Wereldrampspoed komt naderbij — ’Beschouw Jezus’ daarom
„Heilige broeders, . . . beschouwt de apostel en hogepriester die wij belijden — Jezus.” — HEBREEËN 3:1.
1, 2. Hoe kunnen wij een les leren uit een rampspoedige gebeurtenis die in het verleden heeft plaatsgevonden en die op een monument in Rome wordt herdacht?
U KUNT in Rome een aanschouwelijk getuigenis aantreffen van een rampspoedige gebeurtenis die een zeer belangrijke invloed op uw leven dient uit te oefenen. Op het oude Forum Romanum staat de Titusboog, een monument ter herdenking van generaal Titus’ verovering en vernietiging van Jeruzalem in 70 G.T. Op een reliëf op de boog worden geboeide joden afgebeeld die gedwongen worden buit uit hun stad te dragen.
2 Wij als christenen kunnen een les leren uit die rampspoedige gebeurtenis door de actuele bijbelse raad te beschouwen die klaarblijkelijk ongeveer negen jaar vóór die vernietiging werd geschreven. Wij treffen deze raad aan in het boek Hebreeën, de brief die de apostel Paulus aan de Hebreeuwse christenen in Jeruzalem en Judéa heeft geschreven.
3. Wat maakte de situatie voor de Hebreeuwse christenen in Jeruzalem moeilijk?
3 Onze broeders en zusters bevonden zich destijds in een bijzonder moeilijke situatie. Hoewel het scheen dat het bestuur van Rome een krachtig bewind voerde over Judéa, waren veel joden opstandig (Hand. 5:36, 37). U zult u kunnen voorstellen welk een hevige druk zulke joden uitgeoefend zullen hebben op Jezus’ volgelingen, die, omdat zij „geen deel van de wereld” waren, zich niet bij de joden in hun opstand tegen Rome wilden aansluiten (Joh. 17:16). Nog een reden waarom de Hebreeuwse christenen werden vervolgd, was het superioriteitsgevoel van de joden, die meenden dat zij beter waren dan andere mensen aangezien zij door God waren uitgekozen, in het Wetsverbond waren opgenomen en een vorm van aanbidding hadden ontvangen waarbij levitische priesters en slachtoffers waren betrokken.
4. (a) Waarom kon er worden gezegd dat Jezus in „het besluit van de samenstelsels van dingen” was verschenen? (b) Wat voorzei Jezus met betrekking tot dat besluit?
4 Het joodse tijdperk — met zijn stelsels van tempelslachtoffers, priesters, feesten en sabbatten — was echter reeds met de offerandelijke dood van de Messías geëindigd (Gal. 3:24, 25; Kol. 2:13-17). Paulus kon daarom schrijven dat Gods Zoon „zich in het besluit van de samenstelsels van dingen eens voor altijd [als mens] gemanifesteerd” had (Hebr. 9:26; 1:2). Dat besluit zou kort daarna, met de vernietiging van de tempel, onloochenbaar duidelijk worden. Toen Jezus die vernietiging voorzei, vroegen zijn discipelen: „Wanneer zullen deze dingen zijn?” (Matth. 23:37–24:3) Jezus antwoordde dat er vóór de komst van het einde oorlogen, voedseltekorten, aardbevingen en pestilentiën zouden zijn en dat er een uitgebreid Koninkrijkspredikingswerk verricht zou worden (Matth. 24:4-14; Luk. 21:10, 11). Die woorden gingen in vervulling tijdens het geslacht dat leefde in de periode tussen het moment dat Jezus de profetie uitsprak en de tijd dat Paulus de brief aan de Hebreeën schreef. Christus voorzei ook dat Jeruzalem getroffen zou worden door een ’grote verdrukking zoals er sedert het begin der wereld niet was voorgekomen’ (Matth. 24:21). De vernietigende verdrukking die in 70 G.T. over Jeruzalem kwam, was voor die stad ongekend groot en heeft zich nooit meer herhaald. Toch vormde dit slechts een vervulling in het klein. Waarom? Omdat er in de verre toekomst een „grote verdrukking” zou komen die de gehele mensenwereld zou treffen.
