Waarom vervolging van christenen?
JEHOVAH’S christelijke getuigen worden over het algemeen door hun kennissen gewaardeerd als prettige mensen. Velen geven toe dat zij goede buren zijn en in het geheel geen moeilijkheden veroorzaken. Aan de andere kant zijn er ook mensen die hen haten, niet wegens hetgeen zij als personen zijn, maar wegens hetgeen zij geloven, en vooral omdat zij vrijelijk over hun geloofsovertuiging spreken. Het zou in werkelijkheid vreemd zijn wanneer de Getuigen, als christenen, geen bittere tegenstand zouden ontmoeten, omdat Jezus tot zijn discipelen heeft gezegd: „Daar gij echter geen deel van de wereld zijt, maar ik u uit de wereld heb uitgekozen, daarom haat de wereld u. Denkt aan het woord dat ik tot u heb gezegd: Een slaaf is niet groter dan zijn meester. Indien zij mij hebben vervolgd, zullen zij ook u vervolgen indien zij mijn woord hebben onderhouden, zullen zij ook het uwe onderhouden.” — Joh. 15:19, 20.
Eén reden voor deze vervolging is dat de wereld bepaalde praktijken heeft die ze niet wil opgeven. De bijbelse waarheden en beginselen die door Jehovah’s Getuigen worden gepredikt, maken dat veel mensen zich veroordeeld voelen. (Vergelijk Hebreeën 11:7; Matthéüs 14:3-5; Johannes 8:45-47.) Zij begrijpen niet hoe het komt wanneer een vroegere metgezel van hen die een van Jehovah’s Getuigen wordt, een grote verandering ondergaat. De apostel Petrus zegt hierover: „Het is voldoende dat gij in de voorbijgegane tijd de wil van de natiën hebt volbracht, toen gij u overgaaft aan daden van losbandig gedrag, wellusten, overdaad van wijn brasserijen, drinkpartijen en onwettige afgoderijen. Omdat gij niet langer met hen deze weg bewandelt naar dezelfde lage poel van liederlijkheid, staan zij vreemd te kijken en gaan zij voort schimpend over u te spreken.” — 1 Petr. 4:3, 4.
In dit alles zijn Jehovah’s Getuigen niet schijnheilig of zelfrechtvaardig. Ook zijn zij er niet speciaal op uit om vervolgd te worden of als een martelaar te sterven. Zij hebben het leven lief en genieten ervan, en zij willen graag in vrede blijven leven. Daarom doen zij zo hun best bijbelse beginselen te leren kennen en er in overeenstemming mee te leven (1 Petr. 3:10, 11). En zij willen graag dat ook anderen zich in de fijne dingen verheugen die zij hebben gevonden, en een hoop en een doel in het leven hebben. Daarom zoeken zij de mensen thuis op omdat zij niemand over het hoofd willen zien, waardoor zij in gebreke zouden blijven elke persoon de levengevende boodschap van het „goede nieuws” aan te bieden. (Vergelijk Handelingen 20:26, 27; Ezechiël 33:2-5.) Zij brengen herhaaldelijk bezoeken, omdat zij weten dat de omstandigheden kunnen veranderen en dat iemand die vandaag niet luistert later een verandering in zijn situatie en zijn denken kan meemaken. — Pred. 11:6.
In werkelijkheid bezoeken de Getuigen de mensen uit liefde voor hen. Zij weten dat deze mensen in levensgevaar verkeren en zij willen hen helpen. Zij worden er zelf financieel niet beter van, maar zij smaken de vreugde te zien dat mensen de waarheid leren kennen en een standpunt aan de zijde van Jehovah’s universele soevereiniteit innemen. Zij hebben om niet ontvangen en zij geven om niet. — Matth. 10:8.
