Hoofdstuk 16
U kunt zeker zijn van een beloning
1. Aan wie hebben wij het te danken dat wij hier op aarde zijn?
HET leven is een gave van God. Er zou thans niemand leven indien God, wegens zijn eigen edelmoedigheid, niet de eerste man en vrouw had geschapen (Openbaring 4:11). Daar wij zondige mensen zijn, zouden wij hier niet zijn indien God ons niet geduldig had ’verdragen’. De psalmist schreef: „Indien gij op dwalingen zoudt letten, o Jah, o Jehovah, wie zou stand kunnen houden?” — Psalm 130:3.
2. Waarvan hangt eeuwig leven af, hoewel het leven een vrije gave is?
2 Het leven is inderdaad een vrije gave. En het is Gods wil dat het mensengeslacht in leven blijft (1 Timótheüs 2:3, 4). Hij gaf de mensheid niet slechts leven, maar leven met een doel. God geeft zijn vijanden geen eeuwig leven, want zij zouden slechts wanorde op aarde veroorzaken en anderen schade berokkenen. Of wij eeuwig leven zullen ontvangen, hangt derhalve af van ons geloof in God, hetgeen in werkelijkheid betekent dat wij vrienden van God moeten zijn. „Zonder geloof [is het] onmogelijk hem welgevallig te zijn, want wie tot God nadert, moet geloven dat hij bestaat en dat hij de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken.” — Hebreeën 11:6.
3. Met welk doel dienen wij de bijbel voornamelijk te bestuderen?
3 Door ons geloof verwerven wij derhalve de vriendschap van God, en deze vriendschap houdt een beloning in. Door uw studie van de bijbel, waar u op het ogenblik mee bezig bent, zoekt u hem in werkelijkheid — dat wil zeggen, tracht u hem te leren kennen, te behagen en bevriend met hem te worden. En naarmate u meer omtrent hem verneemt, zal uw geloof sterker en steviger gefundeerd worden. — 2 Petrus 1:5-8.
4. Waarvan kunt u verzekerd zijn als u God oprecht zoekt door zijn Woord te bestuderen?
4 Maar misschien vraagt u zich af: ’Waarom ben ik in staat deze dingen omtrent Gods voornemen te begrijpen, terwijl velen van mijn vrienden en kennissen ze niet begrijpen?’ U kunt zich inderdaad gelukkig prijzen dat u Gods voornemen begrijpt, want het heeft God goedgedacht om u, uit miljoenen personen, met zijn voornemen bekend te maken. Hij trekt een ieder tot zich die hij wil, maar niet willekeurig of zonder goede reden. Wij kunnen niet zien wat God ziet. Zoals Jezus uiteenzette, onthult God zijn geheimen aan degenen die er oprecht moeite voor doen hem te leren kennen (Matthéüs 13:10-15). En hij weet wanneer de omstandigheden er precies juist voor zijn dat de persoon de waarheid van het goede nieuws kan inzien en begrijpen (Handelingen 8:25-36). Gods keuze van vrienden is juist. Hij begaat geen fouten. Derhalve kunt u ervan verzekerd zijn dat de gelegenheid tot eeuwig leven voor u openstaat. — Handelingen 13:48.
5. Welke liefdevolle waardering toont God jegens degenen die hem oprecht zoeken?
5 Jehovah God ziet het hart. Hij zegent degenen die hun denkvermogen gebruiken en oprecht zijn Woord onderzoeken. Hij waardeert degenen die zelfs maar de geringste dienst jegens hem verrichten en bewijst hun zijn gunst, door hun verdere gelegenheden te geven om hem te leren kennen. — Matthéüs 10:40-42.
6. Waarom dienen wij de gelegenheden die God voor ons openstelt om hem te leren kennen, niet te onderschatten of erop neer te zien?
6 De apostel Paulus gaf echter de volgende waarschuwing: „Met hem samenwerkend, verzoeken wij u ook dringend de onverdiende goedheid van God niet te aanvaarden en dan het doel ervan te missen” (2 Korinthiërs 6:1). Het wordt aan degene die door God met zijn goedheid is begunstigd, overgelaten hier waardering voor te tonen door verdere stappen te ondernemen en in een werkelijke, blijvende verhouding tot hem te geraken (2 Korinthiërs 6:2). Hoe jammer zou het zijn, wanneer iemand die Gods gunst heeft ontvangen, hem de rug toekeert en de schitterende beloning verbeurt! — Spreuken 4:5-9.
