’Niet langer voor onszelf leven’
„Want de liefde die de Christus heeft, dringt ons, want . . . hij is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor hen gestorven is.” — 2 Kor. 5:14, 15.
1. Wat is de algemene reactie op de begrippen vrijheid en slavernij?
WAT wordt vrijheid toch bijzonder op prijs gesteld! Vrijheid en gelijkheid worden thans overal door mensen verheerlijkt. De begrippen vrijheid en onafhankelijkheid treden zo sterk op de voorgrond dat velen reeds in opstand komen bij de gedachte alleen al dat zij door iemand anders geleid zullen moeten worden of, en daar komt het wel op neer, voor iemand anders zullen moeten leven. U hebt zulke personen misschien wel horen zeggen: ’Ik wil leven zoals ik wil.’ Zij willen niemands slaven zijn. Alleen al het woord „slaaf” doet de meeste mensen denken aan taferelen uit voorbijgegane eeuwen, toen hopeloze mensen aan de roeiriemen van een galei zwoegden, in een steengroeve werkten of de wil van de een of andere wrede meester deden.
2. Is slavernij iets wat alleen maar mensen uit vroegere generaties aangaat?
2 De slechte gevolgen van slavernij — van mensen die enkel als het eigendom van iemand anders bestaan — blijven zelfs tot op onze tijd voortbestaan. In een door de Verenigde Naties in 1972 opgesteld rapport, werd verklaard dat ’de maatschappelijke strijd die thans in veel landen is ontbrand, rechtstreeks tot verschillende vormen van slavernij terug te voeren is. Onlangs zijn er in verscheidene landen door mensen die vroeger in slavernij werden gehouden grote bloedbaden aangericht onder degenen die eens hun meesters waren geweest’.
3. Waarom kan er gezegd worden dat slavernij thans wijdverbreider is dan gewoonlijk wordt gedacht?
3 ’Welnu, dat heeft geen betrekking op mij; ik ben geen slaaf’, denkt u misschien. Een vermaard schrijver, die de slavernij van het Romeinse Rijk met eigen ogen heeft gezien, bewees evenwel dat iedere persoon in het gehele rijk in zekere zin een slaaf was. Op grond van dezelfde redenatie kan thans van de gehele mensheid gezegd worden dat zij slaven zijn. Die vermaarde schrijver, de apostel Paulus, beschouwde zichzelf niet als een uitzondering, maar zei in zijn brief aan de christenen in Rome: „Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde. . . . in mijn leden zie ik een . . . wet, die strijd voert tegen de wet van mijn verstand en mij in gevangenschap voert aan de wet der zonde, die in mijn leden is.” — Rom. 7:14, 23.
ZIJN WIJ WERKELIJK VRIJ, ONAFHANKELIJK?
4, 5. Welk bewijs is er dat allen in slavernij verkeren?
4 De apostel Paulus bedoelde niet dat zijn eigen ouders hem willens en wetens in slavernij aan zonde hadden verkocht; ook hebben onze eigen ouders dat niet met betrekking tot ons gedaan. Paulus begreep echter wel dat onze gemeenschappelijke voorvader Adam, door moedwillig te verkiezen te zondigen, zichzelf en al zijn toekomstige nakomelingen — de gehele mensheid — in slavernij aan onvolmaaktheid, zonde en de dood heeft verkocht (Rom. 5:12). Deze toestand duurt onloochenbaar tot onze tijd voort en omvat ons allemaal, want wij kunnen om ons heen en in ons eigen persoonlijke leven de bewijzen van deze gevangenschap zien — bewijzen in de vorm van pijnlijke fouten, zonde en ziekte.