GEHAAT OMDAT ZIJ DE ’WET VAN HUN GOD’ GEHOORZAMEN
De apostel Petrus schreef aan christenen: „Dat niemand van u . . . lijde als een moordenaar of een dief of een boosdoener of als iemand die zich met andermans zaken inlaat. Maar lijdt hij als een christen, dan schame hij zich niet, maar hij blijve God verheerlijken in deze naam” (1 Petr. 4:15, 16). Aangezien Jehovah’s Getuigen trachten deze raad op te volgen, zijn hun vervolgers gedwongen geweest de tactiek te volgen die de vijanden van de profeet Daniël in het Perzische Rijk hebben toegepast. Zij zeiden tegen elkaar: „Wij zullen in deze Daniël geen enkel voorwendsel vinden, of wij zouden dat tegen hem moeten vinden in de wet van zijn God.” — Dan. 6:5.
In overeenstemming met de instructies van de apostel Petrus worden Jehovah’s Getuigen derhalve niet op beschuldiging van immoraliteit, diefstal of andere illegale praktijken voor rechtbanken gedaagd, maar omdat zij de bijbelse bevelen opvolgen. Zij worden bijvoorbeeld door religieuze leiders gehaat omdat zij niet leren dat God mensen in een eeuwig hellevuur zal pijnigen, iets wat de Schrift zelf niet leert en waardoor de God van liefde wordt beledigd en gesmaad.
Sommigen zijn tegen de Getuigen gekant omdat zij geen bloedtransfusies nemen. Deze weigering houdt geen verwerping van elke medische behandeling in. Jehovah’s Getuigen wenden zich in geval van ziekte vaak tot artsen of chirurgen. Maar hun weigering om bloed te ontvangen of het voor transfusiedoeleinden af te staan, is volledig op de bijbel gebaseerd. Zij houden zich hiermee aan Gods Woord, waarin specifiek wordt gezegd dat christenen zich moeten „onthouden . . . van bloed”. (Hand. 15:19, 20, 28, 29; Gen. 9:4; vergelijk Leviticus 17:13, 14.) Maar de Getuigen ontraden het gebruik van bloed niet aan mensen die het heilzaam achten bloed te gebruiken.a
De Getuigen bewaren hun neutraliteit met betrekking tot oorlogvoering en twist tussen de natiën, en houden zich ook verre van alle politieke inmenging, terwijl zij zelfs niet eens stemmen, omdat zij overeenkomen met de beschrijving die Jezus van hen heeft gegeven als personen die „geen deel van de wereld” zijn (Joh. 17:14). Om dezelfde reden groeten zij noch de vlag noch enig ander embleem van welke natie maar ook. Zou een christelijke getuige van Jehovah toewijding, aanbidding of dienst schenken aan of zich neerbuigen voor een beeld of afgod of zoiets zelfs maar groeten, dan zouden zij zich in de ogen van God aan een ernstige zonde schuldig maken. — 1 Joh. 5:21; Hand. 15:29; vergelijk Exodus 20:4, 5; Deuteronomium 5:8, 9.
Maar Jehovah’s Getuigen weten dat ’allen die met godvruchtige toewijding in vereniging met Christus Jezus wensen te leven, . . . vervolgd [zullen] worden” (2 Tim. 3:12; Mark. 10:30; Joh. 15:20). Hoewel zij geen vervolging zoeken en het lijden dat door vervolging wordt veroorzaakt, ook beslist niet prettig vinden, zijn zij echter toch gelukkig omdat dit een extra bewijs voor hen vormt dat zij de juiste handelwijze volgen en hun God Jehovah behagen (Matth. 5:11, 12; Hand. 5:41). Zij worden niet door vervolging verbitterd, maar blijven het „goede nieuws” aan allen bekendmaken terwijl zij zien dat veel rechtgeaarde personen verheugd het „goede nieuws” aanvaarden en zich bij hen aansluiten om het aan weer anderen te brengen.
[Voetnoten]
a Zie de brochure Jehovah’s Getuigen en de bloedkwestie.