„Het huwelijk zij eerbaar onder allen”
1. Waarom was het passend dat Hebreeën 13:4 tegen het einde van Paulus’ brief werd geschreven?
DE GEHELE geest van de brief van de apostel Paulus aan de Hebreeën is, Gods volk te versterken tegen terugvallen in de zondige wegen der wereld die wij hebben verlaten. Met goede reden brengt hij derhalve tegen het einde van zijn brief deze vermaning in het midden: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen, en het huwelijksbed zonder verontreiniging, want God zal hoereerders en overspelers oordelen” (Hebr. 13:4, NW). Deze brief werd rechtstreeks aan Hebreeuwse Christenen geschreven. Zij waren begunstigd geweest doordat zij het voordeel hadden de Mozaïsche wet te bezitten met haar geboden tegen onzedelijkheid, zoals „Gij zult geen overspel doen” „Gij zult niet begeren uws naasten vrouw.” Doch gedurende de eeuwen van het Christelijke tijdperk is het goede nieuws aan alle natiën en volkeren gepredikt, met inbegrip van die natiën en volkeren welke niet onder de Mozaïsche wet en haar zedenwetboek staan. Het doel er van is, zondaren te redden, met inbegrip van hoereerders en overspelers. Hoereerders zijn ongetrouwde personen die onzedelijkheid bedrijven. Overspelers zijn getrouwde personen die gewillig sexuele betrekkingen hebben met iemand van het andere geslacht die niet hun wettelijke huwelijkspartner is.
2. Wanneer personen die vroeger onzedelijkheid hebben bedreven, in de waarheid komen, wat moeten zij dan van hun zijde doen?
2 Zelfs in zijn tijd had Paulus, zoals hij zeide, tot hoereerders, afgodendienaars, overspelers, sodomieten of mannen die er voor onnatuurlijke doeleinden op na worden gehouden en mannen die bij mannen liggen, enz., gepredikt en hen in de waarheid gebracht. Allen waren schandelijke overtreders van de zedenwet. Jezus zelf vertelde de uiterlijk zedelijke priesters en religieuze ouderlingen dat de belastinggaarders en hoeren vóór hen Gods koninkrijk zouden ingaan (1 Kor. 6:9-11, NW; Matth. 21:31, 32). Maar nu waren zij door de waarheid gereinigd. Zij moesten zich dus niet langer naar de gebruiken en maatstaven dezer wereld vormen, maar moesten hun gedachten, datgene waarnaar hun genegenheid uitging en hun gedrag met Gods waarheid en geboden in overeenstemming brengen. Wanneer zij dus in de waarheid komen en God hen in zijn theocratische organisatie opneemt, moeten zij radicale veranderingen aanbrengen in hun leven, ook in hun huiselijke regelingen. Dit gold negentien eeuwen geleden, in de dagen der apostelen. Het geldt evenzeer in deze tijd.
3. Wanneer een polygamist een Christen wordt, mag hij dan een polygamist blijven op grond van Caesars wetten? Waarom, of waarom niet?
3 In de dagen der apostelen was polygamie, het huwelijk van een man met verscheidene levende vrouwen, in vele landen wettig. Hetzelfde is tegenwoordig het geval. Stel eens dat een polygamist een Christen wordt. Kan hij, enkel op grond van het feit dat polygamie in overeenstemming met de plaatselijke wet en het plaatselijke gebruik is, blijven voortleven met verscheidene vrouwen en toch door bemiddeling van Christus Gods goedkeuring hebben? Neen, in dit geval moet hij niet leven overeenkomstig hetgeen „Caesar” in deze wereld toestaat. Hij moet God geven wat hij nu aan God is verschuldigd, namelijk, reine aanbidding. Hij mag ter bevrediging van zijn zelfzuchtige hartstocht geen voordeel trekken van Caesars wet. Dit doen, betekent de wet van God ontwijken, welke wet hoger en geheel en al rechtvaardig is. „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen.” — Hand. 5:29, NW.
4. Hoe toonde Jezus aan wat de Christelijke standaard voor het huwelijk is?
4 Jezus liet zich volkomen duidelijk uit over hetgeen Gods wet betreffende het Christelijke huwelijk inhoudt, namelijk, dat de Christelijke standaard voor het huwelijk de standaard is die door God in het begin werd vastgesteld in Eden, waar hij de volmaakte man slechts één levende vrouw gaf. Jezus’ vijanden trachtten hem destijds een compromis te laten sluiten met betrekking tot het standpunt ten aanzien van het huwelijk, evenals sommigen in deze tijd trachten Gods organisatie een compromis te laten sluiten met betrekking tot dit zelfde standpunt. Hierover lezen wij: „En Farizeeën gingen naar hem toe, er op belust zijnde hem te verzoeken en zeggende: ’Is het wettig wanneer een man zich op allerlei gronden van zijn vrouw laat scheiden?’ Als antwoord zeide hij: ’Hebt gij niet gelezen dat hij die hen in het begin heeft geschapen, hen man en vrouw maakte en zeide: „Om deze reden zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en de twee zullen één vlees zijn”? Zodat zij niet meer twee, maar één vlees zijn. Wat God daarom onder één juk heeft samengevoegd, brenge geen enkel mens vaneen.’ Zij zeiden tot hem: ’Waarom heeft Mozes dan voorgeschreven, een certificaat van wegzending te geven en zich van haar te laten scheiden?’ Hij zeide tot hen: ’Mozes heeft u, uit aanmerking van uw hardvochtigheid, de concessie gedaan u van uw vrouwen te laten scheiden, maar dit is sedert het begin niet zo geweest. Ik zeg u, dat al wie zich van zijn vrouw laat scheiden behalve op gronden van hoererij, en een ander trouwt, overspel bedrijft.’” — Matth. 19:3-9, NW.
