Wordt u uitgebuit met vervalste woorden?
1. (a) Waarom controleert men gewoonlijk zijn geld als men hoort dat er vervalst geld in omloop is? (b) Naar wie moet men misschien gaan om er zeker van te zijn, en wat zou men doen als er vervalste woorden bij betrokken zijn?
ALS het ruchtbaar wordt dat er in een gemeenschap vervalst geld in omloop is, gaat u het geld dat u voorhanden hebt onmiddellijk na omdat u weet dat het een aanzienlijk verlies voor u kan betekenen als u toevallig iets van het vervalste geld in uw bezit hebt, en, nog erger, dat het u in grote moeilijkheden kan brengen als u zou proberen er wat van uit te geven. Het kan wel zo’n knappe vervalsing zijn dat u naar uw bankier moet om het vast te stellen. Vervalste woorden kunnen zelfs nog bedrieglijker en schadelijker zijn. U zou tot een betrouwbare bron van ware woorden en feiten moeten gaan om het bedrog te ontdekken.
2. (a) Welke waarschuwing gaf Petrus ons tot welzijn? (b) Hoe en dank zij wat kunnen wij het vervalste christendom identificeren?
2 De apostel Petrus, een van de intiemste apostelen van de Heer Jezus Christus, schreef de christelijke gemeente kort voor zijn dood een geïnspireerde waarschuwing, waarin hij de mededeling deed waakzaam te zijn, want, zo zei hij, er zouden midden onder de christelijke gemeente enkelen zijn, die, uit hebzucht, „u met vervalste woorden uitbuiten” (2 Petr. 2:3). Wij kunnen er dus zeker van zijn dat niet alles wat zich voor christendom uitgeeft werkelijk christelijk is en dat de vervalsing geen zwakke onbeduidende poging is maar een listig uitgedacht komplot met een krachtig vermogen om te bedriegen. Dank zij Gods zorg voor ons zijn wij gelukkig in staat, door in de bijbel, een bron van ware woorden, te kijken, en door de opzet en ontwikkeling van dit valse christendom op te sporen, de vervalsing te ontmaskeren. Hoe? Door deze betrouwbare autoriteiten worden vele vragen voor ons opgehelderd, zoals: Waarom zijn er zoveel verschillende sekten en afscheidingen in de landen die bekend staan als de christenheid, terwijl het christendom eigenlijk uit één persoon, Jezus Christus, is ontsproten?
3. (a) Wat gebeurde er met de religie van Babylon nadat de stad was gevallen? (b) Hoe speelde de Babylonische religie het klaar de joodse natie in ongenade bij God te brengen? (c) Met welke nieuwe strijd werd de Duivel nu geconfronteerd?
3 In vorige uitgaven hebben wij de strijd tussen Babylon en Sion, of Jeruzalem, gadegeslagen. Wij hebben gezien hoe de oude stad het Jeruzalem inslokte doch later gedwongen werd zijn gevangenen vrij te laten. Babylon raakte geleidelijk in verval maar haar religie bleef bestaan en werd sterk vertegenwoordigd in de religie van het heidense Rome. Nadat Babylon voor Kores de Pers was gevallen, moest de god van de Babylonische religie, Satan de Duivel, een andere tactiek gaan volgen om tegen God te strijden. Door een beroep te doen op de zelfzucht en hebzucht van de leiders van de joodse natie, infiltreerde hij die religie en bracht een toestand van afvalligheid teweeg. Ze was zo ver van de ware aanbidding van God af dat ze veroorzaakte dat deze leiders de Messias, die in de heilige Schrift was voorzegd, ter dood brachten. Ten gevolge daarvan verwierp God hen. Israël kon niet langer door God als zijn heilige natie worden gebruikt. Niettemin was er een getrouw overblijfsel van joden die hun leiders niet navolgden, maar zich aan de ware aanbidding van God vasthielden en de Messias aanvaardden. Dezen vormden de kern van het christendom. De Duivel erkende dat de Messias Jezus Christus, het Zaad was dat, naar was voorzegd, mettertijd zijn kop zou vermorzelen, en dat de prediking van Christus’ koninkrijk een sterke kracht tegen hem was. Daarom moest hij wederom Babylonische religie aanwenden om deze nieuwe regeling van God tegen te werken. Hij moest, zo mogelijk, het christendom vernietigen.
