De macht en tegenwoordigheid van onze Here Jezus Christus
1. Welke grote waarheden zouden deze drie getuigen zich later weer voor de geest roepen als zij de transfiguratie overdachten?
DEZE drie discipelen, Petrus, Jakobus en Johannes, waren zeer goed onderricht in de Geschriften, niet alleen in de kennis van de profetieën, maar hun hart harmonieerde met de grote God des hemels en zij hadden vele dingen van Jezus geleerd. Toen zij dus zijn transfiguratie zagen, was het niet gelijk een voorbijgaand beeld. Zij hadden een hoge berg beklommen en waren vermoeid en slaperig. Zij werden echter volkomen wakker en zij staarden naar dat wonderbaarlijke tafereel en ook hoorden zij iets van het gesprek dat werd gevoerd. Hoe vaak zouden deze drie mannen die gloed van heerlijkheid weer voor de geest roepen, die stralende pracht welke nooit vergeten kon worden, en de betekenis er van overdenken, terwijl zij profetie met profetie, belofte met belofte in verband zouden brengen, en, als de kroon op alles, de stem van God! In Mozes zagen zij de wet, het verbond, de theocratische organisatie, het Koninkrijk, de bevrijding van de natie en het veilig overgebracht worden naar het Beloofde Land afgebeeld. Voor hen betekende Mozes dit en nog vele dingen meer. In Elia zagen zij de getrouwe voorstander van reine en ware aanbidding, een werkelijke hater van de valse aanbidding, een voorvechter voor Jehovah’s dienst, een bestraffer van koningen, een vernietiger van valse priesters, een persoon die de doden in het leven terugriep, en een die niet door het besluit van mensen uit de aardse dienst werd weggenomen. Vervolgens zagen zij de Zoon van God in heerlijkheid, en zij wisten dat zulk een heerlijkheid behoorde tot de Christus van God. Waarlijk het visioen, want dat was het, schilderde hun in miniatuur, bijna in tableau-vorm, doch niet zonder leven, de Zoon des mensen in heerlijkheid, met zijn Koninkrijksmacht. Op welke betere wijze of in welke betere vorm zouden zij het hebben kunnen zien, want alles was in dat visioen opgenomen!
2. Is het gesprek van het drietal in het visioen verlichtend? Waarom?
2 Dan was er nog het gesprek dat door Mozes, Elia en Jezus werd gevoerd. En waarover spraken zij? Waarschijnlijk over vele dingen die niet zijn te boek gesteld, maar wij weten wel dat zij over het heengaan van Jezus te Jeruzalem spraken (Luk. 9:31, NW). Wij zijn daarom benieuwd te vernemen wat er bij betrokken was. Het is noodzakelijk dat wij in gedachten houden, dat slechts een week daarvoor Jezus openlijk tot zijn discipelen had gezegd: „De Zoon des mensen moet veel lijden ondergaan en door de oudere mannen van aanzien en de overpriesters en de schriftgeleerden worden verworpen en worden gedood en op de derde dag worden opgewekt” (Luk. 9:22, NW). Het gebruik van het woord „heengaan” geeft zeer veel opheldering en is van groot belang. In de King James Version is het woord „overlijden” (in de Nederlandse Statenvertaling het woord „uitgang”) gebruikt, hetwelk niet de volledige gedachte tot uitdrukking brengt. Wanneer het woord „overlijden” wordt gebruikt, denken wij alleen aan dood, terwijl heengaan de gedachte tot uitdrukking brengt van weggaan, ergens anders naar toe gaan. Het Griekse woord waaruit de woorden „heengaan” en „overlijden” zijn vertaald, is éxodos. Wanneer wij denken aan exodus, geeft dit woord meer te kennen dan alleen maar „overlijden”.
3. Hoe had Mozes een heengaan? en waren anderen er bij inbegrepen?
3 Mozes en de voorbeeldige theocratische natie waren betrokken bij een exodus, en deze exodus werd verkregen op grond van Jehovah’s belofte, de dood van de eerstgeborenen van Egypte, het geslachte lam en het gesprenkelde bloed. In het geval van de eerstgeborenen van Egypte en in het geval van het geslachte lam, hetwelk Mozes vertegenwoordigde, was er sprake van dood. Het was hun overlijden, maar ook het heengaan van Mozes, die een voorafschaduwing was van Christus. Bevrijding viel niet alleen Mozes te beurt, maar ook op zijn minst twee millioen anderen. Het was hun uitgaan, hun weggaan, een exodus, een heengaan. Het Hebreeuwse boek Exodus geeft een verslag van de eerste stadia die een vervulling waren van de belofte welke Jehovah aan de getrouwen voor Mozes’ tijd had gedaan met betrekking tot de groei van Israël, in werkelijkheid de groei van een familie tot een natie. Hun exodus was het tot stand brengen van een bevrijding, gedurende welke tijd zij geen blijvende stad hadden maar uit Satans wereld naar hun erfenis trokken. Jehovah riep zijn volk uit Egypte en maakte hen ten slotte tot een koninkrijk.
