Waarom de kwaliteit van het bestaan afneemt
WAARAAN denkt u als er wordt gesproken over de „kwaliteit van het bestaan”? Een leuk huisje, een mooie auto, een goed betaalde betrekking en een overvloed aan vrije tijd? De meeste mensen hebben die kijk erop, en zien slechte levensomstandigheden, armoede en honger als in tegenstrijd daarmee.
Velen hebben hard moeten werken om bovengenoemde dingen te verkrijgen, terwijl meer mensen dan ooit in de geschiedenis zich erin mogen verheugen. Is hierdoor echter een werkelijk betere „kwaliteit van het bestaan” bereikt?
Eén antwoord hierop bereikte ons uit het welvarende West-Duitsland. Daar verdient de bevolking, aldus de berichten, meer geld dan ze ooit hiervoor heeft verdiend. Nochtans weet een nieuwsverslaggever ons uit Bonn te melden: „De mensen hier zijn buitengewoon angstig en verbitterd en maken zich ernstig zorgen over de toekomst. . . . Zij snakken naar vastheid en zekerheid in een tijdperk waarin van beide weinig is.”
En aan de overkant van de oceaan verklaart A. Schlesinger, winnaar van de Pulitzerprijs, over Amerika, „dat het zich plotseling ervan bewust is geworden dat de kwaliteit van het bestaan in feite al een tijdlang aan het afnemen is; dat de straten gevaarlijker zijn geworden; de posterijen en telegraafdiensten slechter; . . . diensten aan huis een wazige herinnering, en elektricien en loodgieter verdwijnende beroepen. Het is alsof de Amerikaanse droom in een dalende spiraal is terechtgekomen, waaruit het op het moment moeilijk ontsnappen lijkt”.
De oorzaak van de paradox
Waaraan is deze ogenschijnlijke paradox te wijten? Hoe komt het dat de kwaliteit van het bestaan aan het afnemen is in een tijd waarin de zogenaamde „welvaart” toeneemt?
De oorzaak daarvan is eenvoudig gelegen in het feit dat een goede „kwaliteit van het bestaan” en dat wat algemeen als „welvaart” wordt beschouwd, niet één en hetzelfde is. Het is zelfs ironisch te moeten vaststellen dat de krachten die in de geïndustrialiseerde landen voor overvloed hebben gezorgd, ook ten dele de krachten zijn die de kwaliteit van het bestaan ruïneren. De Britse geschiedschrijver Arnold Toynbee lichtte dit onlangs toe met de woorden dat de geïndustrialiseerde maatschappij van vandaag, het beginsel huldigt als zou „een zelfzuchtig nastreven van privé-belangen, het maximum voordeel voor de maatschappij in het algemeen opleveren”. En inderdaad mogen thans velen een grote materiële voorspoed smaken. Maar toch, ook al heeft iemand een grote overvloed aan materiële bezittingen en vrije tijd, hoe aangenaam is feitelijk het leven wanneer de mensen met wie men omgaat, zelfzuchtig zijn, en zich weinig aan anderen gelegen laten liggen?
Bij het streven van mensen naar materiële bezittingen en genoegens, worden „menselijke waarden” maar al te vaak met voeten getreden en vervangen door „geldelijke waarden”. En wat moet men constateren? Dat zelfs in tijden van overvloed het bestaan van bijzonder slechte kwaliteit kan zijn, met name wanneer men omgeven is door onplezierige mensen, een vervuilde omgeving, misdaad en ziekten. Het is zoals Christus Jezus negentien eeuwen geleden opmerkte: „Het werkelijke leven en het werkelijke bestaan houden geen verband met onze rijkdom.” — Luk. 12:15, The Living Bible.
Waaraan de kwaliteit van het leven werkelijk valt af te meten
Wij werken, spelen, eten en leven met mensen. Neem uw gezin bijvoorbeeld. Zijn de leden daarvan een aangenaam niet weg te denken onderdeel van uw leven? Ziet u uit naar hun gezelschap? Of geeft u de voorkeur aan de televisie? Heerst er in uw huis een aangename sfeer van rust en tevredenheid? Of is de situatie omgekeerd? Is er gekijf en geschreeuw, of is de gespannen stilte er te snijden? Het toenemende aantal echtscheidingen geeft in het geval van veel gezinnen een afdoend en duidelijk antwoord op die vraag.
