indien wij mensen Jehovah’s werk trachten te verrichten, laten wij dan in gedachte houden dat er gewoonlijk verscheidene aanvaardbare manieren zijn om een bepaalde taak te verrichten. Of een theocratisch werk gereedkomt, hangt meer af van de vredige geest van de werkers dan van de mate van efficiëntie van de regelingen.
22. Hoe zouden wij ten onrechte een oordeel kunnen vellen over de beweegredenen van anderen, en waarom is dit gevaarlijk?
22 Wij zijn misschien geneigd de juistheid van iemands beweegredenen in twijfel te trekken, en dat enkel en alleen omdat hij niet reageert zoals hij volgens ons dient te reageren. Misschien heeft iemand ons in de Koninkrijkszaal bijvoorbeeld niet gegroet terwijl wij vonden dat hij dit diende te doen. Wij hebben hem gegroet, maar hij zei niets. Beginnen wij hier nu gekwetst over te piekeren en gaan wij ons in onze gevoelens terugtrekken, in de veronderstelling dat hij iets tegen ons heeft of ons niet mag? Laten wij toe dat er zich een koele barrière van gereserveerdheid begint te ontwikkelen? Als wij onze eigen beweegredenen niet in het oog houden, bestaat de neiging in stilte, bijna onbewust, te oordelen en in onze geest twijfel te zaaien ten aanzien van de christelijke hoedanigheden van onze broeder. Dat zou erop neerkomen dat wij zijn beweegreden als twijfelachtig zouden beoordelen. Goed, het is waar dat de daden van uw broeder onvolmaakt zijn, maar zou u willen dat uw beweegredenen op grond van uw gebrekkige daden werden beoordeeld? De waarschuwing is dan ook duidelijk: Tracht de handelwijze van uw broeder te verontschuldigen in plaats van aanmerkingen op hem te maken. Vermijd het aldus bij uzelf een vittende geest te ontwikkelen. — Matth. 7:1, 2.
STREEF VREDE NA DOOR ONS JEHOVAH’S ZIENSWIJZE TEN AANZIEN VAN HET LEVEN EIGEN TE MAKEN
23. Waarom is het bij het nastreven van vrede belangrijk op de raad in Hebreeën 13:17 acht te slaan?
23 Bij het nastreven van vrede moeten wij acht slaan op de raad in Hebreeën 13:17 en gehoorzaam en onderdanig zijn aan de ouderlingen in de gemeente. Misschien kennen wij een ouderling al vele jaren en hebben wij al zijn onvolmaaktheden en kleine excentriciteiten gezien. Maar ondanks al zijn fouten heeft het Jehovah behaagd hem in zijn ambt aan te stellen. Zullen wij het nu met Jehovah’s oordeel oneens zijn? Zullen wij de organisatie met een vittende geest ondermijnen? Hoeveel beter is het niet, aan de slag te gaan en met de broeder samen te werken en zich erover te verheugen dat Jehovah deze regeling heeft getroffen.
24. Waarom is het dringend thans te doen wat ons in 2 Korinthiërs 13:11 wordt opgedragen?
24 Het zal in de nieuwe ordening niet worden toegelaten dat ruzies de vrede bederven, en waarom zouden wij derhalve nu toelaten dat dit gebeurt? Wat zegt 2 Korinthiërs 13:11? „Broeders, gaat voort u [thans] te verheugen, [thans] hersteld te worden, [thans] vertroost te worden, [thans] gelijk te denken, [thans] vreedzaam te leven; en de God van liefde en van vrede zal met u zijn.” Door deze goede raad thans op te volgen, zal onze aanbidding zuiver en aanvaardbaar zijn voor God.
25. Welke zienswijze van Jehovah zal ons helpen de vrede met onze broeders en zusters te bewaren?
25 Ten einde ons te helpen ons Jehovah’s zienswijze ten aanzien van het leven eigen te maken, zegt Efeziërs 4:32: „Wordt vriendelijk jegens elkaar, teder mededogend, elkaar vrijelijk vergevend, zoals ook God door Christus u vrijelijk vergeven heeft.” Hoe zou u wrok kunnen koesteren tegen een broeder jegens wie Jehovah liefde toont? Houd in gedachten dat er in een gespannen situatie twee kanten van een zaak zijn en dat iets van uw onvolmaaktheid tot de spanning bijdraagt. Er moet aan beide kanten van het touw getrokken worden om het recht te trekken. Uw broeder wenst het leven evenzeer als u. U hebt zijn steun net zo hard nodig als hij de uwe.
26. Welke punten dienen wij in gedachten te houden en toe te passen om in vrede met onze God en elkaar te leven?
26 Denk aan de grote dingen wanneer er over iets kleins spanning dreigt te ontstaan. Vraag uzelf af: ’Waarom zijn wij dienstknechten van Jehovah? Welke richting gaan wij op? Wat is het doel in ons leven?’ Houd deze uiterst belangrijke dingen altijd voor ogen. Weet dat Jehovah zijn volk liefheeft; al zijn dienstknechten zijn hem dierbaar. Effen voor uw broeder de weg, evenals u graag hebt dat hij voor u de weg effent. Om de prijs van eeuwig leven te verwerven, moet u in vrede leven met de Bron van het leven, Jehovah. Maar die vrede wordt alleen verzekerd als u in vrede leeft met uw broeder. Streef dus in alles vrede na, tot Jehovah’s eer en uw eeuwige geluk.
[Illustratie op blz. 525]
Wanneer u bemerkt dat u bij een mogelijke twist betrokken raakt, giet u dan olie in het vuur? Of streeft u vrede na door uw emoties in bedwang te houden?