4. In welk opzicht had Elia een heengaan, en is hij levend in de hemel?
4 Elia had een exodus, hoewel zijn heengaan geheel anders was. Het bericht vermeldt: „En, terwijl zij voortgingen, al wandelende en sprekende, zie, een vurige wagen en vurige paarden! en die maakten scheiding tussen hen beiden. Alzo voer Elia in een storm ten hemel. En Elisa zag het en riep uit: Mijn vader, mijn vader! Wagens en ruiters van Israël!” (2 Kon. 2:11, 12, NBG) Dit heengaan dient niet zo te worden opgevat, dat Elia in de hemel is en in lichamelijke vorm nog steeds actief is, want in Hebreeën 11:13 (NW) zegt Paulus: „In geloof zijn deze allen gestorven, hoewel zij de vervulling van de beloften niet hebben verkregen, doch zij zagen ze in de verte.” De Here Jezus zeide: „Bovendien is geen enkel mens in de hemel opgestegen behalve hij die uit de hemel is nedergedaald, de Zoon des mensen” (Joh. 3:13, NW). Jehovah regelde het heengaan van Elia op deze wijze om iets groters in verband met de Elia die nog zou komen, af te beelden en te voorschaduwen.
5, 6. Verwachtte Jezus alleen een overlijden te Jeruzalem? Hoe weten wij dit?
5 De Mozes en Elia van het visioen bespraken Jezus’ heengaan, niet slechts zijn dood, waardoor hij het aardse werk door te sterven zou verlaten en het daarmede zou doen eindigen, maar een wegtrekken naar iets anders, een toekomst, ja, de eeuwigheid vóór hem. Hij had gezegd dat hij op de derde dag zou worden opgewekt, en bij één gelegenheid verklaarde hij: „Wat dan, indien gij de Zoon des mensen zaagt opstijgen tot waar hij tevoren was?” (Joh. 6:62, NW) Zijn dood was een zegepralende dood en deze betekende redding voor hen in de wereld die zijn stem hoorden. Het heengaan van Christus Jezus betekent het bevrijden van scharen gevangenen. Paulus doet daarom de aanhaling: „Toen hij naar boven opsteeg, nam hij een schare gevangen; hij gaf gaven in mensen” (Ef. 4:8, NW). Koning David had profetisch opgetekend: „De wagenen van God zijn twintigduizend, ja duizenden en duizenden; de Heer is onder hen, evenals te Sinaï, in het heiligdom. Gij zijt naar boven opgestegen, gij hebt gevangenen weggevoerd; gij hebt gaven ontvangen onder de mensen, ja, ook onder de opstandigen, opdat Jehovah God bij hen mocht wonen” (Ps. 68:17, 18, AS; 68:18, 19, Statenvert.). Merk hier eveneens de woorden van de apostel op: „Het is volgens de werking van de macht van [Gods] sterkte, waarmede hij te werk is gegaan in het geval van de Christus toen hij hem uit de doden opwekte en hem een plaats gaf aan zijn rechterhand in de hemelse gewesten, ver boven elke regering en autoriteit en macht en heerschappij en iedere naam die wordt genoemd.” — Ef. 1:19-21, NW.
6 Het heengaan van Jezus Christus betekende het verlaten van deze aarde door de dood en vervolgens door zijn Vader te worden opgewekt uit de doden en tot de glorierijke positie in hemelse majesteit te worden verhoogd. Er was de belofte gedaan: „Gij zult mijn ziel in de hel [Sheol] niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie. Gij zult mij het pad des levens bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht; liefelijkheden zijn in Uw rechterhand, eeuwiglijk” (Ps. 16:10, 11, AS). Het heengaan in het geval van Jezus Christus betekende dus veel meer dan alleen maar zijn overlijden.
7. Welk verdere onderdeel van de transfiguratie diende als bevestiging van de profetieën?
7 Er is nog meer in verband met het transfiguratie-tafereel, want om de kroon te zetten op dit overheerlijke schouwspel, wordt nog meer bevestiging gegeven. Toen de wolk zich vormde en hen beschermend begon te overdekken, „werden zij bevreesd. En er kwam een stem uit de wolk, zeggende: ’Deze is mijn Zoon, degene die is uitverkoren. Luistert naar hem’” (Luk. 9:34, 35, NW). Geen wonder dat Petrus in latere jaren schrijft: „Hij ontving van God de Vader eer en heerlijkheid toen woorden als deze tot hem werden gesproken” (2 Petr. 1:17, NW). Wanneer wij al deze afzonderlijke onderdelen met elkaar combineren tot één groots geheel, dan beginnen wij pas werkelijk te beseffen wat het wilde zeggen dat deze drie apostelen de Zoon des mensen in zijn heerlijkheid, in het Koninkrijk met zijn macht en majesteit, zagen. Jehovah bevestigde het woord dat hij bij monde van Mozes en de profeten had gesproken. „Luistert naar hem”, zeide de stem van Jehovah. „Naar hem zult gij luisteren”, was door bemiddeling van Mozes bekendgemaakt. Dan kort na Jezus’ heengaan, roept Petrus uit: „Gij moet naar hem luisteren overeenkomstig alle dingen die hij tot u spreekt. Voorwaar, elke ziel die niet luistert naar die Profeet, zal volledig worden verdelgd uit het midden van het volk” (Hand. 3:22, 23, NW). In plaats dat Mozes nu tot Gods volk sprak, werd de autoriteit overgedragen op Christus Jezus. Het wetsverbond eindigde en een nieuw verbond trad in werking.
8, 9. (a) Hoe toont Paulus zijn kennis en zijn begrip van dit visioen? (b) Hoe belangrijk is in dit opzicht de stem van Jezus Christus?