4. In welk opzicht zou de strijd van Babylon tegen het christendom harder zijn dan de strijd die eraan voorafging?
4 Toen ze trachtte het christendom te bestrijden, kwam de religie van Babylon in conflict met iets nieuws en anders. Het christendom was veel sterker; bovendien was het een zendingsreligie — het werd tot alle naties gepredikt. De vroege christelijke gemeente groeide verbazingwekkend snel en bloeide onder leiding van de twaalf apostelen, terwijl het ondanks vervolging, zowel van joodse zijde als van regeringswege, zijn oorspronkelijke zuiverheid behield. Babylon moest een doeltreffender tactiek volgen. Het is heel interessant te lezen hoe de Babylonische religie het aanpakte om het christendom door duivelse strategie te bestrijden en in hoeverre ze daarin slaagde, en het is tevens iets dat wij moeten weten. Het betekent het ontwarren van een mysterie.
JEZUS VOORZEGT DE VERVALSING
5. Was Jezus zich niet bewust van de strijd die het christendom zou hebben te voeren? Hoe weten wij het antwoord op deze vraag?
5 Jezus Christus, de leider van het christendom, voorzag de strijd en de afloop ervan. Hij waarschuwde zijn discipelen van tevoren door hun de volgende gelijkenis te geven:
6. Beschrijf de illustratie van het onkruid en de tarwe die Jezus gaf.
6 „Het koninkrijk der hemelen is gelijk geworden aan een mens die voortreffelijk zaad op zijn veld zaaide. Terwijl de mensen sliepen, kwam zijn vijand en zaaide er onkruid overheen, midden tussen de tarwe, en ging weg. Toen de halmen opschoten en vrucht voortbrachten, kwam ook het onkruid te voorschijn. Daarom gingen de slaven van de heer des huizes naar hem toe en zeiden: ’Meester, hebt gij niet voortreffelijk zaad op uw veld gezaaid? Hoe komt het dan dat er onkruid op staat?’ Hij zei tot hen: ’Een vijand, een mens, heeft dit gedaan.’ Zij zeiden tot hem: ’Wilt gij dan dat wij heengaan en het verzamelen?’ Hij zei: ’Neen, opdat gij niet soms bij het verzamelen van het onkruid tegelijk daarmee de tarwe uittrekt. Laat beide te zamen opgroeien tot de oogst, en in de oogsttijd zal ik de oogsters zeggen: Verzamelt eerst het onkruid en bindt het in bundels om het te verbranden, en gaat daarna de tarwe in mijn voorraadschuur bijeenbrengen.’” — Matth. 13:24-30.
7. Identificeer de verschillende symbolen die in de illustratie worden gebruikt.
7 Toen hem naar de betekenis van de illustratie gevraagd werd, legde Jezus uit dat hij zelf de zaaier was; het veld was de wereld; het voortreffelijke zaad vormden de ware christenen als zonen van het Koninkrijk; en het onkruid vormden de zonen van de goddeloze die door de Duivel waren gezaaid — huichelachtige christenen. De oogst zou het besluit van een samenstel van dingen zijn en de oogsters waren engelen.
8. Wanneer zou het zaaien van de namaakzonen van het Koninkrijk plaatsvinden?
8 Het zaaien van de valse zonen van het Koninkrijk binnen de christelijke gemeente door de Duivel zou niet op zich laten wachten tot lang na Jezus’ dood, neen, het zou gebeuren terwijl de mensen sliepen, hetgeen verwijst naar het in de dood slapen van de twaalf apostelen van Christus, of naar het in geestelijk opzicht slapen of het in gebreke blijven van de aangestelde opzieners van de christelijke gemeente om geestelijk waakzaam te blijven.
