Blijft bewijzen wat gij zijt door verantwoordelijkheid te aanvaarden
„Blijft elkaars lasten dragen en vervult aldus de wet van de Christus.” — Gal. 6:2, NW.
1, 2. (a) Hoe beziet deze wereld verantwoordelijkheid? (b) In welk opzicht hebben de leiders der christenheid hun verantwoordelijkheid van zich afgeschud? Geef hier bewijzen voor.
DAT deze wereld thans „kritieke tijden” kent „die moeilijk zijn door te komen”, is onder andere aan het feit te wijten dat ze zich voortdurend aan verantwoordelijkheid onttrekt. De neiging om verantwoordelijkheid op anderen af te schuiven in plaats dat men deze aanvaardt, komt zo algemeen in alle kringen voor dat er niemand is die het woord „afschuifsysteem” niet kent. In het gezin ontvluchten ouders de verantwoordelijkheid om hun kinderen op juiste wijze te onderwijzen en op te leiden. De meeste kinderen groeien daardoor voor galg en rad op. Als gevolg hiervan denken intelligente kinderen er niet aan om thuis en ten opzichte van anderen in het gezin en de gemeenschap verantwoordelijkheid te aanvaarden, zodat zij onverantwoordelijke en gewetenloze misdadigers worden. — 2 Tim. 3:1, NW.
2 De leiders der christenheid hebben hun verantwoordelijkheid om de bijbelse waarheid aan de meer dan achthonderd miljoen kerkgangers die hen ondersteunen en hun salaris betalen, te onderwijzen, eveneens van zich afgeschud, zodat de kerklidmaten geen geestelijke verantwoordelijkheid voelen om de God die zij beweren te aanbidden, te dienen. Volgens de New York Times van 19 juni, bladzijde 29, worden zij er zelfs voor gewaarschuwd niet eens te proberen het geloof dat zij belijden, te verdedigen. Als een verdere bevestiging hiervan geeft predikant R. McCracken toe dat de „baseball-liefhebber meer van baseball afweet dan kerklidmaten van het christendom”. Een andere geestelijke verklaarde over de lidmaten van zijn kerk dat „90 percent van hen religieuze analfabeten genoemd zouden kunnen worden”!
3. Hoe zijn Jehovah’s getuigen in de loop van hun bediening getuige geweest van dit ontvluchten van verantwoordelijkheid?
3 Jehovah’s getuigen zijn elke dag opnieuw getuige van dit ontvluchten van verantwoordelijkheid. Hoe vaak hebben zij geen personen ontmoet die verrukt zijn over de beloften van God en de waarheid van de aan hen gebrachte boodschap van Gods Woord inzien maar toch weigeren om thuis een bijbelstudie te hebben omdat zij verschrikkelijk tegen de mogelijke verantwoordelijkheid om een van Jehovah’s getuigen te worden, opzien. Weer anderen gelijken op de rotsachtige of met doornen begroeide grond waarover Jezus in zijn gelijkenis van de zaaier sprak, waar het zaad slechts een tijdlang gedijt maar daarna verwelkt of wordt verstikt. Wanneer dergelijke personen met verantwoordelijkheden worden geconfronteerd, slaan zij op de vlucht, waardoor zij het zaad der waarheid laten uitsterven. Zelfs onder opgedragen christenen komt het voor dat personen ervoor terugdeinzen om bij een persoon van goede wil een huisbijbelstudie te leiden of geen extra dienstvoorrechten wensen te aanvaarden, en dit enkel en alleen omdat het teveel verantwoordelijkheid voor hen betekent. — Matth. 13:1-23.
4, 5. (a) Waarom is het er thans niet de tijd voor om zich aan verantwoordelijkheid te onttrekken? (b) Welke verantwoordelijkheid rust er op opgedragen christenen?