5. Wat moet een polygamist dus onder de verschillende omstandigheden doen?
5 God heeft dus slechts twee „één vlees” gemaakt, de man en zijn ene vrouw, en hij heeft niet drie of vier of meer één vlees gemaakt. Wanneer daarom een polygamist, die volgens de gebruiken en wetten van zijn land een volmaakt goede reputatie in zijn gemeenschap geniet, een werkelijke Christen wil worden, moet hij zich van zijn overtollige vrouwen ontdoen. Het kan zijn dat hij kinderen bij hen heeft, in welk geval hij volgens de plaatselijke wetten en volgens hetgeen ter plaatse passend wordt geacht, genoodzaakt kan zijn een juiste voorziening voor zulke weggestuurde vrouwen en hun kinderen te treffen, totdat deze vrouwen misschien met een andere man trouwen. Indien hij zich volgens de wetten niet van deze overtollige vrouwen kan laten scheiden, wat dan? Hij laat hen dan niet meer in een huwelijksverhouding met hem leven, en houdt slechts een van de vrouwen aan en kent haar alleen datgene toe waarop zij volgens het huwelijk recht heeft. Hij staat geen van de andere vrouwen toe zulke door het huwelijk verschafte rechten met hem uit te wisselen, hoewel hij in bepaalde gevallen genoodzaakt kan zijn hen en hun kinderen toch nog in zijn huishouding te houden. Zij werken slechts als bedienden of gehuurde hulp ten einde in hun levensonderhoud te voorzien, maar slechts die ene vrouw erkent hij volgens Christelijke standaarden openlijk als zijn echtgenote.
6. Waarom kan polygamie nergens onder Christenen worden toegestaan? Hebben zij deze situatie kunnen herstellen?
6 Polygamie schept ongetwijfeld een moeilijke situatie die niet gemakkelijk is te herstellen en in orde te brengen. Doch enkel om deze reden kan Gods organisatie geen compromis sluiten en bijvoorbeeld niet in Afrika wegens de wetten van het land de ene standaard voor het huwelijk toelaten, en deze standaard elders verbieden en daar op een andere standaard aandringen omdat de wetten van de Christenheid het gemakkelijk maken. Er is slechts één Christelijke standaard, de standaard waarop Jezus aandrong. Zelfs in landen waar polygamie wordt gepleegd, is het met Gods hulp en door zijn geest mogelijk geweest overeenkomstig deze standaard te werk te gaan. Een van de moeilijkheden bijvoorbeeld die ons werk in Tanganjika, Oost-Afrika, hinderen, is nog steeds polygamie. Daar kent het volk hetzelfde gebruik als elders op dat continent. Met het huwelijk wordt het niet zo nauw genomen en mannen zoals opperhoofden hebben 25 of meer vrouwen, terwijl de gewone mensen er drie of vier hebben. Als ware Christenen kunnen Jehova’s getuigen niet oogluikend toelaten dat mensen die het Christendom gaan belijden, worden gedoopt en als getuigen van de Allerhoogste God optreden, dergelijke praktijken beoefenen. De wereldse praktijk van polygamie is dus uit hun midden verwijderd. — Zie het Jaarboek van Jehova’s getuigen van 1951 [Engels], bladzijde 226, ook De Wachttoren van 15 augustus 1949, bladzijde 251, „Over polygamie.”