WAAR DE VERVALSING BEGON
9. Hoe onthulde Petrus waar de valse christenen vandaan zouden komen?
9 De Duivel zou dus een vervalsing begaan. Dit zou een veel doeltreffender manier zijn om het verbreiden van het ware christendom te dwarsbomen dan door er openlijk tegen te strijden. Ter ondersteuning van Jezus’ woorden en aantonend waar nu precies de bedrieglijke valse christenen vandaan zouden komen, zei Petrus: „Er stonden echter ook valse profeten onder het volk op, zoals er ook onder u valse leraren zullen zijn. Dezen zullen heimelijk verderfelijke sekten invoeren en zullen zelfs de eigenaar, die hen heeft gekocht, verloochenen, een spoedige vernietiging over zichzelf brengend. Bovendien zullen velen hun daden van losbandig gedrag navolgen, en door hun toedoen zal er schimpend over de weg der waarheid worden gesproken. En uit hebzucht zullen zij u met vervalste woorden uitbuiten. Maar wat hen betreft, het oordeel uit oude tijden beweegt zich niet traag en de vernietiging van hen sluimert niet.” — 2 Petr. 2:1-3.
10. Waarom zouden de valse christenen zo bedrieglijk zijn, en wat zou het resultaat van hun handelwijze zijn?
10 In Petrus’ woorden wordt het mysterie over de methode die Satan in zijn strijd met behulp van Babylonische religie toepast, opgehelderd. De valse christenen zouden krachtige belijders van de christenheid zijn, christenen die zich van de waarheid zouden afkeren. Zij zouden leiders zijn die zelfs sekten zouden vormen die voorwenden christelijk te zijn doch die in werkelijkheid vernietigend zijn voor het ware christendom. Zij zouden de eigenaar die hen heeft gekocht verloochenen, niet openlijk en in zoveel woorden, maar door hun huichelachtige handelwijze. De apostel Paulus beschreef hen aan Titus op deze manier: „Zij maken in het openbaar bekend dat zij God kennen, maar zij verloochenen hem door hun werken, omdat zij verfoeilijk zijn en ongehoorzaam en onbekwaam voor enig goed werk” (Tit. 1:16). Het gevolg zou een losbandig gedrag onder belijdende christenen zijn en zou veroorzaken dat er schimpend over de weg der waarheid werd gesproken.
11. (a) Beschrijf hoe de apostelen tijdens hun leven een bolwerk tegen afval opbouwden. (b) Hoe zou de Duivel, volgens Paulus’ waarschuwing niettemin invallen doen in de christelijke gemeente?
11 Toen de apostelen van Jezus Christus leefden, werkten zij hard om de christelijke gemeente op te bouwen als een bolwerk tegen afvalligheid, die naar zij wisten zou komen, en hun pogingen waren niet tevergeefs, want het ware christendom bleef bestaan. Een voorbeeld hiervan is de gemeente in Korinthe, waar enkelen trachtten de gemeente te verdelen, maar Paulus smoorde snel de dreiging der verdeeldheid in de kiem (1 Kor. 1:17-19). In het jaar 56 G.T., drieëntwintig jaar nadat Jezus was gestorven en opgestaan, had de apostel Paulus een vergadering met de gemeenteopzieners van Efeze en gaf hun de volgende waarschuwing: „Ik weet dat gij allen, onder wie ik ben rondgegaan en het koninkrijk heb gepredikt, mijn gezicht niet meer zult zien. . . . Schenkt aandacht aan uzelf en aan de gehele kudde, onder welke de heilige geest u tot opzieners heeft aangesteld, om de gemeente Gods te weiden, welke hij met het bloed van zijn eigen Zoon heeft gekocht. Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken. Blijft daarom wakker.” — Hand. 20:16, 17, 25-31.
12. Toon in het kort aan hoe Timótheüs werd gewaarschuwd en waartoe hij werd vermaand om de christelijke gemeente bij voorbaat tegen de afval te wapenen.
12 Paulus stierf ongeveer tien jaar later, of omstreeks 65 G.T. In Paulus’ brieven aan Timótheüs, de laatste die vlak voor zijn dood werden geschreven, waarschuwde hij Timótheüs herhaaldelijk voor de afval en gaf hem de sterke vermaning zich krachtig in te spannen om de christelijke gemeente als een bolwerk tegen afvalligheid op te bouwen. — 1 Tim. 4:1-3; 3:15; 6:3-5, 20; 2 Tim. 2:1, 2; 3:1-7; 4:1-5.