5. Op grond waarvan kan er worden gezegd dat er nog een veel indrukwekkender „grote verdrukking” zal komen?
5 De feiten tonen aan dat de profetische woorden van Jezus een grotere, een belangrijkere vervulling hebben in de tijd van zijn „tegenwoordigheid en van het besluit van het samenstel van dingen” (Matth. 24:3). In hoofdstuk 6 van het boek Openbaring, dat tientallen jaren na Jeruzalems verdrukking werd geschreven, werd ook oorlog, hongersnood en ziekte voorzegd. Hierbij zou een veel groter gebied dan Judéa betrokken zijn, want in Openbaring werd gezegd dat de oorlog „de vrede van de aarde weg [zou] nemen” (Openb. 6:4). De ontwikkelingen die sinds de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 over de hele wereld hebben plaatsgevonden, tonen aan dat wij in het besluit van het tegenwoordige goddeloze samenstel van dingen leven, dat zijn hoogtepunt zal bereiken in een „grote verdrukking”. Door deze verdrukking zal goddeloosheid van de aarde worden verwijderd en de weg worden geopend voor een Paradijs onder de heerschappij van Gods koninkrijk.
6. Waaruit blijkt dat het boek Hebreeën met onze tijd in gedachten werd geschreven?
6 Het boek Hebreeën wijst naar onze tijd. Paulus schreef in dit boek dat Christus zich toen in de hemel bevond, „wachtend totdat zijn vijanden tot een voetbank voor zijn voeten gesteld zouden worden” (Hebr. 10:13). Het boek spreekt ook over de tijd „wanneer [God] wederom zijn Eerstgeborene de bewoonde aarde binnenleidt”a (Hebr. 1:6). Dat gebeurt nu! De bewijzen tonen aan dat Christus het koningschap heeft ontvangen en tegen Gods vijanden in de hemel is opgetreden (Openb. 12:7-12). Christus vestigt nu zijn aandacht op de bewoonde aarde, aangezien hij onzichtbaar tegenwoordig is. Zoals Jezus heeft voorzegd, zullen wij dus binnenkort meemaken hoe de aangelegenheden op grootse wijze tot een climax gevoerd worden doordat Gods vijanden van onze aardbol verwijderd zullen worden. Welke raad bevat het bijbelboek Hebreeën derhalve voor ons?
’Beschouw Jezus’
7, 8. Waarom werd in Hebreeën terecht de aandacht gericht op Jezus?
7 Paulus vestigde in het bijzonder de aandacht op Jezus. Hij schreef: „Van de besproken dingen nu is dit de hoofdzaak: Wij hebben zulk een hogepriester, en hij heeft plaats genomen aan de rechterhand van de troon der majesteit in de hemelen” (Hebr. 8:1). Waarom was dat speciaal toepasselijke raad voor christenen die in het besluit van een samenstel van dingen leefden?
8 Er bestaan reeds zeer lang verdraaide zienswijzen over Jezus. De eerste-eeuwse joden waren er trots op dat zij nakomelingen van Abraham waren, dat zij een religie beoefenden die via Mozes tot hen was gekomen en dat zij priesters uit de geslachtslijn van Aäron hadden. Daarom zullen zij misschien hebben gedacht: ’Deze Jezus van Nazareth is slechts de zoon van een Galilese timmerman.’ Zij beschuldigden de Zoon van God er zelfs van dat hij een door demonen bezeten Samaritaan was (Joh. 7:52; 8:39-41, 48; 9:24, 28, 29). Daarom gaf God de Hebreeuwse christenen wijselijk de raad ’Jezus te beschouwen’, omdat die christenen door een juiste en evenwichtige kijk op en verhouding tot de Zoon van God geholpen zouden worden getrouw te zijn.