5 Toch zijn er thans personen die er prat op gaan dat zij vrij zijn. Sommigen beweren seksuele vrijheid te bezitten. Blijkt evenwel uit hun levenswijze dat zij werkelijk vrij zijn? Misschien leven zij inderdaad wel voor zichzelf en bevredigen zij hun eigen hartstochten. Dat onderstreept echter alleen maar het feit dat zij slaven van onvolmaaktheid en zonde zijn. Wat valt er van de man te zeggen wiens hebzucht hem ertoe drijft geld, bezittingen of prestige te verwerven? Ook hij wordt ouder en zwakker, valt aan de een of andere ziekte ten prooi en sterft ten slotte. Dat geldt ook voor de leiders van vrouwenbewegingen en bewegingen voor burger- en minderheidsrechten. Het einde is voor allen gelijk — de dood — waardoor wordt aangetoond dat zij inderdaad slaven van de koningen Zonde en de Dood zijn. — Rom. 5:21.
6. Tot welke vragen van onze zijde dient deze slavernij te leiden?
6 Betekent dit dat de situatie van de mens hopeloos is? Is er geen bevrijding mogelijk van zonde en de dood? En indien er een voorziening voor bevrijding bestaat, kan men dan nog steeds leven zoals men wil of wordt er iets van de mens verlangt om voordeel van deze voorziening te kunnen trekken?
7. Hoe is er een voorziening getroffen waardoor wij van deze slavernij bevrijd kunnen worden?
7 Een fundamentele leerstelling van de bijbel is dat God in zijn barmhartigheid een voorziening voor ’s mensen bevrijding uit de gevangenschap aan zonde en de dood heeft getroffen. Dit geschiedde door bemiddeling van zijn eniggeboren Zoon, die de volmaakte mens Jezus werd. In harmonie met Gods voornemen voor hem legde Jezus zijn leven op offerandelijke wijze als „een overeenkomstige losprijs voor allen” af (1 Tim. 2:5, 6). Hoewel de losprijs aldus „voor allen” werd betaald, zullen niet allen de voordelen ervan ten volle ontvangen. Waarom niet?
8. Waarom ontvangen niet alle mensen de voordelen van de losprijs?
8 Alleen degenen die een goedgekeurde positie voor het aangezicht van de Schepper innemen, ontvangen de volledige voordelen van de loskoopvoorziening — blijvende bevrijding van zonde, ziekte, ouderdom en de dood. Hoewel allen worden uitgenodigd die goedgekeurde positie te verwerven, wensen niet allen deze gelegenheid aan te grijpen wegens de verantwoordelijkheid die erbij betrokken is. Velen wensen niet in overeenstemming te handelen met het feit dat er ten behoeve van hen een losprijs is betaald. Zij wensen niet te erkennen dat zij zijn gekocht en dat Jehovah God en Jezus Christus hun rechtmatige Eigenaars of Meesters zijn die recht hebben op volledige gehoorzaamheid. Geen van degenen die in hun ongehoorzaamheid volharden of die Jehovah God en Jezus Christus later als hun Eigenaars verloochenen, zullen de voordelen van de loskoopvoorziening ontvangen. — Matth. 10:33; Joh. 3:36; Hebr. 10:26, 27; 2 Petr. 2:1-3.
9. Voor welke keuze wordt de gehele mensheid geplaatst?
9 De vraag waarvoor alle mensen zich derhalve gesteld zien is: Wie wens ik vrijwillig te dienen — zonde, met de dood in het vooruitzicht, of God en Christus, met leven in het vooruitzicht? (Rom. 6:16) ’Dat is geen moeilijke keuze’, zullen sommigen misschien zeggen. ’Ik sterf liever dan eeuwig een slaaf te zijn.’ Is dat echter een gezonde redenatie wanneer het op het dienen van God en Christus aankomt? Heeft Jezus niet gezegd dat de ’waarheid u zal vrijmaken’? (Joh. 8:32) Dienen wij derhalve niet te verwachten dat de dienst voor God en Christus de soort van vrijheid biedt die door elke rechtgeaarde persoon wordt begeerd? Beschouw het volgende eens:
EEN VERSCHIL IN MEESTERS
10. Wat voor soort van hemelse „meesters” hebben christenen?
10 Mensen hebben er een goede reden voor slaven van God en Christus te willen zijn. Zij zijn niet als de wrede meesters uit voorbijgegane eeuwen, die hun slaven wreed behandelden en exploiteerden en zich vrijwel niet om hun welzijn en geluk bekommerden. Wat Jehovah God en zijn Zoon voor de mensheid hebben gedaan, getuigt van hun intense bezorgdheid en grenzeloze liefde.