4 Nu er sinds dat gekenmerkte jaar 1914 bijna achtenveertig jaren van de laatste dagen van deze wereld zijn voorbijgegaan, is het er niet de tijd voor om aan de geest van de wereld toe te geven en zich aan zijn verantwoordelijkheid te onttrekken; wij leven thans juist in een tijd waarin wij de geest van deze wereld moeten weerstaan. Een opgedragen christen te worden, brengt verantwoordelijkheid met zich mee, want zo iemand bezit kennis — kennis die voor de redding van anderen van levensbelang is. De discipel Jakobus zegt: „Als iemand . . . weet goed te doen en het niet doet, is het hem tot zonde” (Jak. 4:17). Iemand die zich aan God opdraagt, moet die opdracht derhalve ten uitvoer brengen. Er is een lading verantwoordelijkheid op hem komen te rusten. „Als gij God een gelofte gedaan hebt, talm er dan niet mee die in te lossen, want Hij heeft geen welgevallen aan de dwazen; wat gij beloofd hebt, moet gij inlossen.” — Pred. 5:3 4.
5 Wanneer u zich als christen hebt opgedragen om Jehovah te dienen, heeft u dit uit liefde voor God gedaan. Evenals de profeet Jesaja hebt u gezegd: „Hier ben ik, zend mij” (Jes. 6:8). Dan hebt u geleerd dat iemand niet jarenlang met Jehovah’s organisatie verbonden is zonder progressieve stappen te doen om tot geestelijke rijpheid te groeien. De apostel Paulus zei hierover: „Ieder zal zijn eigen last dragen” (Gal. 6:5). Wij hebben derhalve de verplichting om tot rijpheid voort te gaan, in geestelijk opzicht te groeien, ons op een grotere dienst voor te bereiden, betere onderwijzers te worden en in Jehovah’s organisatie te dienen waar wij het beste gebruikt kunnen worden.
WAAR DE GROTE VRAAG NAAR IS
6, 7. (a) Op grond van welke behoefte dienen allen ertoe te worden bewogen verantwoordelijkheid te accepteren? (b) Hoe komt het dat de vraag naar deze personen door de groei in gemeenten toeneemt?
6 Thans wordt een grote schare van de „kostbaarheden van alle volken” — mensen van goede wil — in Jehovah’s Nieuwe-Wereldmaatschappij bijeengebracht (Hag. 2:8 7). Evenals in Jezus’ dagen zijn er thans slechts weinig bekwame bedienaren van het evangelie om deze zoekers van het leven te onderwijzen en te helpen. Voor alle personen in Gods organisatie, of zij de waarheid nu kort of lang kennen, staan vele gelegenheden open om grotere verantwoordelijkheden te aanvaarden. Er bestaat bijvoorbeeld een grote behoefte aan meer pionierbedienaren van het evangelie. Ook bestaat er behoefte aan bedienaren van het evangelie die hun activiteit uitbreiden door te dienen waar de behoefte om Gods waarheid te horen groter is dan in sommige gebieden waar zij zich thans bevinden. In vele delen van de wereld wordt het goede nieuws nog niet georganiseerd gepredikt. Er zijn werkers nodig. Zult u de verantwoordelijkheid aanvaarden om in deze gebieden te prediken? — Matth. 9:36-38.
7 Schenk ook aandacht aan de toenemende behoefte aan steeds meer rijpe bedienaren van het evangelie die over het bedieningswerk, dat met grote sprongen vooruitgaat, een positie van toezicht kunnen bekleden. Het afgelopen jaar waren er 21.557 gemeenten van Jehovah’s getuigen in de gehele wereld, 549 meer dan het jaar daarvoor. Inderdaad wonderbaarlijk! Beschouw de dienstvoorrechten eens die voor duizenden bekwame bedienaren van het evangelie die over de noodzakelijke schriftuurlijke hoedanigheden beschikten, kwamen open te staan. Er waren voor deze nieuwe gemeenten 549 gemeentedienaren nodig, 549 assistent-gemeentedienaren, 549 bijbelstudiedienaren, enzovoorts in neergaande lijn. Alles bij elkaar waren er meer dan vierduizend dienaren nodig. Voeg hier nog ongeveer dertig nieuwe kringdienaren en verscheidene districtsdienaren aan toe en u zult inzien welk een grote vraag er in deze tijd is naar bekwame hulp. Welke opgedragen, rijpe predikers zullen in 1962, 1963 en de daaropvolgende jaren de verantwoordelijkheden aanvaarden? Zult u hiertoe behoren? Komt u de belofte na die u bij uw opdracht deed, toen u zei: „Hier ben ik, zend mij”?
