Katholieke priester eist arrestatie van Jehovah’s getuigen
DE ZEKERSTE manier om zich tijdens de Spaanse inquisitie van een vijand te ontdoen, was, hem bij de autoriteiten als ketter aan te klagen. Hierdoor moesten vele Spanjaarden gevangenisstraf, martelingen en de dood ondergaan. Er leven op het ogenblik nakomelingen van het „Heilig Officie” in Spanje, die graag zouden zien dat soortgelijke aanklachten tegen Jehovah’s getuigen zouden worden ingebracht. In feite zijn reeds op aandringen van katholieke priesters Spaanse getuigen van Jehovah gearresteerd, beboet en gevangen genomen, waar in vorige uitgaven van Ontwaakt! op is gewezen. Thans is verder bewijsmateriaal voor deze door priesters in het leven geroepen vervolging aan het licht gekomen.
Het katholieke tijdschrift Juventud Misionera is een officieel orgaan van de religieuze orde van San Francisco de Sales. In uitgave nr. 124 staat een vijf bladzijden tellend artikel tegen Jehovah’s getuigen. De schrijver is de katholieke priester J. A. Rico, S.D.B., professor in de theologie aan het Salesiaans College te Salamanca in Spanje. Volkomen in overeenstemming met de geest der inquisitie adviseert deze priester zijn katholieke lezers: „Smeek Maria, de Helpster van christenen, de overwinnares van alle ketterijen, voortdurend vurig dat Zij een eind maakt aan de vooruitgang van deze vijanden van God.” Rico eiste het volgende van zijn lezers, indien Jehovah’s getuigen tot hen zouden prediken: „Dien vanwege hun proselietenmakerij een aanklacht bij de politie in. Artikel 6 van de Fuero de los Españoles [Grondwet] ondersteunt u.”
EEN CHRISTELIJKE RAAD?
Er zijn beslist vele oprechte katholieken in Spanje en elders die de raad van deze priester uitermate onchristelijk zullen vinden. Hij stelt de Katholieke Kerk in de gevaarlijke positie om in plaats van de vervolgde, de vervolgster te zijn van christelijke mannen en vrouwen. Jezus adviseerde zijn volgelingen om hun vijanden lief te hebben, niet om hen ’te laten arresteren’. Jezus zei niet dat ware christenen degenen zouden zijn die anderen bij de autoriteiten zouden aanklagen, maar dat het volgende met hen zou geschieden: „Zie, Ik zend u als schapen midden onder wolven; weest dan voorzichtig als slangen en argeloos als duiven. Maar wacht u voor de mensen; want zij zullen u overleveren aan de gerechtshoven en zij zullen u geselen in hun synagogen; gij zult ook geleid worden voor stadhouders en koningen om Mijnentwil, tot een getuigenis voor hen en voor de volken” (Matth. 10:16-18). Adviseert deze priester katholieken om de rol van „wolven” of die van „schapen” te spelen?
Het is opmerkelijk hoe deze raad lijkt op de ervaring van de apostel Paulus, die op soortgelijke wijze 1900 jaar geleden werd aangeklaagd. Het verslag in Handelingen 18:12, 13 luidt als volgt: „Toen nu Gállio proconsul van Acháje was, stonden de joden als één man tegen Paulus op en voerden hem naar de rechterstoel en zeiden: ’In strijd met de wet brengt deze persoon de mensen tot een andere overtuiging in verband met het aanbidden van God’” (NW). Priester Rico beweert tegenover zijn lezers eveneens dat de Spaanse wet het aanklagen van Jehovah’s getuigen ondersteunt. Daar Christus zelf van wetsovertreding werd beschuldigd, zijn Jehovah’s getuigen hier niet verbaasd over. Oprechte katholieken moeten er echter verbaasd over staan, dat het hun kerk is die zich van dezelfde methoden bedient als degenen die de vroege christenen vervolgden. Dit is evenwel niet de enige verklaring van deze katholieke priester die oprechte katholieken dient te schokken.
EEN OPPERVLAKKIGE KENNIS?