Geniet u werkelijk van het contact met andere mensen? Of voelt u zich in het defensief gedrongen — in het algemeen verwachtend van vreemden een lompe en onbeleefde behandeling te ontvangen, en door vrienden met een oppervlakkige warmte tegemoet te worden getreden? Erover klagend dat de mensheid „op zijn zachtst uitgedrukt een ongalante maatschappij heeft verwekt”, schreef Marya Mannes, als gastschrijfster voor Newsweek: „Bij steeds meer volwassenen kan men het zien; wat voor manieren zij vroeger ook hebben bezeten, ze zijn weggesleten onder de druk van het dagelijks bestaan: de massa, het lawaai, de wreedheid op grote schaal, in het leven, op het filmdoek, in boeken . . . hebben de goede manieren — de smeerolie van de samenleving — vermoord.”
Hoe staat het met uw werk? Is het een aangename manier om ongeveer een derde van uw leven door te brengen? Of bent u omgeven door smerige taal, geklaag, gevit, pornografie, alcoholisme, oneerlijkheid en een geest van „wat kan ’t mij schelen”? Statistieken geven aan dat de produktiviteit van de Amerikaanse werknemer in het eerste kwartaal van 1974 ernstiger dan ooit is achteruitgegaan. De oneerlijkheid onder diezelfde werknemers is echter met gemiddeld 15 percent per jaar toegenomen. Arbeiders stelen thans bij hun werk zeventigmaal zoveel als misdadigers bij hun „werk”.
Ondertussen geeft de leiding het voorbeeld. „Nooit zijn betalingen ’onder tafel’, steekpenningen en grote conflicten van zo overheersende invloed geweest . . . in de zakenwereld, als thans”, bericht het hoofd van een belangrijke internationale firma voor bedrijfsvoorlichting. Voor het verhogen van de winst, zien hebzuchtige zakenlieden er geen been in de kwaliteit van hun produkten te verlagen. Nog maar zelden kan men rekenen op die „kleine diensten”, de „service”, waarvoor het vakmanschap en de goede naam van weleer borg stonden. Ze zijn niet „winstgevend”.
De vrees voor misdaad doet zich op steeds meer terreinen van het leven voelen: met betrekking tot de soort van verzekering die we afsluiten, wanneer en waar we gaan wandelen, of we alleen gaan, enzovoort. In Nieuw-Zeeland bericht de politiecommissaris van Auckland dat alleen al de drastische groei van de misdadigheid voldoende is „om de kwaliteit van het bestaan dat wij leiden, te gronde te richten”. Amerikaanse prognoses hebben op grond van het snel oplopende moordcijfer reeds geschat dat in 1974 geboren Amerikaanse kinderen een grotere kans lopen op gewelddadige wijze het leven te verliezen, dan een Amerikaanse soldaat in de Tweede Wereldoorlog om te sneuvelen!
Naarmate misdaad en geweld steeds „gewoner” worden, raken mensen „steeds moeilijker door corruptie en onrecht geschokt”, schrijft Norman Cousins. Velen trachten zichzelf van de werkelijkheid te isoleren en hun eigen leven nog enigszins normaal te leven. Anderen hopen dat de problemen uit zichzelf wel zullen verdwijnen. Maar zal dat gebeuren?
Een ommekeer in de afname?
De feiten liggen momenteel zo dat de jeugd van vandaag er onmiskenbaar op wordt „voorbereid” om de kwaliteitsafname van het menselijk bestaan te bestendigen, te laten voortduren! Schenk wat dit betreft eens aandacht aan het volgende commentaar van een leraar aan een middelbare school in Texas, zoals dat in The National Observer verscheen: „De hoeders van de geest en de persoonlijkheid onzer jeugd [dat wil zeggen, de onderwijzers] zijn de produkten van hetzelfde systeem waaruit ook de bedriegende zakenman voortkomt, de in winkels stelende huisvrouw, de werknemer die voor zichzelf werkt met gereedschap van en in tijd van de baas, alsmede de functionaris die zich ongestraft met niet geheel zuivere praktijken inlaat.” Hoe kan er met een dergelijke leiding worden verwacht dat de jeugd van vandaag de betere wereld van morgen zal brengen? Natuurlijk, het valt niet te ontkennen dat veel jongeren in opstand komen en zich afzetten tegen het huidige samenstel van dingen. Maar blijkt uit hun gedrag en houding dat zij zich oprecht bekommeren om de persoon en de eigendommen van anderen?
Mensen waren tot voor kort geneigd te geloven dat er altijd wel politieke of technologische oplossingen zouden komen, om hen uit elk soort van dilemma te verlossen. Maar ook het vertrouwen in regeringen en andere instellingen gaat met sneltreinvaart achteruit. In de New York Times stond het volgende commentaar op het nieuws:
„Het is duidelijk dat overal in de wereld de leiders hun autoriteit en geloofwaardigheid verloren hebben. . . . regeringen van allerlei aard, in allerlei landen, verkeren in moeilijkheden, doordat zij niet in staat zijn bij mensen vertrouwen te wekken in hun vermogen om de problemen op te lossen waar het volk zich zorgen over maakt.” — 15 mei, 1974.
