-
Eerlijkheid in zaken — kunt u zich dat veroorloven?Ontwaakt! 1974 | 8 juli
-
-
gekweld, zal een christen misschien verkiezen te blijven als zijn werkgever van hem zelf geen oneerlijke handelingen verwacht. De kans bestaat zelfs dat zijn werkgever hem als betrouwbare kracht hoger gaat achten dan zijn medecollega’s.
Na door een orthodoxe geestelijke onder druk te zijn gezet een werkgeefster te ontslaan die een van Jehovah’s getuigen was, vertelde een winkelier in Griekenland aan de priester: „Ik heb nog 25 andere meisjes in dienst, allemaal orthodox, en allemaal stelen ze; van alles en nog wat raak ik kwijt. Maar haar alleen vertrouw ik; ik heb haar zelfs de taak toegewezen alle meisjes te fouilleren.” In plaats van haar te ontslaan, verhoogde hij haar loon.
Eerlijkheid in zaken, of u nu werkgever of werknemer bent, is dus iets dat mogelijk is. Gods belofte luidt: „Er is er een die in voortdurende rechtvaardigheid wandelt en oprechtheid spreekt, die de onrechtvaardige winst verkregen door afpersing verwerpt, die zijn handen losschudt van het aanpakken van steekpenningen . . . Zijn eigen brood zal hem stellig gegeven worden, zijn watervoorraad zal onuitputtelijk zijn.” — Jes. 33:15, 16.
Merk op dat er niet zoiets bestaat als een belofte van snel en gemakkelijk rijk worden door eerlijk zaken te doen. Wat wel wordt beloofd is: voldoende om van te leven. Wat u echter zult ervaren is de diepe voldoening die voortvloeit uit het bezit van een „eerlijk geweten” tegenover de wet, en — wat het allerbelangrijkste is — jegens God. Dit alles is werkelijk „een middel tot groot gewin” (Hebr. 13:18; 1 Tim. 6:6-10). In bijbels perspectief gezien zou de vraag: Eerlijkheid in zaken — kunt u zich dat veroorloven? dus in feite moeten luiden: hoe zou u zich dat niet kunnen veroorloven?
-
-
Ontslag of naar de kapper!Ontwaakt! 1974 | 8 juli
-
-
Ontslag of naar de kapper!
IN DE zwaar concurrerende zakenwereld stellen steeds meer goed bekend staande maatschappijen hun werknemers wat op een ultimatum neerkomt: ’Zorg voor een verzorgd uiterlijk, of u wordt ontslagen!’
De National Cash Register Company, een internationaal concern met meer dan tweehonderd vijftig filialen in de Verenigde Staten, heeft bijvoorbeeld een bevelschrift rondgestuurd met het opschrift „De image van de NCR”. Gedeeltelijk luidt het: „Veel klanten doen niet graag zaken met een maatschappij waarvan de vertegenwoordigers er onverzorgd uitzien. Met de sterke concurrentie en de moeite die het vandaag de dag kost om zich van nieuwe zakenrelaties te verzekeren, kunnen wij het ons slecht veroorloven klanten om welke reden ook af te stoten.” Vervolgens wordt het reglement voor de mannelijke werknemers van de maatschappij uiteen gezet:
„Het haar zal netjes geknipt en gekamd zijn. Het dient niet zo lang te zijn dat het de boord raakt en dient niet over de oren te hangen. Bakkebaarden zullen niet verder reiken dan de oorlel en zullen van onderen niet breder zijn dan uiterlijk 3 centimeter. Kleine en keurig geknipte snorren zijn aanvaardbaar. Grote snorren, borstelige snorren, ’Fu Manchu’-snorren en baarden zijn niet aanvaardbaar. Zakenkostuums en overhemden moeten gekleed zijn; het dragen van een das is verplicht. De kleding dient in zijn geheel genomen netjes en schoon te zijn.”
Het is interessant in dit verband op te merken dat de California Unemployment Insurance Appeals Board (verzekeringsbureau voor uitkering aan werklozen) onlangs een bepaling heeft uitgevaardigd dat in een gebied waar werkgevers over het algemeen weigeren mannen met lang haar in dienst te nemen, zulke personen niet voor een werkeloosheidsuitkering in aanmerking komen.
Interessant is ook dat de kwestie van een verzorgd uiterlijk en een verzorgde verschijning, met inbegrip van iemands haardracht, in de bijbel in verband met christelijke bedienaren behandeld wordt. Onder inspiratie beval de apostel Paulus „bescheidenheid en gezond verstand” met betrekking tot kleding aan, en zette hij uiteen dat ongewoon lang haar een man tot „oneer” zou strekken (1 Tim. 2:9 1 Kor. 11:14, 15). Ook beklemtoonde hij dat iemands gedragslijn op anderen een uitwerking ten goede of ten kwade kon hebben. Derhalve zette hij de rijpe zienswijze voor dienaren van God uiteen met de woorden: „In geen enkel opzicht geven wij enige aanleiding tot struikelen, opdat er geen aanmerkingen op onze bediening gemaakt kunnen worden, maar in elk opzicht bevelen wij ons als Gods dienaren aan.” — 2 Kor. 6:3, 4.
-