Getrouwe volharding in de „tijd van het einde”
1. Na vernomen te hebben hoe wij de tegenwoordige problemen moedig onder de ogen kunnen zien, is het van het allergrootste belang dat wij vervolgens wát vaststellen?
NU WIJ hebben gezien hoe uiterst noodzakelijk het is de tegenwoordige problemen met behulp van de wijsheid en het onderscheidingsvermogen die wij uit een studie van Gods Woord hebben geput, moedig onder de ogen te zien, is het van het allergrootste belang te weten, hoe wij op ons fundament van geloof en moed kunnen voortbouwen opdat wij tot het einde toe zullen standhouden. Het einde waarvan? Stellig niet het einde van deze aarde, want in Prediker 1:4 wordt verklaard: „Het ene geslacht gaat en het andere geslacht komt, maar de aarde blijft altoos staan.” In plaats daarvan doelen wij op het einde van het huidige goddeloze samenstel van dingen, waarvan Jezus zei dat het binnen dit geslacht zal komen en dat het gekenmerkt zal worden door een „grote verdrukking” zoals de mensheid voordien nog niet heeft meegemaakt. Het enige wat het enigszins zou benaderen, zou de grote verwoesting zijn die door de wereldomvattende vloed in Noachs tijd is aangericht. — Matth. 24:21, 22, 37-39, NW.
2. Waarom dienen wij Jehovah’s gunst en goedkeuring te zoeken? Met het oog op welke zegeningen?
2 Het valt ons dan ook stellig niet zwaar te beseffen hoe praktisch het is ons een meer gedetailleerde kennis van Jehovah’s voornemens eigen te maken en vrees te koesteren de Soevereine Heer van het universum te mishagen. Werkelijk, zonder hem en zijn zegen zijn wij niets. Merk eens op wat Salomo hierover opmerkte: „De vreze des HEREN is het begin der wijsheid en het kennen van den Hoogheilige is verstand. Want door mij worden uw dagen vermeerderd, worden jaren van leven u toegevoegd. — Spr. 9:10, 11.
3. Waarom is het gebiedend noodzakelijk te weten welke rol getrouwe volharding in het leven van een christen speelt?
3 Klinkt dit u redelijk en aanlokkelijk toe? Wilt u dat er dagen en jaren aan uw leven worden toegevoegd, en zou u graag de zekerheid hebben dat u op de goede weg bent om Jehovah’s zegen en goedkeuring te verwerven, zodat ook u aan de rechterhand van zijn Koning zult staan wanneer de natiën worden geoordeeld? (Matth. 25:31-33, NW) Dan geloven wij dat u graag zult weten welke rol getrouwe volharding juist nu in het leven van een christen speelt. En ongetwijfeld zult u nauwlettend aandacht willen besteden aan de schriftuurlijke redenatie met betrekking tot deze punten, daar Jehovah’s Woord nuttig is voor alles, ook voor redding, leven en geluk. — 2 Tim. 3:15, 16, NW.
4. Is het voldoende wanneer een christen er een begin mee maakt de weg der volharding te bewandelen? Waarom antwoordt u aldus?
4 Ja, ook al zou iemand er een begin mee maken in Jehovah te geloven en ’op hem te wachten’ en ook al zou hij ervan overtuigd zijn dat Zijn Woord juist is en dat het een wonderbaarlijke hoop voor de toekomst biedt, dan nog is de zaak daarmee niet afgedaan (Ps. 31:24, NW). Het is prachtig wanneer iemand het pad der christelijke rechtschapenheid en volharding gaat bewandelen, maar het is nog beter wanneer hij deze goede weg blijft bewandelen. Het is toe te juichen wanneer iemand tien, twintig of dertig jaar of zelfs langer pal staat voor juiste beginselen, maar het is nog beter wanneer hij zijn standvastigheid altijd bewaart, volkomen op Jehovah vertrouwt en zich op hem en op de leiding die zijn organisatie verschaft, verlaat. Pas dan kan hij de beloning des levens verwerven (Gal. 6:9, NW). Wat maakt in dit verband het verschil uit tussen succes en mislukking? VOLHARDING. Wij dienen dan ook terecht te willen weten wat volharding is en waarom ze in deze kritieke dagen vóór Armageddon van zo bijzonder groot belang is. — 2 Thess. 3:1-5, NW.