Neen, zij hebben de antwoorden niet. De kerken dan misschien? Bent u lid van een kerk? Wat weet u dan uit eigen ervaring hierover te zeggen? Blijkt er in uw kerk een werkelijke bezorgdheid voor het welzijn van mede-kerklidmaten te bestaan? Is de maatstaf van seksuele moraliteit onder hen die zich in de kerk bevinden, werkelijk hoger dan die onder mensen buiten? Wanneer u zaken doet met iemand die tot uw kerk behoort, kunt u dan werkelijk het vertrouwen hebben, eerlijk behandeld te worden? Na achttien jaar ervaring op het gebied van misdaadonderzoek, verklaarde senator J. L. McClellan: „Naar mijn oordeel voldoen veel kerken thans niet meer aan een waarlijk hoge maatstaf van betrouwbaarheid en moraal.” Religie gaat net zo hard achteruit. Opmerkenswaard is dat de bijbel over de „laatste dagen” van dit samenstel van dingen voorzegt dat de mensen „meer gehecht aan genot dan aan God” zouden zijn, mensen die ’zich aan de uiterlijke vorm van onze godsdienst houden, maar de kern ervan verwerpen’. Zo is de thans overheersende situatie. — 2 Tim. 3:1, 4, 5, Het Nieuwe Testament in de omgangstaal.
Het is overigens niet alleen de situatie in de kerken die overeenkomt met de bijbelse beschrijving van de „laatste dagen”. Open uw bijbel eens bij 2 Timótheüs hoofdstuk 3, de verzen 1 tot en met 5, en lees voor uzelf welke beschrijving daar wordt gegeven van de wijze waarop het leven in de „laatste dagen” in kwaliteit zou achteruitgaan, een situatie die uzelf thans in de praktijk hebt kunnen waarnemen. Ook deze dingen zouden, aldus deze profetie, een kenmerk vormen van de „laatste dagen”. Niet de „laatste dagen” van de mensheid of van deze aarde, maar de „laatste dagen” van het huidige onrechtvaardige samenstel van dingen en van allen die de voorkeur geven aan de levenswijze en het bestaan wat dit samenstel hun biedt. God zelf zal dit teweeg brengen, en zijn Woord onthult ons dat de omvang van die vernietiging wereldomvattend zal zijn. Maar zal daarmee de kwaliteit van ons bestaan een verbetering ondergaan?
Dat zal absoluut noodzakelijk zijn, wil er werkelijk sprake zijn van verbetering. Het is duidelijk dat thans lang niet iedereen zich bekommert om de kwaliteit van het bestaan dat andere mensen leiden. Niet iedereen is bereid zelfzuchtige doeleinden op te geven. Dus pas wanneer God ertoe overgaat de goddelozen te verdelgen — mensen die geen liefde voor God of hun naaste hebben, maar op zelfzuchtige wijze alleen aan zichzelf denken — pas dan zullen mensen die verlangen naar wat juist is, bevrijd zijn van degenen die de kwaliteit van het bestaan voor anderen bederven (Spr. 2:21, 22; Ps. 37:32-34). Wanneer dat is gebeurd, dan, zo belooft God tevens, zal hij rijkelijk bijdragen tot de kwaliteit van het menselijk bestaan door de menselijke familie te bevrijden van de slavernij aan ziekte en dood en door het werk van de mens te zegenen. — Openb. 21:3, 4; Ps. 67:6, 7.
De kwaliteit van het bestaan thans verbeteren
Zelfs thans is er echter reeds veel dat kan worden gedaan om de kwaliteit van ons persoonlijke bestaan te verbeteren. Miljoenen mensen verbeteren thans de kwaliteit van hun eigen bestaan met betrekking tot aangelegenheden die zij zelf in de hand hebben: hun gezinsbetrekkingen en betrekkingen met mensen in het algemeen, hun manieren, hun moraal, taal, reinheid en andere zaken in het leven die hoogst belangrijk zijn. En hoewel zij de waarde van materiële dingen op prijs stellen, hechten zij er geen ongepast belang aan (Pred. 7:12; 1 Tim. 6:7-10). Wie zijn degenen die zulke veranderingen in hun leven aanbrengen? Schenk eens aandacht aan het volgende nieuwsverslag zoals dat verscheen in de Canadese Journal de Montréal van 27 juli 1973:
„Jehovah’s getuigen zijn zeer, zeer beschaafde mensen. Hoffelijkheid is hun levenswijze, alsmede netheid, reinheid en bescheidenheid. En op hun vergadering was dit niet moeilijk op te merken. . . .
