Hoofdstuk 9
De universele wetten onthullen dat het leven een doel heeft
1. Hoe bezien mensen wetten dikwijls?
MENSEN, zowel jong als oud, zijn dikwijls geneigd elke beteugeling van hun leven als ongewenst te beschouwen. Maar leidt het werkelijk tot geluk wanneer wij ons tegen elke beperking van onze handelingen verzetten of ons er gebelgd over tonen? Of kunnen wij ons, in plaats daarvan, in werkelijkheid in een grotere persoonlijke vrijheid verheugen wanneer wij ons aan bepaalde voorschriften onderwerpen en bereid zijn ons ernaar te schikken — vooral wanneer het voorschriften betreft die door onze Schepper zijn vastgesteld?
2. Aan welke wetten kunnen wij niet ontkomen, en hoe zijn ze niettemin nuttig?
2 Hoe wetten ertoe bijdragen dat wij van het leven genieten, blijkt uit bepaalde leidende of bindende krachten in het universum, die dikwijls „wetten” worden genoemd. Hiertoe behoort bijvoorbeeld de wet van de zwaartekracht. Aan dergelijke wetten, waardoor stoffelijke dingen worden beheerst, valt niet te ontkomen. Wij kunnen ze niet negeren of teniet doen. Wij kunnen ze niet ongestraft overtreden. Het overtreden van dergelijke wetten wordt gewoonlijk onmiddellijk gestraft, zoals bijvoorbeeld wanneer iemand van een hoog gebouw afspringt.
3. Hoe is het tot ons voordeel dat de natuurwetten stabiel, betrouwbaar zijn?
3 De natuurwetten zijn ook constant, stabiel. Als wij niet zouden kunnen voorspellen hoe ze van dag tot dag werkzaam zouden zijn, zouden wij heel weinig werk gedaan krijgen. Als wij er niet op zouden kunnen rekenen dat de zon elke dag opkomt of ons er niet op zouden kunnen verlaten dat de jaargetijden elkaar in een bepaalde volgorde opvolgen, zouden wij licht ons gezonde verstand verliezen. Wanneer de natuurwetten niet constant zouden zijn, zou het leven uiterst moeilijk zijn.
4. Geef een voorbeeld van een stof die door strikte wetten wordt beheerst, en toon aan hoe dit tot ons voordeel is.
4 Neem bijvoorbeeld eens enkele stoffen waarmee wij in het dagelijks leven bekend zijn. Zo is er zuurstof, een gas dat wij moeten inademen om te leven. In normale toestand is zuurstof onontbeerlijk voor het leven van mens en dier. Maar drie atomen zuurstof verbinden zich tot ozon, dat vergiftig is. Er zijn echter speciale omstandigheden voor nodig om ozon in de atmosfeer te produceren. Dit gebeurt niet bij toeval, of zo maar op elk tijdstip en op elke willekeurige plaats. De gedraging van zuurstofatomen wordt, zoals met alle stoffen het geval is, beheerst door strikte wetten die dergelijke toevallige veranderingen voorkomen. Daarom zijn wij niet bang om adem te halen, uit angst dat onze zuurstof misschien in ozon veranderd is.
5. Wat onthult het bestaan van de natuurwetten ons omtrent de Schepper?
5 Waar wetshandhaving is, moet orde zijn. Een wet is niet iets toevalligs van voorbijgaande aard, maar heeft betrekking op dat wat blijvend, bestendig is. En wanneer wij zien dat deze stabiliteit bestaat in de wetten die de stoffelijke dingen beheersen, weten wij dat er een doel achter schuilt. Het helpt ons te beseffen dat de Schepper een doel met alles heeft. God zou er ook op moeten toezien dat die wetten worden gehandhaafd en hij zou persoonlijk bij de instandhouding ervan betrokken moeten zijn. Hij zou niet iemand kunnen zijn die ’ver weg’ is, of die zich in werkelijkheid niet om zijn universum bekommert. — Handelingen 17:27.
6. (a) Verklaar hoe geleerden in werkelijkheid geloof hebben in de natuurwetten die het universum beheersen. (b) In welk grotere iets zouden zij op grond van hun kennis omtrent de betrouwbaarheid van deze wetten moeten geloven?
