-
Voorwaarts, bedienaren van het Koninkrijk!De Wachttoren 1982 | 1 april
-
-
Voorwaarts, bedienaren van het Koninkrijk!
„Doe het werk van een evangelieprediker, volbreng uw bediening ten volle.” — 2 Tim. 4:5.
1. Welke tegenstelling bestaat er tussen de geestelijke toestand van Babylon de Grote en die van Jehovah’s Getuigen?
IN VEEL landen zijn de geestelijke weiden van de valse religie thans verdord en drogen de wateren waarop Babylon de Grote zit, op. Dit doet ons denken aan een profetie van Jesaja die in onze tijd in vervulling gaat, namelijk die welke wordt aangetroffen in Jesaja 65:13: „Ziet! Míjn knechten zullen eten, maar gíj zult honger lijden. Ziet! Míjn knechten zullen drinken, maar gíj zult dorst lijden. Ziet! Míjn knechten zullen zich verheugen, maar gíj zult beschaamd staan.” Dit komt doordat Jehovah’s volk werkelijk eerst het Koninkrijk zoekt en elke mogelijke krachtsinspanning in het werk stelt om erop toe te zien dat het goede nieuws van Gods koninkrijk in handen van zijn Koning-Zoon, Christus Jezus, over de gehele aarde wordt bekendgemaakt. — Openb. 14:6-8; 16:12; 17:5, 15.
2. Wie zijn verplicht als bedienaren van het Koninkrijk voorwaarts te gaan?
2 De gebiedende roep in onze tijd is ’Voorwaarts, bedienaren van het Koninkrijk!’ Ten einde als een groep volgelingen van onze Heer Jezus Christus gehoor te kunnen geven aan deze oproep, zijn alle getuigen van Jehovah, zowel degenen die in een positie van opzicht dienen als alle anderen — mannen, vrouwen, jonge jongens en meisjes — verplicht zich openlijk uit te spreken ten gunste van het koninkrijk van God (Ps. 145:10-12; 148:12, 13; 2 Tim. 4:2, 5). Dit is zo, ook al zijn sommigen, wegens omstandigheden, niet in staat om evenveel te doen als anderen. Toch doet hun activiteit denken aan de weduwe die alles gaf wat zij bezat, ook al kwam dit neer op slechts twee geldstukken van weinig waarde. — Luk. 21:1-4.
3. In welke mate heeft de mensheid thans het goede nieuws van het Koninkrijk nodig, en wat houdt de Koninkrijksboodschap in?
3 Heeft de mensheid in deze tijd het goede nieuws van Gods koninkrijk nodig? O, wat hebben de mensen het Koninkrijk nodig! Zij hebben het niet alleen nodig opdat er een eind komt aan pijn, ziekte, verdriet en dood, maar ook opdat er een eind komt aan alle onrechtvaardigheid, alle goddeloosheid, alle misdaad, gewelddaad en oorlog, ja, opdat er een eind komt aan alle onrecht en alle discriminatie (Jes. 9:7). Door als bedienaren van het Koninkrijk voorwaarts te gaan, geven wij mensen iets waarop zij kunnen hopen, iets wat hen kan schragen totdat Armageddon een eind maakt aan Satans samenstel van dingen. Wegens het toenemen van wetteloosheid moeten wij niet alleen met een boodschap van liefde en hoop voorwaarts gaan, maar ook met een waarschuwende boodschap betreffende „de dag der wraak van de zijde van onze God”. — Jes. 61:2.
4. Wat dient de belangrijkste beweegreden te zijn die ons ertoe aanzet een actieve bedienaar van Gods koninkrijk te zijn?
4 Hoe kunnen wij echter, in een wereld die doortrokken is van onjuiste beweegredenen en waarin een overheersende geest van zelfbelang bestaat, met een geest van zelfopoffering als Gods bedienaren voor de wereld, voorwaarts gaan? In de eerste plaats dienen wij, met het oog op de liefderijke goedheid die Jehovah ten aanzien van ons ten toon heeft gespreid, het verlangen te hebben om voorwaarts te gaan en dit te doen uit liefde voor hem en uit waardering voor alles wat hij heeft gedaan, thans doet en nog voor ons zal doen. De apostel Johannes herinnert ons eraan dat God liefhebben, betekent zijn geboden te onderhouden, en een van zijn geboden is het goede nieuws van zijn koninkrijk te prediken (Matth. 24:14; 1 Joh. 5:3). Bovendien krijgt Jehovah God de schuld voor de problemen waarin de mensheid verkeert en wordt hij gelasterd als een God van eeuwige pijniging. Liefde voor Jehovah, onze liefdevolle hemelse Vader, zal ons er beslist toe bewegen als zijn bedienaren voorwaarts te gaan en mee te helpen dat zijn naam van zulke goddeloze laster wordt gezuiverd.