13. Zijn er bewijzen dat de afval gedurende de eerste eeuw enige vorderingen maakte?
13 Om te begrijpen dat de afschuwelijke vervalsing geen gewone vijand was maar hardnekkig de kop trachtte op te steken, kunnen wij naar een tijdstip vlak tegen het einde van de eerste eeuw kijken. Omstreeks 98 G.T. schreef de apostel Johannes: „Jonge kinderen, het is het laatste uur, en zoals gij gehoord hebt dat de antichrist komt, zo zijn er ook nu vele antichristen opgestaan; uit welk feit wij te weten komen dat het laatste uur is aangebroken. Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren niet van ons slag.” — 1 Joh. 2:17-19.
14. Hoe toonde de Heer Jezus dat er in enkele van de gemeenten, voordat de eerste eeuw ten einde liep, sektarisme zou binnensluipen?
14 In de openbaring die omstreeks 96 G.T. aan Johannes werd gegeven, vertelde de Heer Jezus Christus hem de gemeente in Efeze te schrijven, die Paulus lang daarvoor zowel mondeling als door een brief aan Timótheüs in Efeze had gewaarschuwd. Door middel van Johannes zei Jezus het volgende: „Bedenk daarom vanwaar gij gevallen zijt en heb berouw en doe de daden van vroeger. Zo niet, dan kom ik tot u, en ik zal uw lampestandaard van zijn plaats verwijderen, tenzij gij berouw hebt. Maar dit hebt gij, dat gij de daden van de sekte van Nikolaüs haat, die ook ik haat.” In een waarschuwing aan de gemeente in Pérgamum, werd Johannes gezegd het volgende te schrijven: „Ik [heb] enkele dingen tegen u, dat gij er daar hebt die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak ging leren een struikelblok voor de zonen van Israël te leggen, dat zij dingen zouden eten die aan afgoden ten slachtoffer waren gebracht en hoererij zouden bedrijven. Zo zijn er ook bij u die insgelijks aan de leer van de sekte van Nikolaüs vasthouden. Heb daarom berouw. Zo niet, dan kom ik vlug tot u, en ik zal tegen hen strijden met het lange zwaard van mijn mond.” — Openb. 2:1, 5, 6, 12, 14-16.
15. Hoe duiden Jezus’ woorden aan de gemeente in Pérgamum erop dat er Babylonische religie was binnengeslopen?
15 Veelbetekenend voor de Babylonische invloed in de gemeente Pérgamum was het bestaan van de „leer van Bileam”, aangezien de oorspronkelijke Bileam uit Mesopotamië kwam, de streek van het religieuze Babylon uit de oudheid. Pérgamum of Pérgamos was de stad waar de Babylonische priesters, toen zij de verovering van Babylon door Kores ontvluchtten, heentrokken om er hun centrale priestercollege op te richten. Daar stelden zij in de plaats die Belsazar en zijn voorgangers hadden bekleed, de koningen van Pérgamos aan en bezetten daardoor de zetel van Belsazar en zijn opvolgers, die het hoofd van de Babylonische religie geweest waren. — Deut. 23:4, 5; Num. 22:5; 31:8, 16.
WAAR WIJ DE VERVALSING THANS VINDEN
16. (a) Waarin is de grote vervalsing thans vertegenwoordigd? (b) Waarom is het goed dat wij Paulus’ beschrijving van deze vervalsing analyseren?
16 Terwijl u dit leest, denkt u misschien aan de dingen die u van de vele sekten die beweren christelijk te zijn en van hun vertegenwoordigers hebt gehoord. U hebt enkele vervalste woorden uit die bronnen bespeurd. Dienovereenkomstig wijst deze beschrijving uit de bijbel duidelijk uit dat de grote vervalsing in de religieuze sekten van de christenheid is vertegenwoordigd, en dat de religieuze leiders daarvan, de geestelijken van de christenheid, degenen zijn waartegen door de apostelen Petrus en Paulus wordt gewaarschuwd. De apostel Paulus geeft ons waarschijnlijk de meest gedetailleerde beschrijving van het werk van deze klasse van religieuze vervalsers en spreekt erover als een ’mysterie van wetteloosheid’. Evenals Jezus Christus in de illustratie van het onkruid en de tarwe, toont ook Paulus aan dat in de tijd van het einde, in de tijd van de tweede tegenwoordigheid van de Heer Jezus, de afval, te zamen met hen die deze ondersteunen, de ondergang tegemoetgaat. Laten wij voor een beschrijving en duidelijke identificatie van deze vervalsing de woorden van de apostel Paulus analyseren, ten einde te weten te komen welke handelwijze wij moeten volgen om te vermijden dat wij door vervalste woorden worden uitgebuit. Paulus waarschuwt vol bezorgdheid:
17. Welke vraag verontrustte de gemeente te Thessaloníka?
17 „Broeders, met betrekking tot de tegenwoordigheid van onze Heer Jezus Christus en ons vergaderd worden tot hem, verzoeken wij u echter uw denken niet vlug in de war te laten brengen, noch opgewonden te raken hetzij door middel van een geïnspireerde uiting of door middel van een mondelinge boodschap of door middel van een brief die van ons afkomstig zou zijn, hierop neerkomende, dat de dag van Jehovah reeds is aangebroken.
18. (a) Wat moet er volgens Paulus’ antwoord vóór de tweede komst van de Heer Jezus komen? (b) Tot welke mate van hoogmoed zou de mens der wetteloosheid gaan?
18 Laat niemand u op enigerlei wijze verleiden, want die dag komt niet tenzij eerst de afval komt en de mens der wetteloosheid wordt geopenbaard, de zoon der vernietiging. Hij verzet zich en verheft zich boven een ieder die ’god’ of een voorwerp van verering wordt genoemd, zodat hij in de tempel van De God gaat zitten en zich in het openbaar vertoont als zijnde een god. Herinnert gij u niet dat ik, toen ik nog bij u was, deze dingen meermalen tot u heb gezegd?
19. Wat zegt Paulus over de bron en het lot van de „mens der wetteloosheid”?
19 En zo weet gij nu dan wat als een belemmering werkt, met het oog op het geopenbaard worden van hem op zijn eigen bestemde tijd. Het mysterie van deze wetteloosheid is weliswaar reeds aan het werk, maar alleen totdat hij die op het ogenblik als een belemmering werkt, niet meer in de weg staat. Want dan zal de wetteloze worden geopenbaard, die door de Heer Jezus weggedaan zal worden door de geest van zijn mond en tenietgedaan zal worden door de manifestatie van zijn tegenwoordigheid. Maar de tegenwoordigheid van de wetteloze is overeenkomstig de werking van Satan met elk krachtig werk en leugenachtige tekenen en wonderen en met elk onrechtvaardig bedrog voor degenen die vergaan, als een vergelding omdat zij de liefde voor de waarheid niet hebben aanvaard, opdat zij gered zouden worden. Daarom laat God dus een werking van dwaling tot hen gaan, zodat zij geloof gaan hechten aan de leugen, opdat zij allen geoordeeld worden omdat zij de waarheid niet hebben geloofd maar behagen hebben geschept in onrechtvaardigheid.” — 2 Thess. 2:1-12.
20. Is de „mens der wetteloosheid” een enkel individu? Leg dit uit.
20 Wij bemerken dat de apostel Paulus de valse christelijke leiders als de „mens der wetteloosheid” uitbeeldt. Dit kon geen betrekking hebben op één persoon, want Paulus zei dat deze mens zijn werk in Paulus’ tijd al verrichtte en definitief weggedaan zal worden ten tijde van de tegenwoordigheid van de Heer Jezus. Eén mens zou niet zolang kunnen leven, noch alle dingen ten uitvoer kunnen brengen die Paulus aan de „mens der wetteloosheid” toeschrijft.
21. (a) Tegen wie wordt deze wetteloosheid van de „mens der wetteloosheid” bedreven? (b) Bestaat zijn zonde uit het afdrijven van de waarheid, of waaruit, en welke uitwerking heeft hij op anderen?