6 Men kan zich volledig op de universele wetten verlaten. Toen de astronauten naar de maan reisden, verlieten zij zich op de wetten die de zwaartekracht beheersen en op de precieze snelheid en timing waarmee de aarde en de maan zich in hun respectieve banen bewegen. Zij wisten dat deze wetten betrouwbaar en exact werkzaam zouden zijn. Zelfs maar de geringste afwijking zou betekenen dat de astronauten voor altijd in de ruimte weggeslingerd zouden worden. Zij vertrouwden ook op de beginselen van radiouitzending en een menigte andere wetten. Zij hadden vertrouwen — in feite geloof — in de zekerheid van deze wetten. Ja, zij hebben voor dat geloof hun leven op het spel gezet. Hun succes getuigt er op treffende wijze van dat er universele wetten bestaan. Wordt door het feit dat de hemellichamen zich ordelijk en op tijd blijven bewegen, zonder verwarring of botsing, niet te kennen gegeven dat hun Wetgever ze doelbewust in stand houdt? — Jesaja 40:26.
DOEL BLIJKT UIT DE VOORTPLANTINGSWET
7. Kan iemand door de natuurwetten te beschouwen, onzichtbare hoedanigheden zien? (Romeinen 1:20)
7 Er spreekt goedheid en wijsheid uit de natuurwetten en uit de wijze waarop ze in levende dingen werkzaam zijn. Goedheid kan slechts uit een verstandelijk doel voortspruiten. Een zeer indrukwekkend voorbeeld hiervan zien wij in de door God vastgestelde voortplantingswet. Hoe dat zo?
8, 9. (a) Hoe spreekt er goedheid uit de door God vastgestelde voortplantingswet? (b) In welke belofte van God dient dit feit ons geloof te geven?
8 Adam en Eva verschenen volgens de bijbelse geschiedenis ongeveer 6000 jaar geleden op het aardse toneel. Zij overtraden Gods wet — zondigden, en gaven genetische gebreken aan hun kinderen door. Deze gebreken vermenigvuldigden zich in daaropvolgende generaties. Elke generatie heeft iets aan deze onvolmaaktheden toegevoegd, waarbij talloos velen hun lichaam op elke denkbare wijze schade hebben berokkend. Velen zijn dronkaards geworden of zijn aan drugs verslaafd geraakt of hebben als gevolg van immoraliteit allerlei ziekten opgelopen. Een slechte denkwijze, haat en moord hebben eveneens hun schadelijke uitwerking gehad.
9 Hoewel niemand volmaakt is, komen niettemin de meeste baby’s die tegenwoordig geboren worden, betrekkelijk gaaf en gezond ter wereld. Ze hebben twee ogen, twee armen, twee benen, beschikken over al hun vermogens en kunnen wat wij een „normaal” leven noemen, leiden. Gezien al de tegenwerkende krachten die gedurende vele millennia in het mensengeslacht werkzaam zijn geweest, is dit bijna wonderbaarlijk — een bewijs van de liefde en zorg die de Schepper voor de mensheid heeft, alsmede van de voortreffelijke kwaliteit en duurzaamheid van zijn werk. Als hij zo’n zorg heeft betracht om het mensengeslacht in stand te houden, ook al hebben zij slechte toestanden over zichzelf gebracht, dienen wij hem dan niet te geloven wanneer hij belooft eeuwig leven onder volmaakte toestanden te geven?
MORELE WETTEN — ONONTBEERLIJK VOOR EEN ZINVOL LEVEN
10. Welke andere wetten moeten wij beschouwen om een vollediger begrip omtrent God en zijn voornemen te krijgen?
10 God heeft zijn met verstand begaafde schepselen nog een reeks voorschriften gegeven — de morele wetten. Deze weerspiegelen in zelfs nog grotere mate Gods voornemen. In verband met Gods morele wetten wordt er dikwijls zelfs uitdrukkelijk melding gemaakt van een doel of voornemen. (Voorbeelden hiervan vinden wij in Deuteronomium 5:16, 33, Matthéüs 19:17, Psalm 19:7-11 en 1 Timótheüs 4:8.)