VOORBEELDEN VAN ZEDELIJKHEID
7. Waarom mogen polygamisten niet in verantwoordelijke dienstposities worden aangesteld?
7 Indien een polygamist een polygamist blijft, verloochent hij zijn Eigenaar, die hem heeft gekocht, want zijn Eigenaar, Jezus Christus, heeft voor zijn volgelingen de standaard vastgesteld, één levende vrouw te hebben. Een polygamist kan door het zichtbare besturende lichaam van Jehova’s theocratische organisatie niet in een verantwoordelijke dienstpositie in een Christelijke gemeente worden aangesteld. De apostel Paulus behoorde tot het besturende lichaam in de eerste eeuw. Toen hij zijn assistent Timotheüs schreef over de vereisten waaraan mannen moesten beantwoorden die in een officiële dienst in de gemeenten zouden worden aangesteld, zeide hij: „Indien een man een ambt van opziener tracht te verkrijgen, verlangt hij naar een juist soort van werk. De opziener dient daarom onberispelijk te zijn, een echtgenoot van één vrouw, . . . een man die op een juiste wijze de leiding heeft over zijn eigen huisgezin, die kinderen met alle ernst in onderworpenheid heeft.” Was dat het vereiste waaraan alleen de voornaamste dienaren in de gemeente moesten beantwoorden? Neen. Met betrekking tot de ondergeschikte dienaren wordt ook voorgeschreven: „Laten dienaren in een geestelijk ambt echtgenoten van één vrouw zijn, die op een juiste wijze de leiding hebben over kinderen en hun eigen huisgezin.” Titus was in een ander land maar op grond daarvan mocht hij geen andere standaard vaststellen. Hij werd op overeenkomstige wijze geïnstrueerd: „[Stel] in stad na stad oudere mannen . . . [aan], zoals ik u orders heb gegeven, indien er enige man is tegen wie geen aanklachten zijn, een echtgenoot van één vrouw, hebbende gelovige kinderen die niet te beschuldigen waren van losbandigheid noch onhandelbaar waren. Want een opziener moet als Gods rentmeester iemand zijn tegen wie geen aanklachten zijn.” — 1 Tim. 3:1, 2, 4, 12 en Titus 1:5-7, NW.
8. Werd monogamie alleen van zulke dienaren vereist? Welk vereiste waaraan weduwen moesten beantwoorden, toont aan of dat zo was?
8 Er werd van zulke dienaren geëist dat zij echtgenoten van slechts één levende vrouw waren. Men moet hieruit niet de gevolgtrekking maken dat monogamie alleen van dienaren werd vereist doch dat de overigen van de gemeente polygamie mochten plegen. Stellig pleegden de vrouwen destijds geen polygamie want zij hadden niet vele levende mannen. Polygamie van de zijde der vrouwen was dus niet de reden waarom van bejaarde weduwen de volgende inschrijving werd vereist ter verkrijging van stoffelijke ondersteuning van een gemeente: „Een weduwe worde op de lijst geplaatst, die niet minder dan zestig jaar oud is geworden, een vrouw van één man” (1 Tim. 5:9, 10, NW). Maar doordat zulk een weduwe zich tot één man had beperkt, toonde zij zelfbeheersing over dierlijke hartstocht te bezitten. Zij volgde de raad op die de apostel Paulus in 1 Korinthe 7:8, 9, 39, 40 betreffende weduwen had gegeven: „Ik zeg . . . tot de ongetrouwde personen en de weduwen: het is goed voor hen dat zij blijven net als ik. Maar indien zij geen zelfbeheersing hebben, laten zij trouwen, want het is beter te trouwen dan brandend te zijn van hartstocht. Een vrouw is gebonden gedurende de gehele tijd dat haar echtgenoot leeft. Maar indien haar echtgenoot in de dood zou ontslapen, is zij vrij te gaan trouwen met wie zij wil, alleen in de Heer. Maar naar mijn mening is zij gelukkiger indien zij blijft zoals zij is [namelijk, een weduwe]. Ik denk stellig dat ik ook Gods geest bezit.” — NW.
9. Wat wordt dus door het voorbeeld dat de aangestelde dienaren moesten stellen, met betrekking tot de gehele gemeente aangetoond?
9 Monogamie heeft dus zowel op Christelijke vrouwen als op Christelijke mannen betrekking. Daar de aangestelde dienaren van de gemeente, de opzieners en de assistenten in een geestelijk ambt, voorbeelden voor de Christelijke kudde moesten zijn, moesten zij ook in deze aangelegenheid, dat wil zeggen, het met slechts één levende vrouw getrouwd zijn, voorbeelden voor de gelovigen zijn. Dit op zichzelf toont reeds aan dat voor de gehele Christelijke gemeente, voor alle volgelingen van Christus, de standaard geldt dat een man slechts één levende vrouw heeft, evenals God oorspronkelijk voor Adam in Eden had vastgesteld.
CHRISTELIJKE GRONDEN VOOR ECHTSCHEIDING
10. Hoe wordt door Mattheüs 19:9 aangetoond dat er in het geheel geen polygamie dient voor te komen, en hoe wordt dit vers door enkele geestelijken begrepen?
