Soevereiniteit en rechtschapenheid
De rol van God en de mens in het rechtvaardigingsdrama
ER SPEELT zich nu reeds gedurende bijna zesduizend jaar een drama af dat van universeel belang is. Hierbij zijn zowel de soevereiniteit en rechtvaardiging van de Schepper als de rechtschapenheid en bestemming van al zijn schepselen betrokken. Dit drama zou goed geïllustreerd kunnen worden door de twee soorten van regering die in bepaalde landen naast elkaar bestaan.
In zulke landen heeft men enerzijds een wettig gevormde — de jure — regering, die de orde handhaaft en ogenschijnlijk voor het welzijn van haar onderdanen zorgt. Daarnaast is er dan een onderwereld met een regering bestaande uit misdadigers, die haar zelfzuchtige doeleinden door middel van steekpenningen, geweld en moord nastreeft. De leden van een comité van het Amerikaanse Congres werden bijvoorbeeld van de verschrikkelijke realiteit van deze situatie in de Verenigde Staten doordrongen toen bepaalde getuigen weigerden een verklaring af te leggen omdat zij bevreesd waren dat de gangster-regering zich tegen hen zou keren. Zulk een door misdadigers uitgeoefende heerschappij vormt niet alleen een uitdaging aan de soevereine heerschappij van het land, maar tevens wordt de loyaliteit van alle burgers van dat land aan hun de jure regering erdoor op de proef gesteld.
Op grond van de toestand welke thans op aarde heerst, kan er in vele opzichten met betrekking tot het universum precies hetzelfde worden gezegd. Er is een wettig gevormde universele regering welke wordt uitgeoefend door Jehovah God, de rechtmatige Soeverein en ’eeuwige Koning’ (Jer. 10:10). Daarnaast is er op aarde als het ware een regering waar misdadigers of gangsters — zowel zichtbare als onzichtbare — het hecht in handen hebben. Deze regering heeft haar ontstaan te danken aan bedrog en geweld, en ze bedient zich hier nog steeds van ten einde de zelfzuchtige doeleinden van trots en macht na te streven. Ze vormt eveneens een uitdaging aan de rechtmatig gevormde regering van Jehovah God, en is er verantwoordelijk voor dat deze aarde een plaats van goddeloosheid en weeën is. Bovendien worden alle op aarde levende mensen op hun loyaliteit aan de soevereiniteit van de universele de jure regering van Jehovah God beproefd.
Laten wij er evenwel vlug bij vertellen dat er een fundamenteel verschil tussen de twee situaties bestaat. Terwijl de tegenstrijdige toestand die er in bepaalde landen heerst het gevolg is van de zwakheid en zelfzucht van onvolmaakte mensen, die de toestand hetzij door de vingers zien of niet in staat zijn er iets aan te doen, wordt de toestand waarbij de soevereiniteit van Jehovah God is betrokken, getolereerd door Degene die de macht en het voornemen heeft om aan de hele situatie een einde te maken en dit ook op zijn bestemde tijd zal doen.
HOE ALLES BEGON
Hoe is deze situatie op aarde ontstaan, en waarom laat God deze voortduren? Wanneer zal ze eindigen, en wat kunnen en moeten wij persoonlijk in verband ermee doen? Wij kunnen ons gelukkig prijzen dat wij in de tijd leven waarin God licht op zijn Woord laat schijnen waardoor deze aangelegenheden duidelijk worden gemaakt, hetgeen ook in overeenstemming met de volgende door hem geuite belofte is: „Het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot den vollen dag.” — Spr. 4:18.
Gods Woord onthult dat de Opperste Soeverein van het universum Jehovah God is. „De HERE, onze Rechter, de HERE, onze Wetgever, de HERE, onze Koning.” In Jehovah zijn alle drie takken van de universele regering verenigd, namelijk, de rechterlijke, de wetgevende en de uitvoerende macht. Hij ’heeft macht over het koningschap der mensen en geeft dat aan wien Hij wil’, „en niemand is er, die zijn hand kan weerhouden of tot Hem kan zeggen: wat doet Gij?” — Jes. 33:22; Dan. 4:25, 35.
