-
De beginselen van de decaloog blijven van krachtDe Wachttoren 1961 | 1 november
-
-
dus een vriend der wereld wil zijn treedt als vijand van God op.” Vriendschap met de wereld heeft dienovereenkomstig eveneens betrekking op het verbreken van een verbond, namelijk dat met God, en het maakt ook onrein, want Jakobus geeft christenen de raad zich onbesmet van de wereld te bewaren. — Ex. 20:14; Hebr. 13:4; Matth. 5:28, NW; Jak. 4:4, LV; 1:27.
Het juiste christelijke beginsel: „Wil iemand niet werken, dan zal hij ook niet eten”, ligt ten grondslag aan het achtste gebod, waarin stelen wordt verboden. Wat wij nodig hebben en verwerven, moeten wij verdienen. „Wie een dief was, stele niet meer, maar spanne zich liever in om met zijn handen goed werk te verrichten.” — Ex. 20:15; 2 Thess. 3:10; Ef. 4:28.
Zoals bij het derde gebod het beginsel betrokken is dat men tegenover God een juist gebruik van de tong moet maken, staat het negende gebod, „Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste”, in verband met het juiste gebruik van de tong tegenover andere mensen. Merk op dat de nadruk er niet noodzakelijkerwijs op wordt gelegd dat men beslist de waarheid moet onthullen. Het is er veeleer op gericht dat men niet uit zelfzucht een vals getuigenis tegen zijn naaste spreekt. Er zijn tijden wanneer het, zoals men zich kan voorstellen, juist is om in het belang van een naaste de waarheid te verbergen; Rachab deed dit toen zij de heidense achtervolgers van de godvrezende Israëlitische spionnen op een dwaalspoor bracht. Kan het ook niet zijn dat, doordat wij ons stil houden, ’liefde tal van zonden bedekt’? Beslist! — Ex. 20:16; 1 Petr. 4:8.
In het laatste gebod, „Gij zult niet begeren” of „zelfzuchtig vurig verlangen” naar hetgeen van uw naaste is, is ten slotte het beginsel belichaamd: „Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de oorsprongen des levens.” Daarom zei Jezus: „Uit het hart komen boze overleggingen, moord, echtbreuk, hoererij, diefstal, leugenachtige getuigenissen, godslasteringen.” Indien wij ons hart behoeden of bewaken, zal het gevaar niet bestaan dat wij hetgeen aan onze naaste toebehoort, begeren of een van de immorele daden bedrijven welke Jezus hier noemt. Integendeel, wij zullen „uit persoonlijk belang” op de zaken van anderen toezien, en datgene trachten te bewerkstelligen wat in hun voordeel is. Voorts zullen wij, in plaats dat wij de eer begeren welke een ander ontvangt, „in eerbetoon elkander ten voorbeeld” zijn. — Ex. 20:17; Deut. 5:21; Spr. 4:23; Matth. 15:19; 1 Kor. 10:24; Fil. 2:4, NW; Rom. 12:10.
Hoewel wij als christenen weliswaar „niet onder de wet maar onder onverdiende goedgunstigheid” staan, vormen de Tien Geboden een deel van datgene wat tevoren tot ons onderricht werd geschreven, want de in de decaloog belichaamde beginselen blijven van kracht. „Indien gij dit weet, gelukkig zijt gij als gij het doet.” — Joh. 13:17, NW.
-
-
Gebed: Senator contra kapelaanDe Wachttoren 1961 | 1 november
-
-
Gebed: Senator contra kapelaan
● De volgende resolutie die een senator aan zijn collega’s voorlegde, duidt er op dat een senator in de Verenigde Staten, een „leek”, meer over het gebed kan weten dan de kapelaan die er door de regering voor wordt betaald om gebeden op te zenden:
● „Wij hebben besloten: Dat de Kapelaan van de Senaat met het hem verschuldigde respect verzocht zal worden ten behoeve van ons gebeden en smeekbeden aan de Almachtige God op te zenden en hem niet te onderrichten, hem te vertellen wat hij moet doen, of hem te zeggen — onder het voorwendsel van een gebed — wat zijn (de genoemde Kapelaans) mening is met betrekking tot zijn plicht als Almachtige, en dat de genoemde Kapelaan verder verzocht zal worden, zoals hierboven vermeld, de Senaat niet in de vorm van een gebed te onderrichten met betrekking tot aan dit lichaam voorgelegde zaken.” — Church and State in the United States, Stokes, deel 3.
-