10 De woorden die Jezus in Mattheüs 19:9 over echtscheiding heeft uitgesproken, maken duidelijk dat er onder Christenen in het geheel geen polygamie dient voor te komen: „Ik zeg u, dat al wie zich van zijn vrouw laat scheiden behalve op gronden van hoererij, en een ander trouwt, overspel bedrijft” (NW). Indien het voor een Christen overspel betekent, wanneer hij een andere vrouw trouwt terwijl zijn vorige onschuldige vrouw nog steeds leeft, hoe kan hij dan polygamie plegen zonder een overspeler te zijn? Enkele religieuze geestelijken hechten aan de woorden die Jezus hier heeft uitgesproken, de betekenis dat Christenen in het geheel niet mogen scheiden, zelfs niet op gronden van overspel. Onder dagtekening van 13 december 1948 vermeldde de Times van New York: „De Eerw. Anselm Leahy verklaarde gisteren in zijn tweede Adventpreek in de Kathedraal van St. Patrick dat echtscheiding door geen enkele huwelijksomstandigheid, hoe ’kwellend of onmenselijk’ ook, wordt gerechtvaardigd. Hij noemde tegenwoordige echtscheiding ’opeenvolgende polygamie’ en gescheiden personen die gedurende hun leven nieuwe echtverbintenissen aangingen, betichtte hij er openlijk van ’overspelers en overspeleressen’ te zijn. . . . Zijn onbevoegde veroordeling van echtscheiding [werd] gevolgd door een verklaring die door Monseigneur Robert E. McCormick werd uitgevaardigd, waarin er bij het Wetgevende Lichaam van de Staat [New York] op werd aangedrongen echtscheiding te ’verbieden’ en waarin de ’huidige beweging om in onze staat elke verbodsbepaling op echtscheiding op te heffen’, werd aangevallen als ’een bedreiging voor de samenleving.’”
11. Wordt door Jezus’ woorden in Mattheüs 5 of Markus 10 elke echtscheiding veroordeeld?
11 Doordat deze geestelijken zulk een houding aannemen, veroordelen zij Jehova God omdat hij de Joden in overeenstemming met de goddelijke wet die door bemiddeling van Mozes werd gegeven, heeft toegestaan te scheiden (Deut. 24:1-4). Maar Jezus veroordeelde in Mattheüs 19:1-9 deze voorziening voor echtscheiding niet en evenmin zeide hij dat deze voorziening „door geen enkele huwelijksomstandigheid, hoe ’kwellend of onmenselijk’ ook, [werd] gerechtvaardigd.” Noch wordt deze voorziening door zijn overeenkomstige woorden in de bergrede veroordeeld, maar daarin wordt eenvoudig gezegd: „Er [werd] gezegd: ’Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden, geve haar een certificaat van wegzending.’ Ik zeg u echter, dat een ieder die zich van zijn vrouw laat scheiden behalve wegens hoererij, haar een voorwerp voor overspel maakt, aangezien al wie een gescheiden vrouw trouwt, overspel bedrijft” (Matth. 5:31, 32, NW). Hij toonde ook aan dat een vrouw het echtscheidingsproces kon beginnen, zeggende: „Al wie zich van zijn vrouw laat scheiden en een ander trouwt, bedrijft overspel jegens haar, en indien een vrouw, nadat zij zich van haar man heeft laten scheiden, ooit een ander trouwt, bedrijft zij overspel.” — Mark. 10:11, 12, NW.
12. Indien door deze gedragsregel niet wordt te kennen gegeven dat Christenen in het geheel niet mogen scheiden, wat wordt er dan als grond voor echtscheiding door bepaald?
12 Dit geeft niet te kennen dat Christenen in het geheel niet mogen scheiden, maar door deze gedragsregel wordt bepaald dat alleen onzedelijkheid de voor hen gerechtvaardigde Schriftuurlijke grond zou zijn waarop zij konden scheiden. Al wie een persoon zou trouwen die op andere gronden dan onzedelijkheid was gescheiden, zou overspel bedrijven, want in Gods ogen was door de wettelijke echtscheiding de huwelijksband niet werkelijk vernietigd. Maar dit wil niet zeggen dat de Christen die scheidt wegens de door zijn huwelijkspartner bedreven echtelijke ontrouw, zich slechts van zulk een partner kan ontdoen, de samenwoning met zulk een gade kan doen ophouden en dan toch niet vrij zou zijn met een andere Christelijke vrouw te trouwen. Onder Gods wet aan Israël werd het de man die van zijn op zedelijk gebied onreine vrouw scheidde, niet verboden met een andere Israëlietische vrouw te trouwen. Jezus legde de aangelegenheid van echtscheiding door een Christen, dus niet zodanig uit dat het de Christen werd verboden te hertrouwen. De strikte betekenis van Jezus’ woorden is: Indien de Christen de scheiding teweegbrengt op andere gronden dan de onzedelijkheid van zijn huwelijkspartner, bedrijft zulk een Christen overspel indien hij hertrouwt.
NIET VERONTREINIGDE BED
13. Hoe keuren enkele landen waar wetten tegen echtscheiding bestaan, bigamie of polygamie feitelijk goed? Welke moeilijkheid wordt hierdoor voor waarheidzoekers geschapen?
