-
1914 — Een gekenmerkt jaar!De Wachttoren 1952 | 15 juli
-
-
der duisternis”. Doelend op Satan, zeide Jezus: ’Hij heeft geen vat op mij’ (Kol. 1:13 en Joh. 14:30, NW). Dan hebben wij nog het geval van Petrus toen hij door Jehovah’s engel uit de handen van de moorddadige Herodes werd bevrijd (Hand. 12:6-11, NW). Paulus zegt met betrekking tot engelen die bescherming verlenen: „Zijn zij niet allen geesten [engelen] voor openbare dienst, uitgezonden om te dienen in het belang van hen die redding zullen beërven?” (Hebr. 1:14, NW) Dus ondanks Satans op ijzer gelijkende regeringen en hun sterke machten voor vervolging heeft Jehovah’s volk in alle eeuwen afzijdig gestaan en is blijven bestaan. Alleen zij die gebrek aan geloof hebben getoond en die compromissen hebben gesloten, onttrokken zich aan Gods speciale zorg. Zelfs in deze tijd zijn trouwens allen die de kern van de maatschappij der nieuwe wereld vormen, zowel het gezalfde overblijfsel als zij die tot de „andere schapen” behoren, uit de Babylonische gevangenschap gekomen en aan de klauwen van Satan ontkomen (Openb. 18:4; 2 Kor. 6:15). Hoewel Satan de gehele tijd heeft getracht zijn zijde van de strijdvraag over de souvereiniteit, waar te maken door alle mensen te dwingen onder zijn valse souvereine beheersing te staan, is toch de volgende schriftuurplaats waar gebleken: „De Engel des HEREN [van Jehovah] legert zich rondom wie Hem vrezen, en redt hen.” — Ps. 34:8, NBG.
18. Tot op welke hoogte heeft Satan getracht Jehovah’s souvereiniteit na te bootsen, en wat voor een groot personage is hij geworden?
18 Er is nog een laatste punt dat vermakelijk is op te merken in het onbeschaamde gesprek van Satan dat hij met Jehovah over Job heeft gevoerd. Satan was niet de almachtige souverein die hij oorspronkelijk dacht te worden. Het feit dat God hem ter verantwoording roept, zeggende: „Waar komt gij vandaan?”, duidt er op dat Jehovah de overhand had. Satan, die vreesde, werd om zo te zeggen in moeilijkheden gebracht. Bovendien geeft het feit dat Satan er over klaagt dat Job van alle zijden wordt „beschut”, te kennen dat hij was geërgerd over Jehovah’s superieure machtsvertoon, niet alleen wanneer Jehovah opkwam ter verdediging van zijn ware aanbidders op aarde, maar ook bij speciale gevallen, zoals bijvoorbeeld ten tijde van de Vloed, toen God zonder enige moeite Satans door engelen overheerste aardse beschaving wegspoelde; te Babel, waar God de spraak van Satans eerste aardse koninkrijk verwarde, en in Egypte, waar Jehovah de eerste wereldmacht op haar knieën bracht en de Israëlieten door een hoge hand bevrijdde (Gen. 7:21-24; 11:7-9; Ex. 14:8). Ten slotte stelde Jehovah een grens tot hoever Satan kon gaan in het beproeven van Jobs onkreukbaarheid (Job 1:12). Merk eveneens op dat Satan gepaste achting voor Jehovah’s macht aan de dag legde doordat hij zich naar dat bevel schikte. Hij wilde geen risico lopen door onnodig Jehovah’s verreweg superieure krachten op te wekken. Door dit alles werd de namaak-souverein tot een machteloze ondergeschikte gemaakt en werd aangetoond dat zijn heerschappij op aarde niet allesomvattend was. In werkelijkheid beheerste hij slechts de gedeelten waar hij de bewoners door zijn valse religiën had verblind en hen door middel van de verscheidene door hem opgerichte geïmproviseerde regeringen deed gehoorzamen. Nooit is hij in het bezit geweest van de onbetwiste heerschappij en macht over de gehele mensheid, omdat er te allen tijde mensen zijn geweest die trouw zijn gebleven aan de ware aanbidding van Jehovah God en die vooruit hebben gezien naar een herstelling van een goddelijke, door de souverein gemachtigde regering over de gehele aarde. — Hebr. 11:10.
-
-
De zienswijze van het Vaticaan over de ambassadeurDe Wachttoren 1952 | 15 juli
-
-
De zienswijze van het Vaticaan over de ambassadeur
Anne O’Hare McCormick is een van de voornaamste schrijfsters van de hoog in aanzien zijnde Times van New York. Zij onderhoudt met vele ambtenaren vriendschappelijke betrekkingen en zij geeft uit de eerste hand verslagen over hun zienswijzen. In haar kroniek van 23 december uit Rome (de 24ste december gepubliceerd) wierp zij licht op de houding van het Vaticaan ten aanzien van de voorgestelde Amerikaanse ambassadeur, zeggende: „Men is verbaasd over de omvang en heftigheid van de Amerikaanse oppositie tegen de maatregel van de president. Officiële kerkelijke vertegenwoordigers zeggen nadrukkelijk dat het beter zou zijn geen ambassadeur te hebben dan sectarisme en religieuze geschillen in de Verenigde Staten te verwekken. Naar verluidt, is dit de zienswijze van de paus zelf. . . . Voorstanders die aanvoeren dat de benoeming niet geschiedt met het oog op een religieuze leider maar met het oog op de heerser van de kleine staat Vaticaanstad, krijgen hier niet veel ondersteuning. Men brengt het als volgt onder de aandacht: Het gezantschap is of met het oog op de paus als het hoofd van een wereldomvattende kerk of het heeft niets te betekenen; iets anders voorwenden, staat gelijk met de benoeming nutteloos maken of deze tot een ongerijmdheid herleiden. Alle andere landen die vertegenwoordigers naar het Vaticaan zenden, accrediteren hen bij de Heilige Stoel, en indien de Verenigde Staten besluit er een te zenden, dan zal ze de gewone gang van zaken volgen.”
-