WAT VOLHARDING IS
5. (a) Hoe kan volharding worden gedefinieerd? (b) Wat betekent getrouwe volharding voor een christen?
5 Volharding wordt gedefinieerd als: „Het vermogen ontbering of tegenspoed te verduren; het vermogen van een mens het eenmaal aangevangene ten volle uit te voeren, in het bijzonder onder ongunstige omstandigheden; uithoudingsvermogen; het vermogen met morele moed en kracht te handelen.” In de theocratische maatschappij zou getrouwe volharding dus worden gekenmerkt door standvastigheid in het geloof, het progressief voortbouwen op het fundament van geloof ten einde grotere rijpheid te verwerven, te zamen met een grote vastberadenheid zich te allen tijde aan juiste beginselen te houden. Daar het bovendien onmogelijk is, de beloning des levens te verwerven zonder gedurende de gehele tijd van het einde, totdat Jehovah zijn nieuwe ordening van rechtvaardigheid haar intrede laat doen, te volharden, spreekt het vanzelf dat christelijke volharding onontbeerlijk is wil men Jehovah’s gunst en goedkeuring ontvangen. — Rom. 5:3-5; Openb. 3:10, 11, NW.
6. Hoe vermaant Paulus in zijn brieven aan Timótheüs volharding aan de dag te leggen?
6 Hoe dankbaar zijn wij daarom dat Jehovah’s Woord ons zoveel over volharding en trouw aan Jehovah en zijn organisatie te zeggen heeft. In de brieven die Paulus aan Timótheüs schreef bijvoorbeeld, waarschuwt hij ons voortdurend voor het verliezen van ons geloof en vermaant hij alle christenen de geest van lafhartigheid te schuwen en de geest van kracht, liefde en gezond verstand aan te kweken (2 Tim. 1:7, NW). Paulus vermaande Timótheüs eveneens: „Blijf vasthouden aan het patroon van gezonde woorden, die gij van mij hebt gehoord, met het geloof en de liefde die in verband met Christus Jezus zijn” en: „Streef . . . naar rechtvaardigheid, godvruchtige toewijding, geloof, liefde, volharding” (2 Tim. 1:13; 1 Tim. 6:11, NW). Waarom heeft Paulus dit geschreven? Wat was er destijds in de christelijke gemeente te Efeze aan de hand, hetgeen deze raad zo toepasselijk maakt?
WAARSCHUWENDE VOORBEELDEN
7. (a) Zet uiteen hoe in Paulus’ eerste brief aan Timótheüs de nadruk wordt gelegd op het thema van dit artikel. (b) Wat moet een christen doen om standvastig en onwrikbaar in het geloof te blijven?