Je waant je bijna in een paradijs, gelet op de ontspannen, vredige en serene atmosfeer. . . .
En wat vooral opviel: geen discriminatie. Mensen van alle rassen genoten omgang met elkaar. Er is niemand met verborgen motieven of reserves.
Stellig valt er een grote les te leren uit het gedrag van Jehovah’s Getuigen. Wanneer men hen gadeslaat, zou men denken dat Amerika zich heeft hervormd.”
Het is evenwel niet Amerika, maar het zijn deze christenen die zich hebben „hervormd”. Dat wat hen heeft hervormd, kan iedereen hervormen die thans verbetering wil brengen in de kwaliteit van zijn bestaan. De bijbel legt uit hoe: „Stemt uw gedrag niet af op deze wereld; wordt andere mensen, geleid door een nieuw inzicht, zodat gij kunt onderscheiden wat God wil.” — Rom. 12:2, Sint-Willibrordvertaling.
Persoonlijke studie en toepassing van bijbelse beginselen kunnen iemand helpen een „nieuw inzicht” te verwerven, hem ertoe bewegen een volledige verandering van persoonlijkheid tot stand te brengen. Het kan een wijziging brengen in iemands houding van eigenbelang, een houding waardoor thans de kwaliteit van het leven zo vaak te gronde wordt gericht. Zoals de bijbel adviseert, kunt u uzelf bekleden met „de nieuwe persoonlijkheid, die door middel van nauwkeurige kennis wordt vernieuwd”. — Kol. 3:5-10.
Nauwkeurige kennis van de bijbel zal iemand ook helpen een realistische kijk op te bouwen en te behouden ten aanzien van die dingen waaraan hij niets kan doen: vervuiling, misdaad en geweld, het gedrag van anderen, enzovoort. In plaats van ontmoedigd het bijltje erbij neer te leggen, zal hij zich verheugen in de wetenschap dat deze dingen er een bewijs van vormen dat „de vernietiging der goddeloze mensen” en dat waarmee zij zich bezighouden, zeer dicht ophanden is, waarna Gods koninkrijk de zozeer gewenste rechtvaardige omstandigheden zal brengen. — 2 Petr. 3:1-7, 13; Jes. 65:17, 20-22; Luk. 21:28-31.
Het is deze kennis die bovengenoemde christenen een werkelijk positieve kijk op het leven heeft gegeven. In de in Trenton (New Jersey) verschijnende Sunday Times Advertiser stond het volgende verbaasde commentaar: „In een tijd van twijfel en onzekerheid zijn de Jehovah’s Getuigen heel zeker van zichzelf. Door de apathie van de jaren ’50, de chaos van de jaren ’60 en de desillusie waarvan de nog pas begonnen jaren ’70 reeds vergezeld gaan, zijn zij zeer zeker van zichzelf gebleven en blijven zij . . . een levenswijze verbreiden die woord-voor-woord op de bijbel is gebaseerd.” — 7 april 1974.
God is dus reeds begonnen om een omkering ten goede te brengen in de afnemende kwaliteit van ’s mensen bestaan. Nu reeds verheft hij de kwaliteit van het bestaan der mensen die zich zullen verheugen in leven op Zijn „nieuwe aarde”. Dit als het ware opmerkend, schreef de Londense Sunday Telegraph over de meer dan 50.000 personen die in augustus 1973 in het Twickenham-stadion vergaderd waren:
„Niets valt er te bespeuren van de traditionele droefgeestigheid waarmee doorgaans personen omgeven zijn die verklaren dat ’het einde nabij is’. Misschien is het nabij. Ondertussen schijnt ieder zich op sobere, oprechte, godvruchtige maar toch blijmoedige wijze te verheugen. . . .
Zo de huidige wereldorde werkelijk op het punt staat uiteen te vallen, lijken de Getuigen in Twickenham zeer goed voorbereid voor de organisering van de nieuwe.” — 5 augustus 1973.
Ook u kunt verbetering aanbrengen in de kwaliteit van uw bestaan. Probeer voor uzelf of de bijbelse beginselen inderdaad werken in een tijd waarin al het andere lijkt te hebben gefaald. Neem het aanbod aan dat Jehovah’s getuigen u doen om u gratis te helpen uit de bijbel te leren hoe u vreugde kunt putten uit de dingen in het leven waar het werkelijk om gaat.