8 Het schijnt dat de woorden van de apostel Johannes in zijn eerste hoofdstuk door het transfiguratie-tafereel zijn beïnvloed. „Daarom is het Woord vlees geworden en heeft onder ons gewoond, en wij hebben zijn heerlijkheid aanschouwd, eer heerlijkheid die behoort tot een eniggeboren zoon van een vader” (Joh. 1:14, NW). Misschien werden vele van deze dingen waarover Johannes spreekt, opgetekend terwijl hij dit glorierijke visioen in gedachten had. Vervolgens is er nog meer bevestiging waardoor de belangrijkheid van de transfiguratie wordt aangetoond en die laat zien dat ze een afbeelding is van het Koninkrijk en de majesteit van de Koning. Luister naar Paulus’ woorden: „God, die lang geleden bij vele gelegenheden en op vele wijzen tot onze voorvaderen heeft gesproken door bemiddeling van de profeten [Mozes, Elia en anderen], heeft in het einde van deze dagen tot ons gesproken door bemiddeling van een Zoon [’Luistert naar hem!’], die hij tot erfgenaam van alles heeft aangesteld [’Deze is mijn Zoon!’], . . . Hij is de weerspiegeling van zijn heerlijkheid en de nauwkeurige afbeelding van zijn vrezen, en hij ondersteunt alle dingen door het woord zijner macht, en nadat hij een reiniging voor onze zonden tot stand heeft gebracht [de dood ondergaan], is hij gaan zitten aan de rechterhand van de majesteit in de hoge plaatsen [voltooide zijn exodus of „heengaan”].” — Hebr. 1:1-3, NW.
9 Paulus verklaart vervolgens dat hij niet tot een ieder heeft gezegd, ’Gij zijt mijn Zoon’, maar wanneer hij zijn eerstgeborene voortbrengt, erkent hij hem en hij doet op alle engelen een beroep hem te aanbidden; en wanneer Paulus deze woorden heeft gezegd, doet hij een aanhaling uit Psalm 45 ten einde te bewijzen dat hij de gezalfde is en dat hij voor altijd zal blijven. Dan gebruikt hij woorden die overeenkomen met de woorden van Petrus: „Daarom moeten wij meer dan gewone aandacht schenken aan hetgeen wij horen, opdat wij nooit zullen afwijken. Hoe zullen wij ontkomen wanneer wij een redding van zulk een grootheid hebben veronachtzaamd doordat ze allereerst werd verkondigd door onze Heer?” (Hebr. 2:1, 3, NW) Heel veel van Paulus’ schrijven aan de Hebreeën weerspiegelt het transfiguratie-tafereel. Zelfs de schakering der gedachten bereikt daarvoor een grote hoogte, zet de heerlijkheden van het nieuwe verbond in juiste bewoordingen uiteen en toont de avondtijd van het oude verbond. Maar hoe groots is de zonsopgang van het nieuwe, en zijn de hemelse vooruitzichten waarop aldus licht wordt geworpen! De transfiguratie toont de heerlijkheid van Mozes en Elia en dan het vervagen er van in eer, maar de stem der autoriteit komt van de hemel, welke de Zoon erkent en gebiedt dat zij naar hém moeten luisteren. Ja, hoewel Jehovah in afgelopen tijden door bemiddeling van de profeten heeft gesproken, zal hij nu door bemiddeling van zijn Zoon spreken. Voor Gods volk is de stem van Jezus Christus als de stem van Jehovah God. Gezegend zijn uw ogen wanneer zij zien en uw oren wanneer zij horen, want deze waarheden zullen veel vreugde en troost geven.
PROFETISCHE BETEKENIS
10. Voorschaduwt de transfiguratie iets grootsers, en wat wordt er door bevestigd?
10 Hoewel die luisterrijke verschijning zo indrukwekkend en zo veelbetekenend was voor de drie apostelen en voor de vroege kerk, en eveneens voor de getrouwen sinds die tijd, is dat toch nog niet het einde, omdat die verschijning voor ons in deze tijd nog veel meer inhoudt. Waarom? Het eenvoudige antwoord is, dat wij thans in de tijd leven waarin onze Here Jezus Christus werkelijk tegenwoordig is en dat zijn koninkrijk in de macht er van aanwezig is. De Koning, Christus Jezus, regeerde niet bij zijn eerste komst, en laten wij in gedachten houden dat de transfiguratie slechts een visioen was, hoewel het zeer stellig een afbeelding was van toekomende grootsere dingen. De Schrift en de feiten vestigen de aandacht op de tweede verschijning van onze Heer, in welke tijd hij zal komen in de heerlijkheid van de Vader om de wereld te regeren. Eén ding is zeker, namelijk, dat het transfiguratie-visioen het profetische woord van Jehovah bevestigt, er leven aan geeft, en zo op welluidende wijze tot ons spreekt. Petrus zegt: „Daarom is het profetische woord nog meer voor ons bekrachtigd, en gij doet er goed aan, er aandacht aan te schenken als aan een lamp die in een duistere plaats schijnt, totdat de dag aanbreekt en een dagster opgaat in uw hart.” — 2 Petr. 1:19, NW.
11. Wanneer zal de glorierijke verschijning van Christus zijn? Haal schriftuurplaatsen aan waardoor dit wordt aangetoond en wie deze verschijning zullen zien.