7 In de eerste plaats dient opgemerkt te worden, dat Paulus’ brieven aan Timótheüs grote bezorgdheid en liefde voor deze ware dienstknecht van Jehovah weerspiegelen (1 Tim. 1:2, NW). En terecht, want zei Paulus niet: „Ik heb niemand anders van gelijke gezindheid als hij, die echt zorg zal dragen voor de dingen die u aangaan. Want alle anderen zoeken hun eigen belangen, niet die van Christus Jezus. Maar gij weet welk bewijs hij van zichzelf heeft geleverd, dat hij, gelijk een kind met een vader, met mij als een slaaf heeft gediend ter bevordering van het goede nieuws” (Fil. 2:20-22, NW)? Wij zouden kunnen zeggen dat deze twee herderlijke brieven door een opziener aan een opziener geschreven zijn en specifieke raad bevatten voor de opzieners van de theocratische maatschappij thans. Natuurlijk zullen wij allen veel profijt trekken van de talrijke uitnemende raadgevingen die deze brieven bevatten wanneer wij ze persoonlijk in ons leven in praktijk brengen. Merk in verband met het thema van onze bespreking eens op, hoeveel maal Paulus in het eerste hoofdstuk 1 van zijn eerste brief aan Timótheüs de woorden „geloof”, „getrouw” en „betrouwbaar” gebruikt. Alleen in het eerste hoofdstuk al gebruikt hij deze woorden negen maal en in de rest van de eerste brief zestien maal. Waarom? Omdat hij wist dat een ieder van ons alleen dán standvastig en onwrikbaar in Jehovah’s gunst zou kunnen blijven, als hij zijn geloof in het Woord van Jehovah zou verankeren. Dagelijkse studie, gebed en omgang met mensen die een gezonde instelling hebben en geestelijk gezind zijn, waren voor de christenen in Paulus’ tijd absoluut noodzakelijk. Hetzelfde geldt voor deze tijd. — 2 Tim. 2:15; 1 Thess. 5:17; 1 Kor. 15:33, NW.
8. Vertel iets over de redenen waarom Paulus christenen van zijn tijd de raad gaf te volharden en het geloof trouw te blijven.
8 Raadpleegt u eens Paulus’ eerste brief aan Timótheüs, hoofdstuk één, en u zult nog meer vinden omtrent de redenen waarom er voortdurend tot geloof en volharding werd aangemoedigd. Merkt u eens op wat in de verzen 19 en 20 staat: „Het geloof en een goed geweten behoudend, hetwelk sommigen van zich hebben afgestoten en zij hebben schipbreuk geleden betreffende hun geloof. Tot hen behoren Hymenéüs en Alexander, en ik heb hen aan Satan overgegeven, opdat hun door streng onderricht geleerd moge worden niet te lasteren” (1 Tim. 1:19, 20, NW). Ja, de apostel had er alle reden toe de leden van de vroeg-christelijke gemeente raadgevingen te verstrekken betreffende volharding en trouw aan het geloof, want in deze twee brieven aan Timótheüs worden niet minder dan zes personen bij naam genoemd die het geloof niet trouw waren gebleven en niet hadden volhard. Merkt u eens op wie dit zijn en wat enkele van de redenen vormen voor hun falen.
9-11. (a) Door welke activiteiten van 1. Alexander en 2. Hymenéüs en Filétus, werd het geloof ondermijnd? (b) Welke les kunnen wij uit deze waarschuwende voorbeelden leren?
9 Hierboven zijn reeds Hymenéüs en Alexander genoemd. Het valt niet te bewijzen dat de Alexander die in Paulus’ eerste brief aan Timótheüs wordt genoemd, de koperslager is over wie in 2 Timótheüs 4:14, 15 (NW) wordt gesproken, waar de apostel verklaart: „Alexander, de koperslager, heeft mij veel kwaad berokkend — Jehovah zal hem vergelden naar zijn daden — en weest ook gij voor hem op uw hoede, want hij heeft onze woorden in zeer hevige mate weerstaan.” De Alexander die in één adem wordt genoemd met Hymenéüs, had zich aan een ernstige overtreding schuldig gemaakt, namelijk aan laster, en beiden werden uit de gemeenschap gesloten, ofte wel aan Satan overgegeven, opdat de vroeg-christelijke gemeente niet verontreinigd zou worden.