11, 12. In welke opzichten zijn wij God veel verplicht?
11 Jehovah God is Degene aan wie wij ons leven te danken hebben. ’Hij heeft alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen’ (Openb. 4:11). Hij had het doodsoordeel aan de ongehoorzame Adam en Eva kunnen voltrekken voordat zij ouders hadden kunnen worden. Niemand van ons zou dan zijn geboren. Door barmhartige consideratie jegens hun ongeboren nageslacht bewogen, stond Jehovah God het eerste mensenpaar echter toe in leven te blijven en zich voort te planten. Ondanks de ondankbare houding van de meesten van hun nakomelingen, heeft hij de mensheid zijn edelmoedige voorzieningen tot instandhouding van het leven niet onthouden (Matth. 5:45). Zelfs de „heidenen” konden het niet oneens zijn met de verklaring van de apostel Paulus dat God „goed [doet], door u regens vanuit de hemel en vruchtbare tijden te geven, door uw hart overvloedig met voedsel en vrolijkheid te vervullen”. — Hand. 14:17; Ps. 104:13-15, 24.
12 Gods uiting van liefde en onverdiende goedheid hield op dit punt echter niet op. Opdat zondige, onwaardige mensen het konden verkiezen in een goedgekeurde verhouding tot hem te komen en van slavernij aan zonde en de dood bevrijd te worden, ’spaarde’ God zijn meest geliefde Zoon er niet voor een schandelijke dood te ondergaan (Rom. 8:32). De hierdoor geboden gelegenheid om leven zonder dood te ontvangen, zal de meerderheid der mensheid ten deel vallen wanneer zij uit de doden worden opgewekt (Hand. 24:15). Sta hier eens bij stil: Jehovah heeft dit voor mensen gedaan die zijn autoriteit in hun leven niet eens erkenden. Het is zoals de apostel Paulus aan christenen te Rome schreef: „God beveelt zijn eigen liefde jegens ons hierin aan, dat Christus voor ons is gestorven terwijl wij nog zondaars waren.” — Rom. 5:8.
13. Waarom zijn wij Jezus Christus veel verplicht?
13 Dat de zondige mensheid met „kostbaar bloed” werd gekocht, was ook een in het oog springend bewijs van Jezus’ innige liefde (1 Petr. 1:19, 20). Het is zoals Jezus zelf zei: „Ik doe afstand van mijn ziel ten behoeve van de schapen. . . . Daarom heeft de Vader mij lief, omdat ik afstand doe van mijn ziel, opdat ik ze wederom moge ontvangen. Niemand heeft ze van mij afgenomen, maar ik doe er uit mijzelf afstand van” (Joh. 10:15-18). „Iemand kan geen grotere liefde hebben dan dat hij afstand doet van zijn ziel ten behoeve van zijn vrienden” (Joh. 15:13). Jezus deed in werkelijkheid meer dan dat. Hij stierf niet alleen voor zijn vrienden, maar voor de mensenwereld in het algemeen die zich in het geheel niet verantwoordelijk achtte tegenover zijn Vader (1 Joh. 2:2). Welnu, welk mens zou bereid geweest zijn dat voor mensen te doen die geen respect voor zijn vader hadden? Wij zijn Jezus Christus beslist dank verschuldigd dat hij ons ten koste van zijn leven gekocht heeft en ons daardoor in de gelegenheid gesteld heeft vrijheid van zonde en de dood te verwerven.