11. Kan men, in tegenstelling tot de natuurwetten, de morele wetten misschien veranderen of negeren?
11 De morele wetten zijn net zo stabiel en net zo zeker wat de uitwerking ervan betreft, als de wetten die de onbezielde of niet met verstand begaafde dingen beheersen. Men kan de morele wetten niet ongestraft overtreden. Deze voorschriften worden net zo zeker ten uitvoer gelegd als de wet van de zwaartekracht, hoewel de vergelding voor de overtreding ervan niet altijd zo plotseling komt.
12. Hoe laat de bijbel zien dat Gods morele wetten beslist ten uitvoer gelegd zullen worden?
12 De bijbel brengt het beginsel met betrekking tot morele wetten als volgt tot uitdrukking: „God laat niet met zich spotten. Want wat een mens zaait, dat zal hij ook oogsten; want wie met het oog op zijn vlees zaait, zal uit zijn vlees verderf oogsten, maar wie met het oog op de geest zaait, zal uit de geest eeuwig leven oogsten.” — Galáten 6:7, 8.
13, 14. Verklaar wat de apostel Paulus bedoelde toen hij over het ’zaaien met het oog op het vlees’ en het ’zaaien met het oog op de geest’ sprak.
13 Met de uitdrukking „vlees” bedoelde de apostel de begeerten van het onvolmaakte vleselijke lichaam (Efeziërs 2:3). Met de uitdrukking „geest” bedoelde hij de geest of werkzame kracht van God, waardoor Zijn dienstknechten op een gezonde wijze worden geleid. Paulus illustreert de werking van deze krachten in Galáten 5:19-23:
14 „De werken van het vlees nu zijn openbaar, welke zijn hoererij, onreinheid, een losbandig gedrag, afgoderij, beoefening van spiritisme, vijandschappen, twist, jaloezie, vlagen van toorn, ruzies, verdeeldheid, sekten, uitingen van afgunst, drinkgelagen, brasserijen, en dergelijke. . . . De vrucht van de geest daarentegen is liefde, vreugde, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtaardigheid, zelfbeheersing. Tegen zulke dingen is geen wet.”
VERGELDING VOOR HET ’ZAAIEN MET HET OOG OP HET VLEES’
15, 16. Hoe toont de apostel Paulus aan waartoe het overtreden van Gods wetten voor de mensheid in het algemeen heeft geleid?
15 Als bewijs van de waarheid dat Gods morele wetten niet genegeerd kunnen worden, vestigt de apostel Paulus de aandacht op wat de mensheid heeft gedaan. Hij vertelt dat de mensen, door Gods scheppingswerken gade te slaan, volop de gelegenheid hebben gehad te trachten meer omtrent hem te weten te komen en hem te dienen. Maar over het geheel genomen, hebben zij hem verworpen en goden van hun eigen maaksel gediend. Paulus vervolgt:
16 „Daarom heeft God hen, in overeenstemming met de begeerten van hun hart, aan onreinheid overgegeven, opdat zij onderling hun lichamen zouden onteren . . . Daarom heeft God hen overgegeven aan schandelijke seksuele begeerten, want ook hun vrouwen hebben het natuurlijke gebruik van zichzelf veranderd in een tegennatuurlijk gebruik; en insgelijks hebben ook de mannen het natuurlijke gebruik van de vrouw laten varen en zijn zeer verhit geworden in hun wellust jegens elkaar, mannen met mannen, ontucht plegend en in zichzelf de volledige vergelding ontvangend die hun voor hun dwaling toekwam.” — Romeinen 1:24-27.
17, 18. Welke moeilijkheden, behalve lichamelijke ziekten, heeft de mensheid nog meer over zichzelf gebracht door Gods wetten te overtreden?
17 Deze „vergelding” bestond in vele ziekten, vooral geslachtsziekten. Maar dit afwijken van wat juist is, heeft ook tot mentale moeilijkheden en elke soort van slechtheid geleid. Paulus geeft nog meer details van de „vergelding”, wanneer hij vervolgens zegt:
18 „En evenals zij het verwerpelijk hebben geacht een nauwkeurige kennis van God te hebben, heeft God hen aan een verwerpelijke geestestoestand overgegeven om de dingen te doen die niet betamen, vervuld als zij waren van allerlei onrechtvaardigheid, goddeloosheid, hebzucht, slechtheid, vol zijnde van afgunst, moord, twist, bedrog, kwaadaardigheid, heimelijke fluisteraars zijnde, achterklappers, haters van God, onbeschaamd, hoogmoedig, aanmatigend, uitvinders van schadelijke dingen, ongehoorzaam aan ouders, zonder verstand, ontrouw aan overeenkomsten, geen natuurlijke genegenheid hebbend, onbarmhartig.” — Romeinen 1:28-31.