10 Hymenéüs wordt ook genoemd in 2 Timótheüs 2:17 (NW), samen met Filétus. Vlak voordat Paulus melding maakt van Hymenéüs geeft hij Timótheüs de raad: „Mijd de holle klanken waardoor wat heilig is geweld wordt aangedaan; want zij zullen tot steeds meer goddeloosheid voortgaan en hun woord zal zich verbreiden gelijk gangreen” (2 Tim. 2:16, 17, NW). Vervolgens verklaart hij: „Tot hen behoren Hymenéüs en Filétus. Dezen zijn van de waarheid afgeweken, zeggende dat de opstanding reeds is geschied, en zij ondermijnen het geloof van sommigen. Toch blijft het vaste fundament van God staan, en het heeft dit zegel: ’Jehovah kent degenen die hem toebehoren’ en: ’Een ieder die de naam van Jehovah noemt, breke met onrechtvaardigheid.’” — 2 Tim. 2:17-19, NW.
11 Dit was een ernstige leerstellige afdwaling van de zijde van deze mannen en ze had een demoraliserende uitwerking op enkelen in de vroege gemeente, wat Paulus ook duidelijk maakte. „Zij ondermijnen het geloof van sommigen.” Hoe belangrijk is het derhalve Jehovah’s met een kanaal te vergelijken organisatie trouw te blijven en het gezelschap te mijden van allen die leerstellingen onderwijzen welke in strijd zijn met datgene wat wij via de „getrouwe en beleidvolle slaaf” ontvangen, de klasse die Jehovah thans gebruikt om zijn volk van een voortdurende stroom van geestelijke waarheid te voorzien. — Matth. 24:45-47, NW; Spr. 4:18.
12. (a) Welke gedragslijn volgden Fygelus en Hermógenes? (b) Welk beginsel maakte Paulus in verband met deze mannen en hun activiteit bekend?
12 Dan waren er Fygelus en Hermógenes. Over deze mannen schreef Paulus: „Gij weet dat allen in het district Asia zich van mij hebben afgekeerd. Tot hen behoren Fygelus en Hermógenes” (2 Tim. 1:15, NW). Geen wonder dat Paulus in het direct daarop volgende hoofdstuk schreef: „Indien wij blijven verduren, zullen wij ook te zamen als koningen regeren; indien wij verloochenen, zal ook hij ons verloochenen; indien wij ontrouw zijn, hij blijft getrouw, want hij kan zichzelf niet verloochenen” (2 Tim. 2:12, 13, NW). Ja, getrouwe volharding brengt ons een grootse beloning en het is absoluut noodzakelijk deze hoedanigheid aan te kweken, terwijl wij onze ogen gericht houden op het doel, Jehovah’s nieuwe ordening.
13. (a) Wat kunnen wij uit het leven van Demas leren? (b) Welke evenwichtige kijk dienen ware christenen op stoffelijke rijkdom te hebben?
13 Ten slotte noemt Paulus Demas: „Doe uw uiterste best om binnenkort naar mij toe te komen. Want Demas heeft mij verlaten omdat hij het tegenwoordige samenstel van dingen liefhad, en hij is naar Thessaloníka gegaan” (2 Tim. 4:9, 10, NW). Mogelijk ging Demas’ liefde meer uit naar stoffelijke dingen dan naar geestelijke zaken, en dit bracht hem ten val. Het is in ieder geval iets waarop ware christenen een evenwichtige kijk dienen te hebben. De Spreuken verklaren in verband hiermee: „Geef mij armoede noch rijkdom, voed mij met het brood, mij toebedeeld; opdat ik, verzadigd zijnde, U niet verloochene en zegge: Wie is de HERE? noch ook, verarmd zijnde, stele en mij aan den naam van mijn God vergrijpe” (Spr. 30:8, 9). En Paulus zelf schreef: „Zij echter die besloten zijn rijk te worden, vallen in verzoeking en een strik en vele zinneloze en schadelijke begeerten, die de mensen in vernietiging en verderf storten. Want de liefde voor geld is een wortel van allerlei schadelijke dingen, en door hun streven op die liefde te richten, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben zich overal met vele pijnen doorboord.” — 1 Tim. 6:9, 10, NW.