ZICH OP VERANTWOORDELIJKHEID VOORBEREIDEN EN DEZE AANVAARDEN
8, 9. (a) Welke hoedanigheid zal ons helpen verantwoordelijkheid op ons te nemen? (b) Waarom is het juist om grotere verantwoordelijkheden te willen aanvaarden? (c) Welke beweegreden dienen wij hierbij te hebben?
8 Naarmate wij in liefde voor Jehovah groeien, zullen wij er niet voor terugdeinzen om verantwoordelijkheid te aanvaarden. Wij zullen een vooruitstrevend standpunt innemen en er niet tevreden mee zijn stil te staan. Overal om ons heen in Jehovah’s zichtbare organisatie zien wij dat er ontzettend veel werk te doen is. Zullen wij hier onze medewerking aan verlenen? Vele opgedragen predikers hebben verantwoordelijkheden aanvaard door op de Bethelhuizen en drukkerijen van het Wachttorengenootschap dienst te gaan verrichten. Misschien kunt u dit ook doen.
9 Uw liefde voor God en zijn organisatie zal bij u het verlangen doen ontstaan om grotere verantwoordelijkheden te aanvaarden. Dit is niet alleen juist, maar wij worden er door de Schrift zelfs toe aangemoedigd om dit te doen. De apostel Paulus verklaarde: „Indien iemand een opzieners-ambt begeert, die begeert een kostelijk werk” (1 Tim. 3:1, Lu). Aangezien het juist is het verlangen te koesteren dit werk te doen, dient u hiertoe ook de wens te bezitten, hoewel u zich hierbij door een juiste beweegreden dient te laten leiden. U zult dit dan ook niet laten blijken door u ambitieus in de organisatie op de voorgrond te dringen en met geweld te trachten een positie te veroveren, maar door uw bekwaamheden nederig en verheugd aan te bieden om daarmee de belangen van de Nieuwe Wereld te bevorderen.
10. Wat dienen wij ons, met het oog op de grote behoefte aan bekwame hulp, ten doel te stellen?
10 Wanneer u in de Nieuwe-Wereldmaatschappij vooruitgang tracht te maken, geeft u hierdoor blijk van uw liefde voor Jehovah. Het is ook een teken van rijpheid. Er wordt door aangetoond dat u de voor u liggende voorrechten waardeert. Aangezien niemand een opziener kan worden die niet aan de in de bijbel uiteengezette vereisten voor opzieners voldoet, zult u zich er voortdurend op willen toeleggen om aan deze hoge maatstaven te gaan voldoen. Wanneer zich dan de noodzaak voordoet dat er een opziener aangesteld moet worden, zult u ervoor in aanmerking komen om hiervoor gebruikt te worden. In bijna elke gemeente bevinden zich opgedragen bedienaren die voor grotere dienstvoorrechten in aanmerking zouden kunnen komen wanneer zij zich hier slechts op zouden toeleggen. Zij dienen er in alle oprechtheid voor te willen zorgen dat Jehovah’s werk tot zijn eer wordt verricht.
DE VEREISTE HOEDANIGHEDEN
11. Aan welke vereisten dienen opzieners te voldoen?
11 Zoals wij hebben gezien, bestaat er in de Nieuwe-Wereldmaatschappij een grote behoefte aan opgedragen bedienaren van het evangelie, predikers die een gezond oordeel, grondige kennis en liefde bezitten, mannen die de hoedanigheden bezitten welke de Schrift in 1 Timótheüs 3:1-7 (NW) als vereisten voor opzieners noemt: „De opziener dient daarom onberispelijk te zijn, een echtgenoot van één vrouw, iemand met matige gewoonten en een gezond verstand, ordelijk, gastvrij, bekwaam om te onderwijzen, geen dronken ruziemaker, niet iemand die slaat, maar hij moet redelijk zijn, niet strijdlustig, niet iemand die geld liefheeft, iemand die zijn gezin op een goede wijze leidt, die kinderen met alle ernst in onderworpenheid heeft; . . . geen pas bekeerde, opdat hij niet opgeblazen worde van trots en in het oordeel valle dat over de Duivel werd geveld. Bovendien dient hij ook een goed getuigenis te hebben van de mensen buiten.”
