-
De apocriefen — van goddelijke of menselijke oorsprong?De Wachttoren 1960 | 15 mei
-
-
vuur uit den oven stiet’. Hierna volgt de lofzang welke veel overeenkomst met Psalm 148 vertoont. Het lied verwijst echter naar Jehovah’s tempel, de priesters en de cherubim, hetgeen in het geheel niet met de toestand van het verwoeste Jeruzalem in die tijd overeenstemt. Deze lofzang bestaat uit achtenzestig verzen, die tussen de verzen 23 en 24 van het derde hoofdstuk van Daniël zijn ingelast.
Susanna en de ouderlingen, hoofdstuk 13 van het boek Daniël, handelt over twee ouderlingen die tegen een deugdzame vrouw, die had geweigerd ongeoorloofde betrekkingen met hen te hebben, een plan beraamden dat tot haar dood zou leiden. De jeugdige Daniël stelt hun dubbelhartigheid aan de kaak door hen afzonderlijk te ondervragen. De ouderlingen worden ter dood gebracht, Susanna wordt gespaard en Daniël wordt beroemd. Indien Daniël dit werkelijk in zijn jeugd heeft meegemaakt, waarom is dit gedeelte dan als een soort van appendix aan het boek Daniël toegevoegd en waarom werd het, evenals ook de twee andere toevoegsels op Daniël, eerst in het Grieks geschreven terwijl het boek zelf in het Hebreeuws en het Aramees werd gesteld?
Het laatste apocriefe boek dat wij nu nog moeten beschouwen, is de Vernietiging van Bel en de Draak. In de eerste helft van dit boek stelt Daniël een bedrog van de priesters van Bel aan de kaak die zelf het voor Bel neergezette voedsel opaten waarvan men aannam dat het door de afgod werd gegeten. Toen hem werd bevolen een levende draak te aanbidden, liet hij hem exploderen door hem met een brouwsel van pek, vet en haar te voeden. Als gevolg van deze daad lieten de aanbidders van de draak Daniël in de leeuwenkuil werpen. Terwijl hij in die kuil vertoeft, neemt een engel de profeet Habakuk, die zich ver van die plaats bevond, bij de haren mee naar de kuil om Daniël daar een schaal pap te geven. Na zeven dagen wordt Daniël bevrijd en worden zijn vijanden in de leeuwenkuil geworpen. Is dit verhaal volgens u een aanbeveling voor Gods Woord?
Een autoriteit vat de zaak tegen de apocriefen als volgt samen: „Ze zijn niet door de joodse en de vroege christelijke kerk bekrachtigd; . . . missen geheel en al het profetische element . . .; ze laten zich er niet alleen op voorstaan niet geïnspireerd te zijn, maar betreuren de noodzaak ervan; worden in vele passages door een sfeer van romantiek en mythologie gekenmerkt welke volkomen vreemd is aan de eenvoudige grandeur van de bijbel; spreken zichzelf en sommige zeer goed bekende feiten der wereldlijke geschiedenis tegen; leren leerstellingen die niet in de bijbel zijn vervat . . .; en zijn nooit als autoriteit aangehaald door de Heer en zijn apostelen”. — Dictionary of Religious Knowledge, Abbott, blz. 50, 51.
Ja, waarlijk, de apocriefen zijn niet van God afkomstig maar zijn van menselijke oorsprong. Het getuigt van gebrek aan inzicht en waardering om deze geschriften op hetzelfde niveau als die van Gods Woord, de bijbel, te plaatsen! Hoe terecht kan Paulus’ waarschuwing om geen aandacht aan joodse verdichtsels te schenken, op de apocriefen van toepassing worden gebracht! — Tit. 1:14.
-
-
Honger naar religieDe Wachttoren 1960 | 15 mei
-
-
Honger naar religie
● Nadat de psychoanalyticus D. Slesinger honderden mensen had geanalyseerd, merkte hij op: „Honger naar religie doet zich even sterk en universeel gevoelen als die naar seksuele gemeenschap. . . . De aanbidding van God is een behoefte van de mens, en niet van God”. — Cosmopolitan van december 1958.
-