Zijn artikel vervolgt: „Ik begrijp dat u er niet op bent voorbereid om met de bijbel in de hand een gesprek met Jehovah’s getuigen te voeren.” Deze raad is gelijkluidend aan die welke alle mensen in Palma de Mallorca in een blaadje ontvingen, en waarin katholieken werd gezegd niet met Jehovah’s getuigen van gedachten te wisselen. In het katholieke weekblad America van 24 juni 1961 werd iets dergelijks geadviseerd. Kwijten christenen zich op déze wijze van hun taak om hun licht te laten schijnen? Was het niet de apostel Petrus die in 1 Petrus 3:15 zei: „Heiligt Christus, den Heer, in uw harten; weest altijd tot verantwoording bereid aan iedereen, die u rekenschap vraagt van de hoop, die in u leeft”? — PC.
Het artikel in Juventud Misionera verklaart niet waarom katholieken niet in staat zijn hun geloof met Jehovah’s getuigen te bespreken. In plaats daarvan valt de schrijver de Getuigen als oppervlakkige onderzoekers van de Heilige Schrift aan: „Geloof niet dat zij een grondige studie van de bijbel hebben gemaakt; neen. Zij komen alleen maar wekelijks bijeen en lezen samen de teksten uit de Heilige Schrift, die hun in hun tijdschrift De Wachttoren onder de aandacht worden gebracht. Daar zijn zij tevreden mee. Dat is voldoende om een grondige kennis van de bijbel voor te wenden.”
Mensen die de bekwaamheid bezitten om met Jehovah’s getuigen over hun geloof te spreken, zijn zich er van bewust dat de Getuigen heel wat van de bijbel weten. Velen hebben hen vergezeld naar hun vijf gemeentevergaderingen per week en hebben opgemerkt dat zij bijbelse profetieën, christelijke leerstellingen, bijbelse beginselen en vele aanverwante onderwerpen tot in de kleinste details bestuderen. In werkelijkheid gelooft de raadgever in Juventud Misionera echter niet dat Jehovah’s getuigen oppervlakkige onderzoekers van de bijbel zijn, want hij geeft hiervan blijk door zijn lezers vervolgens aan te raden: „Argumenteer niet met een getuige van Jehovah. Uw gebrek aan bijbelse ontwikkeling kan twijfel in u doen opkomen en u bent er niet op voorbereid om deze uit uw geest te bannen; en met sluwe bedriegerij zullen zij u in hun netten verstrikken.” Hiermee geeft hij duidelijk te kennen dat het gebrek aan bijbelkennis niet bij de Getuigen moet worden gezocht. Is het evenwel de gewoonte van Jehovah’s getuigen om bij het bespreken van bijbelse onderwerpen „sluwe bedriegerij” te gebruiken? Zou José Rico liever hebben dat de Getuigen de mensen zonder verder commentaar alleen maar de bijbel zouden voorlezen? In hoeverre is deze priester bereid om zijn parochianen de volgende schriftuurplaatsen met de katholieke leer te laten vergelijken?
KIJK HET NA IN UW BIJBEL
In Matthéüs 23:9 zei Jezus bijvoorbeeld: „Noemt ook niemand op aarde uw vader; want één is uw Vader, die in de hemelen is” (PC). De omringende teksten tonen dat Jezus andere religieuze titels, zoals „rabbi”, veroordeelde. Vergelijk deze instructie van de Heer eens met de katholieke gewoonte om priesters met de titel van „Vader” aan te spreken. Er is geen bedriegerij voor nodig om oprechte mensen ervan te overtuigen dat deze katholieke gewoonte op een dwaling berust.
Zo vereist het ook geen sluwheid om de katholieke gewoonte van het celibaat en het verbod om op bepaalde dagen vlees te eten, met zulke bijbelse verklaringen te vergelijken als: „Toch zegt de Geest uitdrukkelijk, dat in de laatste tijden sommigen zullen afvallen van het geloof, en aan dwaalgeesten en duivelse leringen gehoor zullen geven, door de huichelarij van leugenaars, die hun eigen geweten hebben toegeschroeid. Lieden, die verbieden te trouwen, en spijzen [vleessoorten, Catholic Douay Version] te gebruiken, welke God heeft geschapen, om met dankzegging te worden genuttigd door hen, die geloven en de waarheid hebben erkend.” „De bisschop nu moet van onbesproken gedrag zijn, de man van één vrouw.” — 1 Tim. 4:1-3, PC; 3:2, KB.