12. Hoe geeft men er blijk van dat men grotere verantwoordelijkheden wenst te aanvaarden?
12 U op theocratische verantwoordelijkheden voorbereiden, betekent derhalve dat u in de eerste plaats geestelijk gezind moet worden en geestelijke waarden boven stoffelijke waarden moet stellen. Door geregeld persoonlijk te studeren en alle gemeentevergaderingen te bezoeken, moet u uw geest met opbouwende dingen voeden. U moet leren om nauw met de organisatie samen te werken, terwijl u tevens de waarde van eenheid moet leren. Ook is het belangrijk dat u waardevolle ervaring opdoet door met rijpe predikers in de velddienst te werken. U zult bij uw verrichtingen een persoonlijk doel voor ogen houden, zodat u voortdurend vorderingen zult maken. Koester het verlangen om betere toespraakjes te houden, werk aan de kunst van het onderwijzen, leer schriftuurlijke argumenten, zodat u tegenwerpingen kunt overwinnen en leer hoe u de diepe dingen aangaande God kunt verklaren. Wanneer u het ene doel hebt bereikt, stel u dan weer een nieuw doel voor ogen. Door zo te handelen, zult u vorderingen maken en niet stilstaan. — 1 Tim. 4:15, 16.
13. Welke eigenschap is uiterst belangrijk, en waarom?
13 Zie nooit een eigenschap als betrouwbaarheid over het hoofd. Zorg ervoor dat u deze hoedanigheid bij uzelf ontwikkelt. Maakt u afspraken waar u zich niet aan houdt? Slaat u toewijzingen voor het dienstvergaderingsprogramma of de Theocratische Bedieningsschool zonder gegronde redenen af? Bent u zich er van bewust dat het noodzakelijk is om betrouwbaar te zijn? Doe alles waarvoor u een toewijzing hebt ontvangen. Indien u er van ganser harte aan werkt als iets wat u voor Jehovah doet, zal hij u zegenen (Kol. 3:23). Denk niet dat u er klaar voor bent om vorderingen te maken wanneer u deze uiterst belangrijke eigenschap niet bij uzelf hebt ontwikkeld.
OOK JONGEREN DIENEN VERANTWOORDELIJKHEID TE AANVAARDEN
14. Welke carrière hebben vele jonge mensen gekozen, en waarom is deze de hoogste carrière?
14 Jeugdige dienaren van Jehovah dienen niet achterwege te blijven om grotere verantwoordelijkheden te aanvaarden. Vele jonge mensen kiezen thans een carrière waarvoor zij zijn opgeleid. Anderen schijnen de school te doorlopen zonder een speciale carrière of een bepaald doel in gedachten te hebben. Met jonge mensen die hun leven hebben opgedragen om Jehovah God te dienen, dient dit echter niet het geval te zijn. Door zich op te dragen, hebben zij hun carrière reeds gekozen — de carrière van de bediening. Dit is de hoogste carrière die mogelijk is, aangezien het de enige loopbaan is die de belofte van eeuwig leven waarborgt! — Joh. 5:24.
15, 16. (a) Waartegen dienen schoolkinderen op hun hoede te zijn, en waarom? (b) In welk opzicht kunnen ouders een aanmoediging voor hun kinderen vormen?
15 Indien jonge mensen de bediening als hun carrière hebben gekozen en het tot hun doel hebben gemaakt om in de Nieuwe-Wereldmaatschappij verantwoordelijkheid te aanvaarden, zullen zij ervoor op hun hoede moeten zijn om niet teveel in niet bij het leerplan behorende activiteiten betrokken te geraken, zoals sport en andere activiteiten, waardoor slechte omgang onvermijdelijk is en zij in hun christelijke groei worden belemmerd. Deze activiteiten kunnen hen van studiën, vergaderingen en predikingsdienst afhouden.
16 Ouders die hun kinderen liefhebben en graag zien dat zij in Gods nieuwe wereld zullen leven, zullen hen aanmoedigen en helpen naar meer dienst en verantwoordelijkheid te streven. Aan de jongeman Timótheüs gaf Paulus de volgende raad: „Oefen u . . . met godvruchtige toewijding als uw doel. Want lichamelijke oefening is heilzaam voor weinig, maar godvruchtige toewijding is heilzaam voor alles, daar ze de belofte heeft van het tegenwoordige en het toekomstige leven.” Hij voegt er vervolgens aan toe: „Die verklaring is betrouwbaar en volledige aanneming waardig.” — 1 Tim. 4:7-9, NW.