5. Wat zet ons er nog meer toe aan als Gods bedienaren voorwaarts te gaan?
5 Liefde voor onze medemens zal ons er ook toe brengen als bedienaren van het koninkrijk Gods voorwaarts te gaan. Liefde voor onze naaste zal ons ertoe aanzetten zijn geestelijke belangen, zijn eeuwige bestemming, belangrijker te achten dan onze persoonlijke gerieven. Liefde zal ons ertoe bewegen ons gebied steeds weer opnieuw te bewerken, en dit grondig te doen. Liefde zal ons motiveren om nabezoeken te brengen en de verplichting op ons te nemen om elke week bijbelstudies te leiden bij personen die de waarheid liefhebben. Dit betekent dat wij vriendelijk, lankmoedig, zachtaardig en tactvol moeten zijn en medegevoel en empathie aan de dag moeten leggen.
6. Hoe zou veronachtzaming van onze bediening ons van vreugde beroven?
6 Geloven wij Gods Woord werkelijk? Het vertelt ons dat ’het gelukkiger is te geven dan te ontvangen’ (Hand. 20:35). Als wij de velddienst veronachtzamen, tonen wij door onze daden dat wij die woorden van Jezus niet werkelijk geloven. Ons wordt ook de verzekering gegeven dat ’als wij overvloedig zaaien, wij ook overvloedig zullen oogsten’; dat ’de edelmoedige ziel zelf vet gemaakt zal worden’ en dat ’wie laaft, zelf gelaafd zal worden’. Dit zijn niet louter fraai klinkende gemeenplaatsen, maar onloochenbare waarheden en beginselen waardoor onze liefde voor Jehovah God en voor onze naaste en onze loyaliteit ten opzichte van Gods koninkrijk op de proef worden gesteld. — 2 Kor. 9:6; Spr. 11:25.
7. Hoe kan iemand zich ervan vergewissen dat hij vrij is van het bloed van alle mensen?
7 Maar het gaat niet alleen om het leven van anderen. Wij moeten als bedienaren van Gods koninkrijk voorwaarts gaan om vrij te zijn van bloedschuld. Denk maar aan de woorden van Ezechiël 33:2-4: „Mensenzoon, spreek tot de zonen van uw volk, en gij moet tot hen zeggen: ’Wat een land aangaat, ingeval ik er een zwaard over breng en het volk van het land, allen zonder uitzondering, werkelijk een man neemt en hem tot hun wachter aanstelt, en hij werkelijk het zwaard over het land ziet komen en op de horen blaast en het volk waarschuwt, en de hoorder inderdaad het geluid van de horen hoort maar hij zich geenszins laat waarschuwen, en er een zwaard komt en hem wegneemt — zijn eigen bloed zal over zijn eigen hoofd komen.’” Wij moeten net als de apostel Paulus kunnen zeggen: „Ik [ben] rein . . . van het bloed van alle mensen.” — Hand. 20:26, 27.
HOE WIJ ONZE DIENST VERRICHTEN
8. Welke vragen worden er terecht gesteld over de wijze waarop wij onze bediening verrichten?
8 Hoe gaan wij echter voorwaarts? In onze eigen kracht? Met een trotse houding, vol zelfvertrouwen, terwijl wij vlees tot onze arm maken? Of is het andere uiterste het geval en leggen wij als gevolg van mensenvrees een schuchtere en weifelende houding aan de dag? Zullen wij onafhankelijk voorwaarts gaan en de aanwijzingen negeren van degenen die onder ons de leiding nemen? Beslist niet! Er zijn drie punten die wij speciaal in gedachte moeten houden:
9. (a) Hoe gaan wij in de kracht van Jehovah in de bediening voorwaarts? (b) Welke aanwijzingen verschaft 1 Petrus 3:15 met betrekking tot ons gedrag in de bediening?