Er is geen speciale ontwikkeling voor nodig om te constateren dat de gewoonte om bij de aanbidding beelden te gebruiken, niet in overeenstemming is met de geïnspireerde waarschuwing van Paulus: „Daarom, mijn geliefden, vlucht weg van de afgodendienst” (1 Kor. 10:14, KB). Ook komt het gebruik van beelden niet overeen met de woorden van de apostel Johannes in 1 Johannes 5:21: „Kinderkens, wacht u voor de afgoden!” (Catholic Douay Version). Zou het niet liefdevol en schriftuurlijk van katholieke priesters zijn om hun kudden ervoor te waarschuwen dat de bijbel zegt dat „afgodendienaars” Gods koninkrijk niet zullen beërven? — 1 Kor. 6:9; Openb. 22:15, PC.
Welke list is erbij betrokken wanneer men de katholieke leerstelling van de Drieëenheid (welke zegt dat God en Christus aan elkaar gelijk zijn) vergelijkt met Jezus’ leer: „De Vader is groter dan Ik”? (Joh. 14:28, PC). Hoe duidelijk wordt Jezus’ verklaring door die van de apostel Paulus in 1 Korinthiërs 11:3: „Het hoofd van Christus is God” (PC) bevestigd. De bijbel laat er geen twijfel over bestaan, dat Christus aan God onderworpen en niet gelijk aan hem is. — 1 Kor. 15:28, PC.
Iemand die de bijbel bij Ezechiël 18:4 (Belg. PB) en Matthéüs 10:28 (PB; lees de gehéle tekst en niet slechts de eerste helft, zoals deze priester doet) opslaat, zal bemerken dat de menselijke ziel, ongeacht de katholieke leer dienaangaande, sterft en wordt vernietigd. Paulus vertelt ons dat zelfs in zijn tijd buiten God alleen Christus onsterfelijkheid bezat (1 Tim. 6:16, PC). Daarom kunnen alle mensen door hun menselijke natuur geen bezitters van een „onsterfelijke ziel” zijn. Het gemis van onsterfelijkheid brengt christenen die hemels leven trachten te verkrijgen, ertoe om dit te zoeken. Is er voor deze conclusie enige bedriegerij nodig? — Rom. 2:7, PC.
Katholieke theologen kunnen wel leren dat God het vleselijke lichaam van Jezus’ moeder in de hemel opnam, maar zij behoeven niet te verwachten dat de mensen de nadrukkelijke verklaring in de bijbel dat ’vlees en bloed niet in staat zijn het Godsrijk te beërven’, zullen negeren (1 Kor. 15:50, KB). Laten priesters voorts indien zij dit zo graag willen, maar geloven dat zij Christus dagelijks bij het celebreren van de mis offeren. Maar dan moeten zij ook niet beweren dat het „bedriegerij” is om de bijbel te nemen en Paulus’ woorden te lezen: „Want Christus is niet een heiligdom binnengegaan dat met handen gemaakt is en het waarachtige heiligdom slechts afbeeldt, maar de hemel zelf, om thans ten behoeve van ons op te treden voor Gods aanschijn. Ook hoeft Hij het offer van zichzelf niet steeds te herhalen, terwijl de hogepriester ieder jaar het heiligdom binnengaat, en wel met bloed dat het zijne niet is. Anders zou Hij van de grondvesting der wereld af dikwijls hebben moeten lijden; in werkelijkheid is Hij slechts eenmaal, in de volheid der tijden verschenen om door zijn offer de zonden te delgen.” — Hebr. 9:24-26, SW.
WIENS VOLGELING?
Uit deze schriftuurplaatsen blijkt duidelijk waarom katholieke priesters katholieken zeggen niet met Jehovah’s getuigen over de bijbel te spreken, maar ’vanwege hun proselietenmakerij een aanklacht bij de politie in te dienen’. Priesters die, zoals zij zelf toegeven, de sleutel tot bijbelkennis van de mensen hebben weggenomen, hebben veel te verliezen wanneer zij een vrije bespreking van de Heilige Schrift toestaan, precies zoals de joodse „overpriesters” veel hadden te verliezen door Jezus’ getuigeniswerk.
Indien u Matthéüs 26:46-50 in uw katholieke bijbel opzoekt, zult u zien dat Judas Iskáriot op verzoek van deze zelfde priesters Christus verraadde. Pas er daarom voor op, dat mannen die in deze tijd een soortgelijk ambt bekleden, u niet op Judas’ pad, in plaats van in Christus’ voetstappen leiden. Het is niet zo dat Jehovah’s getuigen niet bereid zouden zijn om ter wille van het goede nieuws hun vrijheid te verliezen, maar zou u vanwege de een of andere slechte raad het eeuwige leven willen verliezen?