17. Waarom is de bediening een lonende carrière?
17 Door de verantwoordelijke loopbaan van godvruchtige toewijding na te jagen, doet men beslist een verstandige keuze. Er bestaat geen mooiere en lonender carrière. Het is de loopbaan die u in staat zal stellen de voor christelijke rijpheid zo belangrijke vruchten van de heilige geest voort te brengen. Dat deze loopbaan niet vergeefs is, blijkt uit Paulus’ woorden dat „uw arbeid niet vergeefs is in den Here”. — 1 Kor. 15:58; Gal. 5:22, 23.
OPZIENERS STREVEN NAAR GROTERE VERANTWOORDELIJKHEID
18. Waarom moet de waardering van opzieners voor hun verantwoordelijkheid blijven groeien?
18 Wanneer iemand op grond van zijn geestelijke hoedanigheden in de christelijke gemeente tot opziener of assistent-dienaar is aangesteld, dient zijn groei niet op dit punt op te houden, maar moet deze zich blijven manifesteren. Paulus geeft opzieners de raad: „Ziet . . . toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden” (Hand. 20:28). Opzieners moeten de kostbare verantwoordelijkheid die zij dragen, nimmer uit het oog verliezen. In hun positie van verantwoordelijkheid moeten zij derhalve de leiding nemen in christelijk gedrag en onderwijs en in christelijke dienst en liefde.
19, 20. (a) Hoe dienen opzieners zich volgens Petrus van hun verantwoordelijkheid te kwijten? (b) Welke raad wordt er gegeven met betrekking tot hooghartigheid en hoe men ervoor kan zorgen dat er in de gemeente een hartelijke sfeer heerst en ze in liefde verenigd is?
19 Over de manier waarop zij zich van een dergelijke verantwoordelijkheid moeten kwijten, schrijft de apostel Petrus: „De oudsten onder u vermaan ik dan als medeoudste en getuige van het lijden van Christus, die ook een deelgenoot ben van de heerlijkheid, welke zal geopenbaard worden: hoedt de kudde Gods, die bij u is, niet gedwongen, maar uit vrije beweging, naar den wil van God, niet uit schandelijke winzucht, maar uit bereidwilligheid, niet als heerschappij voerend over hetgeen u ten deel gevallen is [hen die Gods erfdeel zijn, NW], maar als voorbeelden der kudde” (1 Petr. 5:1-3). Hoed de kudde Gods, zegt de apostel, maar niet gedwongen of met tegenzin, alsof u het móet en alsof u een te zware last hebt te dragen en u zich door teveel verantwoordelijkheid aan handen en voeten gebonden voelt. Hoed de kudde liefdevol, uit vrije beweging, bereidwillig en vreugdevol.
20 Bedenk dat de schapen God toebehoren. Er bestaat voor opzieners dan ook in het geheel geen reden voor om ’heerschappij te voeren over hen die Gods erfdeel zijn’, nietwaar? Ook dient geen enkele opziener zich te superieur te voelen om aangesproken te worden, waardoor hij zich ongenaakbaar maakt. Hij moet voor Gods schapen zorgen. Hoe zou hij dit kunnen als hij hooghartig is of het te druk heeft om zich met hun problemen in te laten of zo geheel en al opgaat in het leiden van een superdoeltreffende organisatie dat hij de schapen helemaal vergeet? Indien hij graag heeft dat er in zijn gemeente een hartelijke sfeer heerst en dat ze verenigd, gelukkig en vruchtbaar is, dient hij op Petrus’ raad acht te slaan: ’Wordt een voorbeeld van de kudde’ in geloof, deugd, kennis, zelfbeheersing, volharding, godvruchtige toewijding, broederlijke genegenheid en liefde. — 1 Petr. 5:3; 2 Petr. 1:5-8, NW.