9 Het eerste punt is: Wij gaan in de kracht van Jehovah God als bedienaren van Gods koninkrijk voorwaarts en vertrouwen erop dat zijn geest ons zal motiveren, verlichten en sterken. Door in de kracht van Jehovah voorwaarts te gaan, kunnen wij net zo ronduit spreken als Petrus en Johannes en dezelfde vrijheid van spreken en vrijmoedigheid ten toon spreiden die zij aan de dag legden toen zij met de religieuze autoriteiten van hun tijd te maken hadden (Hand. 4:13). Terzelfder tijd zullen wij er zorgvuldig op toezien dat wij onze boodschap met zachtaardigheid en diep respect aanbieden. — 1 Petr. 3:15.
10. (a) Wat betekent het een ’reine drager’ van de boodschap van Jehovah te zijn? (b) Welke raad geeft Filippenzen 1:10, 11 in dit verband?
10 Het tweede punt is: Wij moeten als reine dragers van Jehovah’s boodschap voorwaarts gaan, in overeenstemming met wat wij in Jesaja 52:11 lezen: „Houdt u rein, gij die de gereedschappen van Jehovah draagt.” Jehovah’s gereedschappen in deze tijd, de kostbare waarheden van zijn Woord, zijn zuiver, rein, mooi en rechtvaardig. Vandaar dat allen die ze naar de mensen brengen, zich in moreel opzicht rein moeten bewaren en geestelijk mooi moeten zijn. Nodigen wij de mensen er niet toe uit zich in moreel opzicht te reinigen en zich van de werken van het vlees te ontdoen, evenals Jezus dit deed door ’zondaars tot berouw te roepen’? (Luk. 5:32) Dienen wij hun in dit opzicht dan niet een voortreffelijk voorbeeld te geven? Houd in gedachte dat Paulus de christenen in Filippi de raad gaf: „[Vergewist u] van de belangrijkere dingen . . ., zodat gij tot op de dag van Christus onberispelijk moogt zijn en anderen niet tot struikelen brengt, en vervuld moogt zijn met rechtvaardige vruchten, welke door bemiddeling van Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God.” — Fil. 1:10, 11.
11. (a) Hoe belangrijk is uiterlijke verzorging voor een bedienaar van God? (b) Wier goede voorbeeld dienen wij in dit opzicht na te volgen?
11 Het derde punt is: Wanneer wij als bedienaren voorwaarts gaan, moeten wij er altijd verzorgd uitzien. Het is moeilijk te begrijpen waarom een dienstknecht van Jehovah de haar en kledingstijl zou willen imiteren waardoor de immorele, opstandige elementen van de wereld van de Duivel worden gekenmerkt. Waarom zouden wij ons best willen doen er net als de wereld uit te zien terwijl wij de mensen tegelijkertijd vertellen dat de wereld door de rechtvaardige daden van God zal eindigen? Waarom zouden wij willen proberen als de wereld te zijn en daarmee te kennen geven dat wij anders zijn dan Jehovah’s volk? Dienen wij er niet veeleer als Jehovah’s volk uit te zien en daardoor te kennen geven dat wij anders zijn dan de wereldlingen onder wie wij ons bevinden? Wie trachten wij te behagen? Bij wie trachten wij in de gunst te komen? Waarom zouden wij ons met betrekking tot welverzorgde kleding en onze uiterlijke verzorging niet kunnen spiegelen aan de rijpe broeders en zusters onder ons in de gemeenten? Kunnen wij de stille wenk die zij ons geven niet ter harte nemen en hun goede voorbeeld navolgen? — 1 Tim. 2:9; 1 Petr. 3:3, 4, 16, 17.
12. Welke voordelen verschaft de van-huis-tot-huisbediening, ook al is ze misschien moeilijk, voor degenen die er een aandeel aan hebben?
12 Het is waar dat het voor sommigen niet gemakkelijk is om met het goede nieuws van Gods koninkrijk van huis tot huis te gaan. Toch zijn de waarde en doeltreffendheid hiervan herhaaldelijk aangetoond (Matth. 10:7, 11-13; Hand. 20:20, 21). Doordat wij een goed gebruik maken van de van-huis-tot-huispredikingsmethode is deze wel het „handelsmerk” van Jehovah’s ware dienstknechten genoemd. Bovendien is de van-huis-tot-huisactiviteit niet alleen doeltreffend om getuigenis te geven aan anderen, maar ze werpt ook veel voordelen af voor ons allen die eraan deelnemen. Alleen al het feit dat ons vlees er misschien voor terugdeinst, maakt deze activiteit elke keer dat een christelijke bedienaar eraan deelneemt, tot een overwinning. — 1 Kor. 9:16, 27.