11 Hier is ook iets toekomstigs, een vooruitzien naar een grootse gebeurtenis. Paulus zegt: „Want wat is onze hoop of vreugde of kroon van gejuich — wel, bent gij het niet in werkelijkheid? — voor het aangezicht van onze Here Jezus bij zijn tegenwoordigheid?” (1 Thess. 2:19, NW). Jezus zeide: „Want de Zoon des mensen moet komen in de heerlijkheid van zijn Vader met zijn engelen” (Matth. 16:27, NW). „En zij zullen de Zoon des mensen op de wolken des hemels zien komen met macht en grote heerlijkheid” (Matth. 24:30, NW). „Wanneer de Zoon des mensen in zijn heerlijkheid komt en alle engelen met hem, dan zal hij op zijn glorierijke troon gaan zitten” (Matth. 25:31, NW). Deze tijd van heerlijkheid lag in de toekomst en Paulus toonde aan dat die tijd, hoewel de belofte van het profetische woord was dat alle engelen aan de Zoon onderworpen zouden zijn, toch om een speciale reden nog moest komen. (Zie voor een verklaring Hebreeën 2:8-15, NW). De heerlijkheid van de Koning Christus Jezus zou volledig zijn bij de tweede verschijning, welke tijd thans is aangebroken. Jehovah God zal hem wederom, ditmaal voor alle mensen, bekendmaken als zijn Zoon, de Koning van de nieuwe wereld.
12. Op welke wijze is de macht van Christus in deze laatste dagen getoond? en welke boodschap wordt aan de wereld gepredikt, en waarom?
12 De Koning regeert in en vanuit de hemel, want de tweede tegenwoordigheid is een voldongen feit. Zijn autoriteit en sterkte zijn reeds getoond doordat hij Satan en zijn demonen uit de hemel heeft geworpen en zijn macht heeft gebroken; ook doordat hij zijn volk uit Babylonische gevangenschap heeft bevrijd zodat honderdduizenden zich thans verheugen in hun vrijheid. Door zijn leiding en macht zijn deze bevrijden bewaard gebleven, ondanks alle geconcentreerde haat die tegen hen tot uitdrukking is gebracht. De bekendmaking, dat het Koninkrijk is opgericht, wordt steeds luider en wordt elk jaar over een uitgestrekter gebied gehoord, en voordat het werk is gedaan, zal men weten dat deze bekendmaking de belangrijkste en voornaamste is in de wereld. Dit prediken van het goede nieuws moet worden verricht voordat het einde komt. Ja, het telʹic einde, want wanneer het getuigenis aan de natiën is volbracht, zal de grootste tijd van benauwdheid, welke deze wereld ooit heeft gekend, komen, omdat God de aarde met een vloek zal slaan. „Voordat het besluit tot uitvoering komt — als kaf gaat een dag voorbij — voordat over u komt de brandende toorn des HEREN [van Jehovah], . . . Zoekt den HERE [Jehovah], alle ootmoedigen [zachtmoedigen] des lands, . . . zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op den dag van den toorn des HEREN [van Jehovah].” — Zef. 2:2, 3, NBG.
13, 14. (a) Hoe wordt het Elia-werk verricht? (b) Verklaar in dit verband Handelingen 3:19-22.
13 De boodschap aan de bevolking der aarde brengt mee dat een beroep wordt gedaan op de mensen, duidelijk in te zien dat er thans gevaarvolle dagen zijn, en te weten dat het volledige einde van het oude samenstel nabij is. Voordat Jehovah’s toorn komt, dienen zij die redding willen verkrijgen, werken te verrichten welke barmhartigheid en vergeving tot gevolg zullen hebben. Berouw is noodzakelijk. Denk aan de belofte van Jehovah: „Ik zende ulieden den profeet Elia, eer dat die grote en die vreselijke dag des HEREN [van Jehovah] komen zal” (Mal. 4:5). Het werk dat door Elia werd verricht, was een werk dat er in bestond de bewoners tot berouw te brengen over hun boze daden. Jehovah heeft zijn welwillendheid en barmhartigheid ten opzichte van de gehele bevolking dezer wereld ten toon gespreid door onder zijn leiding zijn dienstknechten uit te zenden opdat zij zouden waarschuwen voor de ophanden zijnde vernietiging. Ten einde tot leven te worden gered, moeten zij die de boodschap horen, acht slaan op de geboden van God, zoals die door de Koning, Christus Jezus, tot uitdrukking worden gebracht.
14 Laten wij nu Petrus’ woorden welke hij na Pinksteren uitsprak, aan een kort onderzoek onderwerpen: „Hebt daarom berouw, en keert u om, zodat uw zonden uitgewist worden, opdat tijden van verkwikking mogen komen van de persoon van Jehovah en opdat hij de Christus moge uitzenden die voor u is aangesteld, namelijk, Jezus; hij moet nu in de hemel verblijven tot de tijden van de herstelling aller dingen waarvan God heeft gesproken door de mond van zijn heilige profeten van oudsher. Mozes zeide immers: ’Jehovah God zal voor u uit het midden van uw broederen een profeet doen voortkomen gelijk mij. Gij moet naar hem luisteren overeenkomstig alle dingen die hij tot u spreekt’” (Hand. 3:19-22, NW). Dit woord moet van toepassing zijn in de vervulling van de grote dag der herstelling, de tijd van de Koninkrijksheerschappij, en daarom verenigt Petrus Mozes, Elia en Christus wanneer hij het koninkrijk van God leert.
