Afgestudeerden van Gileads 59ste klas ertoe aangespoord aan het werk te blijven
OP 7 september 1975 was voor de studenten van Gileads 59ste klas de graduatiedag aangebroken. Zij hadden met succes een vijfmaandse cursus gevolgd die was ontworpen om hen voor zendingswerk toe te rusten. Gedurende het ochtendprogramma, dat in de Congreshal van Jehovah’s getuigen in Queens, New York, werd gehouden, legden de sprekers er de nadruk op hoe belangrijk het voor de afgestudeerden is in hun zendingstoewijzing te blijven.
U. V. Glass herinnerde de afgestudeerden eraan dat zij „schapen” van Jehovah God zijn, onder de liefdevolle zorg van Jezus Christus. Gebruik makend van Psalm 23 legde hij uit dat de schitterende beschrijving van Gods herderlijke zorg gebaseerd is op de werkelijke ervaring van schapen en herders.
E. A. Dunlap legde er de nadruk op dat succes niet gelegen zal zijn in de kracht of bekwaamheid die de zendelingen uit zichzelf bezitten, maar in het feit dat zij ’de onverdiende goedheid van God aanvaarden en het doel ervan niet missen’ (2 Kor. 6:1). Hij moedigde hen ertoe aan in gedachten te houden dat het hun doel is Gods naam aan de mensen in hun toewijzing bekend te maken. Door aan dat doel vast te houden, evenals Jozua uit de oudheid dit had gedaan, zelfs toen hij het hoofd moest bieden aan tegenstand, zouden de afgestudeerden zeker kunnen zijn van succes. — Joz. 1:2, 3; 21:45.
Ten einde te illustreren hoe belangrijk het is in het toegewezen gebied te blijven, vertelde M. G. Henschel de volgende ervaring: Een musicus begon serieus over het doel van zijn leven na te denken en bad tot God. Hij herinnerde zich dat een zendelinge hem vijftien jaar geleden een bezoek had gebracht. Hij wilde weer met haar in contact komen en kwam haar op straat tegen. Als gevolg hiervan is een van de zonen van deze man reeds een opgedragen dienstknecht van Jehovah geworden terwijl andere leden van het gezin vorderingen in deze richting maken. Wat een geweldige zegen ondervond deze zendelinge doordat zij in haar toewijzing was gebleven!
M. H. Larson toonde in zijn opmerkingen aan dat de afgestudeerden levenreddend geestelijk voedsel bezaten en derhalve bereid moesten zijn om met stormen te vergelijken problemen te trotseren om mensen te helpen. Hij gaf hun de raad als de profeet Habakuk te zijn, die zei: „Op mijn wachtpost wil ik blijven staan, en ik wil geposteerd blijven op het bolwerk; en ik zal wacht houden.” — Hab. 2:1.
G. M. Couch vestigde onder andere de aandacht op het voorbeeld van Jezus Christus, die zijn hemelse tehuis verliet om zondige mensen te dienen. Toch was Jezus Christus gelukkig. Waarom? Omdat hij de belangrijkheid van zijn toewijzing inzag en het goede in mensen zag. Door Jezus Christus na te volgen, zouden de afgestudeerden eveneens geluk in hun toewijzing kunnen vinden.
Toen F. W. Franz de afgestudeerden toesprak, toonde hij aan waarom zij niet door een kerkelijk lichaam werden uitgezonden, zoals dit in de kerken van de christenheid gebruikelijk is. Volgens de Schrift hadden noch Filippus, noch de apostel Paulus, twee in het oog springende evangelisten of zendelingen in de eerste eeuw G.T., hun zendingstoewijzing van het apostolische lichaam te Jeruzalem ontvangen. Beide mannen verrichtten hun werk onder leiding van het werkelijke hoofd van de christelijke gemeente, Jezus Christus. Paulus was zelfs rechtstreeks door Jezus uitgekozen als een apostel voor de natiën. Later werden Paulus en zijn metgezel Barnabas onder leiding van Gods geest vanuit de gemeente te Antiochië uitgezonden. Beide mannen beseften dat hun toewijzing niet van mensen afkomstig was, maar van Jezus Christus. De zendelingen kunnen ook van Christus’ steun en leiding verzekerd zijn.
Aan het einde van het ochtendprogramma legde N. H. Knorr er de nadruk op hoe belangrijk het is in een goede verhouding tot God te blijven staan door gezonde spraak te gebruiken. Hij spoorde de afgestudeerden ertoe aan ’luister toe te voegen aan de leer van God, onze Redder’ (Tit. 2:10, New English Bible). Hoe konden zij dit doen? Zij konden deze leer mooi en schitterend in de ogen van anderen maken door hun gezonde spraak, voortreffelijke manieren, eerlijkheid, betrouwbaarheid en, ja, door met geheel hun ziel christenen te zijn. Aldus zouden zij Gods Woord zowel door hun woorden als door hun daden ondersteunen.
’s Middags verzorgden de afgestudeerden een schitterend programma waarin zij twee leerzame, op de bijbel gebaseerde drama’s opvoerden en hedendaagse ervaringen vertelden.
De aansporing om trouw in een christelijke toewijzing te blijven en de verhouding waarin men tot God staat, te beschermen door ’luister toe te voegen aan zijn leer’, was voor de afgestudeerden en alle andere aanwezigen buitengewoon passend. Alleen door dit te doen, kunnen wij namelijk Gods gunst blijven genieten.