Jehovah God is zowel uit hoofde van wat hij is als van wat hij heeft gedaan, de rechtmatige Soeverein van het universum. Op grond van zijn eeuwigheid en voortreffelijke eigenschappen — zoals zijn almacht en alwetendheid — staat hij niet alleen ver boven al zijn onderdanen, maar kan hij ook allen aan zijn regering onderwerpen. En als de Universele Soeverein heeft hij het recht hiertoe omdat hij de Schepper van al het zichtbare en onzichtbare en de Bron van alle leven is. Aangezien alle dingen hun bestaan aan hem te danken hebben en voor hun voortbestaan van hem afhankelijk zijn, berust alle rechtmatige soevereiniteit bij hem. Wat is soevereiniteit? Wij verstaan hieronder „het bezitten of uitoefenen van de opperste autoriteit”. „De macht waardoor in laatste instantie de regering wordt vastgesteld en bestuurd.”
Tot ongeveer zesduizend jaar geleden was Jehovah’s soevereiniteit nog nooit betwist. Maar toen op een dag verstoutte een van zijn geestelijke schepselen zich om, door zelfzuchtige ambitie gedreven, Gods soevereiniteit in twijfel te trekken. Hij verleidde het eerste mensenpaar, Adam en Eva, ertoe ontrouw aan Jehovah’s soevereiniteit te worden door een beroep op hun zelfzucht te doen. Tegelijkertijd besmeurde hij Gods goede naam door te beweren dat God tegen Adam en Eva had gelogen. Omdat hij aldus Jehovah’s soevereiniteit uitdaagde en Zijn goede naam besmeurde, kwam hij als Satan of tegenstander, Duivel of lasteraar, Slang of bedrieger, en Draak of verslinder bekend te staan. — Openb. 12:9.
Door deze handelwijze wierp Satan zich op als een mededingende regeerder die Jehovah’s soevereiniteit niet erkende. Aangezien Jehovah’s soevereiniteit gefundeerd was — zoals wij hebben vernomen — had Satan natuurlijk niet het recht om die soevereiniteit uit te dagen. Jehovah bleef de rechtmatige Soeverein ongeacht wat schepselen al dan niet deden, want in dit opzicht was hij geenszins van hun goedkeuring en ondersteuning afhankelijk.
Wat zou Jehovah God, nu zijn soevereiniteit als de rechtmatige Universele Soeverein voor de eerste maal was uitgedaagd, doen? Zou hij die soevereiniteit terstond doen gelden door de drie opstandelingen te vernietigen? Dit had hij gemakkelijk kunnen doen, waardoor hij dan op staande voet niet alleen de strijdvraag met betrekking tot zijn soevereiniteit had beslist maar tevens had uitgemaakt dat hij de waarheid had gesproken met betrekking tot de straf voor de overtreding van zijn wet. Er waren evenwel bepaalde gebiedende factoren welke Jehovah hiervan weerhielden. Wat waren die factoren dan wel?
Door het eerste paar van God af te trekken, betwistte Satan Jehovah’s hoedanigheid van schepper en trok hij de rechtvaardigheid in twijfel van het feit dat Jehovah gehoorzaamheid als een voorwaarde voor het leven eiste en toch schijnbaar niet in staat was de mens zo te scheppen dat hij loyaal aan Jehovah’s soevereiniteit zou blijven. Doordat Satan er succes mee had het eerste mensenpaar van God af te trekken, trok hij eveneens de loyaliteit of rechtschapenheid van al Gods schepselen met betrekking tot Gods soevereiniteit in twijfel. En, zoals later duidelijk werd in het geval van Job — op wie Jehovah de aandacht had gevestigd omdat er niemand zo loyaal aan Jehovah’s soevereiniteit was als hij — ging Satan van het standpunt uit dat hij alle mensen van God kon afkeren. — Job, de hoofdstukken 1 en 2.
Ten einde Satan ruimschoots de gelegenheid te geven om zijn pochende bewering waar te maken, en ten einde andere schepselen de gelegenheid te geven hun loyaliteit aan Gods soevereiniteit te bewijzen, wachtte Jehovah ermee zijn soevereiniteit te doen gelden of schortte hij dit op. Hierdoor kreeg Satan de kans om een machtige, uit misdadigers bestaande regering of organisatie op te bouwen welke door middel van geweld, bedrog en moord de macht zou uitoefenen. Wanneer Jehovah dan op zijn bestemde tijd die organisatie zou vernietigen, zou dit een nog groter bewijs van zijn soevereiniteit vormen. God was zo zeker omtrent de afloop van dit alles, dat hij deze voorzegging reeds in de hof van Eden, ten tijde van de opstand, deed (Gen. 3:15). Ondertussen zou Jehovah degenen die zich loyaal aan zijn soevereiniteit betonen, zijn naam op de gehele aarde laten bekendmaken, precies zoals hij tot Farao — die als een symbool van Satan diende — zei: „Doch hierom laat Ik u bestaan, om u mijn kracht te tonen, opdat men mijn naam verkondige op de gehele aarde.” — Ex. 9:16.