KWIJT U OP DOELTREFFENDE WIJZE VAN UW VERANTWOORDELIJKHEID
21, 22. (a) Waarom is de taak van een opziener niet gemakkelijk? (b) Ten aanzien van welke gevaren en verantwoordelijkheden zal een opziener waakzaam zijn?
21 Het is geen eenvoudige taak om de verantwoordelijkheid van een herder van Gods kudde te dragen. Er is veel geduld, kracht en vaardigheid voor nodig. Zo wordt er van een herder een ijverige studie, inzicht in rechtvaardige beginselen en ervaring geëist. De herder moet waakzaam zijn en bezorgd op het welzijn van de schapen toezien. Hij moet op zijn hoede zijn voor vijanden, zowel die welke zich buiten de kudde bevinden — zoals valse leerstellingen en materialisme — als die welke zouden kunnen proberen om de kudde binnen te sluipen om deze van binnenuit aan te vallen.
22 Een opziener die waakzaam is ten aanzien van zijn verantwoordelijkheid, zal naar schapen uitzien die wellicht geestelijk ziek zijn en hun tedere zorg geven voordat hun toestand te ernstig wordt. Hij zal ook behulpzaam zijn voor degenen die met ernstige problemen rondlopen of moeilijke beslissingen moeten nemen. Er zijn kinderen die wellicht wel de juiste te volgen handelwijze weten, maar in hun onrijpheid door wereldse bezigheden of medeleerlingen worden afgetrokken. Opzieners, stelt u open voor hun problemen. Geeft hun raad voordat zij een verkeerde stap doen. Moedigt hen voortdurend aan om ’het woord des levens stevig vast te houden’. Zij zullen u er eeuwig dankbaar voor zijn. — Fil. 2:16, NW.
23. (a) Welke morele verantwoordelijkheid draagt hij ten opzichte van de gemeente? (b) Op welke wijze en in welke geest zal hij zijn beslissingen nemen?
23 Opzieners dragen ook de verantwoordelijkheid erop toe te zien dat de gemeente rein blijft. Wanneer beginselloze mensen de gemeente binnenkomen en een van Jehovah’s schapen trachten weg te rukken, of wanneer iemand zich openlijk aan immorele daden schuldig heeft gemaakt, moet de opziener te zamen met de andere dienaren van het gemeentecomité stappen ondernemen om de gemeente van hun schadelijke invloed te bevrijden en haar rein te houden door de schuldige overtreders uit de gemeenschap te sluiten. Opzieners dienen echter niet haastig te werk te gaan en in hun woede of irritatie over een voorval overijld beslissingen te nemen. Zij moeten er zeker van zijn dat zij over alle feiten beschikken, zodat zij zich hierdoor kunnen laten leiden om een rechtvaardige, schriftuurlijke beslissing te nemen. Zij moeten eerlijk en onbevooroordeeld zijn en erop toezien dat zij zich bij het doen van een rechtvaardige uitspraak in belangrijke mate door barmhartigheid, begrip en liefde laten leiden. — Gal. 6:1.
24. Welke raad heeft Paulus opzieners in Romeinen 15:1-3 gegeven?
24 Deze paar voorbeelden tonen duidelijk aan dat men, om de schapen op bekwame wijze te kunnen weiden, rijpheid dient te bezitten. Om opzieners te helpen zich van deze uiterst belangrijke verantwoordelijkheid te kwijten, zijn er de opgetekende voorbeelden van Jezus en zijn apostelen en ook die van andere getrouwe mensen. Opzieners moeten evenals Jezus liefde bezitten. Zij moeten bereidwillig zijn om de geestelijk zieken te helpen, de krachtelozen te versterken en de zwakken aan te moedigen. Paulus zegt: „Wij die sterk zijn, moeten de gevoeligheden der zwakken verdragen en niet onszelf behagen. Ieder onzer trachte zijn naaste te behagen, ten goede, tot opbouwing, want ook Christus heeft Zichzelf niet behaagd.” Dit werd gedaan opdat de gemeente in de weg van de liefde en het leven zou groeien en opdat Jehovah verheerlijkt zou worden. In deze tijd dienen opzieners het verlangen te koesteren deze goede voorbeelden na te volgen. — Rom. 15:1-3.