9. Wat maakt de raad om ’Jezus te beschouwen’ passend in deze tijd, maar voor welk gevaar moeten wij op onze hoede zijn?
9 De goddelijke raad in Hebreeën is ook nuttig voor ons, omdat er nog steeds veel valse of verdraaide zienswijzen over Christus bestaan. In plaats dat veel mensen in deze tijd Jezus omlaaghalen, zoals de joodse tegenstanders deden, schrijven zij Jezus meer toe dan hem in werkelijkheid toekomt. Hun kerken beweren dat Jezus deel uitmaakt van een drieënige godheid en dat de Vader, Zoon en Heilige Geest gelijk aan elkaar zijn. Wie ontvangt echter de meeste aandacht van hen? Jezus. Hij wordt op de voorgrond geplaatst, terwijl de Vader op de achtergrond wordt gedrongen. Ware christenen komen hiertegen in het geweer. In Johannes 14:28 zei Jezus dat zijn Vader groter was dan hij en in Psalm 83:18 wordt gezegd dat „gij, wiens naam Jehovah is, gij alleen de Allerhoogste zijt over heel de aarde”. Wij moeten echter ook niet naar de andere kant overslaan als een overdreven reactie op de verdraaide zienswijzen omtrent Jezus en onbewust zijn ware positie verlagen. Evenals in het geval van de Hebreeuwse christenen zal een evenwichtige en nauwkeurige beoordeling van Jezus uitermate waardevol zijn met het oog op de toekomstige gebeurtenissen waar wij nu voor staan.
10. Wat wordt in het boek Hebreeën te kennen gegeven over Jezus’ positie?
10 Het boek Hebreeën begint met de aandacht te vestigen op Christus’ superieure positie. Hij is nu een verheerlijkte geest, „de nauwkeurige afdruk van [Gods] wezen”. Dit houdt niet in dat de Vader en de Zoon één persoon of één god zijn, want in Hebreeën 1:3 wordt vervolgens gezegd dat Jezus is „gaan zitten aan de rechterhand van de majesteit [„van God”, Today’s English Version] in verheven plaatsen”. Teksten zoals Hebreeën 2:10 en 5:5, 8 geven ook te kennen dat Jehovah superieur is aan de Zoon. Toch heeft Christus nu „een naam [positie of reputatie] welke uitnemender is dan [die van de engelen]”. — Hebr. 1:4.
11. (a) Hoe bejegenen Gods engelen Jezus Christus? (b) Hoe moet Hebreeën 1:6 worden begrepen?
11 Evenals de getrouwe engelen Christus’ verheven positie erkennen, moeten ook wij dit doen. In Hebreeën 1:6 (herziene Engelse vertaling van de NW), waar een aanhaling uit Psalm 97:7 (Griekse Septuaginta-vertaling) wordt gedaan, lezen wij: „Laten al Gods engelen hem hulde brengen.” Zoals andere vertalingen dit weergeven, ’vallen de engelen neer voor’ de Zoon, ’buigen zij zich neer voor’ hem.b De context geeft te kennen dat dit betekent dat zelfs de engelen hulde brengen aan Jezus als Gods belangrijkste vertegenwoordiger en verhoogde Zoon. Zij beseffen dat hij „met heerlijkheid en eer gekroond” is en autoriteit heeft ontvangen over de toekomende bewoonde aarde. — Hebr. 2:5, 9.
12. Waarom is het voor ons belangrijk aandacht te schenken aan Jezus’ woorden?
12 Welke uitwerking dient dit op ons te hebben? Na Jezus’ superioriteit ten opzichte van de engelen aangetoond te hebben, zegt Paulus: „Daarom is het noodzakelijk dat wij meer dan gewone aandacht schenken aan de dingen die wij gehoord hebben, opdat wij nooit afdrijven” (Hebr. 2:1). Zoals de Hebreeuwse christenen wisten, schonken de joden reeds zeer lang aandacht aan Gods Woord, of de Wet die door bemiddeling van Mozes was gegeven. Het is voor ons nog veel belangrijker aandacht te schenken aan goddelijke leiding die door bemiddeling van Jezus wordt verschaft.