NU REEDS EEN PERSOONLIJK DOEL IN HET LEVEN
7. (a) Wat kunnen wij uit ons onderzoek tot dusver concluderen? (b) Wat zal er gebeuren wanneer iemand een doel in het leven nastreeft waarbij Gods wil buiten beschouwing wordt gelaten?
7 Wanneer u tot dusver Gods Woord hebt beschouwd met betrekking tot zijn voornemen, zal de waarheid wellicht duidelijk zijn dat ook uw eigen leven WEL DEGELIJK EEN DOEL HEEFT. Het is Gods wil dat wij ons leven in overeenstemming brengen met zijn voornemen, omdat alleen Gods wijsheid en leiding ons een wenselijk, gelukkig doel kunnen schenken. Een man of vrouw kan met goede bedoelingen een zeker doel trachten te bereiken, en een tijdlang kan het schijnen alsof dat doel met succes wordt bekroond. Maar als Gods leiding daarbij buiten beschouwing wordt gelaten, zal het slechts op frustratie uitlopen. Zo’n persoon zal in werkelijkheid niet in harmonie zijn met de rest van Gods schepping.
8, 9. Waartoe zal het leiden wanneer iemand zonder een doel door het leven gaat?
8 De apostel Paulus schreef een brief aan de jongeman Timótheüs waarin hij toonde waarom wij het nastreven van Gods wegen tot ons doel moeten maken. Hij zei: „In een groot huis nu zijn niet alleen vaten [gebruiksvoorwerpen] van goud en zilver, maar ook van hout en aardewerk, en sommige voor een eervol doel, maar andere voor een doel waaraan geen eer verbonden is. Indien iemand de laatste daarom uit de weg blijft, zal hij een vat zijn voor een eervol doel, geheiligd, bruikbaar voor zijn eigenaar [Jehovah God heeft de gehele mensheid door middel van het offer van zijn Zoon gekocht], toebereid tot ieder goed werk.” — 2 Timótheüs 2:20, 21.
9 Zonder een doel in het leven kan een persoon in deze wereld echter gemakkelijk ten prooi vallen aan slechte invloeden, want hij wordt dan als het ware „heen en weer geslingerd als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer door middel van de bedriegerij van mensen, door middel van listigheid in het beramen van dwaling” (Efeziërs 4:14). Hij zal een vat worden voor een doel waaraan geen eer verbonden is.
DE DOOP, EEN ERNSTIGE MAAR NOODZAKELIJKE STAP
10. Wanneer dient iemand gedoopt te worden?
10 Nadat u vernomen en vastgesteld hebt wat Gods wil is, en nadat u zich door bemiddeling van Christus aan God hebt opgedragen om voor altijd zijn wil te doen, kunt u zich in water laten dopen. Dit is een zeer ernstige stap. U moet er zeker van zijn dat u deze weg wilt volgen. Daardoor volgt u Jezus’ voorbeeld en gehoorzaamt u zijn gebod. De doop is noodzakelijk, wil men een volgeling van Jezus Christus worden (Hebreeën 10:7; Matthéüs 3:13-15; 28:19, 20). Wanneer u zich laat dopen, maakt u in het openbaar bekend dat uw doel in het leven is, God volledig te dienen overeenkomstig zijn aan u bekendgemaakte wil en voornemen. Neem uw eigen beslissing. U dient u niet op „aandrang” van iemand anders te laten dopen, of enkel omdat iemand anders wordt gedoopt.
11. Dient een pasgedoopte persoon te denken dat hij (of zij) nu geen verdere raad of hulp meer nodig heeft? Hoe dat zo?
11 De doop als symbool van uw opdracht is echter slechts het begin van uw christelijke loopbaan. Ongeacht de opleiding of positie die u in de wereld hebt gehad, bent u, schriftuurlijk bezien, een geestelijke „baby”. Het is absoluut noodzakelijk dat u blijft studeren en hulp blijft ontvangen van degenen die God dienen (1 Korinthiërs 14:20). U hebt geregelde omgang met de christelijke gemeente nodig. Tracht niet het op uw eigen houtje te doen. — Hebreeën 10:24, 25.