15. Voor welk doel komt Christus in de heerlijkheid van Jehovah, en hoe weten wij dat hij tegenwoordig is?
15 In de heerlijkheid van Jehovah, verschijnt Christus Jezus voor de tweede maal om te oordelen en te regeren. Er staat geschreven: „Wie is de Koning der heerlijkheid? Jehovah sterk en machtig, Jehovah machtig in de strijd. . . . Jehovah der heirscharen, hij is de Koning der heerlijkheid” (Ps. 24:8, 10, AS). De heerlijkheid van Jehovah is op Christus. „Hij is het beeld van de onzichtbare God, de eerstgeborene der gehele schepping” (Kol. 1:15, NW). Het volgende profetische woord gaat thans in vervulling: „Mijn ogen hebben de Koning, Jehovah der heirscharen, gezien. . . .Heilig, heilig, heilig is Jehovah der heirscharen; de gehele aarde is vervuld van zijn heerlijkheid” (Jes. 6:5, 3, AS). De dag is ten slotte aangebroken waarin alles wat in de profetieën staat opgetekend, zal geschieden. De dagen zijn nabij waarin elk visioen zal worden vervuld (Ezech. 12:23). Er zijn reeds vele tekenen en wonderen geschied en er zullen er nog meer volgen, want de Zoon van God en de Koning der wereld is aanwezig, en alles wat door Mozes, Elia en voor de Messias werd voorschaduwd en beloofd, zal thans worden verwezenlijkt.
16. Wat zijn enkele van de tekenen en wonderen die thans zichtbaar zijn, als gevolg van zijn macht en tegenwoordigheid?
16 Het overblijfsel van de gezalfden is bijeengebracht; honderdduizenden „andere schapen” zijn reeds vergaderd; de oude wereld is gewaarschuwd; nieuwe samenstelsels van dingen treden in werking; Gods geliefde Zoon is in de hemel op de troon geplaatst; de heerser van de oude wereld en zijn demonen zijn verwijderd en verlaagd; de valse religie is aan de kaak gesteld; de „rijke man”-klasse is in pijnigingen. De ware aanbidding is hersteld. De Koninkrijksboodschap wordt overal verkondigd. Er is eenheid onder Jehovah’s volk gekomen. De theocratische organisatie is thans hersteld, en er zijn nog veel meer wonderen gebeurd, te talrijk om op te noemen. En denk eens aan enkele van de wonderbaarlijke dingen die nog moeten gebeuren: het grote Babylon zal volkomen worden vernietigd; aan oorlogen zal een einde worden gemaakt; er zal een einde worden gemaakt aan alle ongerechtigheid en elke vorm van goddeloosheid, terwijl er een volledige herstelling zal zijn van alle dingen die de mens door ongehoorzaamheid heeft verloren, en de herstelde mensheid zal eindeloze vrede, vreugde en eindeloos geluk en leven genieten. De Vredevorst zal heersen. Wat een gelukkige en glorierijke dag! Wie kan het goede nieuws er van achterhouden!
17. Dienen wij er mede voort te gaan de waarschuwing tot de wereld te laten weerklinken voordat de vernietiging komt? Waarom?
17 In deze laatste dagen is Jehovah’s volk bezig geweest met het Elia-werk, in het bijzonder van 1878 tot 1918, toen het werk werd onderbroken en dat gedeelte van de Koninkrijksdienst destijds eindigde. Kort daarna kwam Gods volk uit de toestand van stilzwijgen en verrichtte machtiger werken, evenals Elisa voortging nadat Elia was opgehouden; Elisa zette in werkelijkheid het werk van Elia voort doordat hij Hazaël tot koning over Syrië en Jehu tot koning over Israël zalfde, in overeenstemming met de bevelen van Elia (1 Kon. 19:15; 2 Kon. 8:8-15; 9:1-10). Hoewel Elia het werk, voor zover het hem betrof, eindigde, was het toch Elisa die het voltooide. Zo is het ook in deze laatste dagen: hoewel de Elia-dienst als zodanig in 1918 werd onderbroken, voltooit Jehovah door zijn volk toch het waarschuwingswerk dat moet worden gedaan voordat de vernietiging komt.
18. Zal het overblijfsel van de gezalfden in deze laatste dagen een heengaan of slechts een overlijden ervaren?
18 Bovendien geloven wij dat in 1918 de heiligen die in de dood hadden geslapen, werden gewekt en opgewekt tot hemelse heerlijkheid om voor altijd met hun Heer te zijn. De heiligen die thans nog op aarde in leven zijn, zullen bij de dood in een ogenblik tijds worden veranderd opdat zij zich bij de teruggekeerde Heer kunnen voegen. Hun overlijden zal een exodus zijn, een heengaan. Ja, ook zij zullen vele dingen lijden, worden verworpen, maar zij zullen zonder in de dood te slapen, worden veranderd en worden opgewekt tot hemelse heerlijkheid, om voor altijd aan de rechterhand van de Vader te zijn. Het overblijfsel van de gezalfden, dat in deze tijd nog in het vlees is, is niet op een letterlijke berg, maar het is met hen die op de berg Zion zijn en het lied van Mozes en het Lam zingen, stellig een lofzang en dankzegging voor de bevrijding. — Openb. 14:1-3.