Om dezelfde redenen stond Jehovah ook het eerste mensenpaar toe nog geruime tijd in leven te blijven en kinderen voort te brengen. Jehovah wist zeer goed dat niet allen van hen zich deloyaal ten opzichte van zijn soevereiniteit zouden betonen, en dat niet allen zouden zwichten voor de druk welke door Satans gangster-regering uitgeoefend zou worden. Hij wist dat er geen leemte in zijn scheppingswerk was en dat sommigen van zijn schepselen hem trouw zouden blijven. Louter het feit dat zij klein in aantal zijn geweest, en nog steeds in de minderheid zijn, heeft niets met de strijdvraag uitstaande gehad, want door hun handelwijze bewijzen zij dat anderen, indien zij dit wilden, hetzelfde hadden kunnen doen.
Alhoewel de handelwijze van hen die loyaal bleven, geen invloed op Gods soevereiniteit had, zou Gods naam er niettemin door worden gezuiverd van de smaad welke Satan erop laadde door zijn pochende bewering dat hij alle mensen van God kon afkeren. Tevens zouden zij hierdoor zichzelf van smaad zuiveren en aldus bewijzen dat Satan een leugenaar is. Daarom zegt God tot dezulken: „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord heb voor wie mij smaadt [Satan de Duivel].” — Spr. 27:11.
Wanneer deze strijdvraag met betrekking tot ’s mensen rechtschapenheid of loyaliteit aan Gods soevereiniteit eenmaal volledig is opgelost, zal God zijn soevereiniteit doen gelden. Dit zal hij doen door in de strijd van Armageddon Satan en alle anderen die getoond hebben deloyaal aan Jehovah’s soevereiniteit te zijn, te vernietigen en daarna een nieuwe wereld in te luiden waarin rechtvaardigheid zal wonen. — 2 Petr. 3:13; Openb. 16:14, 16.
ZEKERHEID EN GESCHIEDENIS
Waarom kunnen wij er zo zeker van zijn dat Jehovah zijn soevereiniteit zal rechtvaardigen wanneer hij al zo lang schijnbaar niets in die richting heeft gedaan? Omdat zijn Woord ons vertelt dat hij als de Opperste Soeverein zichzelf niet kan verloochenen. Wanneer hij nooit handelend ten behoeve van zijn soevereiniteit zou optreden, zou dat betekenen dat hij zijn bestaan zou verloochenen of op zijn minst zou verloochenen dat hij de macht en de wil bezat om zijn soevereiniteit te doen gelden, waardoor hij zichzelf zou rechtvaardigen. Hij zou dan gelijk de regeringen van deze wereld zijn, die de zich binnen hun grenzen bevindende gangster-regeringen oogluikend toestaan of er niet tegen opgewassen zijn. Door niets te doen, zou hij blijk geven van gebrek aan liefde voor degenen die door Satan en zijn werktuigen worden onderdrukt. Indien hij niet zou optreden, zouden bovendien de goddeloze toestanden zo verergeren dat zijn gehele schepping op aarde zou worden uitgeroeid. — 2 Tim. 2:13.
Het in zijn Woord opgetekende bericht verschaft ons de sterke verzekering dat Jehovah op zijn bestemde tijd zijn soevereiniteit zal doen gelden. Heeft hij dit niet gedaan ten tijde van de Vloed, in de dagen van Sodom en Gomorra, en in de dagen van Mozes, toen Farao en zijn Egyptische macht zijn soevereiniteit moesten erkennen, en heeft hij zijn macht niet getoond tegenover de veldheer Sisera met zijn leger, en tegenover Sanherib, toen deze zich met zijn grote menigte strijders voor Jeruzalem legerde? Ja! — Gen. 7:1, 23; 19:24, 25; Ex. 14:30, 31; Richt. 4:15; 2 Kon. 19:35.
Ter zelfder tijd heeft Jehovah personen gehad die hun rechtschapenheid jegens zijn soevereiniteit bewaarden en daardoor zijn naam rechtvaardigden. Zover het schriftuurlijke bericht aantoont, waren dit onder andere Abel, Henoch, Noach, Abraham, Mozes, David en vele anderen die tot aan de tijd van Jezus en zijn vroege volgelingen hebben geleefd. En zoals uit de wereldlijke geschiedenis blijkt, zijn er sindsdien en helemaal tot op onze tijd enkele van die getrouwe personen geweest. Wanneer Jehovah zijn soevereiniteit doet gelden, spaart hij degenen die hun rechtschapenheid jegens hem hebben getoond.