12. Betekent het feit dat men een lange tijd ’in de waarheid’ is, op zichzelf dat men een rijpe christen is? Hoe dat zo?
12 Hoe lang u ’in de waarheid’ bent, is niet de enige graadmeter waardoor wordt aangegeven hoe het met uw geestelijke groei staat. Voortdurende studie en toepassing van de bijbelse beginselen zijn eveneens noodzakelijk om de vruchten voort te brengen waardoor rijpheid wordt gekenmerkt (Hebreeën 5:14; Romeinen 12:1, 2). De apostel Paulus maakte deze punten aan de vroege Hebreeuwse christenen duidelijk. Hij zei tot hen: „Ja, want ofschoon gij eigenlijk leraren moest zijn met het oog op de tijd, hebt gij wederom iemand nodig om u van het begin af de elementaire dingen van de heilige uitspraken Gods te leren, en gij zijt geworden als zij die melk, geen vast voedsel, nodig hebben.” Hij gaf hun de raad: „Laten wij . . . tot rijpheid voortgaan.” — Hebreeën 5:12; 6:1.
NAAR EEN BELONING UITZIEN IS NIET ZELFZUCHTIG
13. Is het zelfzuchtig om God met een beloning voor ogen te dienen? Licht dit toe.
13 Wanneer u een doel in het leven nastreeft als een volgeling van Jezus Christus, is het volkomen juist, en niet zelfzuchtig, naar God op te zien om u wegens uw getrouwheid aan hem te belonen (Kolossenzen 3:24). Jehovah wil dat wij weten dat hij een God is die degenen die hem liefhebben, beloont. Hij is niet zoals veel wereldse personen, die geen waardering of consideratie hebben voor degenen die uit liefde of loyaliteit dingen doen. En een god zonder waardering en loyaliteit, die zijn dienstknechten nooit beloonde, zou geen aanbidding waard zijn. Maar Jehovah God is loyaal; hij is teder en staat op intieme voet met zijn vrienden (Jeremia 3:12). Ook al zou u een grove fout begaan, smeek hem dan in gebed om vergiffenis (1 Johannes 1:9; 2:1, 2; Lukas 18:1-8). Zoek hulp bij medechristenen (Jakobus 5:16-18). Als u aan uw geloof in hem vasthoudt, zal hij „u geenszins in de steek laten noch u ooit verlaten”. — Hebreeën 13:5, 6.
14. Hoe dient, zelfs als wij God met heel onze macht gaan dienen, onze houding te zijn?
14 Wij van onze zijde dienen echter, zoals Jezus zei, niet te menen dat wij God een „gunst” bewijzen, of dat wij, door hem te dienen, leven als loon verdienen. Hij zei tot zijn discipelen: „Zo moet ook gij, wanneer gij alle dingen hebt gedaan die u zijn opgedragen, zeggen: ’Wij zijn onnutte slaven. Wij hebben gedaan wat wij moesten doen’” (Lukas 17:10). Niettemin weten wij dat God ons liefheeft en niet meent dat onze krachtsinspanningen van nul en gener waarde voor hem zijn.
15. Welke beloningen brengt getrouwheid zowel nu als in de toekomst met zich?
15 Wij kunnen dus naar grote beloningen uitzien, naar dingen die ons bevattingsvermogen verre te boven gaan. Wanneer wij God trouw blijven, schenkt dit ons, allereerst, nu reeds een beter leven, met een doel (1 Timótheüs 4:8). Vervolgens hebben wij het vooruitzicht, deel uit te maken van het „fundament” van de „nieuwe aarde”. Wat een vreugde zal het zijn, van meet af aan een aandeel te mogen hebben aan de opbouw van het aardse paradijs! Hoe geweldig zal het bovendien zijn, mensen uit de opstanding te mogen verwelkomen en hen te onderwijzen, te helpen en op te leiden! Het toekomstige leven heeft een voortreffelijk doel!
16. Waarom is het zo’n groot voorrecht God thans te dienen?
16 Maar denk niet geringschattend over de schitterende gelegenheid die u hebt om God nu te dienen. Want thans is het de laatste maal dat mensen de gelegenheid zullen hebben zich te midden van een gehele wereld van mensen die Gods voorzieningen niet kennen, aan Gods zijde van de strijdvraag inzake de universele heerschappij te scharen. Bovendien is het de laatste gelegenheid om onder tegenstand het goede nieuws aan zulke mensen bekend te maken. Wat een voortreffelijke manier om uw loyaliteit jegens God te bewijzen! (Matthéüs 24:14) Dit te doen, brengt de grootste beloning met zich. Nu hebt u de gelegenheid om met „Gods huisgezin, dat de gemeente van de levende God is, een pilaar en ondersteuning van de waarheid”, samen te werken in het bekendmaken van het goede nieuws van het Koninkrijk aan anderen. — 1 Timótheüs 3:15.