19. Zien wij als een glorierijke vervulling van de transfiguratie dat de Grotere-dan-Mozes scharen mensen bevrijdt? Zet dit uiteen.
19 Wat een wonderbaarlijk en verbazingwekkend heengaan is dat in deze tijd! Op de basis van het vergoten bloed van het Lam Gods, trekken scharen mensen, in gehoorzaamheid aan de geboden van Jehovah, onder leiding van de Grotere-dan-Mozes uit de oude wereld van satanische overheersing en verlaten ze geheel en al. De glans van de wonderbaarlijke vervulling van de transfiguratie dringt door tot de uiterste delen der aarde. „Ik [zag] een andere engel uit de hemel nederdalen, met grote autoriteit, en de aarde werd door zijn heerlijkheid verlicht” (Openb. 18:1, NW). Deze engel kondigt de ondergang van het grote Babylon aan, welke aankondiging tegenwoordig wordt gedaan. Terzelfder tijd weerklinkt er een stem uit de hemel, die klaar en duidelijk zegt: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij niet een deel van haar plagen wilt ontvangen” (Openb. 13:4, NW). Dit bevel van de Koning der nieuwe aarde is gelijk aan het bevel dat in Jesaja 49:9 staat opgetekend: „Zeg tot de gevangenen: Gaat uit” (KJ). Vergeet niet het woord van Jehovah betreffende zijn Zoon: „Luistert naar hem.” Zij die dit niet doen, zullen uit het volk worden uitgeroeid.
20. Welk bevel vaardigt de Koning in heerlijkheid uit in verband met de val van het grote Babylon? Wat gebeurt er indien er geen acht op wordt geslagen?
20 Houd in gedachten dat Jehovah niet dreigt, want dit behoeft hij niet te doen. Bij hem is volledige kennis: „Die van den beginne aan verkondigt het einde” (Jes. 46:10). Hij waarschuwt de mensen echter wel voor komende rampen, want hij weet wat, op grond van de handelwijze die men volgt, het onvermijdelijke einde moet zijn. In deze laatste dagen heeft hij duidelijk getoond dat ’het grote Babylon is gevallen’. De grote satanische organisatie zal totaal worden vernietigd. Dit besluit van Jehovah God staat onherroepelijk vast. Wat zullen de ondersteuners van deze goddeloze organisatie daarom thans doen? Er kan slechts één ding worden gedaan: „Hebt daarom berouw, en keert u om, zodat uw zonden uitgewist worden” (Hand. 3:19, NW). „Luistert” naar de stem van de Messias van Jehovah, de nieuwe Koning der aarde. „Gaat uit van haar, mijn volk” (Openb. 18:4, NW). Het staat vast dat er plaag na plaag over de grote mystieke stad Babylon zal komen. Zie niet over het hoofd wat er in de dagen van Mozes ten aanzien van het Egypte gebeurde, en thans is een Grotere-dan-Mozes aanwezig. „Gaat uit van haar”, luidt het bevel. Degenen van Jehovah’s getuigen die zijn ontkomen, zien thans op haar en zien in die grote stad hetgeen Jehovah God weet wat daar is. Wat zien zij? Wel, een woonplaats van demonen, een schuilplaats van allerlei onrein en hatelijk gevogelte, hartstocht opwekkende wijn welke wordt aangeboden aan de heersers opdat er geestelijke hoererij kan worden bedreven, kooplieden der aarde die haar gebruiken voor commercieel gewin en dit op grond van de macht van haar schaamteloze weelde. Zie voor een verdere onthulling Openbaring 18.
21. Kan een van Jehovah’s kinderen gedeeltelijk in en gedeeltelijk buiten zijn organisatie staan? Wat dienen besluitelozen thans te doen?
21 Degenen die zich inlaten met het vuile Babylon en op de vlakten van Babylon leven, tot u luidt het woord van Jehovah, verlaat haar voordat gij van haar plagen ontvangt en met haar ten onder gaat. Evenmin kunt gij met uw ene been in Gods organisatie staan en met uw andere in het mystieke Babylon. „Welke overeenstemming bestaat er tussen Christus en Belial? Of welk deel heeft een gelovige persoon met een ongelovige?” „’Gaat derhalve uit hun midden vandaan, en scheidt u af,’ zegt Jehovah, ’en houdt er mee op het onreine aan te raken’” (2 Kor. 6:15-17, NW). Verlaat de lage dingen van deze boze wereld geheel en al en kom in Gods organisatie en adem daar de zuivere, reine, onbezoedelde geestelijke lucht in. Doe uw ogen des verstands wijd open en zie de glorierijke Koning van Jehovah in zijn majesteit, luister, macht en eer. Kijk oplettend met een gezond geloof naar de Grotere-dan-Mozes, die scharen mensen uitleidt en in de nieuwe wereld brengt. Moge de bewustheid van de tweede tegenwoordigheid van de Here Jezus uw hart en geest reinigen van alle bezoedeling van het vlees en de geest en u er toe aanzetten in de vreze Gods heiligheid te volmaken. Besef dan dat wij in dienst staan van de geliefde van God, zijn eigen Zoon, de ’uitverkorene’.