13. Hoe zouden christenen er hun voordeel mee kunnen doen aandacht te schenken aan Jezus? Illustreer dit.
13 Roep u, ter bevestiging hiervan, te binnen wat Jezus Christus had gezegd met betrekking tot vluchten wanneer Jeruzalem door legerkampen ingesloten zou zijn (Luk. 19:43, 44; 21:20-24). De Romeinen omsingelden het opstandige Jeruzalem in 66 G.T. maar trokken zich toen om onverklaarbare redenen terug, waarna de christenen de stad uit vluchtten. Doordat zij aandacht schonken aan Jezus’ woorden, werd hun leven gespaard toen de Romeinen in 70 G. T. terugkeerden en rampspoed veroorzaakten. Laten wij hier een les uit leren en ons met het oog op de wereldrampspoed die ophanden is, het volgende afvragen: ’Schenk ik intense aandacht aan Jezus’ woorden? Blijkt bijvoorbeeld uit de hoeveelheid tijd die ik aan ontspanning besteed, mijn houding ten opzichte van mijn baan of zaak, of mijn kijk op een wereldse opleiding, dat ik aandacht heb geschonken aan Jezus’ woorden in Lukas 12:16-31?’
14. (a) In welk opzicht is Jezus de ’Voornaamste Bewerker van redding’? (b) In welk opzicht werd Jezus ’tot volmaaktheid gebracht’?
14 In Hebreeën 2:10 wordt Jezus de ’Voornaamste Bewerker van redding’ genoemd. Hij is dit in de eerste plaats met betrekking tot zijn „broeders”, de gezalfde christenen (Hebr. 2:11-17). Maar allen die op de paradijsaarde hopen te leven, zijn voor redding eveneens van hem afhankelijk. Paulus schreef: „Hoewel hij een Zoon was, heeft hij gehoorzaamheid geleerd uit de dingen die hij heeft geleden, en nadat hij tot volmaaktheid was gebracht, is hij voor allen die hem gehoorzamen, oorzaak geworden van eeuwige redding, omdat hij door God uitdrukkelijk een hogepriester naar de wijze van Melchizédek is genoemd” (Hebr. 5:8-10). Jezus was natuurlijk een volmaakte geest geweest en op aarde was hij in fysiek opzicht volmaakt. Toch moest Jezus, met het oog op zijn rol als onze priester, in een ander opzicht tot volmaaktheid worden gebracht. Hij ontving op aarde een opleiding — onderwijs en streng onderricht, terwijl zijn gehoorzaamheid zelfs tot de dood toe op de proef werd gesteld — ten einde hem als een barmhartige en medegevoelende hogepriester tot volmaaktheid te brengen.
Vertrouwen in onze Hogepriester
15. Waarom wordt er in het boek Hebreeën zoveel over priesters gezegd?
15 Wanneer u Hebreeën leest, zult u merken dat in dit boek veel over priesters wordt gezegd. Dit is noodzakelijk om ons begrip van en onze waardering voor de „hogepriester die wij belijden — Jezus” op te bouwen (Hebr. 3:1). Paulus legt uit dat „iedere hogepriester die uit het midden der mensen wordt genomen, . . . ten behoeve van mensen [wordt] aangesteld over de dingen die in betrekking staan tot God, om gaven en slachtoffers voor zonden te brengen” (Hebr. 5:1; 8:3). In veel bepalingen van het Wetsverbond werd de aandacht gevestigd op het feit dat mensen zondaars zijn. Daarom werden er ten behoeve van hen slachtoffers gebracht door priesters, die ook offers brachten ten einde hun eigen zonden te bedekken. Toch konden de dierlijke slachtoffers die steeds weer opnieuw werden herhaald, geen zonde overwinnen of mensen volmaakt maken (Hebr. 7:11, 19, 27; 10:1-4, 11). Hierdoor wordt aangetoond dat er een nieuw verbond nodig was, alsook een nieuw slachtoffer en een nieuwe hogepriester. — Jer. 31:31-34.