14. Welke krachtige les kunnen wij uit Romeinen 15:4 en 1 Korinthiërs 10:11 (NW) leren?
14 Bij een andere gelegenheid schreef Paulus: „Want alle dingen die eertijds werden geschreven, werden tot ons onderricht geschreven, opdat wij door middel van onze volharding en door middel van de vertroosting uit de Schriften hoop zouden hebben” (Rom. 15:4, NW). En in dezelfde zin schreef hij: „Deze dingen nu bleven hun overkomen als voorbeelden en ze werden opgeschreven tot een waarschuwing voor ons, tot wie de einden van de samenstelsel van dingen gekomen zijn” (1 Kor. 10:11, NW). Wat een krachtige, waarschuwende voorbeelden vormen deze zes mannen! Ware christenen kunnen het zich niet veroorloven als zij te zijn, want zij hebben niet volhard. Op een bepaald punt van hun christelijke loopbaan hebben zij, tot hun eigen schade en schande, hun liefde voor de waarheid laten verkoelen en het Woord niet langer stevig vastgehouden. — Fil. 2:16, NW.
15. Wat dient onze houding te zijn ten aanzien van Jehovah’s organisatie, willen wij getrouw blijven volharden? Hoeveel hangt er van deze houding af?
15 Hoe uitermate belangrijk is het daarom het Woord van Jehovah niet zo maar naast ons neer te leggen! Indien wij werkelijk wensen te volharden, moet het een vitale, bezielende kracht in ons leven zijn en moeten wij er met ons gehele hart in geloven (Jak. 1:21, NW). Het is beslist niet de moeite waard ons op te winden over onbeduidende dingen en dan tot het besef te komen dat wij de organisatie met een kritisch oog gaan bekijken. Zou dit van wijsheid getuigen? Waartoe zou het leiden? Waar kan een christen anders naartoe? Petrus verklaarde dat er geen andere plaats was en daarom is het zeer verstandig Jehovah’s organisatie thans onverbrekelijk trouw te blijven (Joh. 6:66-69, NW). Het is dan ook noodzakelijk dat wij onze ogen niet op personen maar op het Koninkrijk gericht houden en van eerbied blijk geven voor de „getrouwe en beleidvolle slaaf” die Hij in deze tijd gebruikt. In feite hangt zelfs ons leven hiervan af. Houd tevens in gedachten dat alleen hij die volhardt tot het einde, gered zal worden. — Matth. 24:45-47; Openb. 2:10, NW.
VOLHARDING ONDANKS DE AANVAL VAN GOG
16. (a) Met het oog op welke factor nog meer is het gebiedend noodzakelijk Jehovah’s organisatie trouw te blijven? (b) Wat is door bijbelonderzoek komen vast te staan in verband met de hoofdstukken 38 en 39 van Ezechiël?
16 Deze houding is bijzonder belangrijk met het oog op de dreigende aanval van Gog tegen de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen. In de hoofdstukken 38 en 39 van Ezechiël wordt de aanval van Gog van Magog op een „volk dat uit de natiën is vergaderd” (NW), een volk dat zekerheid en geestelijke voorspoed geniet, beschreven. Door bijbelonderzoek zijn deze geheimzinnige passages in Ezechiël 38 en 39 opgehelderd en is gebleken dat Gog van Magog een profetisch symbool is van de valse god van deze wereld, Satan de Duivel, bij zijn laatste aanval op de christelijke getuigen van Gods koninkrijk. — 2 Kor. 4:4; Openb. 12:7-12, NW.
17. Met welke activiteit heeft Jehovah’s volk zich sedert 1914 consequent beziggehouden? Hoe hebben de Duivel en zijn aardse werktuigen hierop gereageerd?
