De extra verplichtingen van de opziener
„Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, . . . bereidwillig; . . . voorbeelden voor de kudde wordend.” — 1 Petr. 5:2, 3.
1. (a) Voor welke extra verplichtingen heeft God voorzieningen getroffen? (b) Waardoor komt het dat sommige christenen deze extra verplichtingen trachten te verkrijgen?
IN HET voorgaande artikel werd vastgesteld dat er op alle christenen verplichtingen rusten. Allen hebben jegens God verplichtingen omdat zij bij God in de schuld staan, omdat zij een opdrachtsgelofte hebben afgelegd en vanwege Gods geboden of wetten die voor het christelijke samenstel van dingen gelden. Behalve dat er op alle christenen primaire verplichtingen rusten, heeft God voor christenen voorzieningen getroffen dat zij ook nog kunnen streven naar het aanvaarden van extra verplichtingen als gemeente-, kring- of districtsopzieners, pioniers die al hun tijd aan de dienst besteden, zendelingen of leden van een van de Bethelhuizen van het Wachttorengenootschap. Waardoor komt het dat enkelen extra verplichtingen trachten te verkrijgen? Het spruit voort uit een verlangen om meer te doen. „Indien iemand een opzienersambt tracht te verkrijgen, begeert hij een voortreffelijk werk” (1 Tim. 3:1). Deze wens komt uit eigen vrije wil op maar spruit voort uit een gevoel dat men iets jegens God verplicht is. De diepte van iemands liefde en toewijding, de mate van waardering en dankbaarheid jegens God, ten gevolge van het volle bewustzijn dat men bij God in de schuld staat, dit alles beweegt iemand ertoe in te zien tot op welke hoogte hij verplicht is zijn tijd en bekwaamheden in de grootst mogelijke mate in Jehovah’s dienst te benutten. — Kol. 1:9-11.
2, 3. (a) Welke schriftuurplaatsen geven te kennen dat een christen het verlangen dient te hebben zijn dienst te vergroten? (b) Hoe toonde Jezus aan dat anderen de verplichtingen op zich dienen te nemen herders te zijn?
2 Wij zijn er op grond van het feit dat wij ons aan God hebben opgedragen toe verplicht het juiste soort van werk te trachten te verkrijgen. Gods onverdiende goedheid verplicht een rijpe christen meer goede werken op zich te nemen. „Ja, door deze onverdiende goedheid zijt gij door middel van geloof gered, . . . het is Gods gave. . . . Want wij zijn een produkt van zijn werk en werden in eendracht met Christus Jezus geschapen voor goede werken, die God van tevoren heeft bereid opdat wij erin zouden wandelen” (Ef. 2:8-10; Kol. 1:28, 29). En ’machtig te worden gemaakt’ en ’vervuld te worden met alle volheid die God geeft’, houdt in dat men tot een grotere bekwaamheid groeit en grotere verantwoordelijkheid op zich neemt (Ef. 3:16, 19). Zoals de „gaven in mensen” de gemeente moesten helpen een „volwassen man” te worden en tot de mate van wasdom te geraken die tot de volheid van Christus behoort, zo moeten deze gaven ook een individuele christen helpen zijn bekwaamheid voor de dienst te doen toenemen en persoonlijk meer verplichtingen op zich te nemen. — Ef. 4:8, 11-13.
3 Christus is het voorbeeld; hij was een goede herder en schrok nooit terug voor extra verplichtingen. Hij leidde zijn apostelen ertoe op de verplichtingen als herders op zich te nemen en toonde aan wat hiervoor vereist werd. „Wie onder u groot wil worden, moet uw dienaar zijn” (Matth. 20:25, 26). Hij gebood hen herders te zijn: „Voed mijn schaapjes” (Joh. 21:15-17). Niet alleen de apostelen maar ook anderen zouden de verplichtingen van herders op zich moeten nemen indien zij discipelen van mensen uit alle natiën zouden willen maken (Matth. 28:19, 20; Hand. 14:21-23; 20:18, 28). Daarom is een christen die de bekwaamheden en hoedanigheden bezit, verplicht ernaar te streven extra dienstvoorrechten te verkrijgen en zijn liefde voor God dient hem ertoe te bewegen deze verplichtingen bereidwillig op zich te nemen. — 1 Petr. 5:2.