19, 20. Wat zijn enkele van de thans op aarde heersende toestanden waaruit blijkt dat het huidige goddeloze samenstel van dingen zijn einde nadert?
19 Dit ’zaaien met het oog op het vlees’ is een belangrijke oorzaak geweest van de droevige geschiedenis van de mensheid. Maar in onze tijd zien wij dat de werken van het vlees grotere ellende veroorzaken dan ooit tevoren, en dat op wereldomvattende schaal. Raciale en nationalistische haat, huichelarij, immoraliteit, oneerlijkheid, drugmisbruik, misdaad, vandalisme en terrorisme hebben ertoe geleid dat de mensen op aarde in grote vrees leven en ongelukkig zijn. Volgens de bijbel is een dergelijke wijdverbreide, flagrante negering van Gods morele wetten een bewijs dat dit samenstel van dingen zich in zijn laatste dagen bevindt. Wij lezen:
20 „Weet dit, dat er in de laatste dagen kritieke tijden zullen aanbreken, die moeilijk zijn door te komen. Want de mensen zullen zichzelf liefhebben, het geld liefhebben, zullen aanmatigend zijn, hoogmoedig, lasteraars, ongehoorzaam aan ouders, ondankbaar, deloyaal, geen natuurlijke genegenheid hebbend, niet ontvankelijk voor enige overeenkomst, kwaadsprekers, zonder zelfbeheersing, heftig, zonder liefde voor het goede, verraders, onbezonnen, opgeblazen van trots, met meer liefde voor genoegens dan liefde voor God, die een vorm van godvruchtige toewijding hebben, maar de kracht ervan niet blijken te bezitten; en keer u af van dezen.” — 2 Timotheüs 3:1-5.
RELIGIEUZE HUICHELARIJ
21. Welke vervulling zien wij thans van de woorden van de apostel die in 2 Timótheüs 3:5 opgetekend staan?
21 Uit het laatste gedeelte van de woorden van de apostel blijkt dat het geen reden tot verbazing dient te zijn thans de laakbaarste vorm van huichelarij te zien — personen die beweren dienstknechten van God te zijn, maar niet overeenkomstig hun bewering leven. Hoewel zij een vorm van godvruchtige toewijding hebben, is deze huichelachtig. Zij geloven niet dat godsvrucht de werkelijke rijkdommen zal brengen — geestelijke gezindheid, leven en vrede. Ja, ze is niet de soort van gewin die zij wensen. Hun „vorm van godvruchtige toewijding” is een vals front om hun zelfzuchtige, immorele levenswijze een „heilig” voorkomen te geven. Het is zoals Gods Woord zegt: „Zij maken in het openbaar bekend dat zij God kennen, maar zij verloochenen hem door hun werken, omdat zij verfoeilijk zijn en ongehoorzaam en onbekwaam voor enig goed werk.” — Titus 1:16.
22. Wie waren de mannen die Jezus de grootste moeite bezorgden toen hij op aarde was, en waarom waarschuwde hij de mensen hun praktijken niet na te volgen?
22 Jezus Christus had moeilijkheden met zulke mannen onder de religieuze leiders van de joden. Hij zei tot hen: „Huichelaars, hoe passend heeft Jesaja over u geprofeteerd, toen hij zei: ’Dit volk eert mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij verwijderd. Tevergeefs blijven zij mij aanbidden, omdat zij mensengeboden als leerstellingen onderwijzen’” (Matthéüs 15:7-9). Hij waarschuwde de mensen ervoor te zorgen hun rechtvaardigheid niet voor het oog van mensen te beoefenen louter en alleen om door hen opgemerkt te worden. Hij zei dat de huichelaars hun daden van „barmhartigheid” in de synagogen en op de straten verrichtten, ’om door de mensen verheerlijkt te worden’. — Matthéüs 6:1, 2.