LAAT U NIET DOOR TEGENSTAND ONTHUTSEN
17. Waarom kan er tegenstand worden verwacht, en hoe dient u deze te bezien?
17 U kunt u met deze gemeente, waar God de waarheid omtrent zichzelf en zijn voornemens heeft „verankerd”, verbinden. Wees echter niet verrast of onthutst als u op tegenstand stuit wanneer u de waarheid van Gods Woord in uw leven tracht toe te passen en de waarheid tracht te spreken. De apostel Petrus sprak de volgende vertroostende woorden: „Geliefden, staat niet vreemd te kijken over de brand onder u, die over u komt als een beproeving, alsof u iets vreemds overkwam. Integendeel, blijft u verheugen, aangezien gij deel hebt aan het lijden van de Christus, opdat gij u ook gedurende de openbaring van zijn heerlijkheid moogt verheugen en verrukt moogt zijn. Indien gij om de naam van Christus wordt gesmaad, zijt gij gelukkig, want de geest der heerlijkheid, ja, de geest van God, rust op u.” — 1 Petrus 4:12-14.
18. (a) Hoe kunt u meer medegevoel ontwikkelen jegens degenen die u tegenstaan? (b) Dient u te denken dat degenen die u tegenstaan, absoluut „goddeloos” zijn? (c) Hoe dient uw reactie te zijn, ook al wordt u hardvochtig bejegend?
18 Wanneer u met tegenstand wordt geconfronteerd, is het goed terug te kijken naar uw vroegere staat — uw leven en houding voordat u Gods voornemens leerde kennen. Dit zal u helpen sympathie te gevoelen voor de situatie waarin degenen die u tegenstaan, zich bevinden en mededogen met hen te hebben. U zult wellicht inzien dat u vroeger, toen u Gods wegen nog niet kende, eveneens vele van de verkeerde dingen hebt gedaan die zij nu doen. Misschien stond u zelfs wel vijandig tegenover God, tegenover de bijbel en tegenover degenen die getuigen voor Jehovah God zijn. (Vergelijk Kolossenzen 3:5-7.) Door terug te kijken en te beseffen hoe u toen dacht, kunt u het vermijden te menen dat deze mensen absoluut „goddeloos” zijn omdat zij niet luisteren. U zult hen niet veroordelen en hen niet als een hopeloos geval opgeven. Wanneer iemand, zelfs op een hardvochtige manier, uw geloof uitdaagt, zult u „altijd gereed [zijn] u te verdedigen voor een ieder die van u een reden eist voor de hoop die in u is, maar [dit doen] met zachtaardigheid en diepe achting”. — 1 Petrus 3:15.
WEES NIET „AL TE RECHTVAARDIG”
19. (a) Hoe zou iemand in de strik kunnen vallen „al te rechtvaardig” te zijn? (b) Wat dient u te beseffen en te doen, in plaats van te denken dat u beter bent dan degenen die God niet dienen?
19 Voor iemand die de juiste levenswijze ziet, bestaat een zekere verleiding om „al te rechtvaardig” te worden. Hij is misschien geneigd een „perfectionist” te worden. Dit kan hem ertoe brengen anderen te gaan bekritiseren, op hen neer te zien en zich als rechter van zijn medemens op te werpen (Prediker 7:16; Matthéüs 7:1, 2). Hij kan het gevoel gaan krijgen dat hij net een beetje beter is dan degenen die de waarheid nog niet kennen. Maar men moet in gedachten houden dat Christus voor alle mensen gestorven is. U bent één van hen, en zonder zijn hulp zou u net als de rest zijn. Jezus Christus heeft mededogen met allen. Hij weet dat veel mensen er door de omstandigheden, en door de geest van deze wereld onder haar god Satan, toe zijn gebracht een slechte levenswijze te volgen. Er was profetisch gezegd: „Duisternis zelf zal de aarde bedekken, en dikke donkerheid de nationale groepen.” Dit is heden ten dage zo (Jesaja 60:2). Daarom is het noodzakelijk begrip en medegevoel te hebben en het ons ten doel te stellen te helpen, in plaats van te beschuldigen of te veroordelen. — 1 Thessalonicenzen 2:7, 8.
20, 21. Welk beginsel en welke handelwijze dient iemand te volgen ten aanzien van degenen die nauw aan hem (of haar) verwant zijn?