4. (a) Welke hoedanigheden dient iemand te bezitten om een opziener te worden? (b) Wat zijn volgens de Schrift enkele verplichtingen die op een opziener rusten?
4 Wat wordt van een opziener vereist? Welke verplichtingen neemt hij op zich? Hoe stelt hij zich voor dit juiste soort van werk beschikbaar? Iemand moet de noodzakelijke geestelijke hoedanigheden en ook bepaalde natuurlijke bekwaamheden bezitten. Iemand moet enige ervaring in het dienen van Jehovah hebben gehad en in de gelegenheid zijn geweest te ondervinden hoe Jehovah handelt met degenen die zijn Woord toepassen en hij moet een stellig vertrouwen in Jehovah hebben ontwikkeld. Ook moet iemand bereidwillig zijn. Op opzieners rust de verplichting ’de kudde Gods te weiden . . . voorbeelden voor de kudde wordend’ (1 Petr. 5:2, 3). Ieder van hen moet aandacht schenken aan zijn onderwijs (1 Tim. 4:6, 11-16; Tit. 1:9). Hij moet een prediker van het Woord zijn (2 Tim. 4:2). En hij moet anderen ertoe opleiden predikers te zijn (2 Tim. 2:2). Als een herder moet hij in staat zijn geestelijk te voeden en te leiden en te besturen. Behalve dat hij juiste werken op gang moet brengen, rust op hem de verplichting om de dingen te inspecteren en te corrigeren. Als een herder moet hij de schapen voor het kwaad beschermen en dit brengt met zich het bestraffen van degenen die kwaad doen en indien noodzakelijk het verwijderen van kwaaddoeners (1 Tim. 5:20, 21). De instructiebrochure die alle opgedragen christelijke getuigen wordt verschaft en waarin de werking van de gemeente wordt verklaard, zegt in dit opzicht: „De plichten van de gemeentedienaar zijn talrijk maar ze kunnen worden samengevat door te zeggen dat hij het algehele toezicht over de gemeente heeft en dat hij zelf het juiste voorbeeld dient te stellen in ijver en leiderschap.”
5, 6. (a) Zet de verplichtingen van een opziener in de hedendaagse gemeente uiteen. (b) Hoe kan een opziener zich van al deze verplichtingen kwijten?
5 Zijn verplichtingen kunnen daarom als volgt worden aangegeven: in de eerste plaats rust op hem de primaire verplichting die op alle christenen rust en die in het voorgaande artikel is uiteengezet. Hij moet een prediker van het goede nieuws zijn en moet zijn vrouw en gezin op een juiste wijze geestelijk en materieel verzorgen en hij moet zich in alles op een oprechte, eerlijke en moreel reine wijze gedragen. Bovendien moet hij de leiding nemen in het opleiden en het onderwijzen van anderen in het predikingswerk; op hem rust de verplichting organisatorische regelingen te treffen en ervoor te zorgen dat de gemeente kan prediken, waarbij hij regelingen treft dat anderen worden opgeleid, dat het gebied door de prediking op de juiste wijze wordt bewerkt en dat hij alle campagnes of veldtochten voor het getuigeniswerk doorvoert. Hij zal regelingen treffen voor de vijf verschillende goed voorbereide vergaderingen waardoor de gehele gemeente in de bijbelse leer wordt onderwezen en praktische raad voor de prediking krijgt terwijl hij erop toeziet dat allen die een aandeel hebben aan het geven van onderwijs, goed voorbereid zijn, bekwaam om te onderwijzen.