16. Hoe overtreft Jezus als priester de Israëlitische priesters?
16 Wij hebben zo’n hogepriester in Christus. Aangezien Jezus werd afgeschaduwd door Melchizédek, wiens geslachtslijn niet in de bijbel wordt verschaft, is hij niet als gevolg van natuurlijke afstamming van Levi of Aäron priester geworden. God heeft hem rechtstreeks aangesteld (Hebr. 7:1-3, 15-17; 5:5, 6). Indien God Jezus aldus als hogepriester goedkeurt, dan kunnen wij toch zeker volledig vertrouwen in hem stellen! Bovendien zal hij niet snel sterven en vervangen moeten worden, zoals het geval was met de priesters onder de Wet. Hij kon een afdoend slachtoffer brengen, zijn eigen lichaam; het was volmaakt en het slachtoffer zou nooit herhaald behoeven te worden. Onze hogepriester Christus heeft de waarde van zijn levensbloed naar de hemel meegenomen en aan God aangeboden. Hij bevindt zich daar nog steeds en verricht er als priester dienst voor ons. — Hebr. 9:24-28; 10:12-18.
17. Op welke manieren worden wij geholpen doordat wij Jezus als hogepriester hebben?
17 Wij kunnen vertrouwen hebben in onze hogepriester nu wij de komende wereldrampspoed onder de ogen zien. In tegenstelling tot de slachtoffers die onder de Wet werden gebracht, kan Christus’ volmaakte slachtoffer onze zonden volledig bedekken. Bovendien kan het „ons geweten reinigen van dode werken [zowel vroegere slechte bezigheden als eventuele persoonlijke pogingen tot zelfrechtvaardiging voor het aangezicht van God], opdat wij heilige dienst voor de levende God kunnen verrichten” (Hebr. 9:14; 10:1-4). Wij moeten toegeven dat wanneer wij in een moeilijke situatie verkeren en onder druk staan, een zuiver geweten voor het aangezicht van God oneindig waardevol is (Hebr. 10:19-22). Ook in andere opzichten kunnen wij er verrukt over zijn dat Jezus onze blijvende hogepriester in de hemel is.
18. Waarom was het, en is het, goed te weten dat onze hogepriester medegevoel bezit?
18 Het boek Hebreeën verzekert ons ervan dat Christus een priester is die medegevoel bezit. U kunt u voorstellen voor welke beslissingen en problemen de Hebreeuwse christenen in het patriottische milieu van Jeruzalem stonden toen zij voorbereidingen troffen voor hun vlucht, waarbij zij hun huis, familieleden en werk moesten achterlaten. Toch stonden zij niet helemaal alleen. Paulus schreef: „Wij hebben als hogepriester niet iemand die geen medegevoel kan hebben met onze zwakheden, maar iemand die in alle opzichten evenals wij beproefd is, maar zonder zonde.” Wat moet dat vertroostend zijn geweest voor hen, en dit dient in de slotfase van dit samenstel van dingen ook voor ons zo te zijn! Met zo’n medegevoel bezittende hogepriester ’kunnen wij barmhartigheid verkrijgen en onverdiende goedheid vinden tot hulp op de juiste tijd’ (Hebr. 4:15, 16). Hij is in staat, ongeacht welke beproeving zich voordoet, „degenen die op de proef worden gesteld, te hulp [te] komen”. — Hebr. 2:17, 18.
De Volmaker van ons geloof
19, 20. Hoe is Jezus de „Volmaker van ons geloof”?
19 Wanneer wij ’Jezus beschouwen’, is vooral ons geloof hierbij betrokken. Na melding gemaakt te hebben van „de zonde die ons gemakkelijk verstrikt” — gebrek aan geloof — zegt Paulus dat wij „oplettend het oog gericht [moeten] houden op de Voornaamste Bewerker en Volmaker van ons geloof, Jezus” (Hebr. 12:1, 2). Waarom is dat van het grootste belang gedurende het besluit van het huidige samenstel van dingen?