ALLEN MOETEN VERANTWOORDELIJKHEID DRAGEN
25. Waarom zijn opzieners niet de enigen die in de christelijke gemeente met verantwoordelijkheid zijn belast?
25 In Gods organisatie moeten allen verantwoordelijkheid dragen. Op u rust de verantwoordelijkheid om de wonderbaarlijke raad van God te leren kennen en deze toe te passen. Of u nu het voorrecht hebt om dienst te verrichten op een Bethelhuis of als zendeling of pionier, of u nu een gemeente-opziener, een assistent-dienaar of een boekstudieleider op een dienstcentrum bent, u moet uw verantwoordelijkheid accepteren en u ervan kwijten. De raad van God is echter niet alleen tot opzieners en degenen die een speciale toewijzing hebben ontvangen, beperkt; hij is in gelijke mate op elk lid van Gods volk van toepassing. De vereisten voor het leven zijn voor allen gelijk. Degenen die u dienen, nemen niet aan een andere wedloop voor het leven deel; zij lopen dezelfde wedloop. De verantwoordelijkheid om Gods schapen te zoeken, hen te voeden en in liefde voor hen te zorgen, is derhalve voor allen gelijk. — Joh. 21:15-17.
26. Welke aansporing wordt aan alle opgedragen predikers gegeven?
26 Bent u een opgedragen dienstknecht van God? Zie er dan op toe dat u uw toewijzing goed behartigt! Draag uw verantwoordelijkheid! Doe uw werk van harte. „Verricht uw werk van harte, als voor den Here en niet voor mensen” (Kol. 3:23). Verheug u erin de zuivere aanbidding te bevorderen. Houd vast aan Gods Woord en aan zijn organisatie. Laat uw loopbaan overeenkomen met die van de apostel Paulus, die tot zijn broeders en zusters zei: „Wordt mijn navolgers, gelijk ook ik Christus navolg.” — 1 Kor. 11:1.
27. Welke beloningen brengt het aanvaarden en dragen van verantwoordelijkheid met zich mee?
27 Wanneer iedereen zijn verantwoordelijkheid accepteert, zal dit een krachtige, doeltreffende organisatie van verenigde aanbidders, die mensen van goede wil op doeltreffende wijze op de weg ten leven kan leiden, tot gevolg hebben. Degene die zijn verantwoordelijkheid accepteert en draagt, put speciale vreugde uit de kennis dat hij Gods wil doet, dat hij ’Gods medearbeider’ is. Verder schenkt het ook voldoening en vreugde, vertrouwen en geloof, wanneer men zijn hoop gevestigd houdt op een blijvende beloning voor een goed verricht werk, zoals duidelijk blijkt uit de woorden van Paulus: „Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb mijn loop ten einde gebracht, ik heb het geloof behouden; voorts ligt voor mij gereed de krans der rechtvaardigheid, welken te dien dage de Here, de rechtvaardige rechter, mij zal geven, doch niet alleen mij, maar ook allen, die zijn verschijning hebben liefgehad.” — 1 Kor. 3:6-9; 2 Tim. 4:7, 8.
28. Welke vragen dienen na deze bespreking door allen beantwoord te worden, en met welk gelukkige resultaat als gevolg van het aanvaarden van verantwoordelijkheid?
28 Zult u zich bereid tonen om meer dienst te verrichten? Zult u uw verantwoordelijkheid aanvaarden? Zult u uw leven zodanig inrichten dat de bediening welke God aan uw zorg heeft toevertrouwd, er het middelpunt van vormt? Alleen u kunt deze vragen beantwoorden. Er moet veel werk worden verricht en er zijn slechts weinig werkers. Onttrek u niet aan de gelegenheden die voor u openstaan, aan uw verantwoordelijkheden, door te zeggen: „Laat iemand anders het maar doen.” Wanneer u de bekwaamheden bezit om verantwoordelijkheid te accepteren, dient u zich er van ganser harte voor open te stellen. Voelt u zich er niet geschikt voor, bouw uzelf dan met behulp van Gods Woord, zijn geest en zijn organisatie op. Bewijs wat u voor iemand bent door tot Jehovah’s eer en tot uw eigen eeuwige welzijn verantwoordelijkheid te aanvaarden, waardoor u de beloning zult ontvangen om in zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid te mogen leven.