22. Moeten wij de wereld ingaan, en voor welk doel? en hoe kunnen wij rein blijven en een zuivere geest hebben?
22 Onstuimig zullen wij allen uitroepen: ’Laten wij hier blijven! Laten wij de wereld helemaal niet meer ingaan!’ Doch dit kan niet, want wij moeten het goede nieuws van het Koninkrijk aan hen die in de wereld zijn, brengen en hen helpen te ontvluchten. Maar stellig kunnen wij dit visioen in ons geheugen bewaren, dag en nacht, om het nooit te vergeten. Dan zal, ook al noodzaakt de dienst van Jehovah ons naar allerlei plaatsen te gaan en onder allerlei omstandigheden te verkeren, onze geest zuiver en helder zijn. Ja, hoe waar is het dat de prachtige bloemen ook in de achterbuurten van de steden blijven bloeien en hun heerlijke geur blijven verspreiden. Jehovah’s getuigen kunnen dus hun bediening verrichten op plaatsen waar de huizen en de wijken vuil zijn en misschien is het overal om ons heen smerig, het kan zelfs zijn dat wij dit doen te midden van onsmakelijke geurtjes. Maar dit en vele andere omstandigheden die onaangenaam zijn voor het vlees, schrikken de getrouwen niet af noch worden zij er door bezoedeld, want hun geest is op het Koninkrijk en zijn schoonheden gericht. Zij leven trouwens voor het Koninkrijk, en voor de reinheid, heiligheid en zegening er van. Jehovah’s getuigen, blijft daarom opzien, want van de hemel komt uw vreugde, redding en leven.
BEVESTIGING VAN HET WOORD
23. Hoe zien wij in dat door de transfiguratie in de vervulling, het profetische woord ’nog meer wordt bekrachtigd’?
23 Wanneer wij aldus enig begrip verwerven van het transfiguratie-tafereel in de kleine en grote vervulling er van, hoe gemakkelijk kunnen wij dan Petrus’ woorden aannemen en beseffen welke hij heeft uitgesproken nadat hij ons over het visioen heeft verteld! Hij zegt: „Daarom is het profetische woord nog meer voor ons bekrachtigd, en gij doet er goed aan, er aandacht aan te schenken als aan een lamp die in een duistere plaats schijnt, totdat de dag aanbreekt en een dagster opgaat in uw hart” (2 Petr. 1:19, NW). Wanneer wij er getuige van zijn dat de Almachtige Jehovah de gebeurtenissen leidt en in werkelijkheid het visioen voor het eerst liet verschijnen voor de ogen van de discipelen, want niemand anders deed dit, vervolgens bij de tweede tegenwoordigheid een keten van wonderbaarlijke gebeurtenissen laat geschieden, ditmaal door de rechtstreekse bemiddeling van zijn geliefde Zoon, dan wordt het profetische woord ’nog meer bekrachtigd’. Het is alsof God zijn stempel er op heeft gedrukt. Ja, wat hij heeft beloofd te zullen doen, wordt thans verwezenlijkt. Zijn woord is ons enige licht. „Uw woord is een lamp voor mijn voet, en een licht voor mijn pad” (Psalm 119:105). „Want het gebod is een lamp, en de wet is een licht, en de bestraffingen der tucht zijn de weg des levens” (Spr. 6:23). „Zij, die uw wet liefhebben, hebben grote vrede; er is voor hen geen struikelblok” (Ps. 119:165, NBG). „Maar het pad der rechtvaardigen is als het glanzende morgenlicht, dat steeds helderder straalt tot den vollen dag” (Spr. 4:18, NBG). Het is niet slechts het bezitten van de Bijbel dat telt. Het is zelfs niet alleen het zeer waardevolle lezen van de Bijbel waardoor wordt aangetoond welke weg iemand moet gaan, maar het is veeleer het studeren er van met een doel voor ogen. Het is een „profetisch” woord en daarom is het redelijk dat wij zien hoe het wordt vervuld.
24. Verklaar welk andere schitterende licht wij op Gods voornemens hebben, behalve Gods Woord, dat gelijk een lamp is?
24 Zonder het profetische woord zouden wij stellig in een treurige toestand verkeren, daar wij in een donkere, vuile vieze — ja, smerige wereld leven, niet wetend waarom de toestanden steeds slechter worden, en wij zouden niet weten wat wij moesten doen en waarheen wij moesten gaan. Hoe barmhartig en welwillend is onze hemelse Vader geweest en is hij nog steeds doordat hij zijn kinderen een begrip van zijn profetische Woord verschaft! Het is steeds als een lamp vóór ons; wij kunnen het vastpakken en zo zien welke weg wij moeten gaan. Het brandt steeds heller wanneer de boze toestanden donkerder worden. Doch Jehovah zij gedankt dat wij niet alleen een licht voor ons pad hebben, maar tegenwoordig ook iets wat zoveel groter en grootser is. Want, zie, ver vooruit naar de horizon, kunt gij niet het gloren van de morgen zien, goud, glanzend en schijnend? O, wat een wonderbaarlijk en prachtig gezicht, want zeer spoedig zal de zon in haar kracht en schittering opgaan, en wij zullen in de volle dag verder wandelen! De nieuwe dag begint juist zijn stralen te werpen door de duisternis van deze boze wereld heen en enkele van de donkere plekken vagen weg. Zelfs thans wordt veel van onze Koninkrijksdienst in het licht van de nieuwe dag verricht. De heerser der duisternis nadert zijn einde, want evenals de ochtendzon de duisternis van de nacht verdrijft, zal ook de glorierijke Zoon van God als de Koning der nieuwe wereld alle samenstelsels van ongerechtigheid doen verdwijnen. Daar wij dit weten, verheugen wij ons en zingen het Lied van Mozes en het Lam.