23. Wie zijn de tegenhangers van die religieuze mannen in onze tijd, nu het oordeel nabij is?
23 Sprekend over de tijd dat hij als rechter van de mensheid zou optreden, zei Jezus: „Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan in het openbaar bekendmaken: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” — Matthéüs 7:22, 23.
24. (a) Zal er een tijd zijn dat Gods wetten niet meer overtreden zullen worden? (b) Welke mensen zullen een ongunstig oordeel ontvangen en wie zullen barmhartigheid ontvangen?
24 Uit Jezus’ woorden kunnen wij zien dat Jehovah, de Universele Wetgever, ervoor zal zorgen dat zijn wetten ten uitvoer worden gelegd. Hij is ook voornemens de gehele met verstand begaafde schepping in volledige harmonie met zijn morele wetten te brengen, opdat deze wetten niet meer overtreden zullen worden. Dit zal het noodzakelijk maken dat hardnekkige, onverbeterlijke wetsovertreders een ongunstig oordeel ontvangen (1 Petrus 4:17, 18). Het zal ook vereisen dat anderen die morele wetten hebben overtreden, op een barmhartige wijze beschouwd worden (Psalm 103:8-10). Wie zouden dit zijn? Personen die door onwetendheid, onvolmaaktheden en zwakheden gezondigd hebben. Er is ook een wereldse geest die, net als de geest van een gepeupel, mensen ertoe aanzet wetten van eerlijkheid en moraliteit te overtreden (Efeziërs 2:1-3). Mensen die zich door deze geest hebben laten meeslepen, kunnen hier later spijt van hebben en kunnen Gods barmhartigheid ontvangen. — Lukas 19:8-10; Handelingen 7:57-60; 1 Korinthiërs 15:9.
25, 26. Waarom is het redelijk en is het er de juiste tijd voor om weer in harmonie met de Schepper te komen?
25 Kunnen wij vol vertrouwen op een dergelijke rechtvaardige, en toch barmhartige, behandeling rekenen? Ja, omdat de hele structuur van Gods wet — en dit geldt zowel voor zijn natuurwetten als voor zijn morele wetten — er in werkelijkheid op gericht is dat de mensheid uiteindelijk gezegend, niet veroordeeld wordt.
26 Is het voor de rechtgeaarde mensen op aarde derhalve niet de tijd om naar de Universele Wetgever op te zien en weer in harmonie met hem te komen? Gehoorzaamheid aan zijn wetten is geen drukkende last, maar schenkt vrijheid — precies het tegenovergestelde van wat wij thans zien. — 1 Johannes 5:3; 2 Korinthiërs 3:17.
27. Wat kan een persoon die het leven en vrede liefheeft, doen om vrede en gunst van God te ontvangen?
27 Iedereen die leven in vrede en zekerheid liefheeft, dient deze dingen derhalve ernstig ter harte te nemen en dient terstond veranderingen in zijn leven aan te brengen. Hij dient zijn leven zo volledig mogelijk in harmonie met Gods wetten te brengen. Jehovah gaf de natie Israël de volgende vermaning: „Komt nu, en laten wij de zaken rechtzetten tussen ons . . . Al zouden de zonden van ulieden als scharlaken blijken te zijn, ze zullen zo wit worden gemaakt als sneeuw.” — Jesaja 1:18.
28. Welke belangrijke vragen verdienen nu onze aandacht?
28 ’Maar’, zo zou iemand kunnen vragen, ’kan ik de zaken wel rechtzetten met God? Zou Jehovah God zich om mij persoonlijk bekommeren en met mij persoonlijk handelen? Misschien ben ik wel veel te slecht, zodat God niet naar me zal luisteren.’ Of God belangstelling heeft voor u, is het onderwerp dat wij in het volgende hoofdstuk zullen onderzoeken.
[Illustratie op blz. 100]
Astronauten die naar de maan zijn gereisd, gaven blijk van geloof in wetten die de snelheid, de zwaartekracht en de respectieve banen van de aarde en de maan beheersen
[Illustratie op blz. 101]
Ondanks duizenden jaren van menselijke onvolmaaktheid komen als gevolg van Gods wetten de meeste baby’s nog steeds normaal ter wereld