6 Zijn verplichting als een herder betekent dat hij voor de geestelijke behoeften van de gemeente als geheel en als individuele personen zorgt, terwijl hij verschillende personen opzoekt en hulp en raad verschaft in overeenstemming met hun individuele noden. Hij zal er op waakzame wijze op uit zijn personen te helpen zodat zij niet tot kwaaddoen geraken en dit doet hij door hen op de juiste tijd waarschuwende raad te geven (Gal. 6:1). Bij dit alles zijn vele details begrepen, zoals het opzicht houden over het werk van zijn vele assistenten, het erop toezien dat er een juist bericht wordt bijgehouden van de activiteit die door leden van de gemeente wordt verricht, dat er voldoende voorraden lectuur, tijdschriften en publiciteitsmateriaal om openbare lezingen aan te kondigen aanwezig zijn ten einde aan de behoeften te voldoen, dat er van te voren regelingen voor alle sprekers zijn getroffen, dat het bewerken van het gebied door van-huis-tot-huis–prediking op juiste wijze is georganiseerd en dat de Koninkrijkszaal goed wordt onderhouden zodat ze presentabel is en een goede plaats voor het geven van onderricht. Een opziener heeft vele verplichtingen en hij kan zich er alleen op een juiste wijze van kwijten wanneer allen in de gemeente volledig medewerken en hem volledig ondersteunen.
7. Welke verplichtingen worden voor een opziener zelfs nog dwingender en hoe werd dit door Jezus getoond?
7 Deze verplichtingen zijn zeer belangrijk omdat het leven van vele mensen erbij betrokken kan zijn wanneer hij op juiste wijze voor hun geestelijke behoeften zorgt. Maar ook al zijn deze verplichtingen nog zo belangrijk toch wordt een opziener die zich ervan kwijt daardoor niet vrijgemaakt van de primaire verplichting die op hem rust, namelijk te prediken, zijn gezinsverplichtingen na te komen en een rein leven te leiden (Luk. 11:42). Het is zelfs zo dat het vanwege zijn positie als opziener zelfs nog dwingender wordt dat hij zich van deze primaire verplichtingen kwijt want hij is het voorbeeld dat door anderen zal worden nagevolgd. „Van een ieder aan wie veel werd gegeven, zal veel worden geëist; en van hem aan wie men het toezicht over veel heeft gegeven, zal men meer dan gebruikelijk is, eisen.” — Luk. 12:48.
8. Welke houding zal een opziener altijd aan de dag leggen wanneer hij zich met anderen bezighoudt?
8 Toch zal een opziener vanwege de vele belangrijke verplichtingen die op hem rusten nooit trots of hoogmoedig worden. Hij zal in gedachten houden dat hij slechts een slaaf van Jehovah is en dat hij alleen maar doet wat hij moet doen (Luk. 17:10). Hij zal in gedachten houden dat de kudde of de gemeente niet van hem is maar van Jehovah en aan de zorg van de Voortreffelijke Herder, Christus Jezus, is toevertrouwd (1 Petr. 5:3, 4). Hij zal nederig en bescheiden blijven en de methoden toepassen die Jehovah gebruikt wanneer hij zich met Zijn „schapen” bezighoudt: „Hij [Jehovah] zal als een herder zijn kudde weiden, in zijn arm de lammeren vergaderen en ze in zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden.” — Jes. 40:11.
9. (a) Welke andere verplichtingen rusten op enkelen in de gemeente? (b) Welk beginsel moet door iedere dienaar in de bediening in gedachten worden gehouden?
9 Wat de assistent-gemeentedienaar, bijbelstudiedienaar en andere dienaren in de bediening betreft, ook op hen rusten de primaire verplichtingen die in het voorgaande artikel zijn vermeld (1 Tim. 3:8-13). Bovendien moeten zij de leiding nemen in het onderwijzen van anderen, zowel van huis tot huis als op nabezoeken en bijbelstudies. En, in overeenstemming met de speciale toewijzing die een ieder van hen heeft ontvangen, zal hij zorgdragen voor alle details die daarbij betrokken zijn. Sommige van deze details zijn het organiseren van en het toezien op de gebiedsbewerking, het erop toezien dat er voldoende voorraden bijbelse lectuur en tijdschriften voorhanden zijn, het bijhouden van juiste berichten over de activiteit die in de dienst is verricht of het bijhouden van de boekhouding of het leidingnemen op een of andere vergadering gedurende welke onderricht wordt gegeven. Iedere dienstknecht zal er ijverig naar streven zijn taak goed te leren kennen en zich er op getrouwe wijze van kwijten. „Wat . . . van beheerders wordt verwacht, is, dat elkeen getrouw wordt bevonden.” — 1 Kor. 4:2.