13 De instelling van een wet waardoor echtscheiding onder alle omstandigheden wordt verboden, heeft er niet toe geleid het huwelijk in ere te houden of overspel en hoererij te voorkomen. In landen waar een wet tegen echtscheiding bestaat, wordt deze wet door vele getrouwde mensen genegeerd en zij volgen de weg van hun eigen hartstochten. Om de een of andere reden zal een man zijn vrouw in de steek laten of een vrouw haar man verlaten. Zij kunnen niet wettelijk scheiden. De man of de vrouw zal daarom met een andere persoon een huwelijk volgens gewoonterecht of een vrij huwelijk aangaan terwijl de wettige huwelijkspartner nog in leven is. Door zulk een handelwijze bedrijven de man of de vrouw beiden overspel en zij plegen ook bigamie of polygamie. Hoewel het plaatselijke bestuur vasthoudt aan het religieuze kerkrecht waardoor geen echtscheiding wordt toegestaan, laat het polygamie oogluikend toe of keurt het polygamie in werkelijkheid goed wanneer het geen gehoorzaamheid aan de wet afdwingt en hen die de wet schenden, niet straft. Hierdoor wordt de moeilijkheid geschapen, hoe de huwelijksaangelegenheden van zulk een man of vrouw op de juiste wijze in orde moeten worden gebracht wanneer zij met de Koninkrijkswaarheid in aanraking komen en een getuige van Jehova willen worden.
14. Hoe schenden sommigen zelfs het vrije huwelijk, en wat moeten zulke schenders doen wanneer zij de waarheid aannemen?
14 In enkele landen waar religieuze verbodsbepalingen zijn en een economische druk heerst, is het vrije huwelijk iets zeer algemeens. De mensen in de gemeenschap zien er niet op neer of maken geen onderscheid ten nadele van hen die in een vrij huwelijk leven. Maar er zijn personen die zelfs van deze gewoonte misbruik maken. Zij leven met de ene vrouw in de ene plaats in een vrij huwelijk, met een andere in een andere plaats en met weer anderen in weer andere plaatsen en zij doen de ronde en bezoeken een ieder van hen geregeld voor een bepaalde tijd. De vrouwen in kwestie zijn zich er van bewust dat hun man er een andere vrouw of andere vrouwen op na houdt en geregelde betrekkingen met hen heeft. Maar vanwege de huishoudelijke ondersteuning die zij van de man krijgen, werpen zij geen bezwaren op doch zij zijn er mede tevreden dat hij bij hen komt wonen wanneer het hun beurt is. Wanneer een man zoiets doet, pleegt hij polygamie, en de vrouwen zijn aan hoererij schuldig. Wanneer zulk een man of vrouw tot de kennis der waarheid komt en zich bij Gods organisatie wil aansluiten, is het beslist noodzakelijk dat die persoon volkomen breekt met zulk een overspelige, polygamische regeling. De man moet zich tot één vrouw, de vrouw zich tot één man beperken, en van die tijd af moet een ieder van hen trouw zijn aan die ene.
15. Wat dienen Christenen die in een vrij huwelijk leven, te doen, ook al zijn er geen geestelijken nodig om het huwelijk plechtig te voltrekken? Waarom?
15 In talrijke gevallen komen personen die in een vrij huwelijk leven, in de waarheid. In het belang van de waarheid en opdat hun in geen enkel opzicht smaad kan worden aangedaan, dienen zij hun huwelijk door de wet te laten bekrachtigen. Hierdoor wordt hun huwelijksstaat tot iets eerbaars gemaakt. Volgens de Schrift is de huwelijksritus niet een zogenaamd sacrament, waarvan de religieuze geestelijken het exclusieve recht tot voltrekking bezitten. Geen enkele geestelijke is noodzakelijk om een huwelijk te voltrekken. Dit is echter geen argument tegen het wettelijk bekrachtigen van een huwelijk en ten gunste van het vrije huwelijk. In de theocratische natie Israël bestond het vrije huwelijk niet, ook al werd er geen religieuze geestelijke geroepen om het huwelijk plechtig te voltrekken. Toch werd het huwelijk wettelijk geregeld. Een bemiddelaar of tussenpersoon onderhandelde met de ouders of verzorgers van de jongeman en de jonge vrouw tussen wie men het huwelijk tot stand trachtte te brengen, en daarna werd er een contract aangegaan. Van die tijd af werden de man en de vrouw als verloofd beschouwd. Elke onzedelijke daad die de vrouw zou begaan voordat de bruidegom haar naar zijn huis zou hebben gebracht, was een schending van het huwelijkscontract en was een geval van overspel waarvoor zij kon worden doodgestenigd. Zo stond het ook met Jozef en Maria toen Maria door Gods heilige geest zwanger werd. Na een bepaalde verlovingstijd nam de bruidegom zijn bruid weg uit het huis van haar ouders. In het openbaar geleidde hij haar te midden van de blijdschap en gelukwensen van de mensen die in de omtrek woonden, naar zijn woning, en daarna volgde er een bruiloftsfeest. Aldus werd er in het openbaar kennis gegeven van het huwelijk en er waren vele getuigen.