25, 26. (a) Wat is de dagster, en hoe weten wij dat ze thans is opgegaan? (b) Waarom komt geen profetie voort doordat de een of ander die uit zichzelf bekendmaakt?
25 Daar het profetische woord zo voor ons is bevestigd, dat Satans wereld stellig zal eindigen, heffen wij het „spotlied” aan. Wij zeggen ook met vertrouwen tot de gevangenen: „Gaat uit!” Alleen door Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid wordt dit mogelijk gemaakt. Deze onderwijzing is niet slechts een verstandelijk beseffen, maar ze moet werkelijk in ons hart bezinken. „En een dagster opgaat in uw hart.” De Here Jezus Christus is „de blinkende Morgenster” en hij kondigt de nieuwe dag aan. ’De zon der gerechtigheid gaat op met genezing onder haar vleugelen’ (Mal. 4:2). Destijds in 1918 beseften sommigen van de gezalfden van de Heer dat de Koning tegenwoordig was en enkele jaren later wisten zij in hun hart dat hij tot zijn tempel was gekomen voor het oordeel, en daarom maakten zij deze leringen aan allen van Jehovah’s volk bekend, en duizenden meer zagen de Heer in de tempel. En in 1925 werd het feit en de waarheid duidelijk dat het Koninkrijk, ’het manlijke kind’, was geboren (Openb. 12:5). Hoe verheugde het hart van Gods volk zich! Zij zongen uit louter vreugde. Zij wisten dat de Koning en het Koninkrijk er waren, en zij zijn er niet mede opgehouden te zingen en het goede nieuws van het Koninkrijk uit te bazuinen. Dertig jaar geleden zagen zij deze dingen duidelijk en geloofden ze. De morgenster was in hun hart opgegaan, en ze kan in het hart van andere getuigen van Jehovah opgaan wanneer zij hun geest geheel op de dingen van het Koninkrijk concentreren.
26 Zij die hun verlangen in de eerste plaats op het Koninkrijk stellen, zullen door Jehovah en Christus Jezus worden geëerd, en hun voorrechten en verantwoordelijkheden zullen worden vergroot. Degenen wier hart volledig op het koninkrijk van God is ingesteld, zullen naar de Koning van de nieuwe wereld luisteren en zijn geboden gehoorzamen. Jehovah God en Christus Jezus zijn de Bestuurders, Leiders en Onderwijzers. Zij stellen de profetieën samen. Geen mens of geen enkele groep van mensen doet dit. Petrus zegt dat „geen profetie der Schrift voortkomt doordat de een of ander die uit zichzelf bekendmaakt.” De reden ligt voor de hand: „Want profetie werd nimmer door de wil van een mens voortgebracht, maar mensen hebben van Godswege gesproken zoals zij door heilige geest werden meegevoerd.” — 2 Petr. 1:20, 21, NW.
27. Toon in het kort aan hoe de transfiguratie in de vervulling wordt gezien.
27 In de vervulling in het groot zien wij dus op naar de hemel, vanwaar Gods gezalfde Koning regeert, thans niet van een hoge aardse berg, maar wij zijn „een berg Zion genaderd en een stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, en myriaden engelen, in algemene vergadering, en de gemeente van de eerstgeborenen, die in de hemelen zijn ingeschreven, en God, de Rechter van allen, en de geestelijke levens van rechtvaardigen, die zijn volmaakt, en Jezus de middelaar van een nieuw verbond, . . . Ziet dat gij hem niet smeekt niet te spreken” (Hebr. 12:22-25, NW). Door geloof zien wij thans de bijzonder glorierijke Koning in zijn pracht en heerlijkheid tot de uiteinden der aarde schijnen, en mensen van alle natiën worden door zijn heerlijkheid verlicht. Als degene die er voor verantwoordelijk is dat aan alle natiën de waarschuwing over de komende strijd en de dag der wraak wordt gegeven, openbaart hij de vervulling van alle profetieën die zijn opgetekend, en doet velen hun hart en geest hervormen. En eveneens is hij de verdediger en verklaarder van Jehovah’s rechtvaardige beginselen, die door de wet werden voorschaduwd. Dit alles en nog veel meer wordt verenigd in de persoonlijkheid van Jehovah’s geliefde Zoon en uitverkoren Koning der nieuwe wereld.
28. Hoe dienen het gezicht en de kennis er van op ons van invloed te zijn?
28 Jehovah God en Christus Jezus bevestigen hun woord doordat zij er de oorzaak van zijn dat het zich begint te verwezenlijken. Gezegend zijn uw ogen wanneer ze deze wonderbaarlijke gebeurtenissen zien. Indien gij ze ziet, dank dan in nederigheid Hem in zijn grote luister voor zijn onverdiende goedgunstigheid. Wees blij dat gij op de berg Zion zijt en getuige zijt van een vervulling van dit schitterende, bijzonder glorierijke transfiguratie-tafereel, en laten de vreugde en het voorrecht het te zien, ons helpen om ons in de vreze Gods te reinigen, ten einde zekerder te zijn van onze hoop in de nieuwe wereld. Zie dan onzelfzuchtig naar de vele duizenden in de wereld en zeg tot de zachtmoedigen die nog gevangenen zijn „Gaat uit!” want de exodus is alreeds begonnen.