10. Welke verplichtingen hebben reizende opzieners op zich genomen en wat moeten zij toch in gedachten houden?
10 Dan zijn er nog de reizende kring- en districtsopzieners. Ook op hen rusten al de primaire verplichtingen die er op andere christenen rusten en zij moeten de leiding nemen in het onderwijzen van anderen in alle onderdelen van het getuigeniswerk. Op deze mannen rust de verantwoordelijkheid de gemeentelijke organisaties te inspecteren en onderricht te geven aan al degenen die een positie van verantwoordelijkheid bekleden en hen over al hun plichten te onderwijzen. Bovendien hebben zij verplichtingen in verband met de organisatie en het programma van de halfjaarlijkse kringvergaderingen en andere grote vergaderingen waar regelingen voor zijn getroffen. Hoe belangrijk en hoe verstrekkend al deze verplichtingen ook zijn toch worden deze opzieners hierdoor niet vrijgemaakt van de primaire verplichtingen om te prediken, te studeren en, indien zij getrouwd zijn, voor hun vrouw te zorgen, terwijl ze ook nog reine morele levens moeten leiden.
11. (a) Welke verplichtingen hebben volle-tijddienaren en zendelingen op zich genomen? (b) Welk bijbelse beginsel moeten zij in gedachten houden en wie nog meer dienen zich door dit beginsel te laten leiden?
11 Dan zijn er nog de personen die al hun tijd aan de bediening besteden en die werk doen als pioniers, als speciale pioniers en zendelingen. Ook op hen rusten alle primaire verplichtingen van het prediken van het goede nieuws en het leiden van een voorbeeldig christelijk leven. Zij hebben ook nog extra verplichtingen op zich genomen doordat zij zijn overeengekomen iedere maand een bepaald aantal uren te prediken. En zij hebben zich zelf ertoe verplicht hun leven en hun persoonlijke smaak in enkele opzichten aan te passen aan de bijzondere behoeften van het gebied; op zendelingen rust in het bijzonder deze verplichting. Het bijbelse beginsel dat hier geldt, luidt: „Ik [heb] mijzelf tot slaaf van allen gemaakt, om de meeste personen te winnen. . . . Ik ben alle dingen voor alle soorten van mensen geworden, om er toch maar enkelen te redden. Maar ik doe alle dingen ter wille van het goede nieuws, om er met anderen deel aan te mogen verkrijgen” (1 Kor. 9:19-23). Ja, de wijze waarop mensen leven, hun gewoonten en hun denkwijze leggen de bedienaren van het evangelie die hen willen helpen, definitieve verplichtingen op; wanneer zij deze personen willen helpen de weg des levens te bewandelen, moeten zij zich aan dergelijke gewoonten aanpassen, geduldig zijn en bereid zijn zonder te klagen vele ongemakken te verdragen. Zij die dienst verrichten op plaatsen waar de behoefte aan predikers sterker wordt gevoeld en degenen die erover denken om dit ook te gaan doen, zouden er goed aan doen dit beginsel dat voor zendelingen geldt en dat in 1 Korinthiërs 9:19 staat vermeld, in gedachten te houden.
12. Welke verplichtingen rusten er op degenen die dienst verrichten in een van de Bethelhuizen, kantoren of drukkerijen van het Genootschap?