GEZINSVERANTWOORDELIJKHEDEN EN OPZICHT
13. Welke verantwoordelijkheid dragen velen, behalve hun verplichtingen met betrekking tot de bediening, nog meer, en welk evenwicht maakt dit noodzakelijk?
13 Behalve onze verplichting om bedienaren van het Koninkrijk te zijn, moeten degenen die een gezin hebben, zich van nog een verantwoordelijkheid kwijten. Bedienaren van het Koninkrijk die een gezin hebben, moeten krachtens de hun door God toegewezen taak als ouders, hun eigen kinderen onderwijzen. Elk jaar bestaat een behoorlijk aantal van degenen die zich laten dopen, uit jonge mensen die door hun ouders zijn opgevoed „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” (Ef. 6:4). Droevig genoeg hebben sommigen, tot hun grote leedwezen, verzuimd zich van deze verplichting te kwijten en hebben zij deze gelegenheid voorbij laten gaan. Het vereist beslist evenwichtigheid om een bedienaar te zijn die steeds voorwaarts blijft gaan. Het zou niet goed zijn wanneer wij de van-huis-tot-huisactiviteit veronachtzamen met het excuus dat wij informeel getuigenis geven; ook zou het niet goed zijn wanneer wij gelegenheden tot informeel getuigenisgeven voorbij laten gaan omdat wij van huis tot huis gaan. Evenzo dienen ouders niet toe te staan dat velddienst of gemeentelijke verantwoordelijkheden en andere verplichtingen zoveel tijd in beslag nemen dat zij hun gezin veronachtzamen. Het is per slot van rekening hun belangrijkste verplichting om zowel in de geestelijke als in de materiële behoeften van het gezin te voorzien. — 1 Tim. 5:8.
14. (a) Hoe kunnen ouders hun investering op het gebied van tijd, zorg en geld bij het grootbrengen van hun kinderen, verliezen? (b) Welke noodzaak blijft bestaan wanneer men opgroeiende kinderen, die jonge volwassenen worden, opvoedt?
14 Ja, het grootbrengen van kinderen kost tijd, aandacht en geld. Naar schatting zijn er duizenden guldens mee gemoeid om een kind tot de volwassen leeftijd groot te brengen. Wij zullen die investering in geld en tijd beslist verliezen wanneer wij in gebreke blijven het juiste geestelijke opzicht uit te oefenen over degenen die wij ter wereld hebben gebracht. De buitengewoon rijke oogst aan misdadige jonge mensen in deze tijd getuigt van het feit dat de meeste kinderen door hun ouders aan zichzelf zijn overgelaten (Spr. 29:15). Ouders, familieleden en anderen nemen vaak heel veel notitie van baby’s en kleine kinderen. ’Wat zijn ze pienter! Wat zijn ze lief! Mama’s kleine meisje en papa’s kleine jongen!’ Dat mag allemaal heel waar zijn. Maar ouders moeten in gedachte houden dat wanneer deze kinderen de tienerleeftijd bereiken en vervolgens jonge mannen en jonge vrouwen worden, zij nog altijd zorg en aandacht, liefde en streng onderricht, geestelijke opleiding en geestelijk onderwijs nodig hebben (Deut. 11:18-21). Dat is de christelijke verantwoordelijkheid van de ouders. Bedienaren van God zullen deze verplichting die op hun schouders rust, niet vergeten.
DE WERELDOMVATTENDE EENHEID VAN GODS BEDIENAREN
15, 16. (a) Hoe kunnen wij er zeker van zijn dat de Koninkrijksboodschap die wij prediken, duidelijk en helder is voor degenen die deze horen? (b) Waardoor worden wij geholpen over de gehele wereld in eenheid te spreken?