20 Vanaf de eerste profetie in Genesis 3:15 vestigt de bijbel de aandacht op de Christus. Hij is de centrale figuur naar wie wordt verwezen door veel van wat in de bijbel is voorzegd en afgebeeld. Veel van de in het boek Hebreeën genoemde kenmerken van de Mozaïsche wet waren „een schaduw . . . van de toekomstige goede dingen” (Hebr. 9:23; 10:1). Maar „de werkelijkheid behoort de Christus toe” (Kol. 2:17). Ja, door Jezus’ geboorte, aardse bediening, offerandelijke dood, opstanding en priesterdienst in de hemel worden alle profetieën, voorafbeeldingen en afschaduwingen betreffende deze dingen voltooid of tot volmaaktheid gebracht.
21. In welke extra betekenis is Jezus thans de „Volmaker van ons geloof”?
21 Hoewel Paulus Christus als de „Volmaker van ons geloof” kon erkennen, hebben wij hier thans extra redenen voor. Wij zien de vervulling in het groot van Jezus’ woorden over het ’teken van zijn tegenwoordigheid en het besluit van het samenstel van dingen’ (Matth. 24:3). Ons geloof heeft derhalve een deugdelijker basis. Bovendien is redding tot leven op „de toekomende bewoonde aarde” ook zoveel dichterbij dan in Paulus’ dagen. Laten wij er derhalve mee voortgaan Jezus, de Volmaker van ons geloof, te beschouwen, in het vertrouwen dat God „de beloner wordt van wie hem ernstig [in geloof] zoeken” (Hebr. 2:5; 11:6). Zoals in het volgende artikel zal worden aangetoond, kan het boek Hebreeën ons helpen het noodzakelijke geloof en de christelijke kijk te hebben waardoor wij ervoor in aanmerking komen de schitterende beloning te ontvangen.
[Voetnoten]
a Zie „Vragen van lezers”, blz. 31.
b Paulus gebruikte het Griekse woord proskuneoo, dat volgens het Beknopt Grieks-Nederlands woordenboek (Uitg. Wolters) de gedachte inhoudt van „vereren, aanbidden, huldigen . . ., spec. v.h. Oosterse gebaar, dat men zich voor iemd op de knieën werpt en knie of voeten of de zoom van zijn kleed ’kust’” (1 Sam. 24:8; 2 Kon. 2:15). Het kan ook „aanbidden” betekenen, zoals blijkt uit de vertolking van Hebreeën 1:6 in sommige bijbelvertalingen. Als dat hier de juiste gedachte is, heeft het woord klaarblijkelijk betrekking op een relatieve aanbidding, een aanbidding van Jehovah God die door bemiddeling van zijn verheerlijkte Zoon wordt geschonken. — Vergelijk Openbaring 14:7; De Wachttoren van 15 febr. ’71, blz. 126, 127.
Kunt u het volgende uitleggen?
□ Hoe komt onze situatie overeen met die van de christenen aan wie het boek Hebreeën werd geschreven?
□ Waarom moeten wij een evenwichtige kijk hebben op Jezus en aandacht schenken aan zijn woorden?
□ Waarom wordt er in Hebreeën veel gezegd over slachtoffers en priesters?
□ Hoe denkt u over Jezus als Hogepriester en Volmaker van ons geloof?
[Kader op blz. 18]
HULDE of AANBIDDING
In Hebreeën 1:6 kan het Griekse woord proskuneoo het volgende betekenen:
1. Eerbiedige hulde brengen, zoals ’zich neerbuigen’ voor Jezus als degene die door Jehovah God is geëerd en verheerlijkt
2. Jehovah God aanbidden via of door bemiddeling van zijn belangrijkste vertegenwoordiger, zijn Zoon Jezus
[Illustraties op blz. 19]
Jezus offerde een slachtoffer van blijvender waarde dan die welke door de priesters in de tempel werden geofferd