12 Op hen die op een van de bijkantoren en Bethelhuizen van het Genootschap dienst doen, van welke plaatsen lectuur en tijdschriften naar de gemeenten worden gezonden, rusten de primaire christelijke verplichtingen ook. Doordat zij een aanvraag hebben ingediend voor dienst in het Bethelhuis en deze dienst hebben aanvaard, hebben zij bovendien de verplichting op zich genomen samen te werken met de gehele regeling die in het huis bestaat, betrouwbaar te zijn en op een juiste wijze voor het toegewezen werk te zorgen. Op deze personen rust de plicht ernaar te streven werk van een betere kwaliteit voort te brengen en hun produktiviteit te doen toenemen. Het is hun plicht gewetensvol zorg te dragen voor de uitrusting en het materiaal dat aan hen is toevertrouwd. Op hen die de toewijzing hebben gekregen voor correspondentie zorg te dragen, rust de verplichting ijverig en prompt te zijn en goede raad te geven die op de bijbel is gebaseerd, terwijl zij dit moeten doen met het sterke verlangen om te helpen, hierbij liefde, goedgunstigheid en hulpvaardigheid aan de dag leggend.
ZICH ER VOOR BEKWAMEN AAN DE VERPLICHTINGEN VAN EEN OPZIENER TE VOLDOEN
13. (a) Welke schriftuurlijke hoedanigheden moet een opziener bezitten? (b) Welk schriftuurlijke beginsel is van toepassing bij het vaststellen wanneer iemand aanbevolen dient te worden en hoe zou iemand zich op zulk een dienst kunnen voorbereiden?
13 Indien iemand een opziener is of het voortreffelijke werk van een opziener tracht te verkrijgen, is het goed precies te weten welke hoedanigheden hiervoor noodzakelijk zijn. Voornamelijk moet hij voldoen aan de schriftuurlijke hoedanigheden, zoals die in 1 Timótheüs 3:1-10 en Titus 1:1-9 worden uiteengezet. Hij moet de vruchten van de geest bezitten (Gal. 5:22, 23). Hij moet een rijpe, goed evenwichtige christen zijn, die goed onderlegd is in de Schrift en de waarheid uitstekend weet uiteen te zetten. Hij moet deze hoedanigheden bezitten voordat hij tot opziener wordt aangesteld. „Laten dezen ook eerst op hun geschiktheid worden beproefd en daarna, wanneer zij vrij van beschuldiging zijn, als dienaren dienen” (1 Tim. 3:10; Ex. 18:21). Er zijn ook bepaalde natuurlijke hoedanigheden of bekwaamheden nodig om in staat te zijn zich van de verplichtingen te kwijten en deze eigenschappen kunnen door krachtsinspanningen, studie en opleiding worden ontwikkeld. Doordat degene die de verplichtingen van een opziener op zich neemt, weet wat deze bekwaamheden en hoedanigheden zijn, kan hij weten hoe hij zich moet voorbereiden en op welke wijze hij ernaar dient te streven vooruit te gaan.
14, 15. (a) Vooral welke bekwaamheden dient een opziener te ontwikkelen zodat hij zich op een juiste wijze van zijn toewijzing kan kwijten? (b) Waarom zijn deze dingen zo belangrijk?
14 Sommige van deze hoedanigheden kunnen in de categorie van bekwaamheden of kundigheden worden geplaatst. Een opziener moet bij voorbeeld bekwaam zijn in de kunst van onderwijzen (1 Tim. 3:2; 4:13, 16; 2 Tim. 2:2, 15, 24; 4:2; Tit. 1:9). Hij moet in staat zijn om de gezonde leer uit de bijbel te onderwijzen, profetieën duidelijk te verklaren en raad te geven over een levenswijze overeenkomstig bijbelse beginselen. Hij moet bekwaam zijn te onderwijzen zodat zijn toehoorders begrip verwerven en vervuld worden met een verlangen de kennis toe te passen. Een opziener moet ook bekwaam zijn anderen te onderwijzen hoe zij op hun beurt moeten onderwijzen, bekwaam zijn assistenten met betrekking tot hun taken te onderwijzen, bekwaam in het ontwerpen van de vergaderingen gedurende welke onderricht wordt gegeven, zodat er gebruik wordt gemaakt van afwisselende methoden voor doeltreffend onderwijs, waarbij lezingen worden afgewisseld met besprekingen, onderricht via vragen en antwoorden en demonstraties of werkelijk opgevoerde taferelen. Wanneer de opziener gebruik maakt van het boek Bekwaam gemaakt tot de predikingsdienst en de onderwijsmethoden opmerkt die in de lectuur van het Genootschap en op grote vergaderingen worden aangewend, zal hij vele ideeën kunnen gebruiken.