16. Hoe bleek uit het Israëlietische gebruik de juistheid van de registratie van het huwelijk? Tot welke goede doeleinden?
16 Verder werden de kinderen uit zulk een huwelijk ingeschreven op het registratiebureau van het dorp of de stad, waar van elke familie geslachtsregisters werden bijgehouden, en aldus kon ieder kind zijn afkomst nagaan. Ook de echtgenoot werd als de wettige zoon van zijn schoonvader geregistreerd. Deze gehele regeling droeg bij tot de wettelijke bescherming van de rechten van zowel de man als de vrouw en ook van de kinderen. Door deze regeling werd een ieder voor zijn persoonlijke gedrag jegens de andere in het gezin en de huwelijksbetrekking, verantwoordelijk gesteld. De Joden waren de eersten die Christenen werden en zij brachten deze regeling over in de Christelijke gemeente. Dit toont aan dat het juist en op zijn plaats is dat echtparen die tegenwoordig in een vrij huwelijk leven en gewijde Christenen worden, hun huwelijk wettelijk laten bekrachtigen en zich aldus zowel voor de wet als voor God verplichten ten aanzien van elkander waarachtig en getrouw te zijn. Dit opent voor hen de weg de voorrechten van de theocratische organisatie volledig te aanvaarden en er als aangestelde dienaren in werkzaam te zijn.
17, 18. Waarom is Hebreeën 13:4 thans actueel? Wat moeten ongetrouwde personen en zij die weduwe zijn geworden, niet doen ten einde op eerbare wijze een huwelijk aan te gaan?
17 Heden staan in de Verenigde Staten van Amerika huwelijken en echtscheidingen in een verhouding van 4 tot 1 en in Engeland en Wales in een verhouding van 8 tot 1, en hebben losse huwelijksbetrekkingen en onzedelijkheid in alle landen de overhand. Het is dus voor gewijde Christenen dringend noodzakelijk het apostolische bevel te gehoorzamen: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen, en het huwelijksbed zonder verontreiniging.” Het ware huwelijk is te allen tijde eerbaar in zichzelf, want het is een instelling van God. Het geeft niet of wij in de „tijd van het einde” zijn of dat de strijd van Armageddon nog voor de boeg ligt, zij die wensen te trouwen of de noodzakelijkheid daartoe gevoelen, kunnen op een eerbare wijze trouwen. Niemand dient hen te critiseren wegens het feit dat de tijd voor deze wereld schijnbaar zo vergevorderd is. Doch laten Christenen op een eerbare wijze een huwelijk aangaan. Laat een ongetrouwd meisje een ongetrouwde man er niet toe verleiden geslachtelijke betrekkingen met haar aan te knopen met het doel hem er toe te verplichten haar te trouwen. In dit geval bedrijven zij beiden hoererij ook al voelt hij zich later verplicht haar te trouwen. Waarschijnlijk zal echter het feit dat zij het met de zedelijkheid niet al te nauw neemt, in hem verachting voor haar scheppen, zodat hij niet haar, maar een vrouw met eer, die weerstand biedt aan alle lusten of voorstellen tot onzedelijkheid, tot echtgenote wil hebben. Laat geen enkele jonge weduwe met dierlijke hartstochten een man verleiden of voor een man zwichten ten einde op sexueel gebied bevrediging te vinden. Paulus zegt: „Ik wens . . . dat de jongere weduwen trouwen, kinderen baren, een huishouding besturen, en de tegenstander geen aanleiding geven tot smaden.” — 1 Tim. 5:11-14, NW.
18 Aan de andere kant denke geen enkele ongetrouwde man dat hij voorechtelijke vrijheid bezit en met het ene meisje na het andere geslachtelijke betrekkingen kan hebben totdat hij er een ontmoet die de zedelijke maatstaven bezit welke hij in een vrouw wenst. Door een dergelijke sexualiteit te gedogen, is hij een hoereerder en iemand die op zelfzuchtige wijze vrouwen verderft. De Christelijke gemeente moet op haar hoede zijn voor mannen die met zulke onzedelijke beweegredenen trachten binnen te sluipen.
19. Hoe dienen man en vrouw hun huwelijk op te vatten en te beschouwen?
19 Het huwelijk dient tot iets waardigs te worden verheven en tot een verantwoordelijke aangelegenheid te worden gemaakt door het ten overstaan van getuigen door de wet te laten bekrachtigen en het bij de juiste autoriteiten van het land te laten registreren. De man en de vrouw dienen wanneer zij eenmaal getrouwd zijn, hun huwelijk in ere te houden door getrouw te zijn aan hun wederzijdse geloften. Zij dienen hun huwelijksbetrekking ernstig te beschouwen als iets wat, behalve op grond van huwelijksontrouw, op geen andere gronden gemakkelijk verbroken kan worden, ook al zijn de wetten van het land met betrekking tot echtscheiding zeer liberaal en ruim. Het huwelijk is iets dat hen beperkt in hun betrekkingen met anderen van het andere geslacht. Dat man en vrouw sexuele betrekkingen met elkaar hebben, is geen verontreiniging van het huwelijksbed maar is, volgens 1 Korinthe 7:1-7, het betalen van iets waarop men volgens het huwelijk recht heeft. Maar wanneer hetzij de man of de vrouw met een buitenstaander overspel bedrijft, is het een verontreiniging van het huwelijksbed.