15 Laten wij echter nog een andere verantwoordelijkheid van christelijke bedienaren beschouwen. „Wie toch zal zich voor de strijd gereedmaken als de trompet een onduidelijk signaal geeft?” (1 Kor. 14:8) Met die woorden maande de apostel Paulus volgelingen van Christus ertoe aan hun tong op zodanige wijze te gebruiken dat anderen konden begrijpen wat er werd gezegd. Wil de boodschap van het Koninkrijk die wij in onze tijd prediken, een duidelijke, helder klinkende roep voor de mensheid zijn, dan moeten wij noodzakelijkerwijs in overeenstemming met elkaar spreken. In Jesaja 52:8 wordt gezegd: „Luister! Uw eigen wachters hebben hun stem verheven. Eenstemmig blijven zij het vreugdevol uitroepen.” Er zijn nederigheid en broederlijke liefde voor nodig om aan zo’n eenstemmige roep deel te nemen. Wij weten dat ons getuigenis slechts dan doeltreffend is wanneer wij allen dezelfde boodschap prediken waarin de nadruk wordt gelegd op Jehovah’s naam, zijn wijsheid en liefde en zijn Koninkrijk als ’s mensen enige hoop. In 1 Korinthiërs 1:10 gaf Paulus de raad dat wij allen in overeenstemming met elkaar moeten spreken.
16 Wij moeten niet toelaten dat onze boodschap door onduidelijkheid wordt gedempt. Wij hebben het gebod ontvangen als bedienaren van God te spreken. In Jesaja 61:1, 2 wordt duidelijk uiteengezet wat onze boodschap inhoudt. Jehovah’s getrouwe en beleidvolle slaaf doet al het mogelijke om ons te helpen eenstemmig te spreken door in tientallen talen bijbels en bijbelse hulpmiddelen te publiceren zodat mensen met een begrijpelijke boodschap bereikt kunnen worden. Wij kunnen ons deel doen door ons ervoor in te spannen het „goede nieuws” als een verenigde groep aanbidders van Jehovah te verbreiden. — Ps. 66:1, 2; 68:11.
ZIJN WIJ BEREID ONZE TIJD ERAAN TE BESTEDEN?
17. Welk eerlijke zelfonderzoek dienen wij in te stellen met betrekking tot ons aandeel aan de bediening?
17 Wanneer wij aandacht schenken aan de wijze waarop wij persoonlijk voorwaarts gaan, zou dan kunnen blijken dat wij meer vorderingen kunnen maken op het terrein van de hoeveelheid tijd die wij aan onze bediening besteden? Elkeen van ons die een gemeenteverkondiger is met een goede gezondheid en zonder verplichting kinderen groot te brengen of voor bejaarde geliefden te zorgen, zou er goed aan doen zich af te vragen: Wat weerhoudt mij van de volle-tijddienst? Waardeer ik misschien niet ten volle de belangrijkheid van de Koninkrijksbediening? Bezit ik misschien niet de geest van zelfopoffering? Als u er geen kans toe ziet als een gewone pionier dienst te verrichten, zou u in uw leven dan plaats kunnen maken voor de hulppioniersdienst? Door dit te doen, zou u beslist voorwaarts gaan als een christelijke bedienaar van het evangelie. Een eerlijk zelfonderzoek zou aan het licht kunnen brengen wat u persoonlijk kunt doen om elke maand meer tijd te besteden aan de belangen van de Koninkrijksregering van onze hemelse Vader en zijn Zoon. — Ps. 26:1, 2, 11, 12; Mark. 12:28-34.
18. Waardoor zullen wij worden geholpen in een goede verhouding tot Jehovah en Christus Jezus te blijven staan?
18 Jehovah God en Jezus Christus hebben ons het voorbeeld gegeven door vooruit te kijken en voorwaarts te gaan. Willen wij persoonlijk hetzelfde doen, dan moeten wij allereerst in een goede verhouding tot Jehovah God staan. Doen wij er ijverig moeite voor een goed geweten te bewaren door nooit zorgeloos te zijn met betrekking tot iets waardoor ons geweten verontreinigd zou kunnen raken? Maken wij een goed gebruik van het kostbare voorrecht van het gebed, en volharden wij daarin? (Rom. 12:12) Besteden wij tijd aan persoonlijke studie en meditatie? Misschien moeten wij enkele veranderingen aanbrengen in onze levensstijl, waardoor wij de benodigde aandacht kunnen schenken aan deze belangrijkere dingen en wij onze bediening zowel in woord als in daad de eerste plaats in ons leven kunnen geven. — Ef. 4:22-24.