21 De wetteloosheid die deze „mens” begaat, is niet tegen de regeringen van deze wereld, alhoewel hij zich hier bij tijd en wijle aan schuldig heeft gemaakt. Wij zien echter, dat de geestelijken van de christenheid goede vriendjes zijn met de regeerders van de wereld en hen in politieke aangelegenheden trachten te beïnvloeden. Af en toe, als het hun in de kraam te pas kwam, hebben zij zich aan wetteloosheid tegen deze regeerders schuldig gemaakt. Maar de wetteloosheid waarvan hier sprake is, is wetteloosheid tegen God. Deze mens begaat niet een louter afvallen of afdrijven van het christendom, maar het is een afvalligheid, een opzettelijke, vooropgezette opstand tegen de soevereiniteit van God. Door de mensen te misleiden en hen met vervalste woorden uit te buiten, keert hij hen werkelijk van de Koning Jezus Christus, die in Gods naam regeert, af. De geestelijken volgen het voorbeeld van de geestelijkheid van de joodse natie in het verwerpen van de Messías, de Koning die door Jehovah tot die natie was gezonden. De trots van deze „mens der wetteloosheid” is zo groot dat ’hij zich verzet en verheft boven een ieder die „god” of een voorwerp van verering wordt genoemd’. Wij vinden een voorbeeld in de woorden van Lucius Ferraris, een achttiende-eeuwse canonist van de Orde der Franciscaner monniken, die zegt:
22. Geef een voorbeeld van de wijze waarop de „mens der wetteloosheid” zich ’boven een ieder die „god” wordt genoemd, verheft’.
22 „De paus is van zulk een waardigheid en hoogheid dat hij niet eenvoudig een mens is maar, als het ware, God en de plaatsvervanger van God. . . . De paus is, als het ware, God op aarde, de enige vorst van de getrouwen van Christus, de grootste koning aller koningen, die een overvloed aan macht bezit, aan wie de regering van het aardse en hemelse koninkrijk is toevertrouwd. . . . De paus is van zulk een grote autoriteit en macht dat hij de goddelijke wet kan veranderen, verklaren of interpreteren. . . . De paus kan soms de goddelijke wet opheffen door te beperken, uit te leggen”, enzovoorts.a
23. (a) Waartegen is de „mens der wetteloosheid” in oppositie, en hoe verheft hij zich boven alles wat een voorwerp van verering is? (b) Hoe zit hij „in de tempel van De God”?
23 Ja, Gods soevereiniteit wordt bestreden en de woorden en wet van Jehovah God zelf worden getart. En het zijn niet alleen de katholieke geestelijken, maar de geestelijken van de gehele christenheid, die deze houding aannemen, Babylonische leerstellingen onderwijzen en geestelijke hoererij plegen met de regeringen van deze wereld. Zij stellen hun tradities en hun eigen opvattingen vóór Gods Woord en beweren dat hun alle religieuze belangen van het volk zijn toevertrouwd. Als Jehovah’s getuigen in een stad of streek komen om de waarheid van de bijbel te prediken, maken zij bezwaar tegen hen als indringers in hun weide. Zij hebben geen respect voor de ware christenen, de gezalfde broeders van Jezus Christus die hun de Koninkrijksboodschap brengen, noch respecteren zij de woorden van de apostelen zelf. Zij maken er aanspraak op levende stenen in de geestelijke tempel van God te zijn en aldus zijn gemeente te vormen.
24. Wanneer werd de „mens der wetteloosheid” geopenbaard of trad hij op de voorgrond?
24 Paulus zegt vervolgens dat deze afval in zijn tijd werd belemmerd maar dat deze belemmering weggenomen zou worden, en dat dan de „mens der wetteloosheid” tot bloei zou komen en op de voorgrond zou treden. Als wij de brieven van de apostelen lezen, kunnen wij zien dat deze belemmering werd verwijderd door de dood van de apostelen en hun directe medewerkers die hen overleefden. Het behoefde dus niet tot lang na het einde van de eerste eeuw te duren, voordat dit plaatsvond.
’KRACHTIGE WERKEN’ DIE VELEN BEDRIEGEN
25. (a) Wat zijn enkele van de ’krachtige werken’ en ’tekenen en wonderen’ die de „mens der wetteloosheid” verricht? (b) Hoe beziet Jezus deze werken, die er indrukwekkend uitzien?