14. Hoe dienen wij op deze verplichting te reageren?
14 Wordt uw hart er door de grote liefde van God en Christus toe bewogen graag in hun dienst te staan? Voelt u zich als sommige mensen uit de oudheid die, hoewel hun vrijheid werd aangeboden, vrijwillig verkozen hun vriendelijke en edelmoedige Hebreeuwse meester als slaven te blijven dienen? (Ex. 21:2-6) Dat is de innige reactie van degenen die waardering hebben voor wat Jehovah God en Jezus Christus ten behoeve van hen hebben gedaan. Zoals Paulus schreef, worden wij door ’de liefde die de Christus heeft, gedrongen’ (2 Kor. 5:14). Merk op dat hij niet zei dat God of dat Christus mensen ertoe dringt getrouwe dienst voor hen te gaan verrichten. De dringende kracht is veeleer „de liefde die de Christus heeft”. En aangezien Jehovah God dezelfde liefde voor ons heeft als zijn Zoon, heeft Gods liefde een overeenkomstige dringende kracht.
15. Wat is de aard van de verhouding waarin een christen tot Jehovah en Jezus Christus staat?
15 De verhouding waarin u tot God en Christus kunt komen te staan, indien dit nog niet het geval is, is niet formeel of onpersoonlijk, maar hartelijk en intiem. Gedurende de laatste nacht die Jezus als mens met zijn discipelen doorbracht, gaf hij hun de hartelijke verzekering: „Ik noem u niet langer slaven, want een slaaf weet niet wat zijn meester doet. Maar ik heb u vrienden genoemd, want alle dingen die ik van mijn Vader heb gehoord, heb ik u bekendgemaakt” (Joh. 15:15). Jezus zei hiermee niet dat hun werkelijke positie niet langer die van slaven was, want zij hadden hun leven nog steeds aan God te danken en Christus zou kort daarna de „losprijs” voor hen betalen. Hij bedoelde dat hij hen niet als louter slaven behandelde, als personen die alleen maar toewijzingen en geen intieme inlichtingen ontvangen. Neen, zij zouden als „vrienden”, als ware, gerespecteerde vertrouwelingen, behandeld worden.
16. Waarom is dienst voor God en Christus geen last?
16 Wij zien dus dat slavernij aan God en Christus beslist niet drukkend is. Hun geboden zijn op liefde gebaseerd en hebben ten doel gehoorzame mensen tegen letsel te beschermen en hun blijvende geluk en welzijn te verzekeren (1 Joh. 5:3). Degenen die, gedreven door liefde, verkiezen zichzelf te verloochenen ten einde slaven van God en Christus te worden, staat geen onderdrukkend juk te wachten. „Komt allen tot mij”, zei Jezus Christus, „die zwoegt en zwaar beladen zijt, en ik zal u verkwikken. Neemt mijn juk op u en wordt mijn discipelen, want ik ben zachtaardig en ootmoedig van hart, en gij zult verkwikking vinden voor uw ziel. Want mijn juk is weldadig en mijn vracht is licht” (Matth. 11:28-30). Welke rechtvaardig gezinde man of vrouw zou, met zulke liefdevolle meesters, ooit een handelwijze van eigenzinnige onafhankelijkheid willen volgen?
WIENS WIL DOET EEN SLAAF IN DE EERSTE PLAATS?
17. Welke uitwerking dient de liefde van God en Christus te hebben op de wijze waarop wij ons leven leiden?
17 Indien de liefde van God en Christus u ertoe dringt hen te dienen, zal dit weerspiegeld worden in de wijze waarop u uw leven leidt. U zult niet voor uzelf leven. De apostel Paulus schreef dan ook: „[Christus] is voor allen gestorven, opdat zij die leven, niet langer voor zichzelf zouden leven, maar voor hem die voor hen gestorven is” (2 Kor. 5:15). Wat is hier eigenlijk bij betrokken?
18-20. (a) Indien iemand niet langer voor zichzelf leeft, wat komt dan op de eerste plaats, zoals door Jezus werd geïllustreerd? (b) Bedoelde Jezus dat wij nutteloos zijn?