20 Een echtgenoot of echtgenote die tot een kennis van de waarheid komt, dient er derhalve moeite voor te doen een betere echtgenoot of echtgenote te worden. Een kind dient een beter, gehoorzamer kind te worden. Dit kan veel meer invloed op anderen hebben dan woorden. Hoewel alle personen die de waarheid ontvangen, enthousiast en ijverig dienen te zijn, moet men toch beseffen dat elke poging om de ongelovige partner, het familielid of de vriend te „dwingen”, een averechtse uitwerking kan hebben zodat zij hun oren zullen toesluiten. „Hak” niet op iemand omdat hij een gewoonte of geloofsovertuiging heeft die u niet goedkeurt. Betoon veeleer geduld en meer dan gewone vriendelijkheid. Wees zelfs jegens degenen die vijandig gezind zijn, „omzichtig als slangen en toch zo onschuldig als duiven”, en gebruik elke mogelijke manier, in liefde, om anderen te helpen de waarheid in te zien (Matthéüs 10:16; 1 Korinthiërs 9:20, 23). Of u nu een echtgenote, een echtgenoot of een kind bent, volg het beginsel dat door de apostel Petrus in 1 Petrus 3:1, 2 tot uitdrukking wordt gebracht:
21 „Evenzo gij vrouwen, weest aan uw eigen man onderworpen, opdat, indien sommigen niet gehoorzaam zijn aan het woord, zij zonder woord gewonnen mogen worden door het gedrag van hun vrouw, omdat zij ooggetuigen zijn geweest van uw eerbare gedrag te zamen met diepe achting.”
BEWAAR VOL VREUGDE UW RECHTSCHAPENHEID
22. (a) Zullen uw krachtsinspanningen om bijbelse beginselen toe te passen, problemen altijd uit de weg ruimen? (b) Als de dingen niet zo gaan als u het zou wensen, welke houding dient u dan te vermijden?
22 Wanneer u als een christen door het leven gaat, zal alles niet altijd zo gaan als u het zou wensen, omdat wij nog niet in Gods nieuwe samenstel van dingen zijn. Uw krachtsinspanningen om bijbelse beginselen toe te passen, zullen uw problemen niet altijd volledig oplossen of uit de weg ruimen. Maar u zult er ten zeerste door geholpen worden aan deze problemen het hoofd te bieden. U zult erdoor in staat worden gesteld al het mogelijke te doen om zulke problemen minder zwaar te maken. Als er dus dingen gebeuren die u beroeren, ga dan niet klagen. Wees veeleer gelukkig. Verheug u in de waarheid. Besef dat Adams zonde en Satans invloed als de „god van dit samenstel van dingen” de oorzaak zijn, en niet God. — 2 Korinthiërs 4:4.
23. Als er zich iets ergs in de gemeente van Gods volk voordoet, is dit dan een reden om ontmoedigd of geërgerd te zijn of te gaan mopperen?
23 Ga dus niet klagen over moeilijkheden of ongewenste voorvallen waarvan u niet had vermoed dat ze zich onder Gods volk zouden voordoen, maar trek veeleer voordeel van de gelegenheid om te tonen dat u als Christus bent, door uw rechtschapenheid te bewaren. Rechtvaardig Jehovah’s naam door te tonen dat niet alle mensen zich door moeilijkheden van God zullen laten afkeren, hetgeen de beschuldiging van de Duivel was, maar dat zij hun rechtschapenheid kunnen bewaren.
24. (a) Hoe geeft het dienen van God ons een voldoening schenkend doel in het leven? (b) Kunnen wij erop rekenen dat het leven voor eeuwig zinvol zal blijven en nooit saai of eentonig zal worden?
24 Ja, het leven heeft inderdaad een lonend doel! Met al de waardevolle dingen die wij thans kunnen doen, door onze „gaven” of bekwaamheden tot eer van God en ten dienste van onze medemensen te gebruiken, schenkt het leven werkelijk voldoening — wij vinden onze plaats in het leven. En God, die ons in zijn dienst gebruikt, vraagt niet van ons dat wij een normaal, produktief leven opgeven en asceten of anderszins fanatici worden. Integendeel, hij maakt dat wij een beter leven leiden en dat wij in ons leven meer dingen van blijvende waarde tot stand brengen. Bovendien zal God ons door alle eeuwen heen nieuwe en opwindende projecten laten uitvoeren, zodat het leven steeds zinvoller en nooit eentonig zal worden. Het is zoals de apostel Paulus aan zijn christelijke metgezellen schreef: „Mijn God zal op zijn beurt volledig in al uw behoeften voorzien naar de mate van zijn rijkdom in heerlijkheid, door bemiddeling van Christus Jezus.” — Filippenzen 4:19; Psalm 145:16; Romeinen 8:38, 39.