20. Waardoor wordt aangetoond of scheiding van tafel en bed veroorloofd is? Met welke beperkingen?
20 Mogen echtparen die niet goed met elkaar kunnen opschieten, uit elkaar gaan, hetzij door een wederzijdse overeenkomst of door een wettige scheiding van tafel en bed? Ja, want in 1 Korinthe 7:10, 11, 15 (NW) zegt de apostel: „Aan de getrouwde mensen geef ik instructies, nochtans niet ik maar de Heer, dat een vrouw niet van haar man dient heen te gaan; maar indien zij werkelijk zou heengaan, zij blijve ongetrouwd of anders verzoene zij zich weer met haar man; en een man dient zijn vrouw niet te verlaten. Maar indien de ongelovige er toe overgaat, heen te gaan, laat hem heengaan; een broeder of een zuster is onder zulke omstandigheden niet in dienstbaarheid.” Daar het slechts een scheiding van tafel en bed is en er geen wettige echtscheiding is geweest op grond van echtelijke ontrouw aan een van beide zijden, mag geen van de personen die zijn vaneengegaan, hertrouwen of met een buitenstaander geslachtelijke betrekkingen hebben. Dit doen, zou het bedrijven van overspel en een verontreiniging van het huwelijksbed zijn.
21. Wat dient een Christen daarom niet te verontreinigen, en op welke wijze?
21 Iedere Christelijke buitenstaander dient het huwelijksbed van een man en vrouw te achten en er niet voor te zwichten enig aandeel te hebben in het veroorzaken van een verontreiniging er van. Wanneer een Christen een echtscheiding teweegbrengt terwijl de huwelijkspartner niet heeft bewezen onzedelijk te zijn en wanneer hij vervolgens hertrouwt, heeft hij het huwelijksbed geschonden. Volgens de Schrift is het bigamie. Insgelijks onteert een belijdende Christen die polygamie pleegt, het huwelijk en verontreinigt het Christelijke huwelijksbed. Een Christen zal zijn eigen huwelijk of dat van een ander eren omdat het iets is wat door God is ingesteld. Een Christen zal niet de huwelijkspartner van een ander begeren en geen overspel of hoererij bedrijven. Deze dingen zijn zonde en mishagen God. De apostel Paulus waarschuwt tegen dergelijke zonden: „want God zal hoereerders en overspelers oordelen.” Dit feit dient iemand er van af te schrikken het huwelijk te onteren en het huwelijksbed te verontreinigen. Jehova is thans in zijn tempel, en hij waarschuwt: „Ik zal tot ulieden ten oordeel naderen; en Ik zal een snel Getuige zijn tegen de tovenaars, en tegen de overspelers, . . . zegt de HERE [Jehova] der heirscharen.” — Mal. 3:5.
IN HET BELANG VAN HET IDEALE HUWELIJK
22. Waarom moet iemand die onzedelijk is, uit de gemeenschap worden gesloten?
22 De Allerhoogste God wil thans een reine zichtbare theocratische organisatie hebben. Hij zal er derhalve op toezien dat de organisatie thans, sedert zijn komst tot de tempel, rein wordt gehouden van onzedelijkheid en andere schandelijke dingen. Een persoon die zich aan onzedelijkheid schuldig maakt, beweert misschien dat hij er recht op heeft zich in de organisatie te bewegen en hij protesteert er misschien tegen uit de gemeenschap te worden gesloten. Hij verklaart en beredeneert dat hij door vrij toegang tot de organisatie te hebben, zal worden geholpen zich de baas te worden en een eind te maken aan zijn onzedelijke betrekkingen met iemand van het andere geslacht en aldus van de kwade gevolgen van zijn handelwijze zal worden gered. Doch Gods Woord beveelt zulk een onzedelijke persoon als een uitdrukking van Zijn oordeel tegen hem, uit de gemeenschap te sluiten. Alleen wanneer de schuldige zich bekeert en zijn leven weer in orde brengt, kan hem vergiffenis worden geschonken en kan hij weer in de gemeenschap van de theocratische organisatie worden opgenomen. Maar een andere onzedelijke persoon kan misschien uitdagend zijn en zeggen: ’Ga je gang maar en sluit mij uit de gemeenschap indien jullie dat wensen. Ik sta in een persoonlijke betrekking met God. Ik maak mij dus nergens ongerust over.’ Maar zo iemand misleidt zichzelf want God oordeelt overspelers en hoereerders met veroordeling en onderhoudt geen betrekkingen met hen. Daarom verbiedt hij zijn organisatie betrekkingen met hen te onderhouden.