18 Denk eens na over een letterlijke slaaf-meesterverhouding. Zou een getrouwe en betrouwbare slaaf het uitstellen zijn meester te dienen of zou hij een dergelijke dienst als van ondergeschikt belang beschouwen? Zou hij in de eerste plaats aandacht schenken aan zijn eigen comfort of persoonlijke belangen in het leven? Zeer beslist niet! Hoe staat het dan met slaven van God en Christus?
19 Een illustratie die door Jezus Christus werd gebruikt, geeft een krachtig antwoord op deze vraag. Hij ging uit van het feit dat de slaven die destijds in het veld werkten, in veel gevallen ook het avondmaal voor hun meester verzorgden. Dit werd als iets normaals beschouwd waarop de meester recht had. Jezus zei: „Zal hij [de meester] niet eerder tot hem [de slaaf] zeggen: ’Maak iets voor mij gereed zodat ik mijn avondmaal kan krijgen, en doe een schort voor en bedien mij totdat ik klaar ben met eten en drinken, en daarna kunt gij eten en drinken’? Hij zal de slaaf toch niet dankbaar zijn omdat hij de dingen heeft gedaan die hem waren opgedragen?” Vervolgens raadde Jezus zijn discipelen aan met betrekking tot de vervulling van hun toewijzingen te zeggen: „Wij zijn onnutte slaven. Wij hebben gedaan wat wij moesten doen.” — Luk. 17:7-10.
20 Jezus adviseerde christenen hier niet zich voortdurend naar beneden te halen en te kleineren en zichzelf als nutteloos te beschouwen. Neen, maar hij raadde hen aan duidelijk de verhouding in gedachten te houden waarin zij tot God en zijn Zoon staan. Aangezien zij christenen zijn, komen niet hun persoonlijke wil en comfort op de eerste plaats, want Christus is gestorven opdat zij „niet langer voor zichzelf zouden leven”.
21. Waarom is het soms erg moeilijk ’niet langer voor onszelf te leven’?
21 De dienst voor God en Christus is vanzelfsprekend niet altijd gemakkelijk, maar zulk een dienst vormt nooit de reden voor problemen. Deze is op zichzelf genomen een bron van vreugde en verkwikking. Mensen zonder geloof en goddeloze geestenkrachten zijn echter degenen die het christenen moeilijk maken (Ef. 6:11, 12; 2 Thess. 3:1-3). Dit hebben Jehovah’s christelijke getuigen in de hedendaagse tijd ervaren, vooral in landen onder dictatoriaal bestuur. Vaak zijn zij vervolgd omdat zij Jezus’ gebod om Gods Woord te prediken en te onderwijzen, gehoorzamen (Matth. 28:19, 20). Op andere tijden hebben zij vervolging te verduren gekregen omdat zij, wegens getrouwheid aan God, weigeren zich met de politieke en militaire aangelegenheden van de natiën in te laten (Joh. 6:15; 17:16). De ’weg van de minste weerstand’ zou zijn: toe te geven, een ’moreel goed leven’ te leiden en zich verder naar de eisen van de totalitaire regeringen te schikken. Deze christenen leven echter niet voor zichzelf. Zij zijn dienstknechten van God en Christus. Uit waardering voor de grenzeloze liefde die hun is betoond, zijn zij bereid lijden te ondergaan, ja, zelfs in getrouwe dienst te sterven.
22, 23. (a) Wat moesten jonge Getuigen in Tsjechoslowakije verduren? (b) Wat stelde hen in staat getrouw te blijven?
22 In het boek Even Under the Sky There Is Hell (1971, blz. 117) heeft een Tsjechoslowaakse verslaggever bijvoorbeeld beschreven welk een wrede behandeling Jehovah’s getuigen gedurende 1951 in een communistisch werkkamp ondergingen: „Ik zal altijd met bewondering en waardering aan de Jehovisten [Jehovah’s getuigen] denken, meest jonge jongens, die militaire dienst weigerden en ervoor werden veroordeeld. Zelfs hier behielden zij hun geloof . . . en zij weigerden in uraniummijnen te werken. De kampcommandanten gebruikten alles wat hun ter beschikking stond om hen ertoe te dwingen het werk te doen, maar alles wat zij probeerden faalde; de meesten van hen stierven liever dan werk te verrichten tot opbouw van de sovjetatoomdreiging. Het hoofd van het kamp Palacek liet hen dagen achtereen in het koude winterweer van [-] 30 °C voor het hoofdgebouw staan, terwijl hij water over hen heen goot totdat zij waren bevroren. Het was een verschrikkelijk gezicht dat me tot mijn dood zal achtervolgen.”