17 Deze grote tegenstander van God is na de geboorte van Gods koninkrijk in 1914, uit de hemel geworpen en brengt nu ongekende weeën over de mensheid. Het laatste wee brengt hij over de natiën doordat hij ze ertoe beweegt een totale aanval in te zetten tegen het Koninkrijk des hemels, Gods koninkrijk onder Christus, dat de natiën sedert 1914 n. Chr. voortdurend hebben verworpen. Dit hebben zij gedaan met de gramschap en toorn van twee wereldoorlogen en de vervolging van de christenen die Jezus’ gebod hebben gehoorzaamd het goede nieuws van het Koninkrijk tot een getuigenis voor alle natiën, zowel de communistische als de niet-communistische, te prediken (Openb. 11:15-18, NW). Het is daarom logisch dat deze Koninkrijksgetuigen het doelwit zijn van de aanval van de aanbidders van het militarisme in deze tijd van het einde. Daniëls profetie over dezelfde tijd laat zien dat de symbolische koning van het noorden en de koning van het zuiden bij die aanval op de voorgrond zullen treden. — Dan. 11:36–12:1.
18. Waarom dienen christenen in deze kritieke dagen hun moed en volharding op te bouwen?
18 Wanneer een christen zich realiseert dat Gog van Magog of Satan de Duivel en al zijn onzichtbare geestenkrachten binnenkort tegen hem en al zijn christelijke medeleden van de theocratische maatschappij zullen gaan optrekken, begrijpt hij enigermate hoe schrikwekkend deze situatie is. Er zal moed en volharding nodig zijn om deze aanval het hoofd te bieden, een moed en volharding die opgebouwd zijn als het resultaat van een volkomen geloof en vertrouwen in Jehovah en in zijn regelingen om Satan en zijn demonen te zijner tijd buiten gevecht te stellen.
19. (a) Hoe alleen zal wie dan ook in staat zijn te volharden en toegang te krijgen tot Jehovah’s nieuwe ordening? (b) Welke geesteshouding dienen wij te bezitten tegenover het predikingswerk dat nog verricht moet worden?
19 Er bestaan voor een christen dus dringende redenen om Gods Woord dagelijks te bestuderen, omgang te zoeken binnen zijn theocratische maatschappij en voortdurend te bidden om de moed die nodig is om weerstand te kunnen bieden aan elke inbreuk op zijn aanbidding van Jehovah. Alleen op die manier zal wie dan ook in staat zijn te volharden en toegang te krijgen tot Jehovah’s nieuwe ordening. En tot op die tijd moet er in verband met de prediking van het goede nieuws van Gods opgerichte koninkrijk nog heel veel tot stand worden gebracht (Matth. 24:14, NW). Wij leven niet in een tijd om het wat kalmer aan te gaan doen of het op te geven, maar veeleer in een tijd om moedig voorwaarts te gaan en in dit grootse werk te volharden. Wij wensen te blijven werken totdat Jehovah zegt dat het genoeg is (Jes. 6:11). Doet u persoonlijk stappen om dat wat u van deze prachtige boodschap weet, met anderen te delen, opdat u Jehovah’s gunst mag verwerven, wiens voornemen het is het Paradijs te herstellen en zijn heilige naam te rechtvaardigen door in de komende strijd van Armageddon alle goddeloosheid weg te vagen? U zult gezegend worden indien u dit doet. — Openb. 7:17; 21:1-5, NW.
20. Hoe noodzakelijk is het getrouw te volharden wanneer eenmaal de eerste stappen op de weg ten leven zijn gezet?
20 Met het oog hierop moedigen wij u aan de problemen en alle vormen van vrees van deze tijd met de geest en kracht van Jehovah’s Woord en in het gezelschap van zijn volk, het hoofd te bieden (Hebr. 10:24, 25; Hand. 2:46, NW). Wij geloven oprecht dat u gezegend zult worden indien u hieraan gehoor geeft. En bent u eenmaal met deze levenswijze begonnen, volhard er dan in; laat uw ogen niet afdwalen naar rechts of links. Richt uw aandacht en genegenheid op Gods nieuwe ordening. Laat dat uw doel zijn. Bewandel deze weg getrouw, want uw leven hangt ervan af!