23. Hoe geeft God van achting voor zijn organisatie blijk?
23 Gods organisatie is voor hem belangrijker dan de redding van een onzedelijk of ongehoorzaam schepsel. De rechtvaardiging van Jehova’s souvereiniteit en het boven smaad verheven houden van zijn naam, is van meer belang dan de behoudenis van opzettelijke zondaren. Deze allerbelangrijkste dingen moeten derhalve eerst komen. Dienovereenkomstig geeft God blijk van verschuldigde achting voor de organisatie die zijn naam draagt. Hij voltrekt zijn oordelen tegen de verontreinigers en houdt de organisatie rein. Hij handelt in overeenstemming met het beginsel: „Indien iemand de tempel van God vernietigt, zal God hem vernietigen; want de tempel van God is heilig, welke tempel gijlieden zijt.” — 1 Kor. 3:17, NW.
24. Hoe dienen wij van achting voor zijn organisatie blijk te geven, en waarom?
24 Aangezien God zijn organisatie zo acht, moeten wij vrees aan de dag leggen en de organisatie eveneens achten. Het is onze ernstige plicht op ons gedrag te letten en te vermijden smaad op de organisatie te brengen of deze te verderven. Houd derhalve in de eerste plaats het huwelijk eerbaar en het huwelijksbed zonder verontreiniging. Wij kunnen de organisatie niet verontreinigen of smaad aandoen door een onrein gedrag en toch in de organisatie blijven, want dit zou als een klomp zuurdeeg werken en er licht toe leiden dat de gehele organisatie door onreinheid, huichelarij en zonde tot gisting zou worden gebracht. Het zou de organisatie in de ogen van oprechte mensen verfoeilijk maken en zou deze mensen, die aanstoot hebben genomen, verhinderen tot de organisatie te komen en te worden gered. Het is logisch dat wij niet voor ons zelf redding kunnen verwerven en terzelfder tijd wegens ons onzedelijke, oneervolle gedrag, waarbij Gods organisatie is betrokken, anderen kunnen verhinderen redding te verwerven. Het oordeel dat God tegenwoordig voltrekt, is derhalve: „Verwijdert de goddeloze man [die gelijk een klomp zuurdeeg van zonde is] uit uw midden” (1 Kor. 5:1-13, NW). Indien wij God door ons gedrag niet erkennen, zal hij ons niet erkennen door ons uit de gemeenschap te sluiten. Zijn oordeel in deze tijd beweegt zich niet traag, en de vernietiging van de onreine sluimert niet.
25. Waarom dienen wij, daar wij zo dicht bij de nieuwe wereld zijn zedelijkheid te beoefenen?
25 Wij staan thans op de drempel van de rechtvaardige nieuwe wereld. Over hen die in de goddelijke regering van die nieuwe wereld worden opgenomen, staat geschreven: „Alles wat niet heilig is en een ieder die iets walgelijks doet en een leugen spreekt, zal er op generlei wijze ingaan” (Openb. 21:27, NW). Jehova God bouwt thans een maatschappij van een nieuwe wereld op en ze moet voldoen aan de reine, rechtvaardige maatstaven die in zijn nieuwe wereld zullen heersen. Alleen zij die er naar streven aan deze maatstaven te voldoen, zal hij door de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige”, welke hij tegen deze onreine wereld zal strijden, heen voeren, en zij zullen tot in de reine wereld na Armageddon leven. Polygamie zal dan niet gewettigd zijn ten einde de goddelijke opdracht, ’de aarde te vervullen’ met een rechtvaardig geslacht, te volbrengen. Geen enkele soort van onzedelijkheid zal worden toegelaten, en er zal onder hen die een aandeel hebben in het vervullen van de goddelijke opdracht, geen echtscheiding voorkomen. Zoals de vloed van Noachs tijd de onzedelijke maatstaven en praktijken van de antediluviaanse wereld wegvaagde, zal de grote vloed van Armageddon de zedelijke verdorvenheid dezer wereld wegspoelen.
26. Waarin bestaat dus, zoals wij inzien, thans onze plicht?
26 Mogen wij dus inzien dat het thans onze plicht is „onvermoeid te strijden voor het geloof dat eenmaal voor altijd aan de heiligen werd overgeleverd” en mogen wij dit doen door weerstand te bieden aan elk binnendringen van onzedelijkheid, oneerbaarheid en wereldsgezindheid in de theocratische organisatie door personen die tegenwoordig gelijk Bileam en Izebel zijn. In dit opzicht geldt voor ons de regel: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen, en het huwelijksbed zonder verontreiniging.” Mannen en vrouwen zullen met deze goddelijke regel overeenstemmen. Zij zullen er naar streven hun huwelijk tot iets eerbaars te maken door het overeenkomstig de ideale maatstaven die Gods Woord er voor bepaalt, tot iets waardigs te verheffen. — Ef. 5:21-33, NW.