23 Wat stelde deze jonge mannen in staat hun getrouwheid te bewaren? Zij hadden er waardering voor dat zij met „kostbaar” bloed waren gekocht en wilden niet ontrouw blijken te zijn aan hun Eigenaars, Jehovah God en Jezus Christus. Zij hadden de vaste overtuiging dat, ook al werden zij door mensen gedood, God en Christus hen niet zouden vergeten en hen weer tot het leven zouden herstellen. Zij stelden geloof in de geïnspireerde verzekeringen: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten” (Hebr. 6:10). „Al wie tracht zijn ziel [leven] voor zich te behouden, zal ze verliezen, maar al wie ze verliest, zal ze in het leven behouden.” — Luk. 17:33.
24. In welke overeenkomstige situaties kunnen wij tonen dat wij niet ’voor onszelf leven’?
24 Misschien zult u persoonlijk nooit voor zo’n zware beproeving op uw getrouwheid aan God komen te staan, maar stelt u hem niettemin thans op de eerste plaats? Misschien zullen bij de beproeving op uw getrouwheid familieleden zijn betrokken — misschien beschimpen zij u wel en zeggen zij dat u ’uw religie te ernstig opvat’. Of misschien oefenen medescholieren of collega’s wel druk op u uit ten einde u ertoe te brengen uw christelijke beginselen op te geven. Wanneer u voor zulke moeilijkheden komt te staan, wat doet u dan of wat zult u dan doen? Voor de vervolging of druk bezwijken, zal het leven ogenschijnlijk misschien gemakkelijker of draaglijker maken, terwijl getrouwheid jegens God kan betekenen dat de beschimpingen een tijdlang zullen voortduren of zelfs nog erger worden. Als u in gedachten houdt wat u allemaal aan God en Christus verplicht bent, zult u de juiste beslissing nemen. U zult ermee doorgaan ’God te verheerlijken’. — 1 Kor. 6:20.
UW „VRIJE” TIJD GEBRUIKEN
25. Wat is er, behalve getrouwe volharding onder vervolging, nog meer bij betrokken ’niet langer voor onszelf te leven’?
25 Niet langer voor onszelf leven, omvat echter meer dan getrouwe volharding wanneer wij worden vervolgd. Christenen ontvangen de aansporing: „Wat gij ook doet, verricht uw werk met geheel uw ziel als voor Jehovah en niet voor mensen, want gij weet dat gij van Jehovah als rechtmatige beloning de erfenis zult ontvangen. Dient de Meester, Christus, als slaven” (Kol. 3:23, 24). Niet langer voor onszelf leven, omvat derhalve elk aspect van het leven — de moraal, hoe men denkt, handelt, spreekt en werkt, de onderworpenheid van de zijde van de gehuwde vrouw, de uitoefening van het gezag als hoofd door de gehuwde man en gehoorzaamheid aan ouders. — Kol. 3:5-22.
26. Hoe storen naamchristenen, in de wijze waarop zij zich gedragen, zich hier niet aan?
26 U zult misschien echter hebben opgemerkt dat veel belijdende christenen zich hier niet aan storen. Het is welbekend dat feesten die verband houden met kerkelijke hoogtijdagen zelfs onder naamchristenen die een zeker gevoel van fatsoen hebben vaak gekenmerkt worden door wilde teugelloosheid — dronkenschap, immoraliteit en verwoesting van eigendommen. Vakanties, avonden en weekends zijn ook tijden waarin steeds meer mensen zich vrij voelen te „leven” zoals zij willen.