19, 20. (a) Wat is het „woord van God” waarover in Hebreeën hoofdstuk 4 wordt gesproken? (b) Hoe is gebleken dat dit „woord” levend is en scherper is dan enig tweesnijdend zwaard, en waarom zullen wij iets van het werk beschouwen dat gedurende het dienstjaar 1981 is verricht?
19 Het is een genoegen te kunnen berichten dat bedienaren van Jehovah gedurende het afgelopen jaar over de gehele wereld druk en actief bezig zijn geweest om dit goede nieuws van het Koninkrijk bekend te maken. De boodschap heeft in het leven van tienduizenden mensen een diepe en blijvende indruk gemaakt. Als gevolg van de hervormende kracht van Gods Woord zijn er in het leven van zulke personen schitterende veranderingen aangebracht. Er bestaat geen twijfel over dat de boodschap van „het goede nieuws” levend is en dat ze kracht uitoefent en scherper is dan enig tweesnijdend zwaard (Hebr. 4:2, 12, 13). En wanneer het woord van God in handen van bekwame bedienaren zijn goede werk verricht, wordt bovendien Jehovah’s naam verheerlijkt en wordt zijn koninkrijk als ’s mensen enige hoop verhoogd. — Ef. 6:17.
20 Om u enig idee te geven van wat Jehovah’s Getuigen in de twaalfmaandelijkse periode van het dienstjaar 1981 tot stand hebben kunnen brengen, zullen de inlichtingen die hierna volgen, laten zien wat er als gevolg van de verenigde krachtsinspanningen van deze kleine groep christenen die in 206 landen en eilanden in de wereldzeeën werkzaam zijn, in die tijdsperiode is gebeurd (Spr. 25:25). Wij zijn ervan overtuigd dat u van dit beknopte overzicht van het werk van Gods bedienaren in deze twintigste eeuw zult genieten.
[Illustratie op blz. 18]
Wij zien naar Jehovah op om ons voor zijn dienst te sterken
[Illustratie op blz. 19]
Welverzorgde kleding en een goede uiterlijke verzorging zijn passend voor christelijke bedienaren
[Illustratie op blz. 20]
Bedienaren die voorwaarts gaan, voeden hun kinderen ’in het strenge onderricht van Jehovah’ op
[Illustratie op blz. 21]
Bejaarde bedienaren van het Koninkrijk blijven voorwaarts gaan
-
-
Nu is het de tijd om het Woord te predikenDe Wachttoren 1982 | 1 april
-
-
Nu is het de tijd om het Woord te prediken
„Zij bleven zonder ophouden elke dag in de tempel en van huis tot huis onderwijzen en het goede nieuws over de Christus, Jezus, bekendmaken.” — Hand. 5:42.
1, 2. (a) Van welke eerste-eeuwse resultaten van de Koninkrijksprediking maakt de bijbel melding? (b) Hoe toonde Jezus in Matthéüs 28:19, 20 en Handelingen 1:8 aan dat zijn volgelingen predikers zouden zijn?
NA DE uitstorting van de heilige geest met Pinksteren waren de volgelingen van Jezus Christus bezield met kracht en moed om zonder ophouden het goede nieuws over de Christus, Jezus, te onderwijzen en bekend te maken. Wat waren de resultaten in die eerste eeuw? Ons wordt meegedeeld dat velen van degenen die naar de toespraak van de volgelingen van Jezus hadden geluisterd, gelovigen werden. In totaal stelden zelfs ongeveer vijfduizend mannen geloof in het goede nieuws (Hand. 4:4). Het bijbelse verslag bericht dat het aantal gelovigen in de Heer bij een andere gelegenheid bleef toenemen, menigten van zowel mannen als vrouwen. — Hand. 5:14.
2 Doordat Jezus’ volgelingen zonder ophouden het goede nieuws over Christus bleven onderwijzen, werden in een zeer korte tijd na Pinksteren letterlijk duizenden mensen gelovigen. Het is opwindend om te lezen wat er in de eerste eeuw van onze gewone tijdrekening, kort na de dood en opstanding van Jezus tot stand werd gebracht door degenen die toen aan de bekendmaking van het „goede nieuws” deelnamen en welk schitterende werk zij als gevolg van de uitstorting van de heilige geest hebben verricht. Onze getrouwe broeders en zusters in de eerste eeuw waren werkelijk werkers, harde werkers die datgene deden waartoe zij van de
-