15 Hij heeft bekwaamheid nodig om de gedachten te vatten of te begrijpen in datgene wat hij leest en hoort, terwijl hij de belangrijkste punten en hun verhouding tot elkaar ziet en deze dingen hierdoor aan anderen kan uiteenzetten. Hij heeft bekwaamheid in het spreken nodig zodat hij zijn gedachten kan formuleren en ze duidelijk en samenhangend tot uitdrukking kan brengen (Ef. 3:18-21). Nog een bekwaamheid is de kunst om te luisteren. Het is zeer belangrijk dat een opziener leert een goede luisteraar te zijn ten einde te horen wat er werkelijk wordt gezegd en niet alleen wat hij denkt dat wordt gezegd. Alleen op deze wijze kan hij werkelijk een hulp zijn voor personen die geestelijke raad nodig hebben. Alleen wanneer hij een goede luisteraar is, kan hij de noodzakelijke raad die hem wordt gegeven, werkelijk toepassen. Hij moet leren om mondelinge instructies nauwkeurig te onthouden. Hij heeft enige bekwaamheid in het schrijven nodig zodat hij de vragen die hij aan het Genootschap stelt op een juiste wijze kan formuleren en ook juiste verslagen kan geven over bepaalde situaties. Hij moet leren de dingen volledig, duidelijk en bondig neer te schrijven, dubbelzinnigheid vermijdend.
16. Naar welke kennis dient een opziener te streven?
16 Nog een categorie van hoedanigheden zou kennis genoemd kunnen worden, kennis van bijbelse leerstellingen, profetieën en bijbelse geschiedenis doch ook kennis van bijbelse beginselen. Ja dit houdt een begrip in van de gehele leer die wij als „de waarheid” kennen. „Blijf vasthouden aan het patroon van gezonde woorden, die gij van mij hebt gehoord” (2 Tim. 1:13). Dan is er ook nog de kennis van de organisatie van Jehovah’s getuigen, haar geschiedenis en functie en de gedragslijnen volgens welke ze werkzaam is. Bovendien is er nog de kennis van een speciale aard, betrekking hebbende op de gemeente en waaronder het bijhouden van berichten valt, de boekhouding en een kennis van de praktische dingen met betrekking tot de zorg voor de Koninkrijkszaal. Al deze kennis kan worden geleerd.
17. (a) Welke gewoonten dient een opziener te vormen? (b) Hoe kunnen zijn gewoonten van invloed zijn op anderen?
17 Gewoonten zijn ook een terrein van hoedanigheden met betrekking waartoe een opziener vorderingen kan maken. Hij zal nuttige en opbouwende gewoonten willen ontwikkelen. Het is goed om af en toe te bekijken hoe het er met u zelf voorstaat. Met gewoonten die niet opbouwend zijn, dient gebroken te worden omdat gewoonten zich tot een denkpatroon kunnen ontwikkelen. Vermijd omgang waardoor nuttige gewoonten worden bedorven (1 Kor. 15:33). Vorm goede studiegewoonten, de gewoonte van geregeld vergaderingbezoek en het geregeld een aandeel hebben in de prediking. Vorm de nuttige gewoonte om ver van te voren met uw toewijzingen te beginnen, of dit nu een korte oefenlezing is, een aandeel op de dienstvergadering of een lezing van een uur. Het zou goed zijn wanneer een opziener goede spreekgewoonten in het dagelijkse leven heeft, goede kleedgewoonten en een goede lichaamshouding want anderen zullen geneigd zijn hem na te volgen. Dit zelfde geldt ook voor zijn eetgewoonten, zijn drinkgewoonten en zijn ontspanning; laten deze gekenmerkt zijn door gematigdheid. — 1 Tim. 3:3; Tit. 2:2.