DE SITUATIE THANS
Thans roepen de toestanden er nog meer dan ooit tevoren in de menselijke geschiedenis om dat Jehovah zijn soevereiniteit doet gelden. Neem bijvoorbeeld het godloze communisme, dat een steeds groter deel van de bevolking der aarde opslokt. Het is niet alleen aan een atheïstische ideologie opgedragen, maar gaat nog verder door degenen die volhouden om „Gode wat Gods is” terug te betalen en die het voorbeeld van de apostelen volgen, die zeiden: „Men moet Gode meer gehoorzamen dan den mensen”, te kwellen en te vervolgen en hen in gevangenissen op te sluiten. — Matth. 22:21; Hand. 5:29.
In de christenheid worden opzettelijke en gezamenlijke krachtsinspanningen gedaan om de naam van Jehovah uit te wissen. Dit blijkt onder andere uit het feit dat zij weigeren de naam in hun moderne bijbelvertalingen te gebruiken en doordat zij degenen die zijn naam dragen, de christelijke getuigen van Jehovah, met spot en smaad overladen, waardoor zij Jehovah’s naam met minachting bejegenen. — Jes. 52:5.
Er is over de gehele aarde — zowel van de zijde der volwassenen als van de jeugd — meer misdaad en immoraliteit dan ooit tevoren. En van geen andere periode in de geschiedenis kan zo naar waarheid worden gezegd: „Omdat het vonnis over de boze daad niet aanstonds voltrokken wordt, daarom is het hart der mensenkinderen in hen begerig om kwaad te doen.” — Pred. 8:11.
Doch juist deze feiten bewijzen dat de tijd waarin Jehovah God zich zal rechtvaardigen door zijn soevereiniteit te doen gelden, zeer nabij is, want zei Jezus niet dat aan het einde van dit samenstel van dingen ’de wetsverachting zou toenemen’? En voorzei de apostel Paulus niet „dat er in de laatste dagen kritieke tijden zullen zijn, die moeilijk zijn door te komen” vanwege allerlei soorten van goddeloosheid? En zij niet alleen, maar ook de psalmist uit de oudheid zei: „Wanneer de goddelozen uitspruiten als het groene kruid en alle bedrijvers van ongerechtigheid bloeien — zij zullen voor immer verdelgd worden.” — Matth. 24:12; 2 Tim. 3:1-5, NW; Ps. 92:8.
De dag waarop Jehovah zijn soevereiniteit doet gelden, komt snel naderbij. Er is geen tijd te verliezen. Ten einde niet met de vijanden van Jehovah’s soevereiniteit vernietigd te worden, moeten wij onze loyaliteit eraan bewijzen door ons van Satans uit misdadigers bestaande regering af te scheiden en ons er niet door laten omkopen of intimideren. Dit betekent dat wij rein moeten blijven ten aanzien van haar materialistische commerciële element, haar corrupte politiek en huichelachtige religiën. Daardoor zullen wij een aandeel hebben aan de rechtvaardiging van Jehovah’s naam en bewijzen dat de Duivel een leugenaar is. Door aldus te handelen, kunnen wij hopen gespaard te worden wanneer Jehovah op glorierijke wijze tentoonspreidt dat hij de Universele Soeverein is en zijn naam van alle smaad waarmee deze op boosaardige wijze is overladen, zuivert; dit zal hij doen door te Armageddon — de strijd van de grote dag van God de Almachtige — alle goddelozen te verdelgen.
Er is geen middenweg, want Jezus zei: „Wie met Mij niet is, die is tegen Mij, en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit” (Matth. 12:30). Wij mogen onszelf niet bedriegen met de gedachte dat het oefenen van een passief geloof in de bijbel en het leiden van een moreel leven alles is wat wordt vereist. Dit is geenszins het geval! Loyaliteit aan Jehovah’s soevereiniteit vereist dat wij kennis van hem en zijn Zoon tot ons nemen, dat wij met andere christenen bijeenkomen, dat wij ons aan het doen van Gods wil opdragen en die wil ten uitvoer brengen, wat in de tegenwoordige tijd voornamelijk het prediken van „dit evangelie van het Koninkrijk” inhoudt. Door dit te doen, zullen wij het gelukkige voorrecht smaken om tot in alle eeuwigheid onze rechtschapenheid jegens Jehovah’s soevereiniteit te tonen en in de rechtvaardige nieuwe wereld als zijn gehoorzame onderdanen zijn naam te eren. — Zef. 2:3; Matth. 24:14.