25 Om met succes te bedriegen zou de „mens der wetteloosheid” „elk krachtig werk” volvoeren. Dit betekent niet noodzakelijkerwijs wonderen van het soort dat de Heer Jezus Christus volbracht, maar hij heeft bij voorbeeld krachtige werken verricht door met behulp van de staat mensen te bekeren, door de bekering van hele volken, door kerk en staat te verenigen, door kruistochten. Zulke krachtige werken zijn niet alleen door het katholieke gedeelte van de christenheid verricht, maar ook door het zogenoemde protestantse gedeelte, in zulke aangelegenheden als de reformatie, het manoeuvreren van regeringen, en door ervoor te zorgen dat er krachtige wetten worden aangenomen om de mensen strenger in onderworpenheid aan hun organisaties te houden. Dan zijn er „tekenen en wonderen” die de mensen ontzag voor hen inboezemen, bij voorbeeld hun aanspraak op apostolische opvolging, hun vele concilies, hervormingen, scholen en ziekenhuizen die door religieuze orden worden geëxploiteerd, heilige plaatsen waarvan zij beweren dat er genezingen tot stand worden gebracht, de Katholieke Actie, oecumenische concilies, de Wereldraad van Kerken, encyclieken, verschijningen voor en beïnvloeding van de Verenigde Naties, en vele andere dingen. Zij erkennen zelfs het spiritisme en de astrologie en hebben de handelwijze van politieke leiders, zich met vraagstukken van de staat tot waarzeggers en mediums te wenden, vergoelijkt. Deze activiteiten mogen dan al goed schijnen en sterke invloed op mensen en politici uitoefenen, maar niet op Jezus. Hij zei: „Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan in het openbaar bekendmaken: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” — Matth. 7:22, 23.
26. Hoe heeft God hen voor hun tegenstand tegen hem en de waarheid vergolden?
26 Bijgevolg zei de apostel Paulus dat God, aangezien deze hoge en machtige mannen zich tegen hem verheven hebben en de liefde voor de waarheid die hen had kunnen redden niet aanvaardden, heeft toegelaten dat er een werking van dwaling tot hen ging en zij zowaar de leugen geloven. Zij zijn degenen „die vergaan”, maar zij zijn dan ook werkelijk met Satans valse manier meegegaan en hebben die zozeer aanvaard, dat zij geloven dat zij heilig zijn en dat zij het bij God wel zullen klaren.
27. (a) Hoe weten wij dat Satan er niet in slaagde het ware christendom uit te roeien? (b) Wat zal het lot van de „mens der wetteloosheid” zijn?
27 Satan bereikte aldus door de Babylonische „mens der wetteloosheid” veel in zijn strijd tegen het ware christendom, maar dat hij er niet in slaagde het uit te roeien, wordt bewezen door het feit dat wij thans over de grote vervalsing kunnen lezen en ze kunnen begrijpen en identificeren en ook door het feit dat meer dan een miljoen christenen het goede nieuws van het Koninkrijk aan mensen over de gehele wereld verkondigen. De woorden van de apostel dat de Heer Jezus, thans in macht en grote heerlijkheid in de hemel, hem door de geest van zijn mond zal wegdoen en door de manifestatie van zijn tegenwoordigheid zal tenietdoen, zullen spoedig in vervulling gaan.
28. Wat heeft ons geholpen het Babylonische religieuze werk van vervalsing te identificeren, maar wat moeten wij nog meer weten om een volledig begrip te krijgen van wat Babylon de Grote is?
28 Met deze beschouwing van de bijbelse waarschuwingen en de historische feiten uit de eerste eeuw, identificeren wij de vervalsing die de religie van Babylon in haar strijd heeft gebruikt, en wij krijgen een beter begrip van wat Babylon de Grote is. Er valt echter meer over de historische feiten te leren, niet alleen met betrekking tot de infiltratie van zelfzuchtige mensen in leidende posities ten einde de afval te bewerkstelligen en de „mens der wetteloosheid” te vormen, maar ook hoe nu precies de leerstellingen van Babylon door deze mensen in de afvallige christenheid werden ingevoerd. Wij moeten deze dingen weten, zodat wij de vervalsing grondig kunnen ontmaskeren. Want met de vervalste woorden van deze „mens der wetteloosheid” te worden uitgebuit en daardoor in handen van Babylon de Grote te vallen, zou voor ons een zelfde vernietiging betekenen als voor hen. Laten wij voor deze historische feiten naar verdere uitgaven van dit tijdschrift uitzien.
[Voetnoot]
a De Ecclesiastical Dictionary, een rooms-katholiek standaardwerk, onder het woord papa.