27, 28. (a) Wat zullen ware christenen niet doen of denken, hoewel er een tijd voor ontspanning is? (b) Op welke voortreffelijke manieren gebruiken zij hun „vrije” tijd?
27 Ontspanning en genoegens zijn vanzelfsprekend nuttig om een evenwichtig leven te leiden en een evenwichtige persoonlijkheid te ontwikkelen. En een ware christen gebruikt terecht iets van zijn tijd voor bezigheden die ontspannend en aangenaam zijn. Hij leeft echter niet uitsluitend voor genoegens. Hij zondert niet een bepaald gedeelte van zijn leven als „mijn tijd” af, waarin hij kan vergeten dat hij God dient.
28 Dat dit zo is, blijkt uit de voortreffelijke manier waarop christelijke dienstknechten van Jehovah hun „vrije” tijd gebruiken. Hoog op de lijst van aangename bezigheden die zij verrichten, komen dingen voor die rechtstreeks verband houden met hun aanbidding. Zij scheppen er behagen in over hun Schepper te spreken en elke week vergaderingen bij te wonen. De gezonde omgang en het ontvangen onderricht maken deze vergaderingen bijzonder prettig voor hen. Zelfs wanneer gezinnen op reis zijn, nemen zij vaak enkele christelijke vergaderingen in hun plannen op. Aldus valt hun een extra genoegen ten deel — de gelegenheid om in een andere stad of een ander land nieuwe vrienden, geestelijke broeders en zusters, te ontmoeten. Wanneer zij zich op een flinke afstand van een Koninkrijkszaal bevinden en misschien in een bos kamperen, scheppen zij er vreugde in over hun Schepper te mediteren en als gezinsgroepen schriftuurlijke besprekingen te voeren. Bovendien houden vele getuigen van Jehovah er bij het uitkiezen van hun vakantieperiode rekening mee dat zij ten volle kunnen genieten van een van de grote christelijke congressen die elk jaar worden georganiseerd.
29. Wat zouden wij terecht kunnen beschouwen wanneer wij overwegen hoe wij onze „vrije” tijd zullen gebruiken?
29 Wanneer u dus persoonlijk overweegt hoe u avonden, weekends of vakanties zult doorbrengen, denk dan na over uw positie voor het aangezicht van God en Christus. Tracht datgene te doen wat u in fysiek, mentaal of geestelijk opzicht zal verkwikken. Stel u ten doel kracht te verwerven die u goed zult gebruiken wanneer u, nadat de „vrije” periode voorbij is, God blijft dienen. Ook al zegt de wereld misschien: ’Trek er eens een tijdje tussenuit en vergeet uw dagelijkse bezigheden’, dient u blijk te geven van uw waardering voor wat God en Christus voor u hebben gedaan. Vermijd dingen die uw geweten zouden kunnen verstoren en ertoe zouden kunnen leiden dat u met spijt terugkijkt naar wat anders een voldoening schenkende en verkwikkende tijd zou zijn geweest.
30. Welke vragen rijzen er met betrekking tot degenen die beweren in God te geloven maar die voor genoegens leven?
30 Een dienstknecht van God dient er werkelijk aan te denken alle dingen tot de heerlijkheid van zijn Schepper te doen (1 Kor. 10:31). Hoewel hij onvolmaakt is, dient hij ernaar te streven zondige neigingen in bedwang te houden en ’zich niet als een slaaf van de zonde aan te bieden’ (Rom. 6:16). U zult misschien echter hebben opgemerkt dat sommige mensen die zeggen dat zij in de Schepper en zijn Zoon geloven een dagelijks leven leiden dat geheel en al is opgebouwd rondom alle genoegens die zij op dit ogenblik kunnen verwerven. Wat ontbreekt er? Zou het kunnen zijn dat zij geen hoop met betrekking tot de toekomst hebben? Hoe wordt uw dagelijkse leven eigenlijk door uw zienswijze met betrekking tot de toekomst beïnvloed? Dit zal in het volgende artikel beschouwd worden.