18. Welke geesteshoudingen dienen door een opziener te worden ontwikkeld en wat is vooral belangrijk?
18 Een vierde terrein van hoedanigheden is dat van zijn geesteshouding. Hij dient een positieve houding te hebben, een houding van bereid te zijn met al zijn macht te doen wat hij kan doen en de houding dient opgewekt te zijn. „Verheugt u altijd in de Heer. Nogmaals zal ik zeggen: Verheugt u!” (Fil. 4:4; 1 Thess. 5:16) Doe alles wat u kunt om anderen te helpen en consideratie jegens hen te tonen. Wees bereid uw eigen fouten toe te geven en er lering uit te trekken. Toon respect voor Gods zichtbare organisatie, geef medewerking, wees er snel op uit theocratische instructies te gehoorzamen en wees bereid raad te aanvaarden.
19. (a) Hoe bezien sommigen het op zich nemen van extra verplichtingen als opzieners? (b) Welke hulp die ook voor alle andere christenen beschikbaar is bezat Paulus?
19 Doordat iemand zich bewust is van deze terreinen van natuurlijke hoedanigheden waardoor iemand ertoe in staat wordt gesteld zich van de verplichtingen van een opziener te kwijten, kan hij beter begrijpen waaraan hij voor verbetering moet werken. Sommigen voelen zich er echter niet toe in staat meer verantwoordelijkheid op zich te nemen dan reeds op hen rust vanwege het zorgen voor hun gezinnen en het prediken van het goede nieuws. Anderen die opzieners zijn geweest, hebben het bijltje erbij neergelegd omdat zij niet in staat zijn de lading verantwoordelijkheid te dragen. Waarom is dit nu zo? Komt dit omdat de lasten te zwaar zijn? Kunnen ze alleen maar door een paar zeer bekwame personen gedragen worden? Heeft de apostel Paulus niet geschreven: „Voor alle dingen bezit ik de sterkte door hem die mij kracht verleent”? (Fil. 4:13) Is Jehovah’s hand verkort? In het geheel niet.
20, 21. (a) Welke dingen zouden kunnen veroorzaken dat de lasten voor een opziener te groot worden? (b) Welke bijbelse beginselen moet hij leren indien hij in staat wil zijn zich van deze verplichtingen te kwijten?
20 Zij die denken dat de lasten van werelds werk en hun gezin zo groot zijn dat zij niet het geestelijke uithoudingsvermogen bezitten om meer te dragen, kunnen geestelijk groeien. Het kan ook een kwestie van geesteshouding zijn. Aanvaardt iemand de extra lasten gewillig, met vreugde, of wordt hij er wrevelig door? De lasten die met het ambt gepaard gaan, zullen niet te groot zijn indien iemand geestelijk gezond blijft en gelukkig is. Jehovah zal zulk een opziener kracht geven. Maar wrevel ondermijnt iemands sterkte en hij raakt afgemat. Het kan zijn dat iemand die het bijltje erbij heeft moeten neerleggen er niet naar gestreefd heeft vorderingen te maken met betrekking tot de natuurlijke hoedanigheden die nodig zijn of hij is tekort geschoten met betrekking tot de geestelijke hoedanigheden. Het kan zijn dat de opziener niet heeft geleerd hoe hij zijn bezorgdheid op Jehovah moest werpen. „Vernedert u daarom onder de machtige hand van God . . . terwijl gij al uw bezorgdheid op hem werpt, want hij zorgt voor u” (1 Petr. 5:6, 7). Hebt u geleerd hoe u uw bezorgdheid op Jehovah moet werpen? Hiervoor is een bereidheid nodig om op Jehovah te wachten in plaats van erop te staan dat de dingen gedaan worden op de wijze zoals u dit wilt. Maar het is juist het hopen op Jehovah en het wachten op hem waardoor sterkte wordt verleend (Jes. 40:31). Bezorgdheid kan een last worden indien een opziener een perfectionist is, die teveel van anderen en van hem zelf eist. Een opziener kan ontmoedigd worden omdat hij denkt dat hij niet voldoende bekwame assistenten heeft maar hij moet leren te werken met degenen die beschikbaar zijn en hij moet hen helpen te groeien, zoals hij ook door iemand anders geholpen is.
21 Natuurlijk kan men ook onder druk komen te staan vanwege bezorgdheid over andere dingen, zoals ontevredenheid met iemands wereldse werk, bezorgdheid over materiële dingen en het verlangen naar dingen van deze wereld die niet noodzakelijk zijn. „Weest niet langer bezorgd voor uw ziel, met betrekking tot wat gij zult eten of wat gij zult drinken, of voor uw lichaam, met betrekking tot wat gij zult aantrekken” (Matth. 6:25-33; 1 Tim. 6:1-10). Dit is een zeer deugdelijke raad afkomstig van iemand die vele lasten te dragen had. En wat zeer belangrijk is: „Weest over niets bezorgd, maar laat in alles door gebed en smeking te zamen met dankzegging uw smeekbeden bij God bekend worden, en de vrede van God . . . zal uw hart en uw geestelijke vermogens behoeden” (Fil. 4:6, 7). Dit is een uitermate belangrijke raad voor iedere opziener en hij moet deze raad goed leren toepassen.
22, 23. (a) Hoe stelt iemand zich beschikbaar voor de verantwoordelijkheden van een opziener? (b) Door welke schriftuurlijke beginselen zal hij worden geholpen hierin te slagen?
22 Hoe stelt iemand zich beschikbaar voor het dragen van de verantwoordelijkheden van een opziener? Niet door zich zelf naar voren te dringen, een opziener te vleien of rond te bazuinen welk een superieure hoedanigheden men voor de toewijzing bezit. Noch stelt men zich beschikbaar door te trachten op het gevoel van anderen in de gemeente te werken en hun ondersteuning te krijgen door naar de wijze van Absalom de huidige dienaren te kritiseren (2 Sam. 15:2-6). Neen, men stelt zich beschikbaar door zich eerst op een juiste wijze te kwijten van alle primaire verplichtingen die op christenen rusten en die in het voorgaande artikel zijn behandeld. Men stelt zich beschikbaar door vorderingen te maken in het ontwikkelen van de vruchten van de geest, vervolgens ijver, vlijt en geregeldheid aan de dag te leggen met betrekking tot de ondersteuning van alle gemeentevergaderingen en dienstactiviteiten. Ook door een aandeel te hebben aan het opleidingsprogramma, door bereidwilligheid te tonen in het helpen van anderen en door al dergelijke dingen. Dit wordt door anderen opgemerkt. Op deze wijze stelde Timótheüs zich beschikbaar voor toegevoegde verantwoordelijkheden. „Er werd door de broeders . . . een goed bericht over hem uitgebracht” (Hand. 16:2; 1 Tim. 4:12-16). Het is ook zeer belangrijk om zich getrouw te kwijten van iedere verplichting, ongeacht hoe klein of onbeduidend deze moge schijnen. „Wie getrouw is in het geringste, is ook getrouw in veel.” — Luk. 16:10.
23 Allen onder u die dit kunnen, streeft daarom naar extra verplichtingen, naar het voortreffelijke werk een opziener te zijn. En u die reeds een opziener bent, aanvaard uw extra verplichtingen. „Weidt de kudde Gods die aan uw zorg is toevertrouwd, niet onder dwang, maar gewillig; noch uit liefde voor oneerlijke winst, maar bereidwillig; noch als heersend over hen die Gods erfdeel zijn, maar voorbeelden voor de kudde wordend